Internationale handel in grondstoffen
Nederland speelt als handelsland een grote rol in de wereldwijde handel in materialen. Daarbij gaat het om grondstoffen (raw materials) en de producten die ervan gemaakt worden (halffabricaten en eindproducten). De winning van ruwe grondstoffen en verwerking tot halffabricaten en eindproducten zet echter druk op het milieu en tast de natuur en biodiversiteit aan. Nederland heeft dan ook de ambitie om een circulaire economie te worden en daarmee materiaalinzet sterk te reduceren. Hiermee wordt de milieudruk en ook de afhankelijkheid van het buitenland kleiner. Dit hoofdstuk beschrijft de internationale handel in grondstoffen en overige materialen vanuit Nederlands perspectief. Wat is de Nederlandse positie in de internationale materialenhandel? Hoe ziet de Nederlandse materialenconsumptie eruit en wat is het materiaalgebruik per bedrijfstak? In hoeverre worden materialen in Nederland hergebruikt?
1.1Inleiding
Tussen 1900 en 2015 is de wereldwijde winning van grondstoffen gestegen van 6 tot 84 miljard ton per jaar (Europese Commissie, 2018). De helft van de totale broeikasgasemissie en meer dan 90 procent van het biodiversiteitsverlies en waterschaarste is het gevolg van grondstoffenwinning en de verwerking tot materialen, brandstoffen en levensmiddelen. Wereldwijd leunt men veel op winning van nieuwe grondstoffen en materialen in plaats van recycling. De transitie naar een circulaire economie staat in Europa daarom hoog op de agenda, als onderdeel van de Europese Green Deal (Europese Commissie, 2019). Verantwoorde consumptie en productie is ook een van de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties (VN) waaraan vele landen zich committeren. Daarbij gaat het met name om een efficiënter gebruik van grondstoffen om de druk op het milieu en de afhankelijkheid van grondstoffen te verminderen (CBS, 2020a). Het Nederlandse kabinet geeft met het uitvoeringsprogramma ‘Circulaire economie’ vorm aan de overgang naar een volledig circulaire economie in 2050 (Rijksoverheid, 2019).
Maar wat is nu een circulaire economie? In een circulaire economie staat hergebruik van producten en grondstoffen centraal en worden afval en schadelijke emissies naar bodem, water en lucht zoveel mogelijk voorkomen. Het tegenovergestelde is een lineaire economie waarbij ongeremd gebruik wordt gemaakt van grondstoffen en waarbij producten na gebruik worden weggegooid (PBL, 2016; PBL, 2021). Om te komen tot een circulaire economie wordt volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de volgende prioritering aangehouden:
- Zuiniger omgaan met grondstoffen door anders te denken over producten en productieprocessen
- Anders ontwerpen, door rekening te houden met hergebruik of recycling
- Producten hergebruiken
- Reparatie, onderhoud en revisie van producten
- Verwerken en hergebruiken van materialen
- Energie terugwinnen uit materialen
- Afval storten en verbranden
Grondstoffen zijn de bouwstenen om producten te maken, gebouwen neer te zetten, en daarnaast om voor voedsel te zorgen, energie op te wekken en vele andere zaken. Om aan de behoefte van productie en consumptie te voldoen, stromen grondstoffen en materialen door de economie (Van Berkel et al., 2019). Materialen kunnen de economie binnenkomen door binnenlandse winning, via invoer of via recycling in de vorm van secundaire materialen. De Nederlandse binnenlandse extractie van grondstoffen bestaat vooral uit oogst van gewassen zoals suikerbieten en aardappelen en de winning van aardgas, zand en grind. Een groot deel van de ingevoerde materialen wordt vrijwel zonder bewerking weer (weder)uitgevoerd; het andere deel wordt ingezet voor binnenlandse productie of consumptie. De import voor het binnenland bestaat veelal uit energiedragers, met name ruwe aardolie. Een deel van de aardolie wordt na raffinage weer geëxporteerd. Een deel van de input van materialen in Nederland bestaat daarnaast uit de import van afval en in Nederland te recyclen materialen (Van Berkel en Schoenaker, 2020).
Dit hoofdstuk kijkt met name naar de omvang van de Nederlandse materiaal- en grondstoffenhandel en hoe zuinig Nederland (en de andere landen die via Nederland handelen) omspringt met materialen. Hoeveel grondstoffen en andere materialen importeert, exporteert en consumeert Nederland en hoe zit dat in vergelijking met andere EU-landen en door de tijd?
Materialen zijn onderverdeeld in vier categorieën: biomassa (bijvoorbeeld aardappelen, melk en hout), fossiel (bijvoorbeeld benzine en aardgas), metalen (bijvoorbeeld ijzererts, machines en auto’s) en mineralennoot1 (bijvoorbeeld beton, zand en zout). We volgen hierbij de indeling gebruikt door Eurostat en de VN (UNEP & IRP, 2020). Daarmee kunnen we de Nederlandse handel vergelijken met andere EU-landen. Materialen worden in dit hoofdstuk dus in brede zin bedoeld en omvatten zowel grondstoffen, verwerkte grondstoffen, halffabricaten als eindproducten. De gegevens uit de Material Flow Accounts vormen daarbij het belangrijkste uitgangspunt (zie leeskader en paragraaf 1.6 voor data en methoden).
Specifiek worden in dit hoofdstuk onder andere de volgende vragen onderzocht:
- Welke rol speelt Nederland in de internationale materialenhandel?
- Welke rol speelt Nederland in de internationale grondstoffenhandel?
- Hoe afhankelijk is Nederland van de import van materialen voor haar consumptie en binnenlandse productie?
- Hoe is de materiaalproductiviteit, oftewel de ratio van het bbp en de totale materiaalconsumptie, voor Nederland? Hoe heeft die zich over tijd ontwikkeld en hoe is de Nederlandse materiaalproductiviteit per producerende bedrijfstak?
- Hoe ziet de grondstofvoetafdruk van Nederland eruit en hoe verhoudt deze zich ten opzichte van de gehele EU?
- Hoeveel materialen worden opnieuw in de economie ingezet ten opzichte van het totale materiaalgebruik van Nederland? Hoe scoort Nederland hierop in vergelijking met andere EU-landen?
Aandachtspunten bij Material Flow Accounts
De Material Flow Accounts (MFA) geven een betrouwbaar beeld van de internationale verhoudingen en ontwikkelingen in materiaalstromen over een lange tijdsperiode en zijn daarmee een goed startpunt voor een algemene analyse waarbij een internationale vergelijking wordt gemaakt. In het beleidsadviesdocument ‘Doelstelling circulaire economie 2030’ (PBL, TNO en CBS, 2019) wordt geconcludeerd dat het meten in gewichten voor nu het beste aansluit bij internationale indicatoren. Een voordeel ten opzichte van het meten in handelswaarden is dat je geen last hebt van prijsinflatie waardoor de cijfers door de tijd veel beter vergelijkbaar zijn. Echter, op bepaalde punten zijn er belangrijke aandachtspunten bij het gebruik en interpretatie van de MFA-data.
Grondstoffen zijn zwaarder en goedkoper dan eindproducten
Dit hoofdstuk gaat niet enkel over grondstoffen, maar feitelijk over de gehele goederenhandel. Toch ontstaat er een ander beeld dan men gewend is vanuit de internationale goederenhandelsstatistiek, omdat de gemeten eenheid nu niet waarde is, maar gewicht. Het gros van de goederenhandel gemeten in gewicht zijn grondstoffen, terwijl in waarde juist de eindproducten komen bovendrijven.
Eindproducten hebben ook grote milieu-impact
Een kilo zand telt in de materiaalstromenstatistiek (MFA) even zwaar mee als een kilo smartphones of laptops. Dat vertelt echter niet het hele verhaal wat betreft milieudruk of grondstofgebruik. Voor de productie van halffabricaten en eindproducten (buiten Nederland) zijn ook, en juist heel veel, grondstoffen gebruikt. Er wordt in dit hoofdstuk kort gekeken naar de zogenaamde grondstofvoetafdruk om zo toch de grondstofbelasting van in het buitenland geproduceerde halffabricaten en eindproducten te laten zien. Daarnaast is er in hoofdstuk 3 van deze Internationaliseringsmonitor expliciete aandacht voor enkele goederen met een grote integrale milieu-impact, waarbij alle druk op het milieu wordt meegeteld, vanaf het moment van grondstoffenwinning tot aan eindconsumptie.
Vergelijkbaarheid EU-landen soms lastig
Vanwege diverse redenen is het soms lastig om goede vergelijkingen tussen EU-landen te maken. Er zijn hele kleine landen zoals Cyprus en Malta en hele grote economieën zoals Duitsland en Frankrijk. In deze analyses wordt daarmee omgegaan door in de eerste plaats ook cijfers per hoofd van de bevolking te tonen waardoor kleine landen wel vergelijkbaar worden met grote landen. Daarnaast is bijvoorbeeld Nederland een prominent wederuitvoer- en doorvoerland en dat vertekent de invoer- en uitvoercijfers, ook per hoofd van de bevolking. Daarom worden import en export zoveel mogelijk tegelijk met consumptie gepresenteerd waardoor duidelijk wordt in hoeverre de internationale handel samenhangt met doorvoer naar andere landen dan wel met consumptie in Nederland.
Leeswijzer
De rol van Nederland in de materialen- en grondstoffenhandel en het gebruik is in dit hoofdstuk uitgesplitst in respectievelijk import, export en consumptie. In paragraaf 1.2 wordt ingegaan op de import van materialen en grondstoffen, waarna in paragraaf 1.3 vervolgens hetzelfde gebeurt voor de export van materialen en grondstoffen. In paragraaf 1.4 wordt de Nederlandse consumptie van materialen en grondstoffen verder uitgediept, met achtereenvolgens aandacht voor de importafhankelijkheid, de materiaalproductiviteit, de grondstofvoetafdruk en de secundaire inzet van Nederland in Europees verband. In paragraaf 1.5 wordt het hoofdstuk geconcludeerd en samengevat. Meer informatie over de gebruikte data en methoden komt aan bod in paragraaf 1.6.
1.2Import
In termen van invoergewicht is Nederland (431 miljard kilogram in 2019) na Duitsland (682 miljard kilogram) de grootste importeur van materialen binnen de EUnoot2, zie figuur 1.2.1. Na Nederland volgen Frankrijk, Italië en Spanje. In 2010 was Nederland ook nummer twee, maar in 2000 gingen Duitsland, Frankrijk en Italië ons land nog voor. Van deze top-5 landen is de Nederlandse import het hardst gestegen, namelijk met 39 procent sinds 2000. Die toename is groter dan die van Duitsland (29 procent) of Spanje (23 procent), en veel meer dan die van Frankrijk en Italië, waarvan de invoer zelfs licht gedaald is. Een deel van de Duitse importgroei is bovendien gerelateerd aan de Nederlandse importgroei: Nederland voert veel producten in om vervolgens meteen weer uit te voeren naar Duitsland.
| land | 2000 | 2010 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Duitsland | 528 | 610 | 682 |
| Nederland | 310 | 380 | 431 |
| Frankrijk | 347 | 332 | 334 |
| Italië | 333 | 347 | 317 |
| Spanje | 222 | 233 | 273 |
| Bron: CBS, Eurostat | |||
Indien we enkel kijken naar de import van grondstoffennoot3, dus exclusief halffabricaten en eindproducten, dan blijven de Europese verhoudingen vrijwel intact (figuur 1.2.2). Nederland blijft tweede met 321 miljard kilogram import in 2019. Duitsland is ook nu de grootste importeur met 487 miljard kilogram aan grondstoffen. Italië en Frankrijk verwisselen van plek, maar het gaat om minieme verschillen. Net als bij de totale import aan materialen groeide de Nederlandse en de Duitse import in 2019 het hardst vergeleken met 2000.
| land | 2000 | 2010 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Duitsland | 410 | 436 | 487 |
| Nederland | 242 | 288 | 321 |
| Italië¹⁾ | . | 272 | 240 |
| Frankrijk | 261 | 244 | 238 |
| Spanje | 181 | 181 | 192 |
| Bron: CBS, Eurostat | |||
| 1)De Italiaanse cijfers ontbreken bij Eurostat voor het jaar 2000. | |||
Tabel 1.2.3 geeft extra details over de importpositie van Nederland met de import per hoofd van de bevolking, het aandeel van Nederland in de totale EU-import en cijfers over de vier subcategorieën van materialen en grondstoffen. Ook gemeten per hoofd van de bevolking was Nederland wat betreft de import van materialen in 2019 de tweede importeur van de EU (nu voorafgegaan door Luxemburg). In 2000 en 2010 stond België ook nog iets hoger dan Nederland. Het aandeel van Nederland in de totale EU-import van materialen is licht gestegen van bijna 11 procent in 2000 tot 12 procent in 2019.noot4
Als we meer in detail kijken dan is Nederland de tweede importeur van biomassa en fossiele brandstoffen en zelfs de grootste importeur van mineralen. Met de invoer van metalen scoort Nederland wat lager (zesde positie in de EU), maar dat is een derde plek zodra rekening wordt gehouden met inwoneraantallen. Sinds 2000 is de positie van Nederland als importeur van biomassa gelijk gebleven, licht gestegen voor metalen en mineralen en sterker gestegen als importeur van fossiele brandstoffen. Dat laatste houdt verband met de toenemende import van aardgas als gevolg van het geleidelijk stopzetten van de aardgaswinning in Groningen. Per hoofd van de bevolking importeerde Nederland in 2019 ten opzichte van 2010 minder mineralen vergeleken met andere EU-landen. Indien we enkel kijken naar grondstoffen dan zijn er nauwelijks verschillen met het beeld van de totale import. Echter, zowel wat betreft materialen als ruwe grondstoffen importeert Nederland (veel) meer dan op basis van het inwoneraantal is te verwachten (8e). Daarover later meer.
1.2.3Details Nederlandse importpositie in de EU
| Materialen | Materialen per hoofd | Grondstoffen | ||
|---|---|---|---|---|
| positie NL | aandeel in EU (%) | positie NL | positie NL | |
| Totaal | ||||
| 2000 | 4 | 10,8 | 3 | 4 |
| 2010 | 2 | 11,6 | 3 | 2 |
| 2019 | 2 | 12,0 | 2 | 2 |
| Biomassa | ||||
| 2000 | 2 | 11,6 | 3 | 2 |
| 2010 | 2 | 12,1 | 3 | 2 |
| 2019 | 2 | 11,5 | 2 | 2 |
| Metalen | ||||
| 2000 | 7 | 6,3 | 3 | 6 |
| 2010 | 6 | 6,7 | 5 | 6 |
| 2019 | 6 | 7,2 | 3 | 5 |
| Mineralen | ||||
| 2000 | 2 | 16,3 | 3 | 2 |
| 2010 | 1 | 18,0 | 3 | 1 |
| 2019 | 1 | 13,0 | 5 | 1 |
| Fossiel | ||||
| 2000 | 4 | 10,9 | 2 | 4 |
| 2010 | 3 | 11,7 | 1 | 3 |
| 2019 | 2 | 13,7 | 1 | 2 |
Bron:CBS, Eurostat
Om de macrocijfers inzichtelijker te maken is het nuttig om gebruik te maken van details van de CBS-statistiek ‘Internationale Handel in Goederen (IHG). Zo kan gekeken worden naar de meest voorkomende land-goedcombinaties bij de import, zowel in termen van waarde als gewicht. Wat opvalt in tabel 1.2.4 is dat grondstoffen in gewicht overal leidend zijn, maar niet in termen van waarde. Zo is ijzererts uit Brazilië het belangrijkst in termen van gewicht in de categorie metalen, maar hebben modems en routers uit China in deze categorie de grootste invoerwaarde.noot5 Verder is het interessant om te zien wat er in twintig jaar tijd is veranderd. Zo legt maïs uit Oekraïne nu het meeste gewicht in de schaal in de categorie biomassa terwijl dat in 2000 nog sojabonen uit Brazilië waren. Bij de import van ruwe aardolie heeft er een verschuiving plaatsgevonden, waarbij Rusland nu onze belangrijkste leverancier is in plaats van Saoedi-Arabië. Vanuit duurzaamheidsperspectief is het ook van belang of materialen van verre bestemmingen komen of van landen dichtbij. Bij drie van de vier categorieën spelen verre landen een grote rol in de top van de Nederlandse import. Enkel bij mineralen zijn Duitsland en ook België duidelijk toonaangevend.
1.2.4Meest voorkomende land-goedcombinaties bij import van materialen
| Waarde Land-goedcombinatie |
Gewicht Land-goedcombinatie |
|||
|---|---|---|---|---|
| mln euro | mln kilogram | |||
| Biomassa | ||||
| 2000 | Sojabonen uit Brazilië | 539 | Sojabonen uit Brazilië | 2 380 |
| 2020* | Cacaobonen uit Ivoorkust | 1 060 | Maïs uit Oekraïne | 3 027 |
| Metalen | ||||
| 2000 | Computeronderdelen uit VK | 1 971 | IJzererts uit Brazilië | 2 562 |
| 2020* | Modems en routers uit China | 4 642 | IJzererts uit Brazilië | 3 217 |
| Mineralen | ||||
| 2000 | Cement uit Duitsland | 85 | Grind uit Duitsland | 6 420 |
| 2020* | Bouwelementen uit Duitsland | 119 | Zand uit Duitsland | 3 904 |
| Fossiel | ||||
| 2000 | Ruwe aardolie uit Saoedi-Arabië | 2 596 | Ruwe aardolie uit Saoedi-Arabië | 12 226 |
| 2020* | Ruwe aardolie uit Rusland | 4 863 | Ruwe aardolie uit Rusland | 18 022 |
* voorlopige cijfers
1.3Export
Nederland is ook een grote exporteur van materialen. Daarbij speelt dat Nederland naast de eigen geproduceerde export ook grote hoeveelheden ingevoerde grondstoffen en materialen meteen weer wederuitvoert naar andere landen, met name naar andere EU-landen. Van alle EU-landen is Nederland (366 miljard kilogram in 2019) de tweede exporteur, net achter Duitsland (434 miljard kilogram) en veel hoger dan de nummers drie (België), vier (Spanje) en vijf (Frankrijk). Bij de eerste vier landen is de export sinds 2000 gestegen; de export van Frankrijk is heel licht gedaald. De exportgroei was het hoogst in Spanje (meer dan verdubbeld), gevolgd door Duitsland (48 procent), Nederland (46 procent) en België (21 procent).
| land | 2000 | 2010 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Duitsland | 292 | 367 | 434 |
| Nederland | 251 | 329 | 366 |
| België | 187 | 184 | 226 |
| Spanje | 94 | 126 | 208 |
| Frankrijk | 198 | 183 | 197 |
| Bron: CBS, Eurostat | |||
In tegenstelling tot bij de import verandert de rangschikking bij de export van materialen wel significant wanneer we enkel kijken naar de export van grondstoffen, zie figuur 1.3.2. Dan is Nederland plots de grootste grondstoffenexporteur van de EU met 266 miljard kilogram, gevolgd door Duitsland met 234 miljard kilogram. Dat is te verklaren doordat een groot deel van de Nederlandse invoer van grondstoffen rechtstreeks doorgaat naar het buitenland, terwijl Duitsland de invoer veel meer gebruikt om tegemoet te komen aan de binnenlandse vraag. Op grote afstand van deze twee landen staan Frankrijk (nu als derde exporteur) en België (nu als vierde exporteur). Ook hier geldt dat de grootste groei van de grondstoffenexport sinds 2000 heeft plaatsgevonden in Nederland, Duitsland en Spanje.
| land | 2000 | 2010 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Nederland | 177 | 227 | 266 |
| Duitsland | 162 | 184 | 234 |
| Frankrijk | 126 | 113 | 121 |
| België | 99 | 117 | 120 |
| Spanje | 61 | 74 | 118 |
| Bron: CBS, Eurostat | |||
Nederland is de tweede materiaalexporteur van de EU, maar de grootste per hoofd van de bevolking, zie tabel 1.3.3. Luxemburg (in 2000 en 2010) en België (in 2000) stonden eerder hoger dan Nederland. Nederland is al bijna twintig jaar de grootste exporteur van fossiele brandstoffen, de derde exporteur van biomassa en de vierde exporteur van mineralen, ook gemeten per hoofd van de bevolking. Wat betreft de export van metalen is de positie van Nederland ook vrij constant (7e plaats). Het aandeel van Nederland in de export van fossiele brandstoffen is opvallend hoog: meer dan een kwart van de EU-export aan fossiele brandstoffen kwam in 2019 uit Nederland.
Als we enkel kijken naar grondstoffen dan is Nederland op alle terreinen een even grote of grotere exporteur dan voor de totale export. Bij de fossiele- en biomassagrondstoffen is het beeld ongewijzigd, maar bij de export van metaal- en mineraalgrondstoffen is de rol van Nederland groter in vergelijking met andere EU-landen en de totale materialenpositie. Nederland is zelfs de grootste exporteur van minerale grondstoffen, terwijl dat voor het totaal aan mineralen nog ging om een vierde positie. Er kan worden geconcludeerd dat Nederland – misschien met uitzondering van metalen – (veel) meer grondstoffen en materialen exporteert dan op basis van het aantal inwoners en de omvang van de economie te verwachten is.
1.3.3Details Nederlandse exportpositie in de EU
| Materialen | Materialen per hoofd | Grondstoffen | ||
|---|---|---|---|---|
| positie NL | aandeel in EU (%) | positie NL | positie NL | |
| Totaal | ||||
| 2000 | 2 | 13,7 | 3 | 1 |
| 2010 | 2 | 15,2 | 2 | 1 |
| 2019 | 2 | 14,4 | 1 | 1 |
| Biomassa | ||||
| 2000 | 3 | 10,4 | 5 | 3 |
| 2010 | 3 | 11,2 | 3 | 3 |
| 2019 | 3 | 11 | 3 | 3 |
| Metalen | ||||
| 2000 | 7 | 6,5 | 4 | 5 |
| 2010 | 5 | 8,1 | 4 | 4 |
| 2019 | 7 | 6,3 | 7 | 5 |
| Mineralen | ||||
| 2000 | 4 | 10,7 | 3 | 1 |
| 2010 | 4 | 10,6 | 3 | 1 |
| 2019 | 4 | 9,8 | 4 | 1 |
| Fossiel | ||||
| 2000 | 1 | 22,3 | 1 | 1 |
| 2010 | 1 | 25,3 | 1 | 1 |
| 2019 | 1 | 25,2 | 1 | 1 |
Bron:CBS, Eurostat
Tabel 1.3.4 toont de meest voorkomende land-goedcombinaties bij de Nederlandse export, zoals we eerder ook zagen bij de import. Een eerste opvallend punt is dat er in termen van exportwaarden meer verschuivingen door de tijd hebben plaatsgevonden dan bij de exportgewichten. Bij alle vier de categorieën is er in 2020 sprake van een nieuwe nummer 1 bij de exportwaarde, terwijl dat bij het exportgewicht maar bij één categorie het geval is. Sinds 2000 heeft met name de export van Nederlands babymelkpoeder naar China (zie ook CBS, 2020b) en de export van Nederlandse chipmachines naar (onder andere) Taiwan een grote vlucht genomen. Dat zijn heel andere producten dan we zien bij de exportgewichten in dezelfde categorie: kool- en raapzaden voor Duitsland (met name wederuitvoer) en metaalresten voor Turkije. Ook nu komt het verschil tussen grondstoffen (zwaarder, maar goedkoper) en eindproducten (lichter, maar duurder) duidelijk in beeld.
Wat betreft de geografische dimensie valt op dat verre landen een belangrijke rol spelen bij de export van topproducten bij metalen, maar niet bij mineralen of fossiele brandstoffen (enkel de buurlanden). De export van belangrijke biomassaproducten is ook gericht op landen dichtbij, met als belangrijke uitzondering de export van babymelkpoeder naar China.
1.3.4Meest voorkomende land-goedcombinaties bij export van materialen
| Waarde Land-goedcombinatie |
Gewicht Land-goedcombinatie |
|||
|---|---|---|---|---|
| mln euro | mln kilogram | |||
| Biomassa | ||||
| 2000 | Sigaretten naar Frankrijk | 1 071 | Perskoeken naar Duitsland | 1 068 |
| 2020* | Babymelkpoeder naar China | 1 511 | Kool-/raapzaad naar Duitsland | 1 700 |
| Metalen | ||||
| 2000 | Computeronderdelen naar het VK | 1 307 | Metaalresten naar Turkije | 468 |
| 2020* | Chipmachines naar Taiwan | 3 648 | Metaalresten naar Turkije | 2 878 |
| Mineralen | ||||
| 2000 | Kunstmestbasis naar Duitsland | 131 | Zand naar België | 7 546 |
| 2020* | Zand naar België | 90 | Zand naar België | 4 523 |
| Fossiel | ||||
| 2000 | Aardgas naar Duitsland | x | Aardgas naar Duitsland | x |
| 2020* | Ruwe aardolie naar Duitsland | x | Aardgas naar Duitsland | x |
*voorlopige cijfers
1.4Consumptie
Nederland is dus de tweede importeur én exporteur van materialen in de EU. Maar zijn we ook een grote materiaalconsument?noot6 Van de 28 EU-landen (dit is inclusief het Verenigd Koninkrijk)noot7 is Nederland de 14e consument, op grote afstand van Duitsland, Frankrijk, Polen en het Verenigd Koninkrijk (figuur 1.4.1). Met een veel lagere positie voor Nederland dan bij de import en de export is meteen duidelijk dat wederuitvoer een grote rol speelt bij de prominente Nederlandse import- en exportposities. Daarbij speelt ook nog mee dat er relatief weinig materialen in Nederland gewonnen of voor de binnenlandse markt geproduceerd worden. Niet alleen ingevoerd materiaal wordt namelijk geconsumeerd, maar ook materiaal dat in Nederland gewonnen of geproduceerd wordt. Met de winning van materialen (Eurostat, 2021) staat Nederland pas op een 17e plek in de EU (in 2000 12e en in 2010 13e).
De materiaalconsumptie in Nederland is sinds 2000 met 18 procent afgenomen. Deze afname is voornamelijk zichtbaar voor mineralen en fossiele brandstoffen. Ook in Duitsland (–16 procent), Frankrijk (–13 procent) en het VK (–24 procent) is de consumptie afgenomen, maar in Polen is deze juist met 30 procent toegenomen. De positie van Nederland als materialenconsument is gewijzigd van een 8e plek in 2000 naar de 10e in 2010 en 14e in 2019.
| land | 2000 | 2010 | 2019 |
|---|---|---|---|
| Duitsland | 1454 | 1263 | 1228 |
| Frankrijk | 884 | 784 | 770 |
| Polen | 539 | 645 | 702 |
| VK | 739 | 575 | 561 |
| . | . | . | |
| Nederland | 199 | 191 | 164 |
| Bron: CBS, Eurostat | |||
Wanneer we enkel kijken naar consumptie van grondstoffen in plaats van naar de totale
materiaalconsumptie dan zien we vrijwel hetzelfde beeld als in figuur 1.4.1.
Tabel 1.4.2 geeft meer detail over de Nederlandse consumptiepositie. Het Nederlandse aandeel in de totale EU-consumptie van materialen was in 2019, met 2,4 procent, bescheiden. Dit aandeel was iets lager dan in 2000 en 2010 (2,7 procent). Per hoofd van de bevolking zijn er maar drie EU-landen die minder materialen consumeren dan Nederland: Spanje, het VK en Italië. In 2000 waren er nog acht landen die relatief minder consumeerden dan Nederland. Nederland consumeert relatief weinig mineralen (28e plaats) en dat houdt onder andere verband met het feit dat Nederland als klein, dichtbevolkt land relatief weinig nieuwe wegen of andere infrastructuur hoeft aan te leggen (Van Berkel en Schoenaker, 2020). Ook met de consumptie van biomassa (21e), fossiele brandstoffen (11e) en metalen (11e) zit Nederland iets onder de positie die je kunt verwachten op basis van inwoneraantal (8e). De structuur van de Nederlandse economie, met een grote dienstensector, zorgt ervoor dat de materiaalconsumptie per hoofd van de bevolking relatief laag is vergeleken met andere landen in de EU.
1.4.2Details Nederlandse consumptiepositie in de EU
| Materialen | Materialen per hoofd | Grondstoffen | ||
|---|---|---|---|---|
| positie NL | aandeel in EU (%) | positie NL | positie NL | |
| Totaal | ||||
| 2000 | 8 | 2,7 | 20 | 6 |
| 2010 | 10 | 2,7 | 23 | 9 |
| 2019 | 14 | 2,4 | 25 | 12 |
| Biomassa | ||||
| 2000 | 9 | 3 | 14 | 8 |
| 2010 | 10 | 3 | 14 | 9 |
| 2019 | 10 | 2,7 | 21 | 9 |
| Metalen | ||||
| 2000 | 10 | 3,1 | 13 | 10 |
| 2010 | 17 | 1,1 | 20 | 16 |
| 2019 | 9 | 3,5 | 11 | 13 |
| Mineralen | ||||
| 2000 | 15 | 1,7 | 21 | 16 |
| 2010 | 15 | 1,6 | 28 | 16 |
| 2019 | 18 | 1,3 | 28 | 19 |
| Fossiel | ||||
| 2000 | 8 | 4,3 | 7 | 7 |
| 2010 | 7 | 5 | 6 | 7 |
| 2019 | 7 | 4,3 | 11 | 7 |
Bron:CBS, Eurostat
Nederland afhankelijk van buitenland voor materiaalinzetnoot9
In dit hoofdstuk is gekeken naar de positie van Nederland in de EU voor import, export en consumptie van materialen afzonderlijk. De totale materiaalinzet bestaat uit alle materialen die van economische waarde zijn en die beschikbaar zijn voor gebruik bij productie- en consumptieactiviteiten. Het wordt berekend als de som van import en de winning van grondstoffen in Nederland. Nederland was in 2019 de tweede importeur van materialen in de EU, maar pas de zeventiende producent van materialen. De Nederlandse consumptie, productie en export lijken daarmee sterk afhankelijk van de import te zijn. Is dat zo en hoe heeft zich dat door de tijd ontwikkeld?
Figuur 1.4.3 laat zien dat Nederland van alle EU-landen, op Luxemburg na, de hoogste importafhankelijkheid heeft. Ook België en Malta zijn voor de eigen materiaalconsumptie en –productie en export sterk afhankelijk van het buitenland. Op grote afstand volgen de andere EU-landen. Voor zowel biomassa, metalen als mineralen is de Nederlandse materiaalinzet sterk afhankelijk van de import. In 2019 was 81 procent van de totale materiaalinzet, uitgedrukt in kilogram, afkomstig uit het buitenland. In 2000 was dat nog 69 procent en in 2010 73 procent. Zowel in 2000, 2010 als in 2019 was Nederland daarmee, op Luxemburg na, het meest van import afhankelijk in de EU. Bij biomassa, fossiele brandstoffen en mineralen is de importafhankelijkheid gegroeid sinds 2000 en voor metalen is Nederland al twee decennia volledig afhankelijk van het buitenland.
| Land | Importafhankelijkheid |
|---|---|
| Luxemburg | 90,6 |
| Nederland | 81 |
| België | 72 |
| Malta | 72 |
| Italië | 50 |
| Slovenië | 48 |
| Slowakije | 43,9 |
| Spanje | 42,5 |
| Oostenrijk | 42,1 |
| Duitsland | 41 |
| Litouwen | 40,5 |
| VK | 39,9 |
| Griekenland | 38,7 |
| Denemarken | 36,6 |
| Frankrijk | 35 |
| Letland | 33,4 |
| Tsjechië | 32,9 |
| Kroatië | 32,6 |
| Cyprus | 31,7 |
| Portugal | 30 |
| Ierland | 29,7 |
| Hongarije | 27 |
| Finland | 25,4 |
| Zweden | 24,9 |
| Estland | 24,4 |
| Polen | 19,5 |
| Bulgarije | 16,1 |
| Roemenië | 9,5 |
| Bron: CBS, Eurostat | |
Een belangrijke nuance hierbij is dat het Europese cijfer enkel kijkt naar de herkomst van materialen en niet naar de bestemming ervan. De invoer (buitenlandse herkomst) wordt namelijk vergeleken met de binnenlandse winning van grondstoffen (binnenlandse herkomst). Voor een groot deel komt de invoer echter terecht in het buitenland (via de Nederlandse productie of direct via wederuitvoer). Indien men enkel naar huishoudelijke consumptie in Nederland (exclusief productie en export) zou kijken, dan is de importafhankelijkheid van Nederland een stuk lager (zie bijvoorbeeld CBS, 2015).
Nederland beste van de EU-klas wat betreft materiaalproductiviteit
Een andere indicator is de materiaalproductiviteit. Daarbij wordt het bbp vergeleken met de totale materiaalconsumptie in kilogram. Nederland is op dit gebied al vanaf de eerste meting in 2010 koploper in de EU. In 2019 verdiende Nederland 5,3 euro met elke kilogram materiaalgebruik. Dat is ruim twee keer meer dan het EU-gemiddelde. Nederland is een land met een relatief hoog bbp en een relatief lage materiaalconsumptie. Dat laatste heeft onder andere te maken met de bouwsector die in Nederland als klein, dichtbevolkt land relatief gering is. Juist in de bouw worden relatief veel materialen ingezet. Daarnaast is de dienstensector belangrijk in Nederland en in deze sector worden juist relatief weinig materialen gebruikt (Van Berkel en Schoenaker, 2020). Dat verklaart ook de hoge posities van dienstenlanden als het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg en België wat betreft materiaalproductiviteit. Ook is er sprake van een verbetering door de tijd. In 2010 ging het nog om 3,6 euro per kilogram. Als prijseffecten buiten beschouwing worden gelaten, blijft de verbetering in materiaalproductiviteit over tijd zichtbaar voor Nederland.
| Land | Materiaalproductiviteit |
|---|---|
| Nederland | 5,32 |
| VK | 4,46 |
| Luxemburg | 4,45 |
| België | 3,88 |
| Italië | 3,70 |
| Frankrijk | 3,14 |
| Ierland | 2,93 |
| Spanje | 2,92 |
| Duitsland | 2,82 |
| EU-28 | 2,38 |
| Oostenrijk | 2,36 |
| Malta | 2,32 |
| Denemarken | 2,15 |
| Zweden | 1,79 |
| Griekenland | 1,75 |
| Slovenië | 1,71 |
| Slowakije | 1,40 |
| Finland | 1,38 |
| Cyprus | 1,34 |
| Tsjechië | 1,32 |
| Portugal | 1,25 |
| Kroatië | 1,23 |
| Letland | 1,15 |
| Litouwen | 0,92 |
| Hongarije | 0,85 |
| Polen | 0,80 |
| Estland | 0,72 |
| Roemenië | 0,42 |
| Bulgarije | 0,42 |
| Bron: CBS, Eurostat | |
De Nederlandse informatie- en communicatiesector verdiende in 2019 circa 155,1 euro met elke kilogram materiaalgebruik (tabel 1.4.5). Ter vergelijking, de Nederlandse bouwsector verdiende in 2019 circa 2,0 euro met elke kilogram materiaalgebruik. Ook ligt de materiaalproductiviteit laag in de Nederlandse industrie (1,1 euro per kilogram materiaalgebruik). Al kunnen wel grote verschillen opgemerkt worden binnen deze bedrijfstak: de elektrotechnische en farmaceutische industrie hebben een bovengemiddeld hoge materiaalproductiviteit, terwijl de chemische en voedingsindustrie eerder een lage materiaalproductiviteit hebben.
1.4.5Nederlandse materiaalproductiviteit naar bedrijfstak, 2019
| euro per kilogram | |
| Informatie en communicatie | 155,1 |
| Bank- en verzekeringswezen | 126,3 |
| Zakelijke dienstverlening | 107,2 |
| Handel | 32,5 |
| Bouw | 2,0 |
| Industrie | 1,1 |
| elektrotechnische industrie | 20,3 |
| farmaceutische industrie | 18,1 |
| machine-industrie | 11,7 |
| chemische industrie | 2,1 |
| voedings-, genotmiddelenindustrie | 0,5 |
| basismetaalindustrie | 0,3 |
| bouwmaterialenindustrie | 0,3 |
Bron:CBS, Eurostat
Nederlandse grondstofvoetafdruk structureel lager dan gemiddeld in de EU
In ‘De circulaire economie in Nederland’ (Van Berkel en Schoenaker, 2020) wordt een andere belangrijke indicator aangehaald: de grondstofvoetafdruk. Zo zijn er veel grondstoffen nodig voor de productie van bijvoorbeeld smartphones in het buitenland voordat deze worden ingevoerd door Nederland. Een eenzijdige focus op invoergewicht geeft daarmee een grote onderschatting van de werkelijke Nederlandse grondstofvoetafdruk als het gaat om eindproducten of halffabricaten. Met de berekening van grondstofequivalenten worden de benodigde grondstoffen voor de productie van halffabricaten en eindproducten ook meegenomen. Met deze grondstofvoetafdruk kan het indirecte gebruik van materialen vanuit een ketenbenadering in beeld gebracht worden.
De Nederlandse grondstofvoetafdruk, gemeten in kilogram grondstofequivalenten, ligt internationaal gezien laag. Dat duidt op een zuinige omgang met grondstoffen. In Nederland lag de voetafdruk op 9,7 ton per inwoner in 2017 en in de EU-28 was dat 14 ton per inwoner (Van Berkel en Schoenaker, 2020). Bovendien is de grondstofvoetafdruk tussen 2010 en 2017 sterk gedaald. Volgens de laatste CBS-berekeningen is de Nederlandse voetafdruk in 2019 licht gedaald ten opzichte van 2017 (CBS, 2021d). Ook nu ligt de belangrijkste verklaring voor de duurzame positie van Nederland in het feit dat Nederland relatief weinig mineralen gebruikt voor de bouw van infrastructuur. Ook is het zo dat de export van biomassa zoals grote hoeveelheden soja of producten waarvoor soja als input gebruikt is (soja als veevoer) niet meetellen voor de Nederlandse grondstofvoetafdruk. Indien de export zou meetellen dan zou de Nederlandse grondstofvoetafdruk flink hoger zijn voor Nederland.
Nederland scoort hoog op secundaire materiaalgebruik
Tenslotte kijken we nog naar de secundaire inzet van materialen. In een circulaire economie worden grondstoffen en materialen zo efficiënt mogelijk gebruikt. Om de levensduur van materialen te verlengen, kunnen ze hergebruikt worden. Overigens kunnen niet alle materialen hergebruikt worden. De materialen die omgezet worden in energie (fossiele brandstoffen en hout) of gegeten worden (door mensen en dieren) kunnen niet gerecycled worden.
De Circular Material Use Rate (CMUR), oftewel de indicator voor circulair materiaalgebruik, zet de secundaire inzet van materialen af tegen de totale materiaalinzet. Deze indicator geeft aan hoeveel materialen opnieuw in de economie ingezet worden, ten opzichte van het totale materiaalgebruik van Nederland. Hoewel de basisformule simpel is, wordt de indicator door het CBS en Eurostat op verschillende manieren berekend, zie paragraaf 1.6 voor meer details. Het CBS-cijfer komt voor Nederland veel lager uit (14 procent secundaire inzet) dan het Eurostatcijfer. De cijfers op basis van de CBS-methode zijn echter niet beschikbaar voor andere landen. De verschillende afbakeningen en keuzes leiden uiteindelijk tot andere percentages voor het circulaire materiaalgebruik. Om een internationale vergelijking mogelijk te maken, worden hier de Eurostatcijfers gebruikt.
In Nederland is de secundaire inzet relatief hoog. Zoals blijkt uit figuur 1.4.6 bestond in 2019 zo’n 28,5 procent van de materialen in de Nederlandse economie uit hergebruikt materiaal. Nederland heeft daarmee het hoogste aandeel secundaire inzet ten opzichte van totaal materiaalgebruik van alle EU-landen, gemiddeld was dat aandeel in de EU 12,4 procent. De hoge positie van Nederland hangt onder andere samen met de ruime inzet van mineraalafval voor gebruik in de bouwsector (Van Berkel en Schoenaker, 2020). Daarnaast heeft Nederland veel en goede recycling faciliteiten (Eurostat, 2018b).
| Land | Secundaire inzet t.o.v. totaal materiaalgebruik |
|---|---|
| Nederland | 28,5 |
| België | 24,0 |
| Frankrijk | 20,1 |
| Italië | 19,3 |
| VK | 16,6 |
| Estland | 15,1 |
| EU-28 | 12,4 |
| Duitsland | 12,2 |
| Luxemburg | 11,9 |
| Oostenrijk | 11,5 |
| Slovenië | 10,4 |
| Spanje | 10,2 |
| Polen | 9,8 |
| Tsjechië | 8,3 |
| Denemarken | 7,8 |
| Malta | 7,1 |
| Zweden | 7,0 |
| Hongarije | 6,8 |
| Finland | 6,2 |
| Slowakije | 6,1 |
| Kroatië | 4,9 |
| Letland | 4,7 |
| Griekenland | 4,2 |
| Litouwen | 4,0 |
| Cyprus | 2,9 |
| Bulgarije | 2,4 |
| Portugal | 2,2 |
| Ierland | 1,6 |
| Roemenië | 1,5 |
| Bron: CBS, Eurostat | |
Afval bestemd voor recycling kan het beste in die landen gesorteerd en verwerkt worden, die erin gespecialiseerd zijn (OESO, 2018). Materialen worden daarom niet altijd in Nederland zelf gerecycled en hergebruikt – een deel wordt geëxporteerd en elders gerecycled. Bovendien exporteert Nederland niet alleen afval bestemd voor recycling, maar is Nederland ook importeur van deze stromen.
Voor alle EU-landen bestaat het merendeel van de binnenlandse verwerking uit eigen afval; het aandeel geïmporteerd afval varieert. Zo bestaat bijna 14 procent van de totale afvalrecycling in Nederland uit geïmporteerd afval; voor Duitsland is dat 8 procent en voor de andere EU-landen nog minder. Daarnaast exporteren de EU-landen afval naar het buitenland om daar gerecycled te worden. Nederland exporteert een hoeveelheid afval vergelijkbaar met 20 procent van de totale recycling in Nederland naar het buitenland om daar verwerkt en hergebruikt te worden. Voor Duitsland is de afvalexport vergelijkbaar met zo’n 11 procent van de binnenlandse recycling. Nederland behoort dus tot de grotere afvalverwerkers van de EU, en is daarbij erg actief in de import en export van afvalstromen voor de recycling.
De EU-28 was in 2016 goed voor 20 procent van de wereldwijde export van afval (Europese Commissie, 2020). Een groot aandeel van het afval bestemd voor recycling ging de afgelopen jaren naar Aziatische landen, en dan voornamelijk naar China. Tussen 2016 en 2018 hebben verschillende van deze landen, waaronder China, de import van afval voor recycling (en dan vooral voor plastic en papier) beperkt (zie ook CBS, 2020b). Hierdoor hebben de EU-landen nieuwe bestemmingen aan moeten boren voor hun export bestemd voor recycling, zoals Turkije (Europese Commissie, 2020).
1.5Samenvatting en conclusie
Wat betreft de positie van Nederland als importeur, exporteur en consument van grondstoffen en andere materialen kunnen enkele conclusies worden getrokken. Nederland is de tweede importeur van materialen en grondstoffen in de EU en het ingevoerde gewicht is sterk gegroeid sinds 2000. Nederland is de grootste importeur van mineralen, de tweede importeur van biomassa en fossiele grondstoffen en de vijfde importeur van metaalgrondstoffen. Er komen grote goederenstromen uit de buurlanden (zoals zand en grind uit Duitsland), maar ook uit verre landen (aardolie uit Rusland, mais uit Oekraïne of ijzererts uit Brazilië). In termen van invoerwaarde haalt ons land bijvoorbeeld veel hightech materialen uit China.
Nederland is ook de tweede exporteur van materialen en zelfs de grootste exporteur als het enkel over grondstoffen gaat. Met de export van minerale en fossiele grondstoffen is Nederland de grootste exporteur, derde met biomassa en vijfde met metaalgrondstoffen. Dat heeft te maken met de prominente rol van de wederuitvoer in vergelijking met andere EU-landen. Het uitvoergewicht is net als het invoergewicht hard gegroeid sinds 2000 en dat is vooral wederuitvoer. Net als bij de invoer is de export een mix van handel dichtbij en ver weg. Zo gaat er veel zand naar België en aardgas naar Duitsland. Tegelijk gaan er grote hoeveelheden metaalresten naar Turkije. In termen van exportwaarde komen er meer verre bestemmingen in beeld met als belangrijke voorbeelden babymelkpoeder naar China en chipmachines naar Taiwan, Zuid-Korea of China.
Ondanks deze hoge notering van Nederland als importeur en exporteur van grondstoffen en materialen is Nederland ‘slechts’ de veertiende consument van materialen in de EU en de twaalfde consument van grondstoffen. Gemeten per hoofd van de bevolking zijn er zelfs maar drie EU-landen die minder materialen consumeren dan Nederland. Dat is een groot verschil met de prominente positie van handelaar en dat bevestigt nogmaals de grote rol die wederuitvoer in de cijfers speelt. Een andere verklaring voor de zuinige consumptie door Nederland heeft te maken met de structuur van ons land: als klein, dichtbevolkt land hoeft Nederland relatief weinig materiaal voor de bouw van wegen en infrastructuur in te zetten. Daarbij is Nederland een typische diensteneconomie die relatief weinig materiaalinzet vraagt. Nederland blijkt in vergelijking met andere EU-landen echter wel sterk afhankelijk van het buitenland voor de aanvoer van materialen en grondstoffen.
Als het gaat om secundaire materiaalinzet dan heeft Nederland ook een koppositie: geen enkel EU-land heeft een hoger percentage hergebruik van materialen dan Nederland. In 2019 bestond 28,5 procent van de totale materiaalconsumptie uit hergebruik tegenover 12,4 procent in de EU. Nederland heeft hierin tussen 2017 en 2019 echter geen vooruitgang geboekt. Bovendien is het cijfer een stuk lager (14 procent) indien biomassa en fossiele materialen worden meegerekend. Voor andere landen is dat getal niet bekend. Daarnaast speelt Nederland een relatief grote rol in de internationale handel in afval voor recycling.
Dit hoofdstuk heeft laten zien dat Nederland grote materiaalstromen faciliteert als prominent en steeds belangrijker doorvoerland binnen de EU. De materiaalconsumptie en grondstofvoetafdruk is juist bescheiden. Op zulke indicatoren scoort Nederland beter dan veel andere EU-landen, en op basis van inwoneraantal te verwachten is. Nederland is voor het totale materiaalgebruik wel relatief afhankelijk van importen.
Nederland Handelsland heeft zowel positieve als negatieve effecten. Enerzijds werkt handel welvaartsverhogend voor Nederland en voor andere landen. Maar anderzijds onttrekt ons land er elders ook veel grondstoffen mee, waardoor Nederland beslag legt op bepaalde grondstoffen elders in de wereld. Zowel de totale invoer van biomassa als de invoer van metalen uit ontwikkelingslanden is trendmatig toegenomen. In vergelijking met andere landen importeert Nederland relatief veel natuurlijke hulpbronnen (CBS, 2021d en 2021e). Daarbij is Nederland zelf ook sterk afhankelijk van import geworden en importeert het ook uit verre landen met soms kwetsbare natuurgebieden. De milieu-impact van de import uit met name verre landen kan in sommige gevallen veel groter zijn dan de impact die je zou verwachten op basis van invoergewicht, zoals in dit hoofdstuk centraal stond. Dan gaat het bijvoorbeeld om de emissie van broeikasgassen en het effect op de biodiversiteit. In hoofdstuk 3 van deze Internationaliseringsmonitor wordt dieper ingegaan op deze duurzaamheidsvraagstukken.
1.6Data en methoden
Material Flow Accounts
De onderliggende data van dit hoofdstuk betreft in de eerste plaats de ‘Material Flow Accounts’ (MFA) van Eurostat (Eurostat, 2021). Alle EU-landen leveren al decennia via geharmoniseerde richtlijnen cijfers aan bij Eurostat om een internationaal vergelijkbaar beeld te geven van internationale materiaalstromen. Voor Nederland gebeurt dat door het CBS (CBS, 2021a).
De Eurostat Material Flow Accounts zijn zeer uitgebreid en beschikbaar vanaf 1990. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de EU-28-landen (dit is nog inclusief het Verenigd Koninkrijk). Voor deze 28 EU-landen is pas rond het jaar 2000 volledige data beschikbaar gekomen. Daarom wordt er in dit hoofdstuk specifiek stilgestaan voor een krappe 20 jaar aan ontwikkelingen met de ijkjaren 2000, 2010 en 2019. Voor het macrobeeld zijn Eurostat-cijfers over 2019 bekend.
Internationale Handel in Goederen
Voor specifieke invoer- en uitvoerdetails is de statistiek ‘Internationale Handel in Goederen (IHG)’ van het CBS geraadpleegd (CBS, 2021b). Het schetsen van Nederlandse detailontwikkelingen is met hulp van de IHG-cijfers mogelijk tot en met 2020. Tussen IHG en MFA zijn enkel kleine conceptuele verschillen. Het grootste verschil is dat bij IHG de handelswaarde centraal staat en bij de MFA het handelsgewicht.
Grondstoffen
Binnen de MFA worden de materialen gecategoriseerd naar biomassa, metalen, (niet-metaal) mineralen, fossiele materialen en overige materialen. Binnen deze indeling kunnen de grondstoffen (Material flow accounts in raw material equivalents) worden afgesplitst. Eurostat beschouwt alle materialen exclusief ‘producten van biomassa/metaal/mineraal/fossiel’ als grondstoffen. Binnen de categorie biomassa worden dierproducten (vlees, melk, zuivel) meegeteld als ‘producten van biomassa’.
Materiaalproductiviteit per bedrijfstak
Voor het berekenen van de Nederlandse materiaalproductiviteit per bedrijfstak (zie tabel 1.4.5) hebben we een combinatie van Eurostat MFA-cijfers gebruikt en CBS Nationale Rekeningen. Eurostat definieert materiaalproductiviteit als de ratio van bbp over de binnenlandse materiaalconsumptie (‘domestic material consumption’). De binnenlandse materiaalconsumptie is per product (MFA) beschikbaar bij Eurostat in de vorm van de Material Flow Accounts. Door middel van gebruik van materialen door de bedrijfstakken is de materiaalconsumptie per bedrijfstak berekend.
Vergelijking CMUR-berekening CBS versus Eurostat
De verschillen tussen de CBS- en Eurostat-berekening voor de circulaire materiaalgebruik indicator zitten met name in (1) het meetellen of weglaten van materiaalgroepen, (2) het baseren van de berekening op de inzet in de economie of het consumptieperspectief, en (3) het beschouwen van secundaire materialen die in Nederland zijn ingezet of zijn vrijgekomen (PBL, CBS & Circle Economy, 2020).
1.7Literatuur
Literatuur
Berkel, van, J., Schoenaker, N., Steeg, van de, A., Jongh, de, L., Schovers, R., Pieters, A. & Delahaye, R. (2019). Materiaalstromen in Nederland: Materiaalmonitor 2014–2016, gereviseerde cijfers. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Berkel, van, J. & Schoenaker N. (2020). Circulaire economie in Nederland. In: De Nederlandse Economie. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2015). Aandeel invoer in consumptie al twintig jaar constant. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020a). Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2020. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020b). Hogere export Nederlandse producten naar China. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021a). Materiaalrekeningen: winning, invoer en uitvoer van materialen naar soort. [Dataset]. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 5 mei 2021.
CBS (2021b). Internationale handel in goederen: goederensoort en landen per jaar. [Dataset]. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 5 mei 2021.
CBS (2021c). Aan- en afvoer goederen nagenoeg stabiel in 2019. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021d). Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2021. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021e). Brede welvaart stabiel ondanks corona, maar grote druk op natuur. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Europese Commissie (2018). European Innovation Partnership on Raw Materials: Raw Materials Scoreboard 2018. Luxembourg: Publications Office of the European Union.
Europese Commissie (2019). Mededeling van de commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Brussel: Europese Commissie.
Europese Commissie (2020). Commission Staff Working Document Evaluation of Regulation (EC) No 1013/2006 of the European Parliament and of the Council of 14 June 2006 on shipments of waste. Brussel: Europese Commissie.
Eurostat (2018a). Economy-wide material flow accounts handbook. Luxemburg: Publications Office of the European Union.
Eurostat (2018b). Circular material use rate. Calculation method. Luxemburg: Eurostat.
Eurostat (2021). Material Flow Accounts tot en met 2019. [Dataset]. Luxemburg: Eurostat.
OESO (2018). International Trade and the Transition to a Circular Economy. Parijs: OECD Publishing.
PBL (2016). Waarom een circulaire economie? Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
PBL, TNO & CBS (2019). Doelstelling circulaire economie in 2030. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving, TNO en Centraal Bureau voor de Statistiek.
PBL, CBS & Circle Economy (2020). Circulair materiaalgebruik in Nederland: vergelijking tussen verschillende indicatorberekeningen en aanbevelingen. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
PBL (2021). Integrale circulaire economie rapportage 2021. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. Tot stand gekomen door input van: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Centraal Planbureau (CPB), Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Rijkswaterstaat, TNO en Universiteit Utrecht.
Rijksoverheid (2019). Nederland circulair in 2050. Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
UNEP & IRP (2020). Sustainable Trade in Resources: Global Material Flows, Circularity and Trade. Nairobi, Kenya: United Nations Environment Programme.
Wedeux, B. & Schulmeister-Oldenhove, A. (2021). Stepping up? The continuing impact of EU consumption on nature worldwide. World Wide Fund for Nature: WWF.
Noten
Voor het leesgemak spreken we in dit hoofdstuk van metalen en mineralen, maar feitelijk gaat het om metalen en niet-metaal mineralen (alle mineralen die geen metalen zijn), omdat metalen ook mineralen zijn.
In paragraaf 1.2 t.e.m. 1.4 wordt veel gebruik gemaakt van rankings: op welke plek staat Nederland in termen van invoer, uitvoer of consumptie in vergelijking met andere EU-landen? Positie 1 betekent hier dat Nederland van alle EU-landen het meest importeert, exporteert of consumeert en dus (juist) niet het meest duurzaam is.
Voor grondstoffen gebruiken we dezelfde classificatie als Eurostat (Material flow accounts in raw material equivalents). Voor meer uitleg zie paragaaf 1.6 Data en methoden.
Bij de berekening van de aandelen is uitgegaan van de gerapporteerde importen door individuele landen. Daar zit ook veel intra-EU-handel tussen. Denk daarbij aan sojabonen die Nederland uit Brazilië importeert en vervolgens exporteert naar Duitsland en waarbij Duitsland deze import vervolgens ook weer rapporteert. De sojabonen komen daarbij dus twee keer in de importcijfers terecht. Zonder intra-EU-handel is de importpositie van Nederland nog een stuk belangrijker dan hier wordt weergegeven. De importpositie (en exportpositie) van Nederland zou nog een stuk groter zijn als doorvoerstromen (quasi-doorvoer en transportdoorvoer) ook nog in de cijfers zaten. Het totale uitgaande transport was 558 miljard kilogram in 2019 (CBS, 2021c).
Hier zijn de cijfers zonder quasi-doorvoer. Met quasi-doorvoer komen laptops en smartphones uit China bovenaan te staan (zie verder in hoofdstuk 3 van deze Internationaliseringsmonitor).
Het gaat hier om consumptie in brede zin (‘domestic material consumption’) en betreft dus niet alleen de materiaalconsumptie door huishoudens maar ook de materiaalconsumptie door bedrijven voor de eigen productie.
Omdat het hier om de periode vóór de Brexit gaat en omdat het Verenigd Koninkrijk een interessant land is om Nederland mee te vergelijken (welvarend, dichtbij en ook sterk maatschappelijk betrokken) wordt het VK hier meegenomen als EU-land.
Dat heeft methodologische verklaringen inzake de berekening van de internationale materiaalrekeningen waarbij negatieve consumptie kan voorkomen. Zie verder het Material Flow Accounts handboek (Eurostat, 2018a).
Materiaalinzet is breder dan materiaalconsumptie; het is een maatstaf voor het directe gebruik van materialen voor de inzet in de economie. Deze maatstaf omvat alle materialen uit de binnenlandse winning plus geïmporteerde grondstoffen, halffabricaten en producten. Alle materialen die als export naar het buitenland gaan, zitten hier ook bij. Materiaalconsumptie is het directe gebruik van materialen voor consumptie. Het wordt berekend als de materiaalinzet minus het gewicht van grondstoffen, halffabricaten en producten voor de export (Eurostat, 2021).