Foto omschrijving: Drukkerijmedewerker checkt een oplage van eurobiljetten

De Nederlandse handel met de eurozone

Auteurs: Sarah Creemers, Hans Draper

Dit hoofdstuk start met een overzicht van de goederenhandel tussen Nederland en de eurozone. Welke producten spelen een belangrijke rol in de Nederlandse handel met het eurogebied? Wat is het belang van de handel met de eurozone in vergelijking met andere handelsregio’s? Hoe belangrijk zijn de nieuw toegetreden landen, in het bijzonder Litouwen en Slowakije, voor de Nederlandse goederenhandel? En wat is het Nederlandse aandeel in de goederenhandel van deze landen? Welke goederen springen daarbij in het oog? Tot slot kijken we hoe de Nederlandse dienstenhandel met het eurogebied zich heeft ontwikkeld.

2.1Inleiding

Met de ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1992 werd de Europese Monetaire Unie (EMU) officieel opgericht. Door het verdrag ontstond ook de Europese Centrale Bank (ECB) en werd de basis gelegd om de euro als eenheidsmunt in de EU te introduceren. Op 1 januari 2002 konden bedrijven en particulieren in de eurozone voor het eerst met eurobiljetten en -muntstukken betalen. Eigenlijk was de euro al op 1 januari 1999 van start gegaan. Tussen 1999 en 2002 werd de euro alleen gebruikt voor boekhoudkundige doeleinden en elektronische betalingen. In 1999 werd de wisselkoers definitief vastgelegd: 1 euro was 2,20371 Nederlandse gulden. Een brood van voorheen 3 Nederlandse gulden kostte in 2002 opeens 1,36 euro. Toen de euro geïntroduceerd werd in 1999, bestond de eurozone uit elf van de vijftien toenmalige EU-lidstaten. Griekenland trad toe in 2001, één jaar vóór de invoering van de euromuntstukken en -biljetten. Griekenland werd gevolgd door Slovenië in 2007, Cyprus en Malta in 2008, Slowakije in 2009, Estland in 2011, Letland in 2014 en Litouwen in 2015. De eurozone telt vandaag de dag negentien EU-lidstaten; acht EU-lidstatennoot1 zijn niet toegetreden tot het eurogebied en hanteren hun eigen munt. Volgens Eurostat omvat de eurozone daarmee inmiddels ruim drie kwart van alle EU-inwoners en bijna 85 procent van het gezamenlijke bbp. De euro is, na de Amerikaanse dollar, uitgegroeid tot de meest gebruikte munt ter wereld. De dominantie van de dollar wordt geïllustreerd door het aandeel in de internationale valutareserves: cijfers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) laten zien dat het aandeel van de dollar in de valutareserves van centrale banken in 2020 daalde naar 59 procent, het laagste peil sinds 1995. Het aandeel van de euro in de valutareserves van centrale banken steeg naar 21,2 procent, het hoogste niveau sinds 2014 (Arslanalp & Simpson-Bell, 2021).

Door meer handel en investeringen heeft de invoering van de euro de voordelen van de interne markt verder vergroot. Onderlinge transacties worden goedkoper doordat bedrijven geen wisselkoersrisico meer lopen. Door het wegvallen van kosten in verband met het wisselen van valuta en gerelateerde transactiekosten, wordt verwacht dat het hebben van éénzelfde valuta de prijzen verlaagt en tot meer handel tussen lidstaten leidt (Gullstrand & Olofsdotter, 2019; De Jong, 2012; Nitsch & Pisu, 2008). Door de introductie van de euro werd ook het leven voor toeristen, reisorganisaties, studenten en werknemers die naar andere eurozonelanden reizen eenvoudiger en goedkoper. De kosten en rompslomp voor het wisselen van geld zijn verdwenen (Europese commissie, 2018). Een nadeel van een gezamenlijke munt is dat het deelnemend land instrumenten verliest om zelfstandig in te grijpen in de economie. Het gaat daarbij om de rente van de centrale bank en de wisselkoers (De Jong, 2012). Hoofdstuk 4 van deze Internationaliseringsmonitor onderzoekt in hoeverre de introductie van de euro een positief effect heeft gehad op de Nederlandse handel met de andere landen in de eurozone.

Leeswijzer

Dit hoofdstuk behandelt verschillende aspecten van de bilaterale handel tussen Nederland en de andere landen in de eurozone. Achtereenvolgens worden aspecten behandeld zoals het belang van andere eurozonelanden voor de Nederlandse goederenhandel, de ontwikkeling van import en export met landen binnen de eurozone en daarbuiten, de handelsontwikkeling met de verschillende landen die sinds 2002 deel uitmaakten van de muntunie (EMU-12) en landen die later zijn toegetreden, in het bijzonder Slowakije en Litouwen. De Nederlandse handelsontwikkeling met eurozonelanden wordt gespiegeld aan belangrijke andere handelsregio’s zoals Europa (niet-eurozone), Noord-Amerika en Oost-Azië. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de dienstenhandel tussen Nederland en andere landen binnen het eurogebied.

41% van Nederlandse goederenimport in 2021 afkomstig uit eurogebied
70% groeide de dienstenimport uit de eurozone in 2021 t.o.v. 2014

2.2De goederenhandel met de eurozone in breder perspectief

In 2002 werd in twaalf landen van de toenmalige Europese Unie de euro ingevoerd als nationaal betaalmiddel. Sindsdien zijn daar zeven landen bijgekomen. Per 1 januari 2015 bestaat de eurozone uit: België, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. Anno 2022 bestaat de eurozone nog steeds uit dezelfde groep van negentien landen.

Samenstelling van de eurozone door de tijd heen. In 2002 bestond de eurozone uit 12 landen. In 2007 is de eurozone uitgebreid met Slovenië, in 2008 met Cyprus en Malta, in 2009 met Slowakije, in 2011 met Estland, in 2014 met Letland en in 2015 met Litouwen. 2.2.1 Eurozone tijdlijn, jaar van toetreding 1999 België Duitsland Finland Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Spanje EMU-11 EMU-15 Cyprus Malta 2008 2007 Slovenië EMU-13 EMU-12 Griekenland 2001 2009 Slowakije EMU-16 EMU-17 Estland 2011 2014 Letland EMU-18 EMU-19 Litouwen 2015

Import uit eurogebied groeit minder hard dan die uit landen zonder euro

Sinds 2002 is het aandeel van de Nederlandse import uit de eurozone gedaald, met 5 procentpunt, naar 41 procent in 2021. Na de kredietcrisis werd het verschil tussen import uit enerzijds eurozonelanden en anderzijds niet-eurozonelanden steeds groter, in het voordeel van die laatste groep landen. Het verschil in groeitempo komt door de sterke opkomst van andere handelspartners op het wereldtoneel, zoals de BRICS-landennoot2 en andere Aziatische handelspartners (Creemers et al., 2020; Creemers & Draper, 2021; zie ook paragraaf 2.4).

In 2021 bedroeg de totale Nederlandse import 528 miljard euro, zoals blijkt uit figuur 2.2.2. Dat is 2,6 keer meer dan in 2002. De Nederlandse goederenimport is, met een aandeel van ruim 59 procent in 2021, overwegend gericht op de niet-eurozonelanden. Dat was in de voorgaande negentien jaar ook het geval. De import uit eurozonelanden bedroeg in 2021 216 miljard euro. Dat is 41 procent meer dan in 2015 en 129 procent meer dan in 2002.

2.2.2 Nederlandse goederenimport uit eurozone versus niet-eurozone1) (mld euro)
Jaar Eurozone Niet-eurozone
2002 94 112
2003 96 111
2004 103 125
2005 109 141
2006 120 165
2007 131 176
2008 142 194
2009 116 158
2010 133 199
2011 144 221
2012 147 242
2013 148 238
2014 147 235
2015 153 219
2016 153 216
2017 169 240
2018 179 262
2019 186 274
2020 175 249
2021* 216 312
1) In 2002 bestond de eurozone uit 12 landen (EMU-12). In de loop van de tijd is de eurozone uitgebreid: in 2007 met Slovenië, in 2008 met Cyprus en Malta, in 2009 met Slowakije, in 2011 met Estland, in 2014 met Letland en in 2015 met Litouwen.

Eurozone-aandeel in goederenexport elk jaar net iets kleiner

In 2021 exporteerden Nederlandse bedrijven voor 587 miljard euro aan goederen. Dat is 2,5 keer meer dan vóór de introductie van de euro. In 2002 had nog 61 procent van de goederenexport een land binnen het eurogebied als bestemming. Negentien jaar later ging, met 322 miljard euro, 55 procent van de Nederlandse goederenexport naar deze groep landen. Daarmee is de eurozone het belangrijkste afzetgebied. De exportwaarde naar de eurozonelanden verdubbelde ruimschoots tussen 2002 en 2021.

2.2.3 Nederlandse goederenexport naar eurozone versus niet-eurozone1) (mld euro)
Jaar Eurozone Niet-eurozone
2002 143 90
2003 144 90
2004 155 101
2005 168 113
2006 187 132
2007 200 148
2008 218 153
2009 181 128
2010 216 155
2011 238 172
2012 244 186
2013 243 190
2014 242 192
2015 228 191
2016 228 195
2017 251 216
2018 265 232
2019 271 244
2020 255 228
2021* 322 265
1) In 2002 bestond de eurozone uit 12 landen (EMU-12). In de loop van de tijd is de eurozone uitgebreid: in 2007 met Slovenië, in 2008 met Cyprus en Malta, in 2009 met Slowakije, in 2011 met Estland, in 2014 met Letland en in 2015 met Litouwen.

Dip in handel door krediet- en coronacrisis

De Nederlandse goederenhandel kende in 2009 en 2020 een ernstige terugval, zie figuur 2.2.2 en 2.2.3. Deze afnames zijn zichtbaar voor de goederenhandel met zowel de eurozonelanden als de niet-eurozonelanden. Het jaar 2020 kenmerkt zich door de uitbraak van de coronacrisis die veel impact had op menselijk en economisch vlak. De wereld werd al eerder met een economische crisis van deze omvang geconfronteerd: de kredietcrisis van 2009 en de daaruit volgende eurocrisis. Het wereldwijde financiële systeem wankelde en de Europese euro- of staatsschuldencrisis duwde de Nederlandse economie – en ook die van vele andere eurozonelanden – in een diepe recessie. De eurocrisis brak uit in 2009 toen de Griekse overheidsschuld ontspoorde tot 127 procent van het bbp (Eurostat, 2022) en het land niet meer aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen. Ook andere eurozonelanden zoals Ierland, Portugal, Spanje, Italië en Cyprus kwamen in de problemen met hun overheidsfinanciën, waardoor het probleem verschoven werd naar de hele eurozone. In hoofdstuk 1 van deze Internationaliseringsmonitor wordt ingezoomd op de oorzaken van de eurocrisis, de gerealiseerde maatregelen en de uitdagingen voor de toekomst. De kredietcrisis betekende voor Nederland een krimp in het Nederlandse bbp van 3,7 procent (2009). De eurocrisis leidde tot een krimp van 1,0 en 0,1 procent in respectievelijk 2012 en 2013. De coronacrisis had met 3,8 procent krimp (2020) de grootste impact op het Nederlandse bbp. Een jaar na het dieptepunt van de coronacrisis was de goederenhandel de crisis weer te boven. Ook tijdens de kredietcrisis trok de Nederlandse handel relatief snel aan, zie ook Jaarsma et al. (2021).

Nederland haalt relatief veel fabricaten uit eurozone

Van alle goederen die Nederland importeert uit het eurogebied zijn dat qua waarde het meeste fabricaten, zie figuur 2.2.4. Dit komt neer op 27 procent van de totale goederenimport uit het eurogebied. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere ijzer en staal, kleding, papier en karton, meubelen, medische instrumenten en apparaten. Andere belangrijke productcategorieën in de goederenimport uit de eurozonelanden zijn chemische producten (20 procent aandeel), machines en apparaten (18 procent) en voeding en dranken (13 procent). Tot de chemische producten behoren bijvoorbeeld chemicaliën, maar ook parfum, zeep, medicinale en farmaceutische producten, geneesmiddelen en kunststof in primaire vormen. Onder import van voeding en dranken vallen bijvoorbeeld groenten en fruit, granen, zuivel en alcoholische dranken zoals bier en wijn.

2.2.4 Goederenimport uit eurozone naar aandeel per productcategorie (%)
Productcategorie 2021* 2015
Voeding en
dranken
12,6 13,9
Grondstoffen en
natuurproducten
5,5 5,4
Minerale
brandstoffen
8,5 9,6
Chemische
producten
19,8 17,6
Machines en
apparaten
18,3 16,9
Vervoer-
materieel
8,4 9,1
Fabricaten 26,8 27,5

In het importpakket zijn in 2021 chemische producten en machines en apparaten belangrijker geworden dan in 2015. Nederlandse bedrijven kochten vooral meer medicinale en farmaceutische producten, geneesmiddelen, gespecialiseerde machines, chips en halfgeleiderelementen in landen waar men met de euro betaalt. Tegelijkertijd was het aandeel voeding en dranken en vervoermaterieel in 2021 kleiner dan zes jaar eerder. Qua waarde importeert ons land uit de eurozone meer van iedere hoofdgroep dan in 2015. Detailinformatie over de import van goederen uit de andere eurozonelanden is te vinden in tabel 1.8.1 in de bijlage.

5,2 miljard euro aan chips en halfgeleiders naar eurozone Buitenvorm Binnenvorm

In 2021 1,2 miljard euro meer aan personenauto’s naar eurozone t.o.v. 2015

Figuur 2.2.5 laat zien dat fabricaten, chemische producten en machines en apparaten de belangrijkste goederen zijn die Nederland naar andere eurozonelanden exporteert. Deze productgroepen zijn, met 202 miljard euro, goed voor bijna 63 procent van de totale uitvoer bestemd voor het eurogebied. Bovendien steeg de uitvoer hiervan ten opzichte van 2015. Tussen 2015 en 2021 vond de grootste exportgroei plaats onder chips en halfgeleiderelementen (129 procent), medicinale en farmaceutische producten (102 procent), meubelen (91 procent) en medische instrumenten plus apparaten (89 procent) en de export van personenauto’s (86 procent). De productcategorie minerale brandstoffen heeft 2,1 procentpunt aan belang ingeboet in zes jaar tijd. Detailinformatie over de export van goederen naar de andere eurozonelanden is te vinden in tabel 1.8.2 in de bijlage.

2.2.5 Goederenexport naar eurozone naar aandeel per productcategorie (%)
Productcategorie 2021* 2015
Voeding en
dranken
13,5 14,5
Grondstoffen en
natuurproducten
7,0 7,4
Minerale
brandstoffen
13,0 15,0
Chemische
producten
19,9 18,5
Machines en
apparaten
18,8 18,6
Vervoer-
materieel
3,9 3,7
Fabricaten 23,9 22,4

Wederuitvoerstroom steeds belangrijker voor export naar eurozone

In de handel met de andere eurozonelanden heeft Nederland een fors handelsoverschot (+ 107 miljard euro), en in de handel met niet-eurozonelanden juist een handelstekort (– 48 miljard euro). Wederuitvoerstromen spelen hierbij een belangrijke rol. Denk bijvoorbeeld aan goederen die door een Nederlandse ingezetene geïmporteerd worden en hooguit een kleine behandeling krijgen om vervolgens te worden uitgevoerd.

Figuur 2.2.6 laat de samenstelling van de Nederlandse goederenexport naar de eurozone zien in 2002, 2015 en 2021. De totale exportwaarde van goederen van Nederlandse makelij bestemd voor de eurozone was in 2021 155 miljard euro. Dat is 2 keer meer dan in 2002 en 29 procent meer dan in 2015. De wederuitvoer van goederen naar de andere eurozonelanden was in 2021 167 miljard euro. Dat is 2,6 keer meer dan in 2002 en ruim de helft meer dan in 2015. Daarmee is het aandeel wederuitvoer in de totale goederenexport naar het eurogebied in bijna twintig jaar van 45 procent gestegen naar 52 procent. Nederland maakt hiermee zijn naam als toegangspoort van Europa waar. Bij de enorme toename van de wederuitvoer ligt een belangrijke rol weggelegd voor goederen die in Oost-Azië zijn geproduceerd. De toegevoegde waarde van wederuitvoer is echter beduidend lager dan de uitvoer van producten die daadwerkelijk in Nederland zijn geproduceerd. Aan één euro wederuitvoer naar andere landen binnen de eurozone verdiende Nederland in 2020 gemiddeld 14 cent. Dat is 4 keer minder dan aan de export van goederen van Nederlandse makelij (zie ook hoofdstuk 3 van deze Internationaliseringsmonitor).

2.2.6 Export naar eurozone1), Nederlandse makelij versus wederuitvoer (mld euro)
Jaar NL makelij Wederuitvoer
2002 79 64
2015 120 108
2021* 155 167
1) In 2002 bestond de eurozone uit 12 landen (EMU-12). In de loop van de tijd is de eurozone uitgebreid: in 2007 met Slovenië, in 2008 met Cyprus en Malta, in 2009 met Slowakije, in 2011 met Estland, in 2014 met Letland en in 2015 met Litouwen.

2.3De goederenhandel met de eurozone en andere regio’s in meer detail

Import uit EMU-12 meer dan verdubbeld

In vergelijking met het jaar waarin de euro in omloop kwam (in 2002) is in 2021 de importwaarde van de elf landen die samen met Nederland als eerste toetraden tot de eurozone (EMU-12) met 123 procent toegenomen tot 210,3 miljard euro. Het importaandeel van de EMU-12 in de totale goederenimport was in 2002 45,7 procent. Dat is beduidend meer dan in 2015 en 2021 toen het aandeel respectievelijk 40,2 en 39,8 procent was.

In de periode 2015–2021 was de importgroei uit de EMU-12 41 procent. Uit figuur 2.3.1 blijkt dat Duitsland, België en Frankrijk de drie belangrijkste importpartners zijn. De importtoename uit deze drie landen was lager dan de gemiddelde importgroei uit de eurozone. Nederland importeerde in 2021 uit Duitsland, België en Frankrijk respectievelijk 39, 38 en 15 procent meer dan in 2015. De import uit de Zuid-Europese eurozonelanden groeide in deze periode bovengemiddeld hard. De import uit Griekenland groeide tussen 2015 en 2021 zelfs met 91 procent. Ook de import uit Italië en Spanje kende mooie groeicijfers (respectievelijk 66 en 58 procent). Portugal bleef hier met een toename van de import met 28 procent bij achter. Van de andere EMU-12 landen valt de importgroei uit Ierland op. In de afgelopen zes jaar is de import uit Ierland vrijwel verdubbeld door een forse groei van medicinale en farmaceutische producten.

2.3.1 Import uit EMU-12 (mld euro)
Importpartner 2021* 2015 2002
Duitsland 91,4 65,7 39,8
België 52,2 37,9 22,6
Frankrijk 18,7 16,3 11,8
Italië 14,8 8,9 6,3
Spanje 10,7 6,8 4,4
Ierland 10,1 5,1 3,7
Finland 4,6 3,7 2,1
Oostenrijk 3,4 2,2 1,4
Portugal 2,4 1,9 1,2
Luxemburg 1,2 0,8 0,5
Griekenland 0,8 0,4 0,3

Import uit Slovenië bijna verdubbeld ten opzichte van 2015

Nederlandse bedrijven importeren tegenwoordig fors meer goederen uit de zeven later toegetreden landen (Cyprus, Estland, Letland, Litouwen, Malta, Slovenië en Slowakije), zie figuur 2.3.2. Litouwen was met een importwaarde van 1,8 miljard euro in 2021 de grootste leverancier van goederen aan Nederland. Daarmee heeft Litouwen Slowakije ruimschoots ingehaald, dat in 2015 nog de meeste goederen aan Nederland leverde maar sindsdien weinig groei wist te behalen. Tussen 2015 en 2021 werd de grootste groei gerealiseerd in de invoer uit de Baltische staten en Slovenië. Zo was, ten opzichte van 2015, de Nederlandse goederenimport uit Slovenië in 2021 94 procent hoger. De waarde van de Nederlandse goederenimport uit Litouwen groeide in dezelfde periode met 84 procent.

Aandeel nieuwe EMU-toetreders in de invoer circa 1 procent in 2021

De import uit de landen die na 2002 toetraden tot de eurozone was in 2021 5,4 miljard euro. Het aandeel van deze zeven landen in de totale import was in 2021 met 1,0 procent bescheiden maar wel iets groter dan in 2015 (0,9 procent). Hierdoor nam het belang van deze landen tussen 2015 en 2021 slechts heel beperkt toe. In 2002 toen deze landen nog niet bij de eurozone waren aangesloten was het importaandeel met 0,4 procent aanmerkelijk kleiner. In paragraaf 2.5 wordt uitgebreid aandacht besteed aan de goederenhandel tussen Nederland en deze nieuwe toetreders.

2.3.2 Import uit nieuwe landen eurozone (mld euro)
Importpartner 2021* 2015 2002
Litouwen (2015) 1,84 0,97 0,20
Slowakije (2009) 1,29 1,20 0,29
Letland (2014) 0,78 0,37 0,07
Slovenië (2007) 0,76 0,39 0,14
Estland (2011) 0,51 0,28 0,15
Cyprus (2008) 0,11 0,06 0,02
Malta (2008) 0,08 0,05 0,01

21 procent importaandeel Europese landen buiten eurogebied

De import uit Europese landen waar men niet met de euro betaalt, was in 2021 goed voor 111,5 miljard euro. Hiervan is circa een derde deel (36,7 miljard euro) afkomstig uit EU-lidstaten zoals Polen, Zweden en Tsjechië. Het resterend deel (74,8 miljard euro) komt uit niet-EU-lidstaten binnen Europa, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Ruslandnoot3 en Noorwegen.

3e leverancier is Tsjechië voor personenauto’s Buitenvorm Binnenvorm

Sommige Europese landen die niet tot de eurozone behoren zijn belangrijke leveranciers voor de Nederlandse goederenimport. Zo is Nederland erg afhankelijk van het Verenigd Koninkrijk (importaandeel 5,0 procent), Rusland (3,6 procent) en Noorwegen (2,9 procent) voor de import van minerale brandstoffen. In 2021 kwam bijna de helft (46 procent) van alle door Nederland geïmporteerde minerale brandstoffen uit deze drie landen. Van de tien landen vermeld in figuur 2.3.3 valt verder de enorme Poolse importgroei op. Die groeide tussen 2002 en 2021 met 9,4 miljard euro (588 procent) naar circa 11 miljard euro. Polen is inmiddels in rangorde de 10e importpartner van Nederland. Er komen steeds meer meubelen en televisies uit Polen. Ook de importgroei uit Tsjechië is opmerkelijk. Met een importwaarde van 5,7 miljard euro in 2021 is Tsjechië de 18e importpartner van Nederland. Uit Tsjechië komen veel personenauto’s (629 miljoen euro in 2021). Met dit resultaat is Tsjechië, na Duitsland en België, het 3e importland van personenauto’s met een aandeel van 6,3 procent. Zes jaar eerder was het aandeel 4,3 procent. De importgroei uit Oekraïne (op plaats 11, niet getoond) is eveneens opvallend. In 2021 importeerde Nederland voor 2,0 miljard euro aan goederen uit Oekraïne. Ruim een kwart van de import bestaat uit maïs (536 miljoen euro). Hiermee is Oekraïne de belangrijkste leverancier van maïs voor Nederland (zie ook CBS, 2022b). Het aandeel van Oekraïne in de Nederlandse import van maïs is 42 procent. Frankrijk volgt als tweede importland met 19 procent.

2.3.3 Import uit 10 belangrijkste Europese landen zonder euro (mld euro)
Handelspartner 2021* 2015 2002
Verenigd Koninkrijk (niet-EU) 26,5 20,6 14,0
Rusland (niet-EU) 18,8 13,9 3,8
Noorwegen (niet-EU) 15,5 11,9 1,5
Polen 11,0 7,2 1,6
Zweden 8,1 6,3 4,1
Tsjechië 5,7 5,1 0,8
Denemarken 5,4 3,7 1,9
Turkije (niet-EU) 4,4 2,5 1,2
Zwitserland (niet-EU) 4,3 2,2 2,4
Hongarije 3,5 2,0 1,2

Aandeel export naar oorspronkelijke eurozonepartners met 7 procentpunt gedaald

Nederland zag gedurende het ruim twintigjarig bestaan van de euro de export naar de oorspronkelijke elf partners met 121 procent toenemen, tot 315,0 miljard euro. Het exportaandeel nam in die periode af van 61,3 procent naar 53,7 procent. In 2015 was het exportaandeel met 53,3 procent een fractie kleiner dan in 2021.

Export naar Frankrijk groeit bovengemiddeld en steekt VK voorbij als 3e exportpartner

Tussen 2015 en 2021 groeide de export naar de EMU-12 landen met 41 procent. Uit figuur 2.3.4 blijkt dat in die periode Ierland het land is dat als exportbestemming relatief het sterkst groeide (78 procent). De belangrijkste drie exportbestemmingen Duitsland, België en Frankrijk hadden een groei van respectievelijk 35, 44 en 43 procent. Daarmee groeide de export naar België en Frankrijk bovengemiddeld. Frankrijk stak met deze groei het Verenigd Koninkrijk in 2021 voorbij als 3e exportbestemming. Van de Zuid-Europese landen groeide de export naar Portugal het sterkst (62 procent). De export naar Italië en Spanje nam met 47 en 52 procent eveneens bovengemiddeld toe. Griekenland was van de Zuid-Europese landen het land met de kleinste exportgroei (34 procent).

De olieprijs kan een grote invloed hebben op de exportwaarde. Deze was in 2021 gemiddeld 24 procent hoger dan in 2015 en had daardoor een sterk stuwend effect op de exportwaarde van olieproducten. Deze goederen gaan voor bijna de helft naar landen binnen de EMU-12.

2.3.4 Export naar EMU-12 (mld euro)
Exportpartner 2021* 2015 2002
Duitsland 133,3 98,5 56,5
België 63,0 43,9 27,5
Frankrijk 47,5 33,1 23,4
Italië 25,5 17,4 14,3
Spanje 18,5 12,2 8,2
Oostenrijk 7,4 4,9 3,3
Ierland 6,1 3,4 2,4
Finland 5,5 4,3 2,5
Portugal 3,9 2,4 1,8
Griekenland 2,7 2,0 2,0
Luxemburg 1,6 1,0 0,7

Estland 16 plaatsen vooruit als exportpartner

In 2021 exporteerde Nederland voor 7,4 miljard euro naar de zeven nieuwkomers. Ten opzichte van 2002 verdubbelde hun gezamenlijke exportbelang bijna tot 1,3 procent in 2021. Vooral naar Estland groeide de export fors. Nederland exporteerde in 2021 ongeveer 7 keer meer goederen naar Estland dan in 2002, zie figuur 2.3.5. Daarmee kon Estland opklimmen tot onze 48e exportbestemming in 2021. Estland stond in 2002 op de 64e plaats. Ook de goederenexport naar Litouwen en Letland nam toe, tot respectievelijk 1,6 miljard en 0,8 miljard euro in 2021. De groeispurt van de export naar Litouwen is vrijwel even groot als die naar Estland. Ook de exportwaarde naar de andere nieuw toegetreden landen groeide sterk in de periode 2002–2021. Het totale exportbelang van de zeven landen die zich na 2002 aansloten bij de eurozone is relatief bescheiden, maar wel meer dan in 2015. Paragraaf 2.5 gaat specifiek in op de export naar de belangrijkste twee partners: Litouwen en Slowakije.

2.3.5 Export naar nieuwe landen eurozone (mld euro)
Exportpartner 2021* 2015 2002
Slowakije (2009) 1,78 1,37 0,37
Litouwen (2015) 1,59 0,74 0,23
Slovenië (2007) 1,10 0,67 0,35
Estland (2011) 1,05 0,72 0,16
Letland (2014) 0,83 0,46 0,17
Cyprus (2008) 0,60 0,33 0,14
Malta (2008) 0,47 0,31 0,10

VK, Polen en Zweden belangrijkste Europese exportbestemmingen buiten eurogebied

Van de Europese landen buiten de muntunie is met name het Verenigd Koninkrijk bijzonder belangrijk voor de Nederlandse goederenexport, zie figuur 2.3.6. Met een export van 37,9 miljard euro is het VK van alle landen de 4e exportbestemming (exportaandeel 6,5 procent), zie ook Creemers et al. (2021). Voor vlees en bloemen en planten is het VK na Duitsland de belangrijkste exportmarkt. Naast het VK speelt Polen een grote rol in de Nederlandse export. In 2021 was Polen met een export van 18,4 miljard euro de 8e exportpartner (3,1 procent). Polen heeft van deze Europese landen buiten het eurogebied de grootste afzetmarkt van chips en halfgeleiders met een aandeel van 16 procent (2,3 miljard euro). Ook is Polen erg belangrijk voor de export van trucks, groenten en fruit en kleding en schoeisel. Tsjechië is de 12e exportbestemming met een export van 9,0 miljard euro. Net als naar Polen gaan er veel chips en halfgeleiders naar Tsjechië (1,6 miljard euro). Het aandeel van wederuitvoer in de export naar Polen en Tsjechië is bovengemiddeld hoog. Naar Zwitserland gaan veel geneesmiddelen en medische instrumenten en apparaten. Denemarken is belangrijk voor de export van vlees.

2.3.6 Export naar 10 belangrijkste Europese landen zonder euro (mld euro)
Exportpartner 2021* 2015 2002
Verenigd Koninkrijk (niet-EU) 37,9 36,5 25,7
Polen 18,4 10,0 2,8
Zweden 12,0 7,8 4,5
Tsjechië 9,0 6,6 1,5
Zwitserland (niet-EU) 8,6 5,5 3,9
Denemarken 7,9 5,7 3,4
Rusland (niet-EU) 6,6 4,2 2,5
Turkije (niet-EU) 6,2 5,2 1,6
Noorwegen (niet-EU) 5,1 3,8 2,0
Hongarije 4,6 3,0 1,3

2.4De eurozone versus andere handelsregio’s

De afgelopen negentien jaar is de wereldhandel steeds belangrijker geworden voor Nederland. Dat maakt ons land met zijn open economie steeds meer afhankelijk van de staat waarin de wereldhandel verkeert. Nederland drijft het meeste handel met andere Europese partners en met name met de haar omringende buurlanden. Daar staat tegenover dat andere handelsregio’s een steeds groter handelsbelang innemen. In deze paragraaf kijken we hoe het aandeel van enkele handelsregio’s, zoals overig Europa (niet-eurozone), Noord-Amerika en Oost-Azië, zich sinds 2002 ontwikkeld heeft in de Nederlandse goederenhandel.noot4

China stuwt aandeel Oost-Azië in Nederlandse import omhoog

In 2021 is voor ruim 78 miljard euro aan goederen uit Oost-Azië ingevoerd. Dat is 3,5 keer meer dan in 2002. Het importaandeel van Oost-Azië was in 2002 circa 10,7 procent, in 2021 is dit aandeel naar 14,8 procent gestegen. In dezelfde periode daalde het importaandeel van de eurozone van 45,8 naar 40,8 procent. De waarde van de goederenimport uit Noord-Amerika groeide met 23,6 miljard euro over de periode 2002–2021. Toch nam het Noord-Amerikaanse importaandeel af van 9,3 tot 8,1 procent. Duidelijk is dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden in onze goederenimport van de eurozone en de Verenigde Staten naar Oost-Azië, zie figuur 2.4.1.

Vooral de import uit China is sterk gestegen. Nadat China eind 2001 lid werd van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn de belangrijkste handelsbarrières voor de handel met China verdwenen. ‘Made in China’ begon de wereld te veroveren. In 2021 was de Nederlandse import uit de 2e economie van de wereld bijna 6 keer hoger dan negentien jaar eerder toen China de 6e economie was. China is met afstand onze belangrijkste handelspartner van het Aziatische continent. Sinds 2002 passeerde China België, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk en is daarmee na Duitsland de 2e importpartner van Nederland. Nederlandse bedrijven zijn voor hun import daarmee afhankelijker geworden van China (zie ook Aerts et al., 2020). Nederland haalde in 2021 ook relatief meer goederen uit Hongkong, Zuid-Korea en Taiwan dan twintig jaar geleden. Daar staat tegenover dat de import uit Japan in die periode minder dan gemiddeld groeide. De rol van andere landen in Oost-Azië (Noord-Korea, Macau en Mongolië) in de Nederlandse goederenimport is verwaarloosbaar klein.

In deze figuur zien we de ontwikkeling van de importaandelen van de handelsregio’s eurozone, Europa niet-eurozone, Noord-Amerika, Oost-Azië en overig. € 206 m l d 2002 € 372 m l d 2015 € 528 m l d 2021* 2.4.1 Ontwikkeling Nederlandse goederenimport naar regio Eu r ozone 1) Eu r opa nie t -eu r ozone Noo r d - Ameri k a Oos t - Azië Rest 1) In 2002 bestaat de eu r ozone uit 12 landen (EMU-12) . De eu r ozone is uitgeb r eid met Sl o v enië (2007) , Ma l ta en C yprus (2008) , Sl ow akije (2009) , Estland (2011) , L etland (2014) en Litouwen (2015) .

Terwijl in 2002 zo’n 16,8 procent van onze invoer uit Europese landen zonder euro kwam, is dit in 2021, mede door hogere inkoopprijzen, opgelopen tot 21,1 procent (zie figuur 2.4.1). Ook binnen Europa zijn verschuivingen zichtbaar. Het aandeel van onder andere Duitsland, België en Frankrijk nam af. Het importaandeel van Rusland (+1,7 procentpunt), Noorwegen (+2,2 procentpunt), Polen (+1,3 procentpunt) en Tsjechië (+0,7 procentpunt) nam juist toe. Deze landen worden steeds belangrijker als goederenleverancier en Nederland wordt relatief iets minder afhankelijk van de buurlanden.

Machines en apparaten koploper in Oost-Aziatische importpakket

In figuur 2.4.2 is te zien dat het pakket aan goederen dat Nederland uit de verschillende handelsregio’s importeert sterk verschilt. Machines en apparaten worden naar verhouding weinig uit Europa (eurozone en niet-eurozone) geïmporteerd. Machines en apparaten worden door Nederland wel relatief veel uit Oost-Azië geïmporteerd. Minerale brandstoffen spelen een belangrijke rol in de goederenimport uit Europese niet-eurozonelanden als Rusland, Noorwegen en het VK. Uit Noord-Amerika halen Nederlandse bedrijven eveneens relatief veel minerale brandstoffen maar ook machines en apparaten.

2.4.2 Samenstelling importpakket naar handelsregio, 2021* (%)
Handelsregio Fabricaten Vervoermaterieel Machines en apparaten Chemische producten Minerale brandstoffen Grondstoffen en natuurproducten Voeding en dranken
Totaal 24,2 5,9 24,6 14,4 16 5,5 9,4
Eurozone 26,8 8,4 18,3 19,8 8,5 5,5 12,6
Europa niet-eurozone 22,1 4,9 15 9,9 37,3 4,9 6
Noord-Amerika 23,7 4,1 24,8 20,8 18,9 4,6 3,1
Oost-Azië 27,4 4 57,3 8 0,8 1,1 1,4
55% is het exportbelang van de eurozone in de totale goederenexport Buitenvorm Binnenvorm

Exportaandeel Oost-Azië zit in de lift

Terwijl in 2002 nog 61,3 procent van onze uitvoer als bestemming het eurogebied had, is dit aandeel in 2021 naar 55,0 procent gedaald (zie figuur 2.4.3). Het exportaandeel van alle EMU-12 landen individueel nam af. Wel werden alle zeven nieuw toegetreden eurozonelanden belangrijker als klant voor Nederlandse exportgoederen. Het Oost-Aziatische exportaandeel verdubbelde tussen 2002 en 2021 naar 6,6 procent. In 2021 exporteerden Nederlandse bedrijven voor bijna 39 miljard euro aan goederen naar Oost-Azië. Dat is ongeveer 5 keer meer dan in 2002. Met name China, Taiwan en Zuid-Korea wonnen aan exportbelang. Het exportaandeel van landen die niet tot een van de vier handelsregio’s behoren, is ook gegroeid sinds 2002. Dit komt vooral door het groter geworden exportaandeel van handelspartners zoals Nigeria, Australië, Brazilië, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Mexico, India en Zuid-Afrika.

In deze figuur zien we de ontwikkeling van de exportaandelen van de handelsregio’s eurozone, Europa niet-eurozone, Noord-Amerika, Oost-Azië en overig. € 233 m l d 2002 € 419 m l d 2015 € 587 m l d 2021* 2.4.3 O n twik k e li n g N e d e rl a n d s e g oe d e r e n e xp o rt na ar r eg i o Eu r ozone 1) Eu r opa nie t -eu r ozone Noo r d - Ameri k a Oos t - Azië Rest 1) In 2002 bestaat de eurozone uit 12 landen (EMU-12) . De eurozone is uitgebreid met Slovenië (2007) , Malta en Cyprus (2008) , Slowakije (2009) , Estland (2011) , Letland (2014) en Litouwen (2015) .

Noord-Amerika relatief belangrijke afzetmarkt voor minerale brandstoffen

De samenstelling van de Nederlandse exportgoederen naar de andere eurozonelanden komt grotendeels overeen met het gemiddelde exportpakket naar alle landen, zie figuur 2.4.4. In het exportpakket van Noord-Amerika nemen minerale brandstoffen een belangrijke positie in. Deze productgroep vormt 16,3 procent van de Nederlandse uitvoer naar Noord-Amerika, tegen 13,0 procent naar de andere eurozonelanden. Het exportaandeel van machines en apparaten ligt met 56 procent beduidend hoger voor Oost-Azië dan bij de totale export (24 procent). Oost-Azië is een bijzonder belangrijke afzetmarkt van gespecialiseerde machines.

2.4.4 Samenstelling exportpakket naar handelsregio, 2021* (%)
Handelsregio Fabricaten Vervoermaterieel Machines en apparaten Chemische producten Minerale brandstoffen Grondstoffen en natuurproducten Voeding en dranken
Totaal 21,4 4,9 23,6 18,9 12,3 6,3 12,8
Eurozone 23,9 3,9 18,8 19,9 13,0 7,0 13,5
Europa niet-eurozone 22,0 5,2 27,6 18,9 6,2 7,0 13,1
Noord-Amerika 20,1 4,8 27,0 21,0 16,3 3,6 7,2
Oost-Azië 12,8 2,8 55,5 11,9 0,9 4,3 11,8

2.5Nederlandse goederenhandel met nieuwe toetreders eurozone

De Nederlandse import uit de nieuwe eurozonelanden Slovenië (toegetreden in 2007), Malta en Cyprus (2008), Slowakije (2009), Estland (2011), Letland (2014) en Litouwen (2015) was 5,3 miljard euro in 2021. Uit figuur 2.5.1 blijkt dat meer dan de helft van deze import bestaat uit fabricaten, machines en vervoermaterieel. In vergelijking met 2002 is de import van fabricaten door de nieuwe eurozone toetreders bijna 4 keer hoger. Ook de import van de andere productcategorieën groeide fors in negentien jaar tijd. Uitzondering hierop is de invoer van minerale brandstoffen, deze daalde tussen 2015 en 2021.

2.5.1 Import uit nieuwe landen eurozone naar productcategorie (mln euro)
Productcategorie 2021* 2015 2002
Voeding en
dranken
485 284 78
Grondstoffen en
natuurproducten
679 296 75
Minerale
brandstoffen
371 519 141
Chemische
producten
862 388 53
Machines en
apparaten
950 697 168
Vervoer-
materieel
605 382 27
Fabricaten 1391 747 353

Zoals bij figuur 2.3.2 besproken, zijn Litouwen en Slowakije van de zeven nieuwe eurozonelanden de belangrijkste importpartners van Nederland. Daarom zoomen we in de rest van deze paragraaf wat dieper in op de handel met deze twee landen.

Nederland in rangorde 5e exportbestemming voor Litouwen

Van de Baltische staten importeert Nederland het meeste uit Litouwen. De Nederlandse importwaarde uit Litouwen is circa 3,6 keer hoger dan de importwaarde uit Estland en 2,4 keer hoger dan die uit Letland. Met een importwaarde van 1,8 miljard euro maakt Litouwen 0,3 procent uit van de totale Nederlandse import. In rangorde is Litouwen de 41e goederenleverancier van Nederland. In 2015 stond Litouwen nog op de 49e plaats. Het is een divers palet aan chemische producten en fabricaten die Nederland importeert, zoals uit figuur 2.5.2 blijkt. Meer inzoomend op de productcategorie fabricaten blijkt dat Litouwen een belangrijke leverancier is van meubelen. De import van meubelen bedroeg in 2021 147 miljoen euro. Hiermee heeft Litouwen een aandeel van 2,3 procent in de Nederlandse meubelimport en staat het in rangorde op de 9e positie van importpartners. Bezien vanuit het perspectief van Litouwen is Nederland, na Rusland, Letland, Duitsland en Polen de 5e belangrijkste exportbestemming voor Litouwse bedrijven. Het aandeel van Nederland in de Litouwse goederenexport was in 2020 5,3 procent (UN Comtrade, 2020).

2.5.2 Import uit Litouwen naar productcategorie (mln euro)
Productcategorie 2021* 2015 2002
Voeding en
dranken
228 115 23
Grondstoffen en
natuurproducten
267 112 25
Minerale
brandstoffen
189 337 82
Chemische
producten
493 135 6
Machines en
apparaten
143 47 9
Vervoer-
materieel
138 24 1
Fabricaten 383 196 53

Een van de belangrijkste leveranciers van personenauto’s is Slowakije

Slowakije maakt, met een importwaarde van 1,3 miljard euro, circa 0,2 procent uit van de totale Nederlandse import van goederen. Daarmee bezet Slowakije de 52e plaats als goederenleverancier. De import bestaat voor 85 procent uit machines, vervoermiddelen en fabricaten (figuur 2.5.3). Nederland importeert uit Slowakije vooral veel personenauto’s. Met een importwaarde van 279 miljoen euro is Slowakije de 8e leverancier van personenauto’s. Vanuit het perspectief van Slowakije staat Nederland op de 13e plaats van belangrijkste exportbestemmingen (UN Comtrade, 2020).

2.5.3 Import uit Slowakije naar productcategorie (mln euro)
Productcategorie 2021* 2015 2002
Voeding en
dranken
56 33 8
Grondstoffen en
natuurproducten
52 23 8
Minerale
brandstoffen
2 3 0
Chemische
producten
79 117 20
Machines en
apparaten
471 482 89
Vervoer-
materieel
310 283 12
Fabricaten 312 261 153
61% meer export naar nieuwkomers eurozone in 2015–2021 Buitenvorm Binnenvorm

De Nederlandse goederenexport naar de zeven nieuwe eurozonelanden bedroeg in 2021 7,4 miljard euro. De export van alle goederen samen is met 61 procent gegroeid ten opzichte van 2015. Uit figuur 2.5.4 blijkt dat circa twee derde deel van deze export bestaat uit fabricaten, machines en chemische producten. Ten opzichte van 2002 was in 2021 de export van fabricaten, machines en chemische producten naar de nieuwe toetreders circa 4,6 keer hoger. Ook de overige productcategorieën hadden exportgroei.

2.5.4 Export naar nieuwe landen eurozone naar productcategorie (mln euro)
Productcategorie 2021* 2015 2002
Voeding en
dranken
1021 749 213
Grondstoffen en
natuurproducten
500 277 124
Minerale
brandstoffen
269 92 25
Chemische
producten
1444 834 257
Machines en
apparaten
1896 1316 469
Vervoer-
materieel
748 463 105
Fabricaten 1549 878 335

Litouwen belangrijkste klant van de Baltische staten

Naast Slowakije is Litouwen van de nieuwe eurozonelanden het meest belangrijk voor de Nederlandse goederenexport. De bereikbaarheid over zee maakt van Litouwen een strategische toegangspoort. Litouwen heeft daarmee een belangrijke distributiefunctie tot Scandinavische landen. De export naar Litouwen bedroeg in 2021 1,6 miljard euro. Hiermee is het belang van Litouwen in de Nederlandse export een kleine 0,3 procent. In rangorde is Litouwen de 44e afnemer van goederen. Zes jaar eerder, vóór het toetreden tot de eurozone, stond Litouwen nog op plaats 50. Het is een groot scala aan producten dat Nederland naar Litouwen exporteert, zoals uit figuur 2.5.5 blijkt. Als leverancier neemt Nederland voor Litouwen met een aandeel van 5,5 procent een belangrijke positie in. Na Polen, Duitsland, Rusland en Letland is Nederland de belangrijkste goederenleverancier voor Litouwse bedrijven (UN Comtrade, 2020).

2.5.5 Export naar Litouwen naar productcategorie (mln euro)
Productcategorie 2021* 2015 2002
Voeding en
dranken
233 183 39
Grondstoffen en
natuurproducten
89 50 29
Minerale
brandstoffen
32 5 1
Chemische
producten
374 158 31
Machines en
apparaten
329 153 51
Vervoer-
materieel
260 62 24
Fabricaten 272 130 53

In 2021 exporteerden Nederlandse bedrijven voor 1,8 miljard euro goederen naar Slowakije. Daarmee is het belang van Slowakije voor de Nederlandse export 0,3 procent. Hiermee is het land de 41e exportbestemming. In 2015 stond Slowakije nog twee plaatsen hoger. 80 procent van de export naar Slowakije bestaat uit chemische producten, machines, vervoermiddelen en fabricaten. Ten behoeve van de Slowaakse auto-industrie levert Nederland veel onderdelen. Andersom is Nederland voor Slowakije de 15e importpartner met in 2020 een aandeel van 1,3 procent (UN Comtrade, 2020).

2.5.6 Export naar Slowakije naar productcategorie (mln euro)
Productcategorie 2021* 2015 2002
Voeding en
dranken
184 121 37
Grondstoffen en
natuurproducten
148 81 21
Minerale
brandstoffen
28 8 0
Chemische
producten
394 300 52
Machines en
apparaten
471 405 162
Vervoer-
materieel
148 151 32
Fabricaten 407 300 70

2.6Belang van de eurozone voor de Nederlandse dienstenhandel

Het eurogebied was in 2020 goed voor een derde van de wereldwijde export en import van diensten. Binnen de eurozone is Nederland de 4e grootste importeur en exporteur van diensten, voorafgegaan door Duitsland, Ierland en Frankrijk (UNCTAD, 2022). Diensten vormen een steeds groter aandeel in de internationale handel en met name sinds de kredietcrisis is de internationale handel in diensten van de eurozone als geheel harder gegroeid dan de goederenhandel (Gunnella et al., 2021). De introductie van de euro heeft niet alleen gevolgen voor de goederenhandel tussen eurozonelanden maar ook voor de onderlinge handel in diensten. De extra handelsprikkel van de euro, waardoor transactiekosten en wisselkoersrisico’s in de eurozone zijn weggenomen, is bijvoorbeeld voor de Nederlandse dienstenhandel een stuk groter in vergelijking met de rest van de eurozone (Freeman et al., 2022). Deze paragraaf laat zien hoe de Nederlandse dienstenhandel met de eurozone zich heeft ontwikkeld ten opzichte van andere gebieden.

Methodebeschrijving tijdreeks internationale dienstenhandel 2014 t/m 2021

Vanwege een herontwerp van de CBS internationale dienstenstatistiek in 2020 is er sprake van een breuk in de bestaande statistiekreeksen voor de internationale dienstenhandel. Feitelijk zijn er hierdoor twee afzonderlijke verzamelingen tijdreeksen ontstaan: een oorspronkelijke verzameling reeksen die lopen van 2014 t/m 2020, en een nieuwe verzameling reeksen die starten in 2020, het jaar waarin het herontwerp plaatsvond. Om toch ontwikkelingen over een langere tijdspanne in kaart te kunnen brengen zijn er speciaal voor deze editie van de Internationaliseringsmonitor nieuwe, teruggelegde tijdreeksen ontwikkeld waarin trendmatige ontwikkelingen uit de oorspronkelijke reeksen worden gekoppeld aan de waardes en ontwikkelingen uit de ‘nieuwe’ reeksen. Hierbij is gebruik gemaakt van het feit dat zowel de oorspronkelijke reeksen als de nieuwe reeksen beschikbaar zijn in 2020.

De teruggelegde reeksen nemen vanaf het eerste kwartaal van 2020 simpelweg de waardes uit de nieuwe reeksen over. Voor de berekening van alle voorgaande kwartalen wordt gebruik gemaakt van trendmatige ontwikkelingen in de oude reeksen, die vervolgens met terugwerkende kracht worden opgelegd aan de waardes uit de nieuwe reeksen. Hiervoor worden voor ieder kwartaal t/m het vierde kwartaal van 2019 eerst de verhoudingen tussen de waardes van dat kwartaal en de gemiddelde waardes over heel 2020 berekend op basis van de oorspronkelijke reeksen. Deze factoren passen we vervolgens toe op de gemiddelde waardes over 2020 volgens de nieuwe reeksen, waarmee de jaren vóór 2020 kwartaal voor kwartaal en reeks voor reeks worden gevuld. Bij een beperkt aantal dienst-stroom-land combinaties met een klein aandeel in de totale internationale dienstenhandel leidt deze methode tot instabiele schattingen waardoor we deze reeksen handmatig aanpassen. Omdat het om stromen gaat die qua omvang beperkt zijn, heeft dit geen substantiële invloed op de totaalstromen.

De beschreven methodiek legt individuele reeksen terug op het laagste aggregatieniveau voor wat betreft type dienst, partner (bestemmings of herkomst) en dienstenstroom (import en export). We gebruiken vervolgens een koppeltabel om de waardes uit afzonderlijke reeksen op het laagste detailniveau te aggregeren naar bovenliggende diensten en landen (bijvoorbeeld van een specifieke dienst als ‘zeevaart’ naar een overkoepelende dienst als ‘vervoersdiensten’ en tegelijkertijd van specifieke landen naar bijvoorbeeld werelddelen of de eurozone).

De huidige teruglegging is voorlopig en zal in de toekomst waar nodig en mogelijk nog verder verbeterd worden.

In 2021 bedroeg de totale Nederlandse dienstenimport 201 miljard euro. Dat is 29 procent meer dan in 2014. De Nederlandse dienstenimport is vooral afkomstig uit niet-eurozonelanden (57,6 procent), zoals ook voor de goederenimport het geval is (zie figuur 2.6.1). Nederlandse bedrijven importeerden in 2021 voor 85,1 miljard euro aan diensten uit de andere eurozonelanden. Dat is 70 procent meer dan in 2014. Tegelijkertijd groeide de waarde van de dienstenimport uit niet-eurozonelanden in 2021 met 10 procent ten opzichte van zeven jaar eerder.

Import van diensten uit eurozone groeide in 2021 veel harder dan uit landen zonder euro

Sinds 2014 is het aandeel van de eurozone in de totale dienstenimport met ruim 10 procentpunt gegroeid, naar 42,4 procent in 2021. In 2021 is de dienstenimport uit het eurogebied sterker gegroeid dan de import uit partners buiten de eurozone. Dit geldt zowel ten opzichte van 2020 als 2019. Zo ligt bijvoorbeeld de waarde van de dienstenimport afkomstig uit het eurogebied in 2021 1,2 procent hoger dan twee jaar eerder. Voor de import uit niet-eurozonelanden is het omgekeerde patroon zichtbaar: een krimp van 24,4 procent ten opzichte van 2019.

2.6.1 Nederlandse dienstenimport uit eurozone versus niet-eurozone (mld euro)
Jaar Eurozone Niet-eurozone
2014 50,1 105,3
2015 55,3 146,3
2016 59,0 115,2
2017 69,9 121,0
2018 78,3 140,6
2019 84,1 153,0
2020 75,6 111,7
2021* 85,1 115,6

Exportaandeel eurozone dalend sinds 2016

Het belang van het eurogebied in de totale Nederlandse export van diensten kent sinds 2014 een minder stabiel patroon. Vanaf 2016 daalde het relatieve belang van de eurozone als afnemer van diensten uit Nederland, maar het eurogebied bereikte in 2021 wel weer een hoger exportaandeel dan in 2014. De dienstenhandel met de andere eurozonelanden bedroeg in 2021 41,8 procent van de totale Nederlandse export, goed voor een waarde van 88,0 miljard euro (zie figuur 2.6.2). Ook de Nederlandse dienstenuitvoer is sterk gericht op de niet-eurozonelanden.

2.6.2 Nederlandse dienstenexport naar eurozone versus niet-eurozone (mld euro)
Jaar Eurozone Niet-eurozone
2014 66,6 100,5
2015 71,0 114,1
2016 81,0 99,1
2017 82,9 107,8
2018 93,9 118,8
2019 104,9 130,6
2020 79,8 119,5
2021* 88,0 122,6

Vervoersdiensten opgeklommen tot 2e grootste dienstensoort in eurozone-importpakket

In figuur 2.6.3 is te zien dat het pakket aan diensten dat Nederland uit de eurozone importeert sterk verschilt van dat uit niet-eurozonelanden. Vervoersdiensten (bijvoorbeeld een vlucht met een Franse luchtvaartmaatschappij naar een Franse badplaats) worden naar verhouding veel uit andere eurozonelanden geïmporteerd. Een kwart van de Nederlandse dienstenimport uit het eurogebied bestond in 2021 uit dit soort van diensten. Voor niet-eurozonelanden is dat aandeel 11 procentpunt kleiner. Ten opzichte van 2014 zijn de vervoersdiensten belangrijker geworden in het eurozone importpakket. In 2021 hebben vervoersdiensten, na zakelijke dienstverlening, zelfs het grootste aandeel in het importpakket met als herkomst de andere eurozonelanden. Ook reisverkeer (bijvoorbeeld de uitgaven van Nederlandse toeristen en zakelijke reizigers tijdens verblijf in of bezoek aan Spanje) speelt een grotere rol in het importpakket uit de eurozone dan uit de niet-eurozone. Omgekeerd zien we dat het gebruik van intellectueel eigendom en zakelijke diensten (bijvoorbeeld wetenschappelijke diensten of zakelijk advies) naar verhouding weinig uit andere eurozonelanden worden geïmporteerd.

2.6.3 Samenstelling Nederlandse dienstenimport, 2021* (%)
Regio Vervoersdiensten Reisverkeer Financiële diensten Intellectueel eigendom Telecommunicatie Andere zakelijke diensten Overig
Eurozone 25,7 8,7 5,3 10,2 9,6 31,6 9,0
Niet-eurozone 14,7 1,8 9,3 19,5 10,8 37,6 6,4

Top-3 diensten identiek in exportpakket eurozone versus niet-eurozone

De samenstelling van de Nederlandse uitvoer van diensten naar het eurogebied is vergelijkbaar met dat naar niet-eurozonelanden, zie figuur 2.6.4. Denk hierbij vooral aan zakelijke dienstverlening, vervoersdiensten, telecommunicatie en computerdiensten en het gebruik van intellectueel eigendom. Al wijken de relatieve verhoudingen tussen de eurozone en niet-eurozone wel af. Zo zien we dat vervoersdiensten, telecommunicatie- en computerdiensten naar verhouding vaker richting andere eurozonelanden gaan. Omgekeerd worden vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom en zakelijke diensten naar verhouding minder vaak naar andere eurozonelanden geëxporteerd.

2.6.4 Samenstelling Nederlandse dienstenexport, 2021* (%)
Regio Vervoersdiensten Reisverkeer Financiële diensten Intellectueel eigendom Telecommunicatie Andere zakelijke diensten Overig
Eurozone 23,8 6,5 4,4 13,8 16,6 26,9 7,9
Niet-eurozone 21,4 2,0 6,4 16,5 13,4 31,1 9,3

Kwart van dienstenwaarde afkomstig uit Duitsland, Ierland en België

Bijna 41 procent van de totale invoer van diensten was in 2021 afkomstig uit één van de oorspronkelijke EMU-12 lidstaten. Hierbij zijn Duitsland, Ierland, België en Frankrijk de belangrijkste herkomstpartners, zie figuur 2.6.5. Met een gezamenlijk importaandeel van 1,5 procent waren de zeven nieuw toegetreden landen als leverancier voor Nederlandse diensten een kleine speler. Dit gezamenlijke aandeel is vergelijkbaar met dat van Luxemburg. In rangorde neemt Luxemburg de 13e positie in als importpartner. Het zijn met name vervoersdiensten en zakelijke diensten die Nederland uit deze zeven nieuwe landen importeert. Voor de export zien we een vergelijkbare ranking. Ook dan zijn Duitsland, Ierland, België, Frankrijk en Italië de vijf belangrijkste exportpartners.

2.6.5 Importaandeel per euroland1), 2021* (%)
Partner Importaandeel
EMU-12 .
Duitsland 10,9
Ierland 7,7
België 6,9
Frankrijk 6,7
Italië 2,6
Spanje 2,6
Luxemburg 1,3
Oostenrijk 0,7
Griekenland 0,6
Portugal 0,5
Finland 0,4
.
Nieuwe toetreders .
Cyprus 0,4
Litouwen 0,3
Slowakije 0,3
Letland 0,1
Estland 0,1
1) Malta en Slovenië worden niet getoond o.w.v. geheimhouding.

2.7Samenvatting en conclusie

Nederland heeft een belangrijke rol als toegangspoort tot Europa. De haven van Rotterdam en Schiphol nemen een sleutelpositie in bij de distributie van goederen afkomstig uit andere continenten. Geïmporteerde goederen die niet als bestemming Nederland hebben, verlaten Nederland in de vorm van wederuitvoer met als bestemming het Europese achterland. Snelle, korte verbindingen zonder handelsbeperkingen zijn hiervoor van cruciaal belang.

Met de invoering van de euro in 2002 werd de Nederlandse handel met de andere 18 EU-landen die deel uitmaken van de eurozone nog minder gecompliceerd, door gebruik te maken van dezelfde wisselkoers. Over een lange periode gemeten blijkt dat door toenemende globalisering Nederland steeds meer handelt buiten het eurogebied. Het importaandeel van landen buiten de eurozone groeide de afgelopen negentien jaar met 5 procentpunt tot 59 procent in 2021. Dat komt vooral door een beduidend groter importaandeel van Europese landen zonder euro en Oost-Azië (waaronder China, Japan, Taiwan en Zuid-Korea). Het aandeel in de export van landen buiten het eurogebied nam in de periode 2002–2021 toe met 6,5 procentpunt. Dat komt vooral door een verdubbeling van het belang van de handelsregio Oost-Azië in de Nederlandse export.

De belangrijkste handelspartners binnen het eurogebied zijn Duitsland, België en Frankrijk. In deze volgorde zijn zij het meest belangrijk voor onze goederenimport en -export. Vanuit de eurozone importeert Nederland vooral fabricaten zoals ijzer en staal en kleding, maar ook chemische producten waartoe medicinale en farmaceutische producten behoren. Fabricaten, chemische producten en machines en apparaten worden door Nederlandse exporteurs het meest verkocht aan klanten binnen de eurozone.

Voor het belang van de Nederlandse goederenhandel is de uitbreiding van de eurozone met zeven EU-lidstaten tussen 2007 en 2015 bescheiden gebleven. Andersom bleek aansluiting tot de eurozone voor de recent toegetreden landen wel erg belangrijk. Toen in 2015 Litouwen als meest recente land was toegetreden tot de muntunie was 41 procent van de totale Nederlandse import afkomstig uit de eurozone. Zes jaar later is dat aandeel vrijwel onveranderd. Tegelijkertijd zagen de nieuwe eurozonelanden hun gezamenlijke aandeel in de Nederlandse import toenemen. De Nederlandse export binnen de eurozone was in 2021 circa 55 procent. Dat is een fractie meer dan in 2015. Het exportaandeel van de zeven nieuwkomers groeide in dezelfde periode met 0,1 procentpunt.

Nederland importeerde in 2021 voor 85,1 miljard euro aan diensten uit het eurogebied (aandeel 42,4 procent). De belangrijkste importpartners voor de Nederlandse markt maken deel uit van de EMU-12. Deze groep landen neemt bijna 41 procent van de Nederlandse dienstenimport voor hun rekening. Met een gezamenlijk importaandeel van 1,5 procent spelen de zeven nieuw toegetreden landen een beperkte rol als dienstenleverancier. De belangrijkste geïmporteerde diensten uit de andere eurozonelanden zijn zakelijke diensten, vervoersdiensten, gebruik van intellectueel eigendom en reisverkeer. De Nederlandse dienstenimport is vooral gericht op de niet-eurozonelanden. Toch groeide in de periode 2014–2021 de import uit de eurozone harder dan die uit landen zonder euro. De Nederlandse dienstenexport naar de eurozone bedroeg in 2021 88,0 miljard euro, met een exportaandeel van 41,8 procent. Ook hier zijn landen zoals Duitsland, Ierland, België, Frankrijk en Italië de belangrijkste exportmarkten.

2.8Bijlage

2.8.1Import goederen uit eurozone
Import uit eurozone Aandeel in de totale import
2015 2019 2020 2021* 2015 2019 2020 2021*
mln euro %
Voeding en dranken 21 237 23 935 24 243 27 218 53,4 52,3 53,3 55,0
waarvan
vlees 2 646 2 706 2 637 2 937 56,2 56,2 58,5 60,3
zuivel 2 637 3 426 3 284 3 707 83,4 87,4 88,3 88,1
granen 3 053 3 475 3 383 4 103 70,2 66,5 66,9 69,6
groenten en fruit 4 178 4 873 5 029 5 260 42,8 40,3 40,2 40,9
cacao en chocolade 971 1 086 1 071 1 181 25,5 25,9 28,9 29,1
veevoeder 1 532 1 456 1 652 1 852 43,1 46,3 50,1 50,3
dranken 2 123 2 453 2 520 2 947 74,3 73,9 73,8 76,5
Grondstoffen en natuurproducten 8 234 9 577 9 784 11 961 41,5 42,0 41,5 41,0
waarvan
hout 603 896 1 026 1 367 51,2 56,0 55,9 52,1
metaalertsen, metaalafvallen 1 794 2 162 1 888 2 580 51,8 47,3 48,8 46,3
bloemen en planten 1 097 1 302 1 403 1 635 40,1 40,3 42,7 43,0
Minerale brandstoffen 14 745 15 259 10 553 18 338 23,0 20,2 22,0 21,7
waarvan
aardolie en olieproducten 12 819 13 191 8 895 14 871 24,6 21,4 22,8 24,5
Chemische producten 26 907 32 593 32 487 42 739 55,1 55,7 54,6 56,2
waarvan
medicinale en farmaceutische producten 1 582 3 320 3 836 5 289 28,6 42,2 43,3 49,5
geneesmiddelen 4 764 5 788 6 582 7 750 58,7 62,9 62,3 65,9
parfumerieën en cosmetische artikelen 1 465 1 556 1 512 1 683 67,6 58,8 57,0 54,9
kunststof in primaire vormen 3 662 3 687 3 267 4 428 71,2 65,4 64,4 61,5
kunststofproducten 1 704 2 141 2 119 2 555 66,8 66,1 66,0 65,7
Machines en apparaten 25 871 36 164 34 534 39 512 28,8 30,6 29,6 30,4
waarvan
generatoren en motoren 1 888 2 655 2 264 2 470 36,5 33,4 35,6 40,8
gespecialiseerde machines 4 018 5 356 5 634 6 795 52,9 48,9 51,5 52,0
pompen en elevatoren 1 461 1 951 1 946 2 237 52,6 48,9 49,5 48,0
kantoormachines 1 350 1 748 1 231 1 312 21,2 27,5 22,5 24,1
computers, laptops, tablets 1 898 2 212 2 318 2 718 18,5 16,5 16,2 17,7
televisies 501 360 318 365 16,5 11,3 9,7 9,1
chips, halfgeleiderelementen, etc. 1 990 4 777 3 662 4 128 49,8 33,0 24,9 24,5
Vervoermaterieel 13 934 18 379 15 659 18 039 60,5 57,7 57,9 57,8
waarvan
personenauto’s 6 951 8 806 7 012 7 565 81,6 78,4 75,8 75,5
overige automobielen 2 022 2 561 2 120 2 752 74,1 75,8 74,2 76,0
delen en onderdelen voor automobielen 2 960 4 010 3 253 3 872 54,1 55,2 56,0 59,8
Fabricaten 41 979 49 804 47 806 57 819 48,5 46,4 46,3 45,3
waarvan
papier, karton 3 154 3 344 3 167 3 796 70,6 69,5 69,7 69,4
ijzer en staal 5 935 6 444 5 545 7 669 71,6 69,4 69,9 67,5
non-ferrometalen 2 001 2 532 2 267 2 963 35,0 38,5 37,2 32,4
meubelen 1 562 2 153 2 243 2 637 46,6 43,4 42,7 40,4
kleding 3 660 5 073 4 595 5 491 36,9 36,7 36,4 35,8
schoeisel 1 767 2 222 2 118 2 529 50,5 51,8 54,9 56,6
medische instrumenten en apparaten 2 253 3 212 3 080 3 477 41,5 37,9 37,2 36,1
meet-, controle- en analyseinstrumenten 1 127 1 479 1 454 1 784 31,1 32,7 32,0 33,3
Totaal 152 907 185 712 175 067 215 626 41,1 40,4 41,3 40,8
2.8.2Export goederen naar eurozone
Export naar eurozone Aandeel in de totale export
2015 2019 2020 2021* 2015 2019 2020 2021*
mln euro %
Voeding en dranken 33 058 39 655 38 917 43 591 56,4 57,1 56,2 58,2
waarvan
vlees 4 999 5 568 5 028 5 665 59,3 56,9 54,0 55,1
zuivel 3 866 5 080 4 793 5 263 60,2 64,4 62,8 64,3
granen 1 509 2 053 1 994 2 240 63,5 65,6 65,8 66,4
groenten en fruit 9 003 11 885 11 977 12 915 60,3 62,8 62,8 64,5
cacao en chocolade 2 627 2 717 2 464 2 819 57,9 58,2 56,2 57,5
veevoeder 3 146 3 227 3 320 3 613 67,3 67,6 65,8 65,3
dranken 1 354 1 639 1 611 1 984 33,7 34,3 33,4 36,2
Grondstoffen en natuurproducten 16 890 17 766 18 110 22 669 63,3 60,0 61,1 61,1
waarvan
hout 366 379 363 451 69,9 68,8 51,1 41,4
metaalertsen, metaalafvallen 2 646 3 104 2 886 4 137 59,3 59,3 59,6 57,4
bloemen en planten 5 448 6 216 6 285 7 736 56,2 53,7 53,2 54,4
Minerale brandstoffen 34 226 35 046 23 357 41 774 60,1 51,8 52,6 58,1
waarvan
aardolie en olieproducten 23 015 25 750 16 744 26 781 52,4 45,1 45,3 48,8
Chemische producten 42 109 48 802 48 435 64 097 56,5 55,8 54,5 58,0
waarvan
medicinale en farmaceutische producten 3 571 4 700 5 336 7 205 41,0 42,9 40,8 46,7
geneesmiddelen 6 411 7 624 8 524 8 009 50,4 45,5 48,1 47,7
parfumerieën en cosmetische artikelen 986 1 337 1 289 1 615 52,9 50,3 48,8 51,1
kunststof in primaire vormen 8 203 8 254 7 497 10 726 60,0 61,8 59,9 60,7
kunststofproducten 1 776 2 045 1 910 2 433 64,6 61,8 59,7 63,5
Machines en apparaten 42 346 53 993 53 623 60 464 44,2 43,1 43,7 43,8
waarvan
generatoren en motoren 1 397 2 626 2 407 1 700 28,7 31,3 35,2 26,7
gespecialiseerde machines 3 755 5 481 5 089 6 025 23,7 22,4 20,8 20,3
pompen en elevatoren 1 519 2 283 2 224 2 513 44,5 46,4 47,7 49,2
kantoormachines 4 644 4 636 3 941 4 230 60,7 59,9 61,8 62,0
computers, laptops, tablets 5 372 5 552 5 891 6 563 61,5 56,4 53,8 53,6
televisies 1 602 1 938 1 955 2 329 65,8 68,5 65,8 64,7
chips, halfgeleiderelementen, etc. 2 267 3 935 4 179 5 187 46,4 33,0 34,2 35,9
Vervoermaterieel 8 322 12 823 11 501 12 713 39,0 46,3 46,7 44,6
waarvan
personenauto’s 1 410 3 405 3 009 2 622 51,1 56,0 58,9 58,5
overige automobielen 2 948 4 031 2 970 3 679 42,1 46,5 43,9 43,8
delen en onderdelen voor automobielen 1 537 2 002 1 794 2 164 49,0 56,5 57,8 53,9
Fabricaten 50 936 63 258 60 893 77 098 59,8 58,5 59,1 61,4
waarvan
papier, karton 2 953 3 190 3 130 3 824 62,2 63,8 64,5 64,0
ijzer en staal 6 245 6 046 5 203 7 762 65,7 63,6 64,3 66,8
non-ferrometalen 3 480 4 230 3 681 5 813 71,4 73,1 74,8 74,1
meubelen 1 380 1 883 2 081 2 637 72,0 72,7 73,1 74,9
kleding 5 097 7 461 7 074 9 054 72,6 69,5 67,4 70,6
schoeisel 2 011 2 447 2 024 2 685 73,1 70,5 68,0 71,7
medische instrumenten en apparaten 2 978 4 998 5 152 5 614 46,4 46,1 47,0 45,3
meet-, controle- en analyseinstrumenten 1 830 2 222 2 213 2 704 43,5 42,2 42,7 42,7
Totaal 227 886 271 343 254 835 322 406 54,4 52,7 52,8 55,0

2.9Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Aerts, N., Bohn, T., Notten, T. & Wong, K. F. (2020). De Nederlandse import- en exportafhankelijkheid van China, Rusland en de Verenigde Staten: Analyse van de bilaterale investerings- en handelsrelaties in goederen en diensten. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Arslanalp, S. & Simpson-Bell, C. (2021). US Dollar Share of Global Foreign Exchange Reserves Drops to 25-Year Low. IMF Blog.

CBS (2022a). 87 procent import uit Rusland betreft minerale brandstoffen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022b). Import uit Oekraïne in 2021 voor het eerst boven 2 miljard euro. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Creemers, S. & Draper, H. (2021). Geografische dimensie van de Nederlandse goederenhandel. In: S. Creemers & M. Jaarsma (Red.), Nederland handelsland 2021: export, import & investeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Creemers, S., Draper, H. & Jaarsma, M. (2021). Nederlandse handel tijdens crises. In: S. Creemers, M. Jaarsma & J. Rooyakkers (Red.), Internationaliseringsmonitor 2021, vierde kwartaal: Exogene schokken. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Creemers, S., Jaarsma, M., Notten, T. & Rooyakkers, J. (2020). De handels- en investeringsrelatie tussen Nederland en China. In: S. Creemers, M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), Internationaliseringsmonitor 2020, tweede kwartaal: China. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Europese Commissie (2018). De euro: een goede zaak voor iedereen. Brussel: Directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken.

Eurostat (2022). Government deficit/surplus, debt and associated data. [Dataset]. Geraadpleegd op 16 februari 2022.

Freeman, D., Meijerink, G. & Teulings, R. (2022). Handelsbaten van de EU en de interne markt. CPB Notitie. Centraal Planbureau: Den Haag.

Gullstrand, J. & Olofsdotter, K. (2019). Trade and the Euro: effects on bystanders. Applied economics letters, 26(9), 726–730.

Gunnella, V., Lebastard, L., Lopez-Garcia, P., Serafini, R. & Mattioli, A. Z. (2021). The impact of the euro of trade : two decades into monetary union. ECB Occasional Paper Series, No 283.

Jaarsma, M., Langenberg, H. & Wijk, van, M. (2021). Exogene schokken: twee case studies. In: S. Creemers, M. Jaarsma & J. Rooyakkers (Red.), Internationaliseringsmonitor 2021, vierde kwartaal: Exogene schokken. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Jong, de, J. (2012). De euro en de onderlinge handel in Europa. In: H. Langenberg, R. Bhageloe-Datadin & F. Notten (Red.), De Nederlandse economie 2011. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Nitsch, V. & Pisu, M. (2008). The euro and trade: New evidence. VOX EU CEPR.

UN Comtrade (2020). Trade Statistics. [Dataset]. Geraadpleegd op 16 februari 2022.

UNCTAD (2022). Services (BPM6): Exports and imports by service-category and by trade-partner, annual. [Dataset]. Geraadpleegd op 9 maart 2022.

Noten

Dit zijn Bulgarije, Denemarken, Hongarije, Kroatië, Polen, Roemenië, Tsjechië en Zweden.

BRICS is een acroniem gevormd uit de beginletters van de Engelstalige namen voor de vijf landen Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika.

Zie ook CBS (2022a).

De regio Noord-Amerika bestaat uit: de Verenigde Staten, Canada, Groenland en Saint-Pierre en Miquelon. De regio Oost-Azië bestaat uit: China, Hongkong, Japan, Macau, Mongolië, Noord-Korea, Taiwan en Zuid-Korea.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Sarah Creemers

Dennis Cremers

Dennis Dahlmans

Hans Draper

Thomas van Gemert

Marjolijn Jaarsma

Tom Notten

Leen Prenen

Pascal Ramaekers

Janneke Rooyakkers

Mark Vancauteren

Redactie

Sarah Creemers

Daniël Herbers

Marjolijn Jaarsma

Janneke Rooyakkers

Eindredactie

Sarah Creemers

Marjolijn Jaarsma

Dankwoord

We danken de volgende personen voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van de Internationaliseringsmonitor:

Timon Bohn

Janneke Hendriks

Richard Jollie

Michel van Kooten

Irene van Kuik

Tim Peeters

Davey Poulissen

Roos Smit

Sandra Vasconcellos

Karolien van Wijk

Hendrik Zuidhoek

CBS Vertaalbureau