Handelsbeleid: Tarieven en verdragen – Een introductie
Internationale handel is voor veel landen een belangrijke bron van inkomsten en vormt daarmee een belangrijk onderdeel van hun economie. En om te kunnen exporteren is er vaak import van grondstoffen, halffabrikaten of ondersteunende diensten nodig. In 2019 exporteerde Nederland ruim 516 miljard euro aan goederen, waarvan 30 procent naar niet-EU-landen. Ons land importeerde in dat jaar bijvoorbeeld voor meer dan 459 miljard euro aan goederen, waarvan iets minder dan de helft uit niet-EU-landen kwam. Omdat import en export essentieel zijn voor de economie, kunnen maatregelen zoals importquota en invoertarieven beleidsinstrumenten zijn waardoor binnenlandse sectoren hun marktaandeel kunnen vergroten en nieuwe banen creëren (Erken, Verbruggen & Marey, 2018). Een hoger importtarief zorgt ervoor dat geïmporteerde goederen duurder worden, waardoor de consumptie verschuift naar binnenlands geproduceerde goederen (Erken, Verbruggen & Marey, 2018). Stel dat de VS besluit om een tarief van 10 procent op te leggen aan alle geïmporteerde auto’s. Nadat het tarief is opgelegd, worden Amerikaanse auto’s competitiever omdat ze in plaats van te concurreren met een buitenlandse auto van 25 duizend dollar nu concurreren met een buitenlandse auto van 27,5 duizend dollar. Dat zou de verkoop van in de VS geproduceerde auto’s kunnen stimuleren.
Wanneer handelsmaatregelen van het ene land leiden tot nieuwe maatregelen van een ander land, dan loopt de spanning in de handelsrelatie op. Tussen de VS en Europa was daar in 2018 sprake van: de VS legde importheffingen voor Europees staal en aluminium op, waarna de EU verschillende Amerikaanse goederen – zoals spijkerbroeken, make-up en whisky – extra belastte (van de Hei, Prins & Erken, 2018). Hoofdstuk 1 brengt in beeld hoe dit handelsconflict is ontstaan, hoe dit zich verder ontwikkelde en welke producten daarbij getarifeerd werden en wanneer. Aan de hand van een event study wordt ook bestudeerd op welke wijze Nederlandse bedrijven die goederen importeren uit de VS, hun gedrag aanpasten nadat de Europese Commissie in 2018 aanvullende importtarieven instelde op geïmporteerde producten uit de VS als reactie op de Amerikaanse importheffingen op Europees staal en aluminium.noot1 In hoofdstuk 2 wordt er gekeken hoe Nederlandse importeurs – in termen van verhandelde waarde, hoeveelheden en prijs – omgaan met de importtarieven die de EU heft op invoer uit landen buiten de EU. Wie betaalt de prijs voor deze importtarieven: de buitenlandse exporteur door de prijs (deels) te verlagen of de Nederlandse importeur? In hoofdstuk 3 staan Amerikaanse importtarieven en het effect ervan op Nederlandse export naar de VS centraal. Specifiek wordt er bestudeerd wie de prijs voor de Amerikaanse importtarieven betaalt, namelijk Nederlandse exporteurs of Amerikaanse afnemers.
Importtarieven hebben echter niet alleen directe effecten op importeurs en exporteurs, maar ook indirecte effecten. Internationale handelsactiviteiten staan namelijk niet op zichzelf, maar maken deel uit van internationale waardeketens. Om te kunnen exporteren is vaak import van intermediaire goederen en diensten nodig. Naast de directe kosten die een Nederlandse exporteur moet betalen aan invoertarieven in het bestemmingsland, moeten zij ook importtarieven betalen voor de invoer van grondstoffen en halffabricaten in het productieproces van die export. Dergelijke waardeketens ontstonden in het verleden bijvoorbeeld doordat veel Amerikaanse en Europese bedrijven hun laaggeschoolde productie verplaatsten naar lagelonenlanden, zoals China. Het opleggen van Amerikaanse tarieven op Chinese import kan dus ook effect hebben op Nederlandse bedrijven die hun grondstoffen en/of halffabricaten uit China importeren en vervolgens exporteren (Erken, Verbruggen & Marey, 2018). In hoofdstuk 4 wordt berekend in hoeverre dergelijke indirecte handelskosten effect hebben verderop in de keten.
In plaats van het instellen en verhogen van importquota’s en importtarieven kan er ook voor worden gekozen handelsbarrières en invoerheffingen op te heffen door het sluiten van handelsakkoorden. Een voorbeeld van zo’n handelsakkoord is CETA. In dit verdrag hebben de lidstaten van de EU en Canada onderling afspraken gemaakt over de handel in goederen, diensten en investeringen. Het doel van dit verdrag is om duurzame handel te bevorderen en de handel met Canada gemakkelijker en goedkoper te maken. Zo voorziet het bijvoorbeeld in een wederzijdse afschaffing van invoerrechten (Europese Commissie, 2020). Hoofdstuk 5 beschrijft wat CETA tot nu toe voor Nederlandse bedrijven en de ontwikkelingen in de goederenhandel met Canada heeft betekend. Ook wordt onderzocht in hoeverre bedrijven gebruikmaken van het handelsverdrag.
Literatuur
Literatuur
Erken, H., Verbruggen, K. & Marey P. (2018). De economische impact van handelsoorlogen. Rabobank/RaboResearch: Utrecht.
Europese Commissie (2020). Hoe werken vrijhandelsakkoorden als CETA? Geraadpleegd op 20 oktober 2020.
van de Hei, L., Prins, C. & Erken, H. (2018). Impact op Nederland van handelsconflict met de VS. Rabobank/RaboResearch: Utrecht.
Noten
De cijfers zoals die in hoofdstuk 1, 2, 3 en 5 staan zijn gebaseerd op de statistiek Internationale Handel in Goederen. In hoofdstuk 4 worden cijfers uit de Nationale Rekeningen gebruikt. De concepten in deze twee statistieken verschillen. Zo is de Internationale Handel in Goederen gebaseerd op het passeren van de grens terwijl voor de Nationale Rekeningen economische eigendom leidend is. Verder leidt de integratie in de Nationale Rekeningen tot additionele verschillen. Hierdoor kunnen de cijfers in hoofdstuk 1, 2, 3 en 5 niet vergeleken worden met die in hoofdstuk 4. Voor meer informatie over deze verschillen, zie ‘CBS import and export statistics’.