Exporteren naar de eurozone; wat karakteriseert deze bedrijven en hun export?
Nederland maakt sinds de oprichting deel uit van de eurozone. Uit eerdere hoofdstukken in deze Internationaliseringsmonitor blijkt dat de Nederlandse goederenexport naar de eurozone, sinds de introductie van de euro, aanzienlijk is gegroeid. In dit hoofdstuk wordt onderzocht of dat ook geldt voor de Nederlandse bedrijvenpopulatie met goederenexport naar eurozonelanden. Om hoeveel bedrijven gaat het en hoe ontwikkelen deze aantallen zich? Hoe ontwikkelde hun exportwaarde zich en hoe verhoudt zich dit tot andere gebieden zoals de EU (zonder euro), overig Europa, Amerika of Azië? Daarnaast onderzoeken we de ontwikkeling van de exportwaarde van het zelfstandig mkb naar de eurozone en volgen we de ontwikkelingen voor ieder eurozoneland individueel. Met welke eurozonelanden handelt het zelfstandig mkb het meest? Hoe ontwikkelde de export zich langs de intensieve en extensieve marges voor individuele eurozonelanden? En hoe ontwikkelde de export zich voor startende exporteurs in de loop der tijd?
5.1Inleiding
De voorgaande hoofdstukken hebben een aantal opvallende trends laten zien in de Nederlandse handelsrelatie met de eurozone. Zo blijkt enerzijds dat de goederenexport naar de landen van de eurozone is gegroeid sinds de introductie van de fysieke euro in 2002. Anderzijds werd ook duidelijk dat de Nederlandse exportwaarde naar landen buiten de eurozone (zowel die binnen als buiten de EU) na de oprichting van de economische en monetaire unie (EMU) harder groeide dan de export naar de landen die de euro hadden geïntroduceerd. Met name sinds het uitbreken van de kredietcrisis (circa 2008) was dit het geval. In 2019, vlak voor de coronacrisis, was de Nederlandse exportwaarde naar niet-eurolanden 2,7 keer groter dan in 2002, terwijl de export naar eurolanden net niet was verdubbeld. Deze ontwikkeling heeft natuurlijk vele onderliggende oorzaken. Zo zette de kredietcrisis en de daaropvolgende eurocrisis een langdurige rem op de economische groei in de eurozone (Lukkezen & Kool, 2015). De economische groei in landen als China, Zuid-Korea en de Verenigde Staten was in die tijd veel groter dan in Europa (Arias & Wen, 2015). De vraag naar onder andere Nederlandse producten vanuit deze gebieden groeide de afgelopen decennia sterker dan die vanuit onze eurozone-partners.
Populatie internationale handelaren scheef verdeeld
Uit empirisch (academisch) onderzoek komt ondubbelzinnig naar voren dat er een sterke relatie ligt tussen internationaal handelen en de grootte van een bedrijf. Grote bedrijven zijn in de regel gemiddeld productiever dan kleine bedrijven (OESO, 2013) en productieve bedrijven zijn vaker internationaal actief dan minder productieve bedrijven (zie Wagner, 2005 voor een literatuuroverzicht). Hoe productiever een bedrijf is, hoe meer het in staat is de toetredingskosten tot exportmarkten te dragen (Alvarez, 2007). Toch kunnen niet alle bedrijven de stap over de grens zetten. Slechts de meest productieve bedrijven kunnen zich de initiële kosten veroorloven die het betreden van buitenlandse markten met zich mee brengt. Dit genereert een patroon van productivity sorting, waarbij de meest productieve bedrijven exporteren en de minder productieve bedrijven zich beperken tot de binnenlandse markt (Melitz, 2003).
Afstand – in de vorm van transport- en transactiekosten maar ook risico en onzekerheid – speelt een remmende rol in de exportmogelijkheden van bedrijven (Berthou & Fontangné, 2008). Hoe verder weg de te bedienen markt, hoe vaker deze kosten en risico’s alleen door de meest productieve (grote) bedrijven gedragen worden. Nederlandse bedrijven vormen hierop geen uitzondering. Het zelfstandig mkbnoot1 start én blijft vaker dicht bij huis daar waar het gaat om internationale handel. Zelfstandig mkb’ers zijn groot in aantal, maar betrekkelijk klein in gemiddelde exportwaarde, het aantal markten dat ze bedienen, en kennen veel dynamiek (Jaarsma & Rooyakkers, 2021; Creemers et al., 2021). Het grootste deel van de Nederlandse exportwaarde komt daarmee voor rekening van grote bedrijven.
EU en eurozone
Internationaal handelen met landen binnen de Europese Unie is sinds de inwerkingtreding van de Single Market enorm vereenvoudigd. Binnen de EU is er sprake van vrij verkeer van goederen en hoeft er over de export van goederen geen btw- of douanerechten te worden betaald. Ook zijn er binnen de EU uniforme standaarden bijvoorbeeld met betrekking tot productveiligheid, productievoorschriften of gezondheid. Deze eenwording en integratie heeft het goederenverkeer tussen EU-landen sterk gestimuleerd, zoals bleek uit de voorgaande hoofdstukken. Handelen binnen de eurozone heeft daarbij nog als aanvullend voordeel dat er geen onzekerheid meer is over wisselkoersen, geen kosten zijn om valuta om te wisselen en er grotere prijstransparantie tussen landen en aanbieders is (Berthou & Fontagné, 2008). Maar had de introductie van de euro – naast een stimulans in de handel tussen eurozonelanden – ook een positief effect op microniveau, ofwel op het niveau van de handelaar? Baldwin & Taglioni (2004) laten zien dat een afname in de onzekerheid rondom wisselkoersen samengaat met een groei van zowel het exportvolume van bestaande exporteurs (intensieve marge) als het aantal bedrijven dat toetreedt tot de internationale markt (extensieve marge). De afname van onzekerheid en risico stelt vooral kleinere bedrijven in staat om toe te treden. Berthou en Fontagné (2008) laten zien dat de euro voor Franse bedrijven een positief effect heeft op de extensieve marge, maar niet op de intensieve marge (waarbij de extensieve marge gedefinieerd is als groei in aantal producten/variëteiten, niet zozeer door toetreding). Of zoals Esteve-Pérez et al. (2011) het formuleren, het nadeel dat kleine bedrijven hebben om in Europese markten te handelen is door de introductie van de euro een stuk kleiner geworden.
In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoe de populatie van Nederlandse bedrijven met goederenexport naar de eurozone eruit ziet. Komt deze sterk overeen met de groep bedrijven die naar de EU exporteert, in samenstelling en exportwaarde of zijn hier opvallende verschillen? Concreet staan de volgende onderzoeksvragen centraal:
- Hoe ziet de bedrijvenpopulatie met goederenexport naar de eurozone eruit? Om hoeveel bedrijven gaat het, hoeveel exportwaarde vertegenwoordigen zij en hoe verhoudt zich dit tot andere gebieden als de EU, overig Europa, Amerika of Azië?
- Welk aandeel vormt het zelfstandig mkb in deze populatie en exportwaarde naar de eurozone? Hoe ontwikkelt dit zich over tijd?
- Met welke landen van de eurozone handelt het zelfstandig mkb het meest?
- Vond er groei in de export naar de eurozone plaats langs de intensieve marge en/of de extensieve marge? En hoe zit dit voor individuele eurozonelanden? Groeide de export van het zelfstandig mkb langs één of beide marges, en hoe zit dit voor het grootbedrijf?
- Hoeveel bedrijven startten met export naar de eurozone en wat kenmerkt deze bedrijven? Hoe verging het deze startende exporteurs in de loop der tijd?
Leeswijzer
Paragraaf 5.2 gaat in op de ontwikkelingen van de goederenhandel van Nederlandse bedrijven met landen binnen en buiten de eurozone, voor de periode 2016–2021. We tonen onder andere analyses over de totale aantallen exporteurs en hoeveel van deze populatie exporteert binnen en buiten de eurozone. Vervolgens treden we verder in detail door middel van de kwantificering van de ontwikkeling van de exportwaarde en het aantal bedrijven dat naar specifieke landen en gebieden exporteert binnen en buiten de eurozone. Daarnaast gaan we ook dieper in op bedrijfskenmerken zoals economische activiteit (SBI) en bedrijfsgrootte. Daarbij vergelijken we de ontwikkelingen in de export naar nieuw toegetreden eurozonelanden met die naar de oorspronkelijke EMU-landen. In paragraaf 5.3 tonen we de exportrelatie met de verschillende eurozonelanden in meer detail, en gaan we dieper in op de extensieve en intensieve handelsmarges van ieder individueel EMU-land, en tonen we verdere uitsplitsingen voor het zelfstandig mkb en het Nederlandse grootbedrijf. Paragraaf 5.4 gaat vervolgens in op een specifieke groep bedrijven met export naar de eurozone, namelijk een groep bedrijven die daar onlangs (in 2016) mee is gestart. Welke exportmarkten bedienen deze starters, welk deel exporteert vijf jaar later nog steeds en welk groeipad volgden zij? Vervolgens vatten we de in dit hoofdstuk beschreven resultaten samen en volgt er een paragraaf met de beschrijving van de gebruikte data en methoden.
5.2Kenmerken van export naar de eurozone
In deze paragraaf staat centraal hoe de populatie van bedrijvennoot2 met goederenexport is opgebouwd, in termen van grootte, economische activiteit (SBI) en afzetmarkt. Ondanks dat veel bedrijven slechts naar één land exporteren, heeft een aanzienlijk gedeelte export naar meerdere exportpartners. Dat houdt in dat onderstaande cijfers over het aantal exporteurs naar land of gebied logischerwijs niet optellen tot het totaal aantal goederenexporteurs.
Export naar de eurozone is in dit hoofdstuk eenduidig aangezien de microdata pas vanaf verslagjaar 2016 beschikbaar is. Sinds 2015 bestaat de eurozone uit negentien landen waarvan Letland (in 2014) en Litouwen (in 2015) het laatst zijn toegetreden. De cijfers over de export naar de eurozone worden in deze paragraaf in perspectief gezet door ze te vergelijken met export naar andere grote handelsblokken als Amerika (Noord én Zuid), Azië en Afrika, alsook naar de EU-landen zonder euro (Denemarken, Bulgarije, Hongarije, Kroatië, Polen, Roemenië, Tsjechië, Zweden en tot en met 2020 het Verenigd Koninkrijk) en overig Europa (Albanië, Andorra, Bosnië-Herzegovina, Faeröer, Gibraltar, IJsland, Kosovo, Liechtenstein, Macedonië, Moldavië, Montenegro, Noorwegen, Oekraïne, Rusland, San Marino, Servië, Turkije, Vaticaanstad, Wit-Rusland en Zwitserland). Op 31 januari 2020 heeft het VK de Europese Unie verlaten door middel van de Brexit. In deze analyses wordt het VK voor het gemak voor heel 2020 als overig Europa gerekend.
Driekwart goederenexporteurs heeft export naar eurozone
Nederland telde in 2016 ruim 102 duizend bedrijven met goederenexport, zie figuur 5.2.1. Hiervan had afgerond 80 procent, ofwel ruim 81 duizend bedrijven export naar de eurozone. In de jaren daarna steeg het aantal exporteurs, evenals het aantal exporteurs naar de eurozone, en bereikte in 2019 een piek. In dat jaar waren er bijna 120 duizend goederenexporteurs waarvan ruim 91 duizend met export naar de eurozone. Het eerste coronajaar leidde tot een krimp in het aantal exporteurs van ruim 7 duizend (–6 procent). Dit gold met name voor bedrijven met export naar niet-eurozonelanden. Het aantal bedrijven met export naar de eurozone daalde namelijk met circa 3 procent. Het aantal bedrijven met export naar Amerika en Azië daalde in 2020 in beide gevallen met 9 procent en naar Afrika met 11 procent.
Totaal | Eurozone | |
---|---|---|
2016 | 102,29 | 81,355 |
2017 | 106,39 | 84,23 |
2018 | 110,65 | 85,515 |
2019* | 119,785 | 91,41 |
2020* | 112,455 | 88,605 |
2021* | 122,26 | 91,85 |
Groei exporteurs in 2021
In 2021 trad herstel op voor de populatie goederenexporteurs. Ten opzichte van 2020 nam het totaal aantal goederenexporteurs met 9,8 duizend toe, zoals blijkt uit tabel 5.2.2. Veel van deze nieuwe goederenexporteurs hadden export naar de eurozone, maar ook het aantal exporteurs met export naar Amerika (+3 procent) groeide stevig. Opvallend is de lichte afname onder bedrijven met export naar Azië in 2021, en de beperkte groei in het aantal exporteurs naar Azië tussen 2016 en 2019. Ten opzichte van 2016 is het aantal bedrijven met export naar Afrika sinds het uitbreken van de coronacrisis kleiner. Omdat het Verenigd Koninkrijk in 2020 de Europese Unie verliet, daalt het aantal bedrijven met export naar EU-landen zonder euro in 2020 fors, en groeide het aantal exporteurs naar overig Europa. In 2021 groeide het aantal bedrijven met export naar EU-landen zonder euro weer, terwijl het aantal exporteurs naar overig Europa fors daalde. Deze daling vond met name plaats onder bedrijven met veel wederuitvoer van goederen naar het VK.
2016 | 2017 | 2018 | 2019* | 2020* | 2021* | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 102 290 | 106 390 | 110 650 | 119 785 | 112 455 | 122 260 |
waaronder | ||||||
EMU | 81 355 | 84 230 | 85 515 | 91 410 | 88 605 | 91 850 |
EU, zonder euro | 35 570 | 36 675 | 37 450 | 40 280 | 31 135 | 32 385 |
Europa, niet-EU | 16 495 | 17 095 | 17 775 | 18 065 | 30 460 | 24 560 |
Amerika | 13 605 | 15 580 | 15 890 | 15 970 | 14 600 | 15 065 |
Azië | 13 570 | 14 680 | 14 960 | 15 250 | 13 815 | 13 770 |
Afrika | 6 970 | 7 115 | 7 165 | 7 440 | 6 595 | 6 750 |
Australië en Oceanië | 4 190 | 4 640 | 4 900 | 4 850 | 4 800 | 4 975 |
Wanneer er verder ingezoomd wordt op de bedrijven met export naar de eurozone, blijkt dat de meerderheid van deze bedrijven tot het zelfstandig mkb behoort. In 2016 behoorde 91 procent van de exporteurs met export naar de eurozone tot het zelfstandig mkb, en in 2021 was dit aandeel zelfs 92 procent. De groei in het aantal kleine, zelfstandige mkb bedrijven met export naar de eurozone was groter dan voor het grootbedrijf.
Grootbedrijf | Zelfstandig mkb | Totaal | |
---|---|---|---|
2016 | 7 265 | 74 090 | 81 355 |
2017 | 7 575 | 76 655 | 84 230 |
2018 | 7 720 | 77 795 | 85 515 |
2019* | 7 765 | 83 645 | 91 410 |
2020* | 7 320 | 81 290 | 88 605 |
2021* | 7 270 | 84 580 | 91 850 |
Circa 55 procent exportwaarde ging naar eurozone in 2016
Figuur 5.2.4 laat de samenstelling en ontwikkeling van de exportwaarde door in Nederland gevestigde bedrijven zien. In 2016 ging 55 procent van de exportwaarde naar landen in de eurozone, 17 procent naar EU-landen zonder euro. Dit kwam neer op respectievelijk 168 en 53 miljard euro. Het aandeel van de EMU in de Nederlandse export was in 2021 2 procentpunt lager, vooral omdat de exportwaarde naar andere landen buiten de eurozone en EU harder groeide. Met name de exportwaarde naar Azië (+58 procent) en Amerika (+55 procent) groeide ten opzichte van 2016 fors, maar ook de veel kleinere exportstromen Afrika (+69 procent) en Australië en Oceanië (+84 procent) namen sterker toe dan gemiddeld. Omdat het VK verschoven is van EU zonder euro naar Overig Europa vond er in 2020 een trendbreuk plaats. Samengeteld is het aandeel van beide gebieden in de Nederlandse exportwaarde ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van 2016. Met andere woorden, er ging in 2021 relatief gezien vrijwel evenveel export naar EU-landen zonder euro en Overig Europa als in 2016.
Sterkste groei in export naar Azië in 2021
Opnieuw is in 2020 een duidelijke teruggang te zien in de exportwaarde naar alle gebieden, onder invloed van de coronacrisis en lagere exportprijzen. In 2021 herstelde de export van in Nederland gevestigde bedrijven en er werd naar alle gebieden meer geëxporteerd. Dit herstel was vrij evenwichtig; van de grotere exportbestemmingen springt geen enkel gebied er noemenswaardig bovenuit. De export naar Afrika herstelde zich procentueel het sterkst. Vergeleken met 2019, het pre-coronajaar, is met name de export naar Azië sterk gegroeid (China, Zuid-Korea, Taiwan). Daarmee ging in 2021 nog maar 53 procent van de exportwaarde naar de eurozone, en groeide het aandeel van Azië en Amerika naar respectievelijk 12 en 9 procent. Deze trends kwamen ook al naar voren in hoofdstuk 2, waar naar de totale Nederlandse goederenhandel werd gekeken.
Jaar | EMU | Azië | Europa, niet-EU | Amerika | EU, zonder euro | Afrika | Niet toegewezen | Australië en Oceanië |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2016 | 167,9 | 32,7 | 14,3 | 23,7 | 53,2 | 8 | 3,2 | 2 |
2017 | 181,7 | 37,9 | 16,5 | 24,2 | 54,6 | 8,4 | 4,7 | 2,4 |
2018 | 188,3 | 40,2 | 16,3 | 28,4 | 55,4 | 9,9 | 5,4 | 2,7 |
2019* | 191,7 | 41,9 | 18,4 | 31,6 | 56,7 | 10,1 | 5,4 | 2,7 |
2020* | 180,9 | 42,8 | 42,3 | 30,2 | 29,3 | 8,8 | 5,1 | 2,9 |
2021* | 223,4 | 51,7 | 51,3 | 36,8 | 36 | 13,5 | 8,3 | 3,7 |
Figuur 5.2.5 laat een opvallende ontwikkeling zien. Daar waar de totale exportwaarde – en die naar eurozonelanden – gestaag groeide tot 2019, zoals bleek uit figuur 5.2.4, vertoont de mediane exportwaarde een minder stabiel patroon. De totale exportwaarde van de doorsnee exporteur nam af ten opzichte van 2016, met een flinke opleving in 2020, om daarna weer fors te dalen. Deze daling van de mediane exportwaarde lijkt te duiden op een groeiend belang/aandeel van vooral kleinere exporteurs in de exportpopulatie. Het jaar 2020 is daarop een uitzondering; het aantal (met name kleine) exporteurs nam sterker af dan de totale exportwaarde wat een stijging van de mediaan tot gevolg had. Ondanks uitdagingen zoals logistieke belemmeringen, tekorten aan chips en prijsstijgingen van vele grondstoffen en energie kende de wereldhandel – en de Nederlandse handel – een sterke opleving in 2021. Met name de export van machines en apparaten (+13 procent), vervoermaterieel (+16 procent) en chemische producten (+24 procent) groeide stevig. De uitvoerwaarde van minerale brandstoffen was maar liefst bijna 62 procent groter dan in 2020, mede door de sterk hogere brandstofprijzen. Bedrijven met export naar eurozonelanden lieten min of meer hetzelfde patroon zien, zij het een stuk gematigder. De mediane exportwaarde van bedrijven met export naar de eurozone fluctueerde tussen 2016 en 2021 tussen +5 en –5 procent.
Jaar | Totaal | Eurozone |
---|---|---|
2016 | 100,0 | 100,0 |
2017 | 98,8 | 98,3 |
2018 | 95,4 | 102,5 |
2019* | 85,0 | 95,0 |
2020* | 96,0 | 104,6 |
2021* | 77,4 | 101,9 |
Circa 60 procent van exportwaarde zelfstandig mkb gaat naar eurozone
Ondanks dat de meeste bedrijven met export klein en zelfstandig zijn, komt het grootste gedeelte van de exportwaarde voor rekening van het grootbedrijf. Het zelfstandig mkb nam tussen 2016 en 2021 circa 16 procent van de exportwaarde van in Nederland gevestigde bedrijven voor haar rekening. Uit eerder onderzoek is bekend dat kleine exporteurs met name dichter bij huis handelen. Dat wil zeggen dat zelfstandig mkb exporteurs relatief vaker naar de eurozone en EU zullen exporteren terwijl het grootbedrijf relatief vaker naar Amerika en Azië exporteert. Gemiddeld 60 procent van de goederenexport van zelfstandig mkb bedrijven gaat naar de eurozone, en dat aandeel blijft tussen 2016 en 2021 aardig constant (zie figuur 5.2.6). EU-landen zonder euro (zoals het VK, Zweden en Denemarken) vormden een opvallend afnemend deel in het exportportfolio van zelfstandig mkb’ers, wat natuurlijk samenhangt met de Brexit.
Export grootbedrijf vaker naar landen buiten eurozone en EU
Grote bedrijven exporteerden naar verloop van tijd een steeds kleiner deel van hun exportpakket naar de eurozone (en overigens ook naar EU-lidstaten zonder euro). In 2016 ging nog 53 procent van de export van grote bedrijven naar de eurozone, in 2021 was dit krap 50 procent (zie figuur 5.2.6). In de afgelopen zes jaar hebben grote bedrijven een groter deel van hun pakket naar Azië, Amerika en Overig Europa, waaronder het VK, geëxporteerd.
Jaar | Grootbedrijf | Zelfstandig mkb |
---|---|---|
2016 | 53,1 | 60,6 |
2017 | 53,1 | 60,7 |
2018 | 52,5 | 59,9 |
2019* | 51 | 60,4 |
2020* | 49,9 | 60,8 |
2021* | 49,5 | 61,1 |
Figuur 5.2.7 laat zien dat het zelfstandig mkb bijna een derde van de export naar de eurozone voor haar rekening neemt. In 2021 werd van de ruim 223 miljard euro export naar de eurozone 31 procent geëxporteerd door het zelfstandig mkb. In 2016 was dit nog 28 procent. Ten opzichte van 2016 groeide de export door het zelfstandig mkb als groep dus relatief sterker dan het grootbedrijf.
Jaar | Grootbedrijf | Zelfstandig mkb |
---|---|---|
2016 | 120,1 | 47,8 |
2017 | 131,5 | 50,2 |
2018 | 137,7 | 50,6 |
2019* | 135,1 | 56,6 |
2020* | 123,6 | 57,3 |
2021* | 154,8 | 68,6 |
Aandeel industrie in export naar eurozone neemt af
Ruim 40 procent van de exportwaarde naar de eurozone komt voor rekening van bedrijven in de groothandel, zie figuur 5.2.8. Dat was in 2016 het geval, alsook in 2021. Na de groothandel is de industrie de grootste exporterende sector. Het aandeel export naar de eurozone door de industrie staat echter onder druk. In 2016 was de industrie nog goed voor 37 procent van de export naar de eurozone, in 2021 viel dit terug naar 33 procent. Ten opzichte van 2016 zijn met name bedrijven in de bedrijfstakken vervoer en opslag, informatie en communicatie en horeca meer naar de eurozone gaan exporteren. Dit aandeel groeide van 4 naar 6 procent. Ook het exportbelang van de landbouw en de detailhandel naar de eurozone groeide ten opzichte van 2016.
Ten opzichte van andere gebieden is het belang van de groothandel in de export naar de eurozone groter, en dat van de industrie kleiner. Dat wil zeggen dat de export naar Amerika of Azië vaker plaatsvindt door de industrie, en minder vaak door de groothandel, dan bij de export naar de eurozone het geval is.
Jaar | Groothandel | Industrie | Landbouw, delfstoffen, energie | Vervoer en opslag, horeca, informatie en communicatie | Detailhandel en autohandel | Dienstverlening | Niet-business economy |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2016 | 43,4 | 36,5 | 7,5 | 4,2 | 4,2 | 3,6 | 0,6 |
2021* | 42 | 33,1 | 8,5 | 5,8 | 5,1 | 4,2 | 1,2 |
5.3Kenmerken van exporteurs; ingezoomd op eurozonelanden
In deze paragraaf wordt nader ingezoomd op de exportrelatie met eurozonelanden, onder andere door onderscheid te maken naar de zogenaamde extensieve en intensieve marge. De intensieve marge wordt in dit hoofdstuk gedefinieerd als de gemiddelde exportwaarde per bedrijf. Deze wordt afgezet tegen de extensieve marge, die conform tabel 5.2.2 aangeeft of het aantal bedrijven met export groeit of afneemt over tijd.
Groei langs de extensieve marge
Tabel 5.3.1 toont dat veruit de meeste bedrijven met export naar de eurozone export naar België hebben. In 2021 ging het om ruim 64 duizend bedrijven. Daarna volgt Duitsland, waar in 2021 ruim 51 duizend bedrijven naar exporteerden. Frankrijk is de derde afzetmarkt voor Nederlandse exporteurs, gevolgd door Spanje en Italië. Nederlandse exporteurs exporteren het minst vaak naar kleine eurozonelanden als Cyprus en Malta. Het aantal exporteurs is tussen 2016 en 2021 naar alle eurozonelanden gegroeid. Het aantal exporteurs groeide in absolute zin het sterkst naar de top-3; naar België groeide het aantal exporteurs met 6,3 duizend het meest, gevolgd door Duitsland en Frankrijk. In relatieve zin springen met name ook enkele nieuw toegetreden landen eruit. Zo groeide het aantal bedrijven met export naar Litouwen jaarlijks met gemiddeld 6,7 procent. Ook naar de andere Baltische staten groeide het aantal exporteurs jaarlijks sterker dan gemiddeld. Datzelfde geldt ook voor landen als Slowakije, Ierland, Portugal en Slovenië. Dat zijn, met uitzondering van Portugal en Ierland, landen die later tot de eurozone toetraden.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | Absolute groei | Gemiddelde groei per jaar | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
% | ||||||||
België | 58 065 | 59 730 | 60 355 | 63 320 | 62 585 | 64 410 | 6 345 | 2,1 |
Duitsland | 47 380 | 48 895 | 49 575 | 51 955 | 50 810 | 51 625 | 4 245 | 1,7 |
Frankrijk | 21 595 | 22 160 | 22 715 | 23 795 | 23 395 | 24 760 | 3 170 | 2,8 |
Spanje | 14 800 | 15 535 | 15 955 | 16 870 | 16 375 | 17 315 | 2 520 | 3,2 |
Italië | 14 480 | 15 010 | 15 365 | 16 235 | 15 685 | 16 585 | 2 105 | 2,8 |
Oostenrijk | 12 055 | 12 545 | 12 685 | 13 295 | 13 105 | 13 800 | 1 745 | 2,7 |
Ierland | 7 740 | 7 900 | 8 135 | 8 810 | 8 680 | 9 790 | 2 050 | 4,8 |
Portugal | 7 850 | 8 340 | 8 570 | 9 005 | 9 175 | 9 755 | 1 905 | 4,4 |
Finland | 8 120 | 8 340 | 8 455 | 8 725 | 8 800 | 9 065 | 945 | 2,2 |
Luxemburg | 7 970 | 7 945 | 8 120 | 8 545 | 8 540 | 8 895 | 925 | 2,2 |
Griekenland | 6 525 | 6 665 | 6 870 | 7 185 | 7 240 | 7 895 | 1 370 | 3,9 |
Slowakije | 5 030 | 5 320 | 5 405 | 5 700 | 5 845 | 6 460 | 1 435 | 5,1 |
Litouwen | 4 670 | 4 990 | 5 210 | 5 540 | 5 825 | 6 450 | 1 780 | 6,7 |
Estland | 4 330 | 4 400 | 4 695 | 4 920 | 5 070 | 5 595 | 1 265 | 5,3 |
Slovenië | 4 520 | 4 590 | 4 840 | 5 070 | 5 220 | 5 560 | 1 040 | 4,2 |
Letland | 3 900 | 3 945 | 4 080 | 4 290 | 4 360 | 4 785 | 890 | 4,2 |
Cyprus | 2 945 | 3 020 | 3 070 | 3 260 | 3 150 | 3 465 | 520 | 3,3 |
Malta | 2 860 | 2 880 | 2 960 | 3 215 | 3 125 | 3 420 | 560 | 3,6 |
Totaal eurozone | 81 355 | 84 230 | 85 515 | 91 410 | 88 605 | 91 850 | 10 495 | 2,5 |
Aandeel zelfstandig mkb’ers het grootst in export naar buurlanden
Zoals tabel 5.2.3 al liet zien, bestaat het merendeel van de exporteurs uit zelfstandig mkb bedrijven. Daarbij geldt het adagium dat hoe verder weg de bestemming, hoe vaker de markt bediend wordt door grote bedrijven. Dit is conform de economische literatuur op dit vlak en blijkt ook uit figuur 5.3.2. Bedrijven met export naar België en Duitsland behoren het vaakst tot het zelfstandig mkb; bijna 90 procent. Bedrijven met export naar Malta, Cyprus, Slowakije en Litouwen zijn vaker grote bedrijven (circa 25–30 procent). Ook laat figuur 5.3.2 zien dat het aandeel zelfstandig mkb’ers ten opzichte van 2016 naar alle EMU-markten is gegroeid.
Land | 2021* | 2016 |
---|---|---|
België | 91,1 | 90,0 |
Duitsland | 89,1 | 88,1 |
Frankrijk | 82,6 | 80,7 |
Oostenrijk | 80,3 | 78,7 |
Spanje | 79,3 | 77,9 |
Italië | 79,2 | 77,8 |
Luxemburg | 78,0 | 75,8 |
Portugal | 77,8 | 74,9 |
Ierland | 77,8 | 74,3 |
Finland | 75,8 | 73,8 |
Letland | 75,7 | 72,6 |
Griekenland | 75,5 | 72,4 |
Estland | 75,1 | 73,8 |
Slovenië | 75,0 | 71,9 |
Litouwen | 75,0 | 71,6 |
Malta | 74,0 | 69,7 |
Slowakije | 73,9 | 71,0 |
Cyprus | 71,3 | 70,1 |
Aandeel zelfstandig mkb grootst in exportwaarde naar Cyprus
Wanneer we in figuur 5.3.3 kijken naar de exportwaarde naar de verschillende eurozonelanden dan zijn er grote verschillen in het aandeel dat het zelfstandig mkb hierin neemt. Naar grote exportbestemmingen zoals België, Duitsland, Frankrijk en Spanje is het aandeel export door het zelfstandig mkb op of onder het eurozone-gemiddelde. Bij de exportwaarde naar (veel) kleinere exportbestemmingen zoals Cyprus, Luxemburg en Slowakije zien we opvallend grote aandelen voor het zelfstandig mkb.
2021* | 2016 | |
---|---|---|
Cyprus | 64,9 | 53,0 |
Luxemburg | 46,1 | 37,5 |
Slowakije | 43,3 | 33,3 |
Letland | 42,9 | 45,6 |
Estland | 41,9 | 38,0 |
Litouwen | 36,3 | 37,0 |
Ierland | 35,7 | 31,3 |
Malta | 35,1 | 41,1 |
Oostenrijk | 34,9 | 30,3 |
Duitsland | 33,4 | 30,5 |
Finland | 33,3 | 33,1 |
Slovenië | 31,1 | 31,9 |
België | 30,7 | 32,7 |
Griekenland | 30,5 | 26,7 |
Portugal | 27,6 | 28,0 |
Frankrijk | 25,5 | 21,7 |
Spanje | 25,4 | 22,6 |
Italië | 23,2 | 19,0 |
Sterk herstel gemiddelde exportwaarde in 2021
Figuur 5.3.1 liet zien dat er sinds 2016 naar alle eurozonelanden een groei in het aantal exporteurs (extensieve marge) heeft plaatsgevonden. In figuur 5.3.4 is deze ontwikkeling afgezet tegen de groei in de gemiddelde exportwaarde van alle bedrijven die dat jaar goederen exporteerden naar een bepaald EMU-land, ofwel de intensieve marge. Voor de grote afzetmarkten Duitsland en België is de ontwikkeling langs de intensieve marge (groei van de gemiddelde exportwaarde) sinds 2016 ongeveer vergelijkbaar met de extensieve marge (groei in het aantal exporteurs). Het jaar 2021 is daarop een mogelijke uitbijter aangezien het herstel in exportwaarde sterk beïnvloed wordt door de hoge exportprijzen/olieprijs. Voor subtoppers Frankrijk, Italië en Spanje groeide het aantal exporteurs de laatste jaren sterker dan de gemiddelde exportwaarde, of daalde de gemiddelde exportwaarde zelfs licht. Voor de meeste landen is in het jaar 2020 een daling van de gemiddelde exportwaarde te zien en een sterke inhaalslag in 2021, waardoor beide maatstaven uiteindelijk in dezelfde richting bewegen. Opvallend is de groei van de gemiddelde exportwaarde voor nieuwe toetreders Litouwen en Estland. Dit komt ook overeen met de analyses uit hoofdstuk 2 en 4; deze landen hebben het na toetreding tot de eurozone goed gedaan in de Nederlandse export. Het gedeelte van de Nederlandse export dat naar de zeven nieuwe EMU-toetreders gaat, is in de afgelopen twintig jaar toegenomen terwijl het deel van de export dat naar de oorspronkelijke eurozonelanden gaat juist is afgenomen.
Divers beeld in ontwikkeling gemiddelde exportwaarde
In figuur 5.3.5 bekijken we de intensieve marge van de exporterende bedrijven per eurozoneland in meer detail, voor zowel het zelfstandig mkb als het grootbedrijf. Opvallend is de ontwikkeling van de gemiddelde exportwaarde van de handel naar Cyprus door het zelfstandig mkb, deze stijgt aanzienlijk in de jaren 2020 en 2021 terwijl de gemiddelde exportwaarde voor het grootbedrijf tussen 2018 en 2021 juist enigszins gelijk blijft. Ook Luxemburg, Italië en Estland vallen op met een sterke stijging van de gemiddelde exportwaarde door het zelfstandig mkb. Voor het grootbedrijf zien we voornamelijk sterke stijgingen van de gemiddelde exportwaarde naar Malta, Letland, Litouwen en België. De stagnatie of daling in de gemiddelde exportwaarde tot en met 2020 naar grote afzetmarkten als Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje, lijkt vooral voor rekening van het grootbedrijf te komen. De gemiddelde exportwaarde van het zelfstandig mkb lijkt zich naar deze landen – tot en met 2020 – vaker iets beter te ontwikkelen (m.u.v. België).
Sterkste groei in aantal exporteurs naar Baltische staten
Figuur 5.3.4 liet zien dat het aantal exporteurs per EMU-land sinds 2016 vrijwel continu toenam. Wanneer we in figuur 5.3.6 het aantal bedrijven dat export drijft met eurozonelanden over de tijd volgen voor zowel het zelfstandig mkb als het grootbedrijf, vallen een aantal zaken op. Zo groeit het aantal exporterende midden- en kleinbedrijven naar de meeste eurozonelanden harder dan het aantal grote bedrijven. Dat is niet onlogisch aangezien de meeste exporteurs klein zijn. Ook valt de ontwikkeling naar de Baltische staten op; steeds meer bedrijven in zowel het zelfstandig mkb als het grootbedrijf exporteren naar Estland, Letland en Litouwen. Het aantal exporteurs binnen het grootbedrijf steeg, met ruim 21 procent, eveneens het meest voor Estland, gevolgd met een groei van ruim 20 procent exporteurs naar Litouwen. In het zelfstandig mkb groeide het aantal bedrijven met export naar Litouwen met 40 procent het meest. Naast de groei in het aantal exporteurs naar de Baltische staten groeide het aantal exporteurs in het zelfstandig mkb ook opvallend snel voor Slovenië en Ierland. Het is goed mogelijk dat het later toetreden tot de EU en eurozone door de Baltische landen en landen in Oost-Europa ervoor zorgt dat de groei in het aantal exporteurs naar die landen (flink) groter is dan de groei in exporteurs naar de oorspronkelijke eurozonelanden.
5.4Starters naar de eurozone
De vorige paragraaf liet zien dat er veel dynamiek langs de extensieve marge is en dat het aantal bedrijven met export naar de eurozone is gegroeid. De extensieve marge groeit door toename van het aantal exporteurs, ofwel startende exporteurs (zie paragraaf 5.6 voor precieze definitie). In deze paragraaf is er meer aandacht voor deze starters en hun exportontwikkeling.
Circa een op de drie starters exporteerde in 2021 nog steeds naar de eurozone
In 2016 startten er bijna 17 duizend bedrijven met goederenexport naar de eurozone, zie tabel 5.4.1. Bijna 14 duizend hiervan zijn zogenaamde beginnende exporteurs; ruim 3 duizend zijn herbeginnend en hadden dus in 2013 of 2014 al een keer export gerapporteerd. Lang niet allemaal waren ze in staat hun exportactiviteiten in de jaren daarna voort te zetten. Van de groep exportstarters in 2016 rapporteerden er een jaar later circa 30 procent geen exportwaarde meer (naar de eurozone noch naar andere landen). In 2021 had nog iets minder dan een derde van de starters uit 2016 nog export, naar de eurozone of andere landen. Degenen die erin slaagden te blijven exporteren, kenden jaar op jaar een grotere gemiddelde exportwaarde. Dat wil zeggen dat deze bedrijven in staat waren om te groeien. Hun totale exportwaarde groeide naar circa 15 miljard euro in 2019, om tijdens de coronacrisis even te dalen en daarna weer sterk te herstellen. Hiermee zijn de starters uit 2016 inmiddels goed voor 4 procent van de totale exportwaarde van Nederlandse bedrijven in 2021.
Gemiddelde exportwaarde | Totale exportwaarde | Aantal exporteurs | |
---|---|---|---|
mln euro | |||
2016 | 0,5 | 7 772 | 16 810 |
2017 | 1,3 | 11 385 | 15 810 |
2018 | 2,0 | 14 352 | 15 145 |
2019* | 2,4 | 15 244 | 14 445 |
2020* | 2,7 | 14 594 | 9 785 |
2021* | 3,3 | 17 112 | 5 235 |
Ongeveer een vijfde van de bedrijven die in 2016 startten met export naar de eurozone was actief in de groothandel. Ook de bedrijfstak dienstverlening (22 procent) en de detailhandel en autohandel (15 procent) waren goed vertegenwoordigd bij deze startende groep in 2016. Ook waren de startende exporteurs in deze bedrijfstakken relatief succesvol. Van de ruim 5 duizend succesvolle starters uit 2016 was in 2021 60 procent actief in bovengenoemde bedrijfstakken. Starters in het Nederlandse niet-bedrijfsleven (zoals bedrijfstakken als cultuur, onderwijs of financiële sector), landbouw, delfstoffenwinning of energie, vervoer, opslag en communicatie en horeca haalden 2021 minder vaak.
Succesvolle exportstarters breiden aantal markten uit
Circa 73 procent van de bedrijven die in 2016 startten met export naar de eurozone (waarvan het exportland bekend is) begon met export naar 1 eurozoneland, zoals tabel 5.4.3 laat zien. Iets meer dan de helft van de bedrijven die in 2016 startte met export, begon met export naar België, en bijna een op de drie startte met export naar Duitsland (zie figuur 5.4.2). Ongeveer 14 procent startte gelijk met export naar twee landen en 13 procent van de starters exporteerde naar 3 landen of meer (mogelijk ook naar niet-eurozonelanden). Van de bedrijven die na 2016 succesvol bleef exporteren, wist een gedeelte het aantal exportmarkten uit te breiden. In 2021 had nog iets meer dan de helft export naar 1 land en inmiddels 14 procent export naar 6 landen of meer. Voor succesvolle starters geldt dus dat er flinke groei langs de intensieve marge (120 procent groei in gemiddelde exportwaarde) en extensieve marge heeft plaatsgevonden.
Land | Aandeel |
---|---|
België | 55,5 |
Duitsland | 29,2 |
Frankrijk | 4,2 |
Spanje | 2,6 |
Italië | 2 |
Overige landen | 6,5 |
2016 | 2017 | 2018 | 2019* | 2020* | 2021* | |
---|---|---|---|---|---|---|
% | ||||||
1 land | 73 | 76 | 78 | 78 | 72 | 51 |
2 landen | 14 | 10 | 9 | 8 | 10 | 17 |
3-5 landen | 8 | 8 | 7 | 7 | 9 | 17 |
6 landen of meer | 5 | 5 | 6 | 6 | 8 | 14 |
Ook bij de exportstarters is er sprake van een sterk scheve verdeling, met relatief veel starters die naar 1 eurozoneland beginnen, en een relatief kleine exportwaarde hebben. Circa 4 procent van de exportwaarde naar EMU-landen van starters in 2016 kwam voor rekening van bedrijven die naar 1 eurozoneland startten met exporteren, zie tabel 5.4.4. Dit aandeel nam vervolgens gestaag af naar 2 procent in 2021. Het grootste gedeelte van de exportwaarde die de starters van 2016 vertegenwoordigden, kwam voor rekening van bedrijven die naar 6 of meer landen exporteren (waarvan eventueel ook niet-eurozonelanden).
2016 | 2017 | 2018 | 2019* | 2020* | 2021* | |
---|---|---|---|---|---|---|
% | ||||||
1 land | 4 | 2 | 1 | 3 | 3 | 2 |
2 landen | 5 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 |
3-5 landen | 4 | 7 | 3 | 2 | 3 | 2 |
6 landen of meer | 88 | 90 | 94 | 93 | 93 | 95 |
5.5Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk is onderzocht hoe de goederenexport zich binnen de eurozone heeft ontwikkeld en wat de bedrijvenpopulatie die deze goederenhandel voor haar rekening neemt, kenmerkt. Hierbij is gekeken naar onder andere de ontwikkelingen van de goederenhandel binnen en buiten de eurozone tussen 2016 en 2021. Vervolgens werd het handelsgedrag van bepaalde groepen bedrijven in kaart gebracht, onderscheiden naar economische activiteit (SBI) en bedrijfsgrootte. Daarnaast toonden we de ontwikkelingen naar verschillende eurozonelanden in meer detail, en werd de groei (of krimp) langs de extensieve en intensieve marges onderzocht. Als laatste identificeerden we startende exporteurs, en werd gepresenteerd hoe deze bedrijven zich sinds de exportstart (in 2016) staande hebben gehouden bij het exporteren naar de eurozone.
In 2016 telde Nederland 102 duizend bedrijven met goederenexport. Wanneer we de handelsbestemmingen van deze bedrijven analyseren zien we dat 80 procent van deze groep export heeft naar de eurozone. Over de jaren stegen deze aantallen tot ruim 122 duizend exporterende bedrijven in 2021 waarvan bijna 92 duizend bedrijven met export binnen de eurozone. Hoewel het aantal exporterende bedrijven stijgt, is het aandeel bedrijven met export binnen de eurozone – met 75 procent in 2021 – niet meer zo groot als in 2016. Voor de exportwaarde zagen we een soortgelijk patroon: in 2016 ging 55 procent van de exportwaarde naar de andere eurozonelanden, in 2021 was dit aandeel gedaald tot 53 procent. Dit komt voornamelijk door de sterk toegenomen exportwaarde naar Azië en Amerika, deze steeg respectievelijk met 58 en 55 procent in 2021 ten opzichte van 2016.
Door de populatie exporteurs verder uit te splitsen naar zelfstandig mkb en grootbedrijf zien we dat deze daling in het aandeel export naar de eurozone vooral toe te schrijven is aan de grote bedrijven. Alhoewel de export naar de eurozone voor zowel het zelfstandig mkb als het grootbedrijf toenam tussen 2016 en 2021, exporteerde het grootbedrijf echter in 2016 circa 53 van het exportpakket naar de eurozone en in 2021 nog maar krap 50 procent. Ook hier zien we dat het grootbedrijf juist meer is gaan exporteren naar andere handelsblokken zoals Azië en Amerika. Zowel in 2016 als 2021 had de groothandel – met ruim 40 procent – het grootste aandeel van de export naar de eurozone in handen, gevolgd door de industrie met een aandeel van 37 procent in 2016 en 33 procent in 2021. De industrie leverde terrein in ten voordele van met name bedrijven in de bedrijfstakken vervoer en opslag, informatie en communicatie en horeca. Het aandeel van deze laatstgenoemde groep groeide van 4 naar 6 procent.
Van de bijna 92 duizend bedrijven met goederenexport binnen de eurozone in 2021 blijkt dat veruit de meeste bedrijven van deze groep exporteren naar België (64 duizend), gevolgd door Duitsland (52 duizend) en Frankrijk (25 duizend). Alhoewel het aantal exporteurs naar alle eurozonelanden groeide in de onderzochte periode, was de relatieve groei voor Litouwen het grootst (+38 procent). Ook groeide het aantal exporteurs naar de andere Baltische staten, evenals voor afzetmarkten als Slowakije, Ierland, Portugal en Slovenië.
Wanneer we de ontwikkeling in het aantal exporteurs (extensieve marge) afzetten tegen de ontwikkeling in de gemiddelde exportwaarde (intensieve marge) dan blijkt voor de grote exportlanden, zoals Duitsland en België, het aantal exporteurs en de gemiddelde exportwaarde in dezelfde orde van grootte te zijn gegroeid. Voor Frankrijk, Italië en Spanje groeide het aantal exporteurs sneller dan de gemiddelde exportwaarde. De Baltische staten, met name Litouwen en Estland, laten juist een sterke groei zien zowel langs de intensieve als de extensieve marge. Mogelijk zorgt de latere toetreding tot de EU en tot de eurozone door de Baltische landen en landen in Oost-Europa ervoor dat het aantal exporteurs naar die landen momenteel sneller groeit dan het aantal exporteurs naar de oorspronkelijke eurozonelanden, waarmee de handelsbetrekkingen vaak al veel ouder zijn.
Wanneer we deze analyses verder uitsplitsen naar bedrijfsgrootte en zelfstandigheid, valt een aantal dingen op. We zien bijvoorbeeld een sterke intensivering van de handel met Cyprus door het zelfstandig mkb, terwijl deze voor het grootbedrijf enigszins stabiel blijft. Daarnaast genieten ook Luxemburg, Italië en Estland van een sterke stijging van de gemiddelde exportwaarde door zelfstandig mkb’ers. Wat betreft het exporterend grootbedrijf zien we vooral de gemiddelde exportwaarde stijgen naar Malta, Letland, Litouwen en België.
Om meer inzicht te krijgen in de vele nieuwe exporterende bedrijven, keken we in dit hoofdstuk naar een groep van 17 duizend bedrijven die in 2016 startten met goederenexport naar de eurozone. Van deze groep rapporteerde in 2017 circa 30 procent al geen exportwaarde meer naar de eurozone noch naar andere landen. In 2021 had nog maar een derde van de starters uit 2016 export naar de eurozone of andere landen. Wel groeide de gemiddelde exportwaarde van de succesvolle starters van gemiddeld bijna 500 duizend euro in 2016 naar bijna 3,3 miljoen euro in 2021. Daarmee was deze groep in 2021 verantwoordelijk voor bijna 4 procent van de totale export in 2021. Circa 73 procent van de starters begon met export naar 1 eurozoneland. Dit was meestal een van onze buurlanden, Duitsland of België. Vijf jaar later, in 2021, had nog maar de helft van de exporteurs handel met 1 land, en exporteerde 14 procent van de bedrijven al naar 6 landen of meer. We zien dus dat succesvolle beginnende exporteurs hun exportmarkten tijdens de onderzochte periode uitbreiden naar meerdere eurozonelanden.
5.6Data en methoden
Gebruikte databronnen
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is een microdataset samengesteld voor het verslagjaar 2016 tot en met 2021. De microdataset is een koppeling tussen een aantal interne CBS-statistieken en externe data. De ruggengraat van het microdatabestand is het Bedrijfsdemografisch Kader (BDK). Het BDK bevat een veelheid aan achtergrondkenmerken van bedrijven, zoals o.a. de sector en een grootteclassificatie. Het zelfstandig mkb is geschat voor 2020 en 2021.
Aan het BDK is de statistiek Internationale Handel in Goederen (IHG) gekoppeld. De IHG bevat gegevens over handel van in Nederland gevestigde bedrijven met het buitenland. Een deel van de goederenhandel is niet toe te schrijven aan in Nederland actieve bedrijven. Dit heeft een aantal redenen. De belangrijkste is de internationale handel door buitenlandse bedrijven via Nederland. Dit zijn bedrijven die wel een Nederlands btw-nummer hebben, maar voor de rest niet in Nederland geregistreerd zijn. Omdat ze niet in Nederland actief zijn, met omzet of werkgelegenheid, komen zij ook niet voor in het Algemeen Bedrijven Register. Douane-opgaven waarbij de informatieplichtige onbekend is of aangiftes onder onbekende of zelfs ontbrekende btw-nummers, leidt ook tot miskoppelingen met het bedrijvenregister (CBS, 2016).
Extensieve en intensieve marge
De extensieve marge beschrijft het aantal bedrijven dat goederen exporteerde naar een bepaald eurozoneland. De intensieve marge beschrijft de gemiddelde exportwaarde per bedrijf dat het betreffende jaar goederenexport heeft gehad met ieder eurozoneland. De bedrijvenpopulatie verandert ieder jaar door nieuwe bedrijven die toetreden tot de exportmarkt van een bepaald eurozoneland en bedrijven die deze exportmarkt verlaten.
Starters
Bedrijven die starten met export worden in dit hoofdstuk gedefinieerd zoals door Boutorat et al. (2019) is beschreven. Starters omvatten twee type bedrijven, namelijk bedrijven die beginnen met export en herbeginners. Beginners zijn bedrijven die in jaar t (hier: 2016) goederenexport rapporteren en in de drie jaren voorafgaand aan jaar t geen export rapporteerden. Een herbeginner is een bedrijf dat opnieuw begint met exporteren in jaar t, nadat het maximaal één jaar geëxporteerd heeft in de drie voorafgaande jaren (maar niet in t-1).
5.7Literatuur
Literatuur
Alvarez, R. (2007). Explaining Export Success: Firm Characteristics and Spillover Effects. World Development, 35(3), 377–393.
Arias, M. & Wen, Y. (2015). Recovery from the Great Recession has varied around the world. Regional Economist, Federal Reserve Bank of St. Louis.
Baldwin, R. & Taglioni, D. (2006). Positive OCA criteria: Microfoundations for the Rose effect.
Boutorat, A., Franssen, L., Mounir, A. & Berg, Van den, M. (2019). Incidentele handelaren: wie zijn ze en wat onderscheidt ze? In: M. Jaarsma (Red.), Internationaliseringsmonitor 2019, tweede kwartaal: Patronen in handelsgedrag. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Berthou, A. & Fontagné, L. (2008). The Euro and the intensive and extensive margins of trade: Evidence from French firm level data. CEPII Working Paper No 2008–06.
CBS (2016). Documentatierapport Internationale Handel in Goederen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Creemers, S., Loog, B., Peeters, T. & Rooyakkers, J. (2021). Kenmerken van het internationale bedrijfsleven. In: S. Creemers & M. Jaarsma (Red.), Nederland Handelsland 2021. Export, import en investeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Esteve-Pérez, S., Gil-Pareja, S., Llorca-Vivero, R. & Martínez-Serrano, J. A. (2011). The impact of the euro on firm export behaviour: does firm size matter? Oxford Economic Papers, 63(2), 355–374.
Jaarsma, M. & Rooyakkers, J. (2021). Samenstelling van de Nederlandse handel. In: S. Creemers & M. Jaarsma (Red.), Nederland Handelsland 2021. Export, import en investeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lukkezen, J. & Kool, C. (2015). Lessons learnt from seven years of stagnation in the Eurozone. CPB Policy Brief, 2015/09. Den Haag.
Melitz., M. J. (2003). The impact of trade on intra-industry reallocations and aggregate industry productivity. Econometrica, 71(6), 1695–1725.
OESO (2013). Entrepreneurship at a glance. Parijs, Frankrijk.
Wagner, J. (2005). Exports and productivity: a survey of the evidence from firm level data. Working Paper Series in Economics, No. 4, Universität Lüneburg, Institut für Volkswirtschaftslehre, Lüneburg.
Noten
Hierbij wordt naast bedrijfsgrootte ook rekening gehouden met de zelfstandigheid van een bedrijf. Specifiek worden bedrijven die óf onderdeel zijn van een groot Nederlands concern (met in totaal meer dan 250 werkzame personen) óf onder buitenlandse zeggenschap vallen niet tot het zelfstandig mkb gerekend, ook al heeft het specifieke bedrijf misschien minder dan 250 werkzame personen. Dit onderscheid maken we omdat een klein bedrijf dat toegang heeft tot het kapitaal, de kennis, het netwerk of de R&D van een (buitenlands) moederbedrijf andere kansen op de (inter)nationale markt heeft dan een volledig zelfstandig bedrijf.
Een kwart tot 30 procent van de internationale goederenhandel van Nederland is niet toe te schrijven aan in Nederland actieve bedrijven. In dit hoofdstuk wordt derhalve gefocust op dat deel van de goederenhandel dat wel aan in Nederland actieve bedrijven koppelt. Zie paragraaf 5.6 voor meer uitleg.