De Nederlandse verdiensten aan de export naar Afrika
Export is een belangrijke bron van inkomsten voor Nederland. Nederland hield in 2019 circa 272 miljard euro over aan de totale export van goederen en diensten, waarvan ruim 2 procent tot stand kwam door export naar het continent Afrika. In dit hoofdstuk komt aan bod welk type export naar Afrika het meest lucratief was voor Nederlandse bedrijven, hoe belangrijk de 15 Afrikaanse focuslanden hierin zijn en hoe de exportverdiensten verschillen per bestemming. Ook komt aan bod hoeveel werkgelegenheid in Nederland samenhangt met deze export.
5.1Inleiding
Om goederen en diensten te kunnen exporteren, heeft Nederland veel inputs uit het buitenland nodig. Denk bijvoorbeeld aan aardgas dat nodig is om kassen te verwarmen en groenten te laten groeien, aan hightech onderdelen die nodig zijn in het produceren van gespecialiseerde machines, of vergoedingen voor het gebruik van software of het voeren van een handelsmerk. Als we de kosten van deze ingevoerde onderdelen, diensten of hulp- en grondstoffen die nodig zijn in de productie van exportgoederen in mindering brengen op de totale exportwaarde, dan geeft dat inzicht in wat Nederlandse bedrijven aan waarde toevoegen tijdens het produceren van exportproducten of diensten. Deze toegevoegde waarde, die in Nederland tot stand komt bij de productie van goederen en diensten voor de export, wordt ook wel de exportverdiensten genoemd en dit concept staat centraal in dit hoofdstuk.
Nederland verdient naar verhouding meer aan export van goederen of diensten die grotendeels in eigen land tot stand komen, dan aan export die veel import vergt, of aan wederuitvoer. Het CBS (2019) liet eerder al zien dat Nederland per eenheid export relatief veel overhoudt aan de export van voedingsmiddelen of agrarische producten, zoals bloemen, planten of groenten en fruit. Dit zijn exportproducten die relatief weinig import behoeven. Daarnaast speelt ook de waarde van het exportproduct en de omvang van de totale exportstroom een rol in de totale Nederlandse exportverdiensten. Als er veel van een bepaald product wordt geëxporteerd (bijvoorbeeld wederuitvoer van smartphones), of het product of de dienst is van grote waarde (zoals gespecialiseerde machines) dan draagt dit naar verhouding ook veel bij aan de Nederlandse exportverdiensten.
Aan de gehele Nederlandse export van goederen en diensten hield Nederland in 2019 circa 272 miljard euro over. Dat komt neer op circa 33,5 procent van het Nederlandse bbp (CBS, 2021a). Een aanzienlijk deel van de Nederlandse welvaart hangt dus samen met de export. Het continent Afrika biedt veel potentieel en kansen. Zo groeit de economie er hard – gemiddeld met 3,9 procent tussen 2005 en 2019 (UNCTAD, 2020), is het continent rijk aan grondstoffen en is er een groeiende middenklasse. In 2019 presenteerden VNO-NCW en MKB-Nederland een Afrika-strategie om Nederlandse bedrijven te stimuleren meer zaken te doen, diepere handelsrelaties met Afrika te laten ontstaan en zodoende de welvaart in Nederland én Afrika te vergroten.
Wat verdient Nederland aan de export naar Afrika?
De traditionele statistieken over de goederen- en dienstenhandel, zoals deze gepresenteerd werden in hoofdstuk 1, zijn bij uitstek geschikt om de directe relatie tussen landen te laten zien. Zo bleek uit hoofdstuk 1 dat ongeveer drie procent van de Nederlandse goederenexport naar Afrika gaat.noot1 Nederland heeft met Afrika een lange en relatief eenzijdige handelsrelatie en dan met name met de landen aan de westkust, het zuiden van Afrika en landen in Noord-Afrika (Dorhout, 2020). Ongeveer 70 procent van de export naar Afrika bestaat uit geraffineerde aardolieproducten, gespecialiseerde machines, geneesmiddelen en zuivel. Producten waarvoor – met uitzondering van zuivel – aanzienlijk wat grondstoffen of tussenproducten en onderdelen uit het buitenland nodig zijn. Mogelijk zelfs afkomstig uit Afrika, zoals bijvoorbeeld in het geval van geraffineerde aardolieproducten. Hier is het goed mogelijk dat Nederland ruwe aardolie uit Afrika importeert, deze in Nederland raffineert en de resulterende motorbrandstoffen weer exporteert naar (een ander land in) Afrika. Wat Nederland hier aan toegevoegde waarde aan overhoudt, is het verschil tussen de exportwaarde van deze motorbrandstoffen en de kosten van de ingevoerde ruwe olie.
De Nederlandse export van diensten naar Afrika bestaat vooral uit zakelijke diensten, vervoersdiensten, intellectueel eigendom, computer- en telecommunicatiediensten. Denk dan bijvoorbeeld aan Nederlandse bedrijven die in Afrika infrastructuurprojecten uitvoeren, zoals bijvoorbeeld de aanleg van een vliegveld, installatie van een machinepark of telefoonnetwerk. Een ander voorbeeld zijn de vergoedingen die Nederland vanuit Afrika ontvangt voor uitzendrechten of de mogelijkheid tot het streamen van films, muziek of games. Ook dat zijn diensten die Nederland vaak naar Afrika exporteert. Het produceren en exporteren van een dienst vergt doorgaans minder invoer dan het produceren van een goed, waardoor een relatief beperkt gedeelte van de exportomzet weglekt naar het buitenland.
Leeswijzer
In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoe lucratief deze export van goederen en diensten naar Afrika is voor Nederland. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het continent Afrika en de 15 focuslanden die in deze Internationaliseringsmonitor centraal staan. Met ‘export’ wordt in dit hoofdstuk alleen de export van goederen en diensten bedoeld die rechtstreeks naar Afrika gaat, niet via andere landen. Meer informatie over de gebruikte data en methoden is te vinden aan het einde van dit hoofdstuk. De onderzoeksvragen die in dit hoofdstuk aan bod komen, zijn:
- Wat verdient Nederland aan de export van goederen en diensten naar Afrika, en de 15 focuslanden? Hoe zijn deze verdiensten samengesteld (export van Nederlandse makelij, wederuitvoer en diensten) en hoe ontwikkelen deze zich? Welke Nederlandse bedrijfstakken houden het meest over aan deze export?
- Aan de export naar welke Afrikaanse landen verdient Nederland het meest? En aan welke landen het minst? Welke ontwikkelingen zijn hier te zien?
- Hoeveel werkgelegenheid in Nederland hangt samen met de export van goederen en diensten naar Afrika en specifiek de 15 focuslanden?
In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de Nederlandse exportverdiensten aan Afrika en in het bijzonder de 15 Afrikaanse landen die in deze Internationaliseringsmonitor centraal staan. Welke Nederlandse bedrijfstakken hier vooral baat bij hebben komt aan bod in paragraaf 5.3. Paragraaf 5.4 zoomt verder in op de Nederlandse verdiensten aan de export naar enkele grote handelspartners in Afrika. Hoeveel werkgelegenheid er gemoeid is met de export naar Afrika staat centraal in paragraaf 5.5. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting. De gebruikte data en methoden komen aan bod in paragraaf 5.7.
5.2De Nederlandse exportverdiensten aan Afrika
Bijna 80 procent van de export naar Afrika gaat naar de 15 focuslanden
Nederland exporteerde in 2019 voor circa 16,2 miljard euro aan goederen en diensten rechtstreeks naar landen in Afrika. Figuur 5.2.1 laat zien dat van deze 16,2 miljard euro circa 78 procent bestemd was voor de 15 landen die centraal staan in deze Internationaliseringsmonitor. Vijf jaar daarvoor bedroeg de Nederlandse export naar Afrika en naar de 15 focuslanden nog respectievelijk 15,2 en 11,1 miljard euro. Figuur 5.2.1 laat zien dat de Nederlandse export naar de 15 focuslanden in de onderzochte periode dubbel zo hard groeide (15 procent) als de export naar heel Afrika.
land | jaar | Eigen makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|---|
Afrika | 2015, Afrika | 8,2 | 3,3 | 3,8 |
Afrika | 2019, Afrika | 8,7 | 4,9 | 2,6 |
15 landen | 2015, 15 landen | 5,9 | 2,7 | 2,5 |
15 landen | 2019, 15 landen | 6,8 | 3,9 | 2,0 |
*voorlopige cijfers |
Wederuitvoer naar Afrika en focuslanden sterkst gegroeid
Iets meer dan de helft van de export naar het continent Afrika en naar de 15 focuslanden bestaat uit export van eigen makelij. Dit aandeel is in de afgelopen vijf jaar stabiel gebleven. De groei in de bruto export naar het continent en naar de 15 focuslanden komt grotendeels door een groei van de wederuitvoer. Deze stroom goederen, die Nederland eerder invoerde en vrijwel onbewerkt weer exporteerde naar Afrika en naar de 15 focuslanden, is met bijna de helft toegenomen tussen 2015 en 2019. In 2019 bestond de export naar beide landengroepen inmiddels voor bijna 30 procent uit wederuitvoer. De wederuitvoer naar Afrika bestaat voor het grootste gedeelte uit minerale brandstoffen zoals geraffineerde aardolieproducten en machines en vervoermaterieel. De Nederlandse dienstenexport is tussen 2015 en 2019 fors afgenomen, met name naar overige Afrikaanse landen. Hier ging het vooral om minder diensten naar Angola en Gabon.
Exportverdiensten aan 15 focuslanden bedroegen 4,4 miljard in 2019
Aan de gehele Nederlandse export van goederen en diensten hield Nederland in 2019 circa 272 miljard euro over. Specifiek aan de export naar het continent Afrika bedroegen deze exportverdiensten circa 5,8 miljard euro. Dat komt neer op 2,1 procent van de totale Nederlandse exportverdiensten in 2019. Daarmee houdt Nederland ongeveer evenveel over aan de export naar Afrika dan aan de export naar Polen (5,6 miljard) of Zweden (5,1 miljard). Ruim driekwart ofwel 4,4 miljard euro hangt samen met de export naar de 15 focuslanden. Figuur 5.2.2 laat zien hoe de exportverdiensten aan de 15 focuslanden zich hebben ontwikkeld en hoe dit is opgebouwd.
jaar | Eigen makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
2015 | 2,5 | 0,3 | 1,6 |
2016 | 2,2 | 0,3 | 1,2 |
2017 | 2,2 | 0,4 | 1,1 |
2018* | 2,5 | 0,4 | 1,0 |
2019* | 2,8 | 0,5 | 1,2 |
*voorlopige cijfers |
In 2015 hield Nederland net geen 4,5 miljard over aan de export naar de 15 focuslanden. In 2016 daalden deze verdiensten. In de jaren daarna herstelden de exportverdiensten zich en in 2019 kwamen de exportverdiensten vlak onder het niveau van 2015 uit (4,4 miljard). Figuur 5.2.1 liet echter zien dat de bruto export naar de 15 focuslanden licht groeide, van 11,1 miljard euro in 2015 naar 12,7 miljard in 2019. Dat betekent dat Nederland tussen 2015 en 2019 naar verhouding minder is gaan overhouden aan de export naar de 15 focuslanden. In 2015 hield Nederland 40 cent over aan één euro export naar de 15 Afrikaanse focuslanden; in 2019 was dit nog 35 cent. Deze trend, dat Nederland een groeiend aandeel invoer gebruikt bij het produceren van goederen en diensten voor de export, is overigens ook te zien in de export naar andere landen en continenten (CBS, 2020/2021a).
Meer verdiensten aan eigen makelij, minder aan dienstenexport
Nederland hield in 2019 het meeste over aan de export van eigen makelij naar de 15 Afrikaanse focuslanden, zoals blijkt uit figuur 5.2.2. In dat jaar ging het om bijna 2,8 miljard. In 2015 hield Nederland nog 2,5 miljard over aan de export van eigen makelij naar deze landen. Nederland exporteert vooral geraffineerde aardolieproducten zoals motorbrandstoffen, een breed scala aan machines, medicijnen, chemische producten en zuivel naar deze landen (zie ook hoofdstuk 1 van deze publicatie). Sinds 2015 is de samenstelling van de exportverdiensten licht veranderd. De verdiensten aan goederen van eigen makelij namen sinds 2015 in belang toe. Van elke euro die Nederland in 2019 verdiende aan de export naar deze 15 landen, kwam 63 procent door export van eigen makelij; in 2015 was dit nog 57 procent. Ook het relatieve belang van de verdiensten aan de wederuitvoer groeide tussen 2015 en 2019. De verdiensten aan de dienstenexport namen flink af, analoog aan de afname van de bruto dienstenexport.
Exportverdiensten Afrika hangen sterker samen met goederenexport dan naar andere grote exportpartners
In figuur 5.2.3 wordt de samenstelling van de exportverdiensten aan de 15 focuslanden in 2019 vergeleken met de exportverdiensten aan enkele andere belangrijke handelspartners, namelijk Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en China. De exportverdiensten aan de 15 focuslanden hangen sterker samen met goederenexport dan de verdiensten aan de export naar het VK, de VS en Duitsland (CBS, 2021a; Cremers et al. 2020a; Cremers et al. 2020b; CBS, 2020). De export van diensten vormt naar verhouding een veel groter aandeel in de exportverdiensten aan deze landen dan aan de Afrikaanse focuslanden. Wat Nederland overhoudt aan de export naar China komt nog net iets vaker door goederenexport dan de export naar de focuslanden. Wel gaat het hier om andere soorten goederen. Wederuitvoer is naar verhouding belangrijker in de exportverdiensten aan de Afrikaanse focuslanden dan aan China, en de producten van Nederlandse makelij zijn minder belangrijk dan bij de export naar China.
land | Eigen makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
Verenigd Koninkrijk | 32 | 11 | 57 |
Verenigde Staten | 43 | 6 | 51 |
Duitsland | 46 | 17 | 37 |
15 Afrikaanse focuslanden | 63 | 11 | 26 |
China | 71 | 6 | 22 |
*voorlopige cijfers |
5.3Exportverdiensten per bedrijfstak
Bijna een vijfde van de exportverdiensten komt op conto van groothandel
Nederland hield in 2019 4,4 miljard over aan de export van goederen en diensten naar de 15 Afrikaanse focuslanden. Als iedereen in Nederland daar in gelijke mate van zou profiteren, dan zou iedereen ongeveer 255 euro mogen bijschrijven op zijn of haar bankrekening. In realiteit verdient natuurlijk niet iedereen in dezelfde mate aan deze export. De bedrijfstak groothandel blijkt bij uitstek het meeste baat te hebben bij Nederlandse export naar de 15 Afrikaanse focuslanden. Bijna 20 procent van de 4,4 miljard die Nederland in 2019 overhield aan de export naar de 15 focuslanden komt ten gunste van deze bedrijfstak, zoals blijkt uit figuur 5.3.1. Dit is niet verrassend; ook wat betreft de export naar andere landen speelt de Nederlandse groothandel vaak een hoofdrol. Zo komt circa 18 procent van de verdiensten aan de export naar Duitsland op conto van de groothandel; 17 procent van de export naar China en 13 procent van de export naar het VK (Cremers, 2020a; Cremers, 2020b; CBS, 2020).
bedrijfstak | 2019* | 2015 |
---|---|---|
Groothandel en handelsbemiddeling | 836,3 | 726,9 |
Holdings en management- adviesbureaus |
227,9 | 243,7 |
Chemische industrie | 208,6 | 167,9 |
IT-dienstverlening | 196,8 | 144,4 |
Voedingsmiddelen- industrie |
192,5 | 167,7 |
Landbouw | 188,6 | 179,3 |
Machine-industrie | 186,7 | 187,1 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling | 178,1 | 161,0 |
Farmaceutische industrie | 172,0 | 53,0 |
Aardolie-industrie | 127,2 | 146,2 |
*voorlopige cijfers |
Na de groothandel volgt op een verre tweede plaats de bedrijfstak holdings en managementadviesbureaus, die bijna de helft van haar exportverdiensten dankt aan de dienstenexport naar Afrika. Op de derde plek volgt de chemische industrie. Deze bedrijfstak hield in 2019 circa 208 miljoen over aan de export – van vrijwel uitsluitend eigen makelij – naar de 15 focuslanden. Wanneer alle industriële bedrijfstakken bij elkaar worden geteld, dan blijkt dat de Nederlandse industrie als geheel ruim 1,3 miljard overhield aan de export naar de 15 Afrikaanse landen; meer nog dan de groothandel. Ook deze verdiensten groeiden tussen 2015 en 2019 met circa 14 procent, met name omdat de industrie meer overhield aan de export van eigen makelij.
Extra verdiensten aan export naar 15 focuslanden vooral op conto groothandel en farmacie
De tien bedrijfstakken met de grootste groei in verdiensten aan export naar de 15 focuslanden sinds 2015 zijn weergegeven in figuur 5.3.2. Van alle bedrijfstakken kende de farmaceutische industrie de grootste groei in verdiensten dankzij export naar de 15 focuslanden. Deze bijna 120 miljoen aan extra verdiensten zijn vrijwel volledig te verklaren door meer export van eigen makelij. De bedrijfstak groothandel en handelsbemiddeling hield tussen 2015 en 2019 fors meer over aan de export van eigen makelij (+37 miljoen) en wederuitvoer (+98 miljoen) naar de 15 focuslanden, maar leverde in op de afgenomen dienstenexport (–25 miljoen). De IT-dienstverlening komt op de derde plaats; dat deze bedrijfstak meer aan de export naar de 15 focuslanden overhoudt, hangt samen met meer export van diensten.
dienst | Eigen makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
Farmaceutische industrie | 118,30 | 0,90 | -0,20 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 37,17 | 97,51 | -25,33 |
IT-dienstverlening | -5,00 | 1,30 | 56,10 |
Chemische industrie | 42,30 | 0,20 | -1,80 |
Reisbureaus, reisorganisatie en -info | 0,10 | 0,10 | 28,20 |
Voedingsmiddelen- industrie |
24,00 | 1,30 | -0,40 |
Diensten op het gebied van informatie | 1,70 | 0,50 | 21,80 |
Drankenindustrie | 24,20 | -0,10 | -0,10 |
Elektrotechnische industrie | 15,70 | 2,40 | -0,40 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling | 24,50 | 8,20 | -15,60 |
*voorlopige cijfers |
Minder verdiensten aan dienstenexport raakt vooral telecom en bouw
Welke bedrijfstakken sinds 2015 juist fors minder overhielden aan de export naar de 15 focuslanden is te zien in figuur 5.3.3. Vooral de afgenomen dienstenexport speelde deze bedrijfstakken parten. Zo hield de telecommunicatiesector ten opzichte van 2015 circa 106 miljoen minder over aan de export naar de 15 focuslanden, wat vrijwel geheel komt door minder export van diensten naar deze landen. Ook de sterk gedaalde exportverdiensten in de gespecialiseerde bouw, grond-, water- en wegenbouw, verhuur van roerende goederen en van architecten- en ingenieursbureaus is grotendeels te verklaren door minder dienstenexport. Zo hield de gespecialiseerde bouw in 2019 circa 65 miljoen minder over aan de export dan in 2015. De bedrijfstak winning van aardolie en aardgas, de overige transportmiddelenindustrie, het bankwezen en de aardolie-industrie (niet getoond) hielden vooral minder over aan de export doordat er minder export van eigen makelij naar de 15 focuslanden ging.
bedrijfstak | Eigen makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
Vervoer door de lucht | -0,8 | 0,1 | -20,5 |
Overige transport- middelenindustrie |
-28,9 | 0,1 | -0,5 |
Bankwezen | -19,5 | 0,6 | -19,0 |
Delfstoffenwinning (geen olie en gas) | -0,6 | 0,0 | -37,5 |
Winning van aardolie en aardgas | -36,9 | -0,4 | -2,3 |
Architecten-, ingenieursbureaus e.d. | -9,8 | 1,1 | -35,5 |
Verhuur van roerende goederen | 1,9 | 1,4 | -50,7 |
Grond-, water- en wegenbouw | -0,2 | 0,2 | -59,0 |
Gespecialiseerde bouw | -1,9 | 0,6 | -63,4 |
Telecommunicatie | 0,2 | 0,5 | -107,2 |
*voorlopige cijfers |
5.4Exportverdiensten naar 15 Afrikaanse focuslanden
Hoe de Nederlandse exportverdiensten aan de export naar de 15 Afrikaanse focuslanden is samengesteld per bestemming blijkt uit figuur 5.4.1. De export naar Nigeria was zowel in 2015 als in 2019 het meest lucratief voor Nederland. Ook groeide het belang van deze export licht in de afgelopen vijf jaar, van 1,0 miljard naar 1,1 miljard euro toegevoegde waarde. Op een stabiele tweede plaats staat Zuid-Afrika. Aan deze export hield Nederland in 2019 bijna 950 miljoen euro over. Egypte completeert de top drie, maar maakte tussen 2015 en 2019 een flinke duikeling. Aan de export naar Egypte hield Nederland in 2019 een kwart minder over dan in 2015.
Belang top-3 bestemmingen in exportverdiensten neemt af
De exportverdiensten aan Nigeria, Zuid-Afrika en Egypte waren in 2019 goed voor 61 procent van de totale exportverdiensten aan de 15 Afrikaanse focuslanden. De overige 39 procent komt tot stand dankzij export naar de overige 12 landen. In 2015 was het aandeel van de drie grootste landen nog 64 procent, wat wil zeggen dat de exportverdiensten aan de 12 andere landen aan belang hebben gewonnen. Hier vallen de exportverdiensten naar Marokko, Senegal, Ethiopië en Kenia in positieve zin op, met een relatief sterke groei van de Nederlandse exportverdiensten tussen 2015 en 2019. Algerije en Egypte vallen in negatieve zin op, met een sterke daling in de exportverdiensten.
land | 2019* | 2015 |
---|---|---|
Nigeria | 1091,5 | 1043,7 |
Zuid-Afrika | 949,0 | 937,8 |
Egypte | 671,8 | 869,8 |
Marokko | 391,7 | 321,7 |
Ghana | 224,7 | 230,5 |
Algerije | 216,8 | 326,4 |
Senegal | 191,5 | 123,2 |
Kenia | 154,1 | 134,6 |
Tunesië | 131,5 | 137,3 |
Ivoorkust | 118,2 | 117,4 |
Ethiopië | 107,0 | 50,1 |
Tanzania | 65,0 | 67,5 |
Mozambique | 51,7 | 42,1 |
Oeganda | 33,7 | 30,1 |
Rwanda | 17,5 | 23,9 |
*voorlopige cijfers |
Figuur 5.4.2 zoomt in op de samenstelling van de Nederlandse exportverdiensten voor de grootste exportbestemmingen. Hier zijn duidelijk verschillende ontwikkelingen te zien. Zo groeit het belang van de export van Nederlandse makelij voor Nigeria, Egypte, Marokko en Senegal. De verdiensten aan wederuitvoer groeiden over de hele linie (met uitzondering van Algerije) maar met name voor de export naar Nigeria, Egypte, Senegal en Marokko. Opvallend is de groei in de verdiensten aan de dienstenexport naar Zuid-Afrika, daar waar deze verdiensten in totaal in de min zitten.
Meer export van eigen makelij naar Nigeria
Tussen 2015 en 2019 is Nederland afgerond bijna 50 miljoen meer gaan verdienen aan de export naar Nigeria. Dat komt voornamelijk doordat Nederland in 2019 flink meer overhield aan de export van eigen makelij en wederuitvoer naar dit land. De verdiensten aan diensten naar Nigeria hebben fors aan belang ingeboet. De groei van de exportverdiensten hangt vooral samen met de export van de farmaceutische industrie, de aardolie-industrie en de bemiddelende rol van de groothandel.
land | jaar | Eigen makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|---|
Nigeria | 2015, Nigeria | 578,0 | 45,9 | 419,8 |
Nigeria | 2019*, Nigeria | 704,4 | 113,5 | 273,7 |
Zuid-Afrika | 2015, Zuid-Afrika | 521,6 | 102,0 | 314,2 |
Zuid-Afrika | 2019*, Zuid-Afrika | 460,2 | 115,6 | 373,2 |
Egypte | 2015, Egypte | 435,6 | 44,0 | 390,3 |
Egypte | 2019*, Egypte | 414,3 | 74,5 | 183,0 |
Marokko | 2015, Marokko | 195,2 | 24,7 | 101,8 |
Marokko | 2019*, Marokko | 276,1 | 43,3 | 72,3 |
Ghana | 2015, Ghana | 165,5 | 14,3 | 50,7 |
Ghana | 2019*, Ghana | 170,9 | 17,5 | 36,2 |
Algerije | 2015, Algerije | 229,2 | 32,8 | 64,4 |
Algerije | 2019*, Algerije | 171,5 | 27,2 | 18,1 |
Senegal | 2015, Senegal | 91,6 | 9,4 | 22,1 |
Senegal | 2019*, Senegal | 139,8 | 30,3 | 21,5 |
Overige landen | 2015, Overige landen | 310,1 | 46,3 | 246,7 |
Overige landen | 2019*, Overige landen | 431,1 | 58,5 | 189,1 |
*voorlopige cijfers |
Verdiensten aan export naar Zuid-Afrika constant
Nederland verdiende in 2019 vrijwel evenveel aan de export naar Zuid-Afrika als in 2015, namelijk bijna 950 miljoen euro. De samenstelling van de exportverdiensten veranderde licht in de afgelopen vijf jaar. Nederlandse bedrijven verdienden iets minder aan de export van eigen makelij; iets meer aan de export van diensten naar Zuid-Afrika. Vooral bedrijven actief in de IT-dienstverlening en informatievoorziening zijn meer aan de dienstenexport naar Zuid-Afrika gaan verdienen. De afname van de verdiensten aan de export van eigen makelij hangt vooral samen met minder export door bepaalde industrieën zoals de transportmiddelenindustrie (niet auto’s), farmaceutische en voedingsmiddelenindustrie.
Fors minder verdiensten aan dienstenexport naar Egypte
Ten opzichte van 2015 hielden Nederlandse bedrijven fors minder over aan de dienstenexport naar Egypte. In 2015 was er sprake van grote opdrachten zoals bijvoorbeeld de uitbreiding van het Suezkanaal, dat onder handen genomen werd om tweerichtingsverkeer verder mogelijk te maken (CBS, 2016). De verdiensten aan goederenexport naar Egypte bleven tussen 2015 en 2019 op peil, al groeiden de verdiensten aan wederuitvoer en namen de verdiensten aan export van eigen makelij licht af.
Meer verdiensten aan de export van eigen makelij naar Marokko
De Nederlandse exportverdiensten aan Marokko namen tussen 2015 en 2019 toe van 322 miljoen naar 392 miljoen euro. Dit kwam voornamelijk doordat de verdiensten aan de export van eigen makelij groeiden. Vooral enkele Nederlandse industrieën zoals de voedingsmiddelenindustrie, de machine-industrie en chemische industrie, maar ook de groothandel en landbouw- en visserijsector zagen hun exportverdiensten aan Marokko in de afgelopen vijf jaar groeien.
Exportverdiensten aan Algerije in de min
De Nederlandse exportverdiensten aan Algerije namen over de hele linie af tussen 2015 en 2019; met name door minder dienstenexport en minder export van eigen makelij. Vooral bedrijven in de telecommunicatiesector hielden minder over aan de dienstenexport naar Algerije. De machine-industrie, de groothandel en landbouw zagen hun exportverdiensten aan eigen makelij naar Algerije eveneens afnemen.
Meer verdiensten aan eigen makelij en wederuitvoer naar Senegal
Tussen 2015 en 2019 namen de Nederlandse exportverdiensten aan Senegal met ruim de helft toe, met name doordat de verdiensten aan eigen makelij en wederuitvoer groeiden. Enkele bedrijfstakken in de industrie, zoals de chemie, de farmacie, de aardolie- en voedingsmiddelenindustrie, alsook de groothandel hielden flink meer over aan de export van eigen makelij. Die laatste sector profiteerde ook sterk van de toegenomen wederuitvoer naar Senegal.
5.5Werkgelegenheid
In 2019 waren er bijna 2,5 miljoen voltijdbanen (vte) in Nederland dankzij de export van goederen en diensten, oftewel bijna 32 procent van het totale Nederlandse arbeidsvolume. Met de rechtstreekse export naar het continent Afrika en naar de 15 Afrikaanse focuslanden waren in 2019 respectievelijk ongeveer 51 en 39 duizend voltijdbanen gemoeid. Het aantal vte dat samenhangt met de export naar de 15 focuslanden is vergelijkbaar met bijvoorbeeld het aantal mensen dat (voltijds) werkzaam is in de bedrijfstak speur- en ontwikkelingswerk of bij post en koeriersbedrijven in ons land (CBS, 2021b) en komt overeen met 0,5 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland.
gebied | jaar | Eigen makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|---|
Afrika | 2015, Afrika | 33,5 | 3,8 | 22,9 |
Afrika | 2019, Afrika | 30,5 | 5,5 | 14,7 |
15 Afrikaanse focuslanden |
2015, 15 Afrikaanse focuslanden |
22,7 | 3,1 | 16,1 |
15 Afrikaanse focuslanden |
2019, 15 Afrikaanse focuslanden |
23,1 | 4,4 | 11,2 |
Minder voltijdbanen door minder dienstenexport
In 2015 waren er ongeveer 60 duizend mensen werkzaam in Nederland doordat er goederen en diensten naar het continent Afrika werden geëxporteerd. In 2019 waren dit er bijna 51 duizend, een afname van bijna 10 duizend. Dezelfde trend, maar minder uitgesproken, is te zien bij het aantal vte dat samenhangt met specifiek de export naar de 15 focuslanden. Dit aantal nam tussen 2015 en 2019 af van bijna 42 duizend naar bijna 39 duizend. De afname komt voornamelijk doordat er ten opzichte van 2015 minder diensten naar Afrika werden geëxporteerd en het leveren van een dienst is doorgaans arbeidsintensief. Het aantal vte dankzij de export van goederen naar de 15 focuslanden groeide in de onderzochte periode; zowel het aantal banen door export van eigen makelij als door wederuitvoer.
Minder export naar Egypte hangt samen met fors minder banen
De afname in het aantal voltijdbanen hangt vooral samen met minder (diensten)export naar Egypte, zoals blijkt uit figuur 5.5.2. In 2015 hingen nog ruim 9 duizend voltijdbanen samen met de export naar Egypte, in 2019 waren dat er net minder dan 6 duizend, wat neerkomt op een afname van bijna 40 procent. Als de export naar Egypte buiten beschouwing wordt gelaten, bleef het aantal voltijdbanen in Nederland dat samenhangt met de export naar de overige 14 landen gelijk tussen 2015 en 2019.
Ondanks de relatief sterke groei in de exportverdiensten naar Nigeria tussen 2015 en 2019, vertaalde dit zich niet in een groei in het aantal Nederlandse voltijdbanen. Deze toename is wel te zien voor Marokko, Senegal en ook Ethiopië. Algerije valt wederom negatief op door een daling in het aantal banen dat samenhangt met de export van eigen makelij en diensten.
Export eigen makelij | Wederuitvoer | Diensten | ||
---|---|---|---|---|
Nigeria | 2015, Nigeria | 4,6 | 0,4 | 3,8 |
Nigeria | 2019*, Nigeria | 5,3 | 1 | 2,6 |
Zuid-Afrika | 2015, Zuid-Afrika | 5 | 1 | 3,1 |
Zuid-Afrika | 2019*, Zuid-Afrika | 4 | 1,1 | 3,7 |
Egypte | 2015, Egypte | 4,1 | 0,4 | 4,8 |
Egypte | 2019*, Egypte | 3,5 | 0,7 | 1,7 |
Marokko | 2015, Marokko | 1,7 | 0,2 | 0,9 |
Marokko | 2019*, Marokko | 2,4 | 0,4 | 0,7 |
Ghana | 2015, Ghana | 1,3 | 0,1 | 0,5 |
Ghana | 2019*, Ghana | 1,5 | 0,2 | 0,3 |
Algerije | 2015, Algerije | 2,3 | 0,3 | 0,5 |
Algerije | 2019*, Algerije | 1,5 | 0,3 | 0,2 |
Senegal | 2015, Senegal | 0,9 | 0,1 | 0,2 |
Senegal | 2019*, Senegal | 1,2 | 0,3 | 0,2 |
*voorlopige cijfers |
5.6Samenvatting en conclusie
In 2019 exporteerde Nederland voor circa 16,2 miljard euro aan goederen en diensten naar het continent Afrika. Hiervan ging circa 78 procent naar de 15 landen die centraal staan in deze Internationaliseringsmonitor. Tussen 2015 en 2019 groeide de Nederlandse export naar de 15 focuslanden dubbel zo hard als de export naar het hele continent. Vooral de wederuitvoer vanuit Nederland naar Afrika groeide; dat zijn producten zoals geraffineerde aardolieproducten, machines en vervoermaterieel. In 2019 bestond de export naar de 15 focuslanden inmiddels voor bijna 30 procent uit wederuitvoer. De Nederlandse dienstenexport naar deze landen is tussen 2015 en 2019 fors afgenomen.
Aan de export naar Afrika hield Nederland in 2019 circa 5,8 miljard euro over. Dat komt neer op 2,1 procent van de totale Nederlandse exportverdiensten. Daarmee zijn de exportverdiensten aan het continent Afrika van dezelfde orde van grootte als de exportverdiensten aan Polen (5,6 miljard) of Zweden (5,1 miljard). Ruim driekwart, ofwel 4,4 miljard euro, van deze exportverdiensten aan Afrika hangt samen met de export naar de 15 focuslanden. Circa 63 procent van deze 4,4 miljard exportverdiensten hangt samen met de export van Nederlandse makelij, zoals geraffineerde motorbrandstoffen, machines, medicijnen, chemische producten of zuivel. Nederland is sinds 2015 relatief meer gaan verdienen aan de export van eigen makelij en aan wederuitvoer; de verdiensten aan de dienstenexport namen af.
De groothandel is de bedrijfstak die het meest overhield aan de export naar Afrika. Bijna 20 procent van de 4,4 miljard euro die Nederland in 2019 overhield aan de export naar de 15 focuslanden komt ten gunste van deze bedrijfstak. De groothandel hield vooral meer over aan toegenomen wederuitvoer, maar ook aan de export van eigen makelij en diensten. Op de tweede plaats volgt de bedrijfstak holdings en managementadviesbureaus, die bijna de helft van haar exportverdiensten dankt aan de dienstenexport naar Afrika. Op de derde plek volgt de chemische industrie met circa 208 miljoen aan exportverdiensten in 2019. Vooral de Nederlandse telecommunicatiesector en diverse bedrijfstakken in de bouw hadden sinds 2015 te maken met minder exportverdiensten aan Afrika.
Zowel in 2015 als in 2019 was de export naar Nigeria, met respectievelijk 1,0 en 1,1 miljard, het meest lucratief voor Nederland. Zuid-Afrika stond in beide jaren op de tweede plaats; aan deze export hield Nederland in 2019 bijna 950 miljoen euro over. Egypte stond in beide jaren op de derde plek, maar deze exportverdiensten waren in 2019 een kwart lager dan in 2015. De exportverdiensten aan Nigeria, Zuid-Afrika en Egypte waren in 2019 goed voor 61 procent van de totale exportverdiensten aan de 15 Afrikaanse focuslanden. Ten opzichte met 2015 hielden Nederlandse bedrijven meer over aan de export (van met name eigen makelij maar ook wederuitvoer) naar Marokko, Senegal, Ethiopië en Kenia en juist minder aan de export naar Algerije en Egypte.
Nederland telde in 2019 bijna 2,5 miljoen voltijdbanen (vte) dankzij de export van goederen en diensten. Dat komt neer op bijna 32 procent van het totale Nederlandse arbeidsvolume. Hiervan hingen in 2019 ongeveer 51 duizend voltijdbanen samen met de export naar Afrika en 39 duizend met de export naar de 15 focuslanden. Ten opzichte van 2015 is de werkgelegenheid die samenhangt met de export naar Afrika afgenomen, met name doordat er minder diensten naar het continent én de 15 focuslanden werden geëxporteerd.
5.7Data en methoden
In dit hoofdstuk is gesproken over de verdiensten van de Nederlandse economie aan de export naar Afrika. Door het koppelen van de statistieken Internationale Handel in Goederen (IHG) en diensten (IHD) aan input-output tabellen van Nationale Rekeningen (NR) van het CBS, is het mogelijk om deze exportverdiensten in kaart te brengen. De methode die gebruikt wordt om deze koppeling tot stand te brengen is ontwikkeld door Lemmers (2015) en maakt het mogelijk om vast te stellen wat Nederland verdient aan de directe export naar andere afzetmarkten. Deze koppeling maakt het ook mogelijk om de werkgelegenheid die gemoeid is met deze export in kaart te brengen door gebruik te maken van cijfers uit de Arbeidsrekeningen van het CBS. Daarbij wordt gebruikgemaakt van input-outputanalyse (Miller & Blair, 2009).
Input-outputtabellen laten per bedrijfstak zien hoeveel een bedrijfstak aan de andere bedrijfstakken levert, van welke andere bedrijfstakken een bedrijfstak de benodigde goederen en diensten inkoopt of uit het buitenland betrekt (invoer), en hoeveel elke bedrijfstak produceert en exporteert. Op basis van deze structuurinformatie in dergelijke input-outputtabellen wordt berekend hoeveel toegevoegde waarde er in iedere bedrijfstak gegenereerd wordt. Hiermee worden afhankelijkheden in productieketens zichtbaar.
De internationale handelscijfers van het CBS hebben betrekking op de directe in- en uitvoer van Nederland met een andere handelspartner. Dat wil zeggen dat het CBS op basis van deze statistiek niet kan vaststellen of de goederen die Nederland bijvoorbeeld naar Afrika exporteert, ook in Afrika worden verbruikt of dat de goederen nog verder worden verwerkt. Deze data was op het moment van schrijven beschikbaar tot en met het verslagjaar 2019.
5.8Literatuur
Literatuur
CBS (2015). De in- en uitvoercijfers van het CBS. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2016). Bouwers en baggeraars winnen vooral terrein in Azië. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2019). Hoogste exportverdiensten dankzij machines. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020). Export naar het VK goed voor 3,5 procent bbp in 2019. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021a). Verdiensten en arbeidsvolume; uitvoerstromen; landen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021b). Arbeidsvolume; bedrijfstak, geslacht, nationale rekeningen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Cremers, D., Notten, T., Prenen, L., Rud, I. & Wong, K.F. (2020a). Nederlands-Duitse handel in mondiale waardeketens. In S. Creemers, M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), CBS Internationaliseringsmonitor 2020, eerste kwartaal editie: Duitsland. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Cremers, D., Notten, T. & Voncken, R. (2020b). Nederland en China in internationale waardeketens. In S. Creemers, M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), CBS Internationaliseringsmonitor 2021, tweede kwartaaleditie: China. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Dorhout, A. (2020). Waar staan Afrika en Nederland nu? Clingendael Spectator.
Lemmers, O. (2015). Who needs MRIOs anyway? An alternative assignment of value added of trade. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Miller, R.E. & Blair, P.D. (2009). Input-Output Analysis: Foundations and Extensions. New York: Cambridge University Press.
OECD (2021). Global value chains and trade. Parijs, Frankrijk. OECD.
UNCTAD (2020). World Investment Report 2020. Geneve, Zwitserland: United Nations Conference on Trade and Development.
UNCTAD (2021). Key Statistics and Trends in International Trade 2020: Trade Trends under the Covid-19 Pandemic. Genève, Zwitserland: United Nations Conference on Trade and Development.
VNO-NCW en MKB-Nederland (2019). Afrika Strategie Nederlands bedrijfsleven. Den Haag. VNO-NCW en MKB-Nederland.
Noten
In hoofdstuk 1 van deze publicatie werden de in- en uitvoercijfers van de bronstatistiek Internationale Handel in Goederen gebruikt. Om iets te kunnen zeggen over de verdiensten aan de export is inzicht nodig in de verwevenheid van in- en uitvoer en in de afhankelijkheden tussen bedrijfstakken. Daarvoor is aansluiting nodig op de cijfers van de Nationale Rekeningen van het CBS. Daarnaast hanteert de bronstatistiek internationale handel in goederen andere concepten dan de Nationale Rekeningen; zo gaat de bronstatistiek uit van grensoverschrijdend goederenverkeer en is economisch eigendom leidend voor de Nationale Rekeningen. Hierdoor zijn de cijfers in dit hoofdstuk niet rechtstreeks te vergelijken met de cijfers in hoofdstuk 1. Zie voor meer informatie paragraaf 5.7 en het rapport ‘De in- en uitvoercijfers van het CBS’ (CBS, 2015).