Europese importtarieven: wie betaalt de rekening?
In het vorige hoofdstuk keken we specifiek naar de gevolgen van een pakket tariefverhogingen dat de EU in 2018 instelde op de handel met de VS als reactie op tariefverhogingen die de VS eerder op import uit de EU instelde. In dit hoofdstuk borduren we hier op voort door deze inzichten te veralgemeniseren. Hoe reageren importeurs, bijvoorbeeld in termen van verhandelde waarde, hoeveelheden, en prijs, op importtarieven die de EU instelt op de invoer uit de 50 belangrijkste herkomstlanden van de Nederlandse goedereninvoer? Wie betaalt de prijs voor deze importtarieven: de buitenlandse exporteur door de prijs (deels) te verlagen of de Nederlandse importeur die het eigenlijke bedrag moet overhandigen aan de douane? Zien we verschillen tussen groepen bedrijven, zoals het midden- en kleinbedrijf en het grootbedrijf, en in de manier waarop ze omgaan met importtarieven?
2.1Inleiding
In hoofdstuk 1 is aan de hand voor de actualiteit van de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie geïllustreerd op welke wijze Nederlandse bedrijven die goederen importeren uit de VS hun gedrag aanpassen nadat de EU als vergelding aanvullende importtarieven instelde op invoer vanuit de VS. De resultaten van deze event study laten onder andere zien dat de importwaarde en hoeveelheid sterk teruglopen na de inwerkingtreding van de tarieven. Het prijsniveau (exclusief het importtarief!) waartegen wordt gehandeld blijft echter ongewijzigd. Dit betekent dat Amerikaanse exporteurs de verhoogde tarieven volledig afwentelen op hun Nederlandse afnemers.
In dit hoofdstuk borduren we voort op deze inzichten door op zoek te gaan naar algemene patronen: hoe gaan Nederlandse importeurs om met importtarieven die de EU heft op invoer uit landen buiten de EU?noot1 Dit is een belangrijke vraag. Immers, handelstarieven maken internationale handel hoe dan ook duurder, maar de vraag is ook wie die rekening betaalt, of wie profiteert bij een verlaging van importtarieven. De exporteur kan er voor kiezen om zijn verkoopprijs ongemoeid te laten, waardoor de importeur bovenop de reguliere verkoopprijs ook nog het importtarief moet afrekenen bij de douane. Verschillende academische onderzoeken hebben recentelijk aangetoond dat dit bijvoorbeeld het geval was bij de importtarieven die de VS in 2018 instelde, waardoor de rekening van het handelsbeleid uiteindelijk wordt betaald door de Amerikaanse importeur (Fajgelbaum et al., 2020; Cavallo et al., 2019; Amiti et al., 2020). Om dit op te vangen kan deze er weer voor kiezen om de kosten door te berekenen aan de consument, zoals het geval was bij de Amerikaanse importtarieven op wasmachines (Flaaen et al., 2019). Besedes et al. (2020) komen tot een vergelijkbare conclusie op basis van een studie naar de effecten van tariefverlagingen in het kader van de North American Free Trade Agreement (NAFTA).
De exporteur kan er echter ook voor kiezen om zijn prijs aan te passen aan tariefwijzigingen waardoor hij (een deel van) de kosten of baten van een tariefwijziging absorbeert en deze niet volledig afwentelt op zijn afnemers. Ook de kwaliteit van de verhandelde producten is daarbij een factor: exporteurs laten een prijsverhoging, om de baten van een tariefverlaging deels af te romen, geregeld gepaard gaan met een verhoging van de kwaliteit, waardoor de afnemer een beter product ontvangt voor dezelfde prijs (inclusief importtarief). Voor het bestaan van dit mechanisme vonden bijvoorbeeld Ludema & Yu (2016) empirisch bewijs. Hoe dit in de praktijk uitpakt hangt van allerlei factoren af. Bijvoorbeeld van de marktomstandigheden: hoe competitief is de markt voor getarifeerde producten, welke alternatieven zijn er voorhanden en hoeveel marktmacht hebben de handelende partijen? Maar ook van de manier waarop individuele bedrijven slagvaardig zijn in het omgaan met de marktomstandigheden. In de wetenschappelijke literatuur is over deze vraagstukken nog allerminst consensus bereikt.
In dit hoofdstuk richten we ons op drie hoofdvragen:
- In welke mate hangen geobserveerde patronen in de Nederlandse goederenimport samen met geldende importtarieven op de invoer vanuit landen buiten de EU?
- In welke mate worden de kosten van importtarieven geabsorbeerd door de exporteur en in welke mate worden deze door de importeur gedragen?
- In welke mate zien we verschillen tussen groepen bedrijven in de manier waarop ze omgaan met importtarieven?
Om deze vragen te beantwoorden combineren we cijfers over Nederlandse goederenimport door Nederlandse bedrijven en hun karakteristieken met zeer gedetailleerde informatie over importtarieven per product en herkomstland afkomstig van de Europese Commissie.
Leeswijzer
In dit hoofdstuk staan importtarieven die de EU heeft ingesteld op de invoer van goederen centraal. In paragraaf 2.2 kijken we naar de ontwikkeling van Europese importtarieven in de periode 2013–2019, de mate waarin tarieven verschillen per land en productgroep en de mate waarin de Nederlandse import daadwerkelijk te maken heeft met importtarieven. In paragraaf 2.3 gaan we aan de hand van een aantal econometrische analyses kijken hoe de Nederlandse goederenimport precies geraakt wordt door importtarieven. Daarna voegen we aan deze analyses de bedrijvendimensie toe door inzichtelijk te maken hoe verschillende groepen bedrijven verschillend omgaan met tarieven.
2.2Ontwikkeling van Europese importtarieven over de periode 2013–2019
In deze paragraaf geven we een schets van de ontwikkeling van Europese importtarieven in de periode 2013–2019. We kijken daarbij naar de 50 belangrijkste herkomstlanden van de Nederlandse goedereninvoer (buiten de EU) en laten zien hoe de impact van tarieven verschilt per herkomstland, productgroep en type importeur.
Voordat we aan de hand van een aantal figuren een algemeen beeld geven van de mate waarin Europese importtarieven een rol spelen bij de Nederlandse goedereninvoer, is het goed om eerst de verschillende soorten tarifaire maatregelen te introduceren. Regeringen kunnen ertoe besluiten om tarifaire maatregelen te nemen om uiteenlopende redenen. Een voorname reden is om de binnenlandse economie te beschermen tegen (goedkopere) buitenlandse concurrentie. Door het nemen van tarifaire maatregelen worden de producten van buitenlandse concurrenten kunstmatig duurder gemaakt. Anti-dumpingrechten, die ook al kort ter sprake kwamen in Hoofdstuk 1, zijn daar een extreem voorbeeld van. De Europese Unie heeft bijvoorbeeld op enkele specifieke producten afkomstig uit China anti-dumpingrechten ingesteld van maar liefst 75 procent.
Het instellen van importtarieven op de invoer uit één of meerdere specifieke landen kan ook politiek gemotiveerd zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het pakket importtarieven dat de VS in 2018 op de invoer uit China instelde met als doel om China aan te zetten tot het beëindigen van ‘oneerlijke handelspraktijken’ (New York Times, 2018). Daarbij is president Trump ervan overtuigd dat die tarieven ook direct betaald worden door Chinese bedrijven. Een andere motivatie voor overheden om maatregelen te nemen met betrekking tot de import van specifieke producten komt voort uit zorgen over consument- of milieubescherming. In dat geval kan een overheid er bijvoorbeeld ook voor kiezen om middels niet-tarifaire maatregelen (NTM’s), denk hierbij bijvoorbeeld aan specifieke productvereisten, de kwaliteit en veiligheid van bepaalde producten te waarborgen.
De meest gangbare manier van tarifering is het heffen van een vast percentage van de waarde van het ingevoerde product als tarief. Naast dergelijke ad valorem tarieven bestaan er ook maatregelen die afhankelijk zijn van de geïmporteerde hoeveelheid. Voor sommige producten, zoals grondstoffen of halffabricaten, kan het namelijk wel degelijk nuttig zijn voor de binnenlandse economie wanneer die goedkoop kunnen worden geïmporteerd. Een regering kan er dan voor kiezen om de invoer van deze producten wel aan banden te leggen middels quota of een oplopend tarief als de ingevoerde hoeveelheid boven een bepaalde grens uit komt. Ook kunnen tarifaire maatregelen direct worden uitgedrukt in termen van kilo’s of andere hoeveelheden.
De cijfers die in dit hoofdstuk gebruikt worden, gaan alleen over die tarieven die direct als percentage van de handelswaarde van het product zijn uitgedrukt: de ad valorem tarieven. Dit heeft tot gevolg dat er verschillen kunnen zijn met de cijfers gepresenteerd in hoofdstuk 4. Daar worden immers ook andere maatregelen – zoals quota – meegenomen in de totale tarifaire kosten. Een uitgebreide toelichting op de gebruikte data en de bewerkingsstappen is te vinden in paragraaf 2.5.
Europese tarieven nemen afgelopen jaren gemiddeld ietwat toe
Na een periode van verlaging van importtarieven als gevolg van onderhandelingen binnen de kaders van de WTO is er in recente jaren een kentering zichtbaar in deze trend van liberalisering van de internationale handel getuige bijvoorbeeld de handelsconflicten tussen China, de VS en de EU. Zo zijn de tarieven die de EU instelt op invoer van buiten de EU volgens deze data de afgelopen jaren toegenomen. Dit heeft ook gevolgen voor Nederlandse importeurs. Figuur 2.2.1 laat zien dat het gemiddelde tarief, gewogen naar de waarde van de invoer, dat Nederlandse importeurs afdragen op invoer van buiten de EU is gestegen van 1,2 procent in 2013 naar 1,8 procent in 2019. Het bedrag in euro’s dat aan tarieven is afgedragen laat een vergelijkbare trend zien in deze periode. In 2019 ging het daarbij om een totaalbedrag van ruim 2 miljard euro dat Nederlandse importeurs betaalden over de invoer van goederen.
| Jaar | Gewogen gemiddelde importtarief % | Berekend totaal importtarief, 2013=100 |
|---|---|---|
| 2013 | 1,25 | 100 |
| 2014 | 1,46 | 118,69 |
| 2017 | 1,62 | 117,94 |
| 2018 | 1,7 | 122,71 |
| 2015 | 1,65 | 132,48 |
| 2016 | 1,66 | 143,18 |
| 2019 | 1,78 | 158,14 |
China en VS top twee landen in termen van waarde geheven tarieven
Daarbij steekt er één importpartner met kop en schouders bovenuit: China. Tabel 2.2.2 laat zien dat over de goedereninvoer uit China in 2018 bijna 800 miljoen euro aan importtarieven is afgedragen. Dat China deze lijst aanvoert is op zich niet verwonderlijk, aangezien China het op twee na de belangrijkste herkomstpartner is voor de Nederlandse goedereninvoer. Duitsland en België voeren deze lijst aan, maar op de invoer uit deze EU-landen zijn vanzelfsprekend geen importtarieven van toepassing. Het gewogen gemiddelde importtarief van 3,7 procent op de invoer uit China is echter ook relatief hoog.
Op flinke afstand volgen de Verenigde Staten: zij zijn goed voor een totaalbedrag van bijna 300 miljoen euro aan afgedragen tarieven tegen een aanzienlijk lager gewogen gemiddeld tarief van 1,5 procent. Daarnaast valt het aantal Aziatische partners in de lijst op: 11 in deze top-16 liggen in Azië. Deze invoer wordt gekenmerkt door hoge gemiddelde tarieven, tot 10,5 procent op de invoer uit Bangladesh en 8,1 procent op de invoer uit Pakistan. Ten slotte valt Rusland op. Als zesde op de ranglijst van importpartners is dit een belangrijke leverancier van goederen, maar omdat het gemiddelde tarief dat van toepassing is op deze invoer met 0,2 procent relatief laag is staat Rusland aanzienlijk lager op de lijst van betaalde importtarieven naar herkomst. Dit komt met name doordat de import uit Rusland voor een aanzienlijk deel uit minerale brandstoffen (waaronder aardgas) bestaat waarop geen importtarieven van toepassing zijn.
2.2.2Hoogste importtarieven naar herkomst, 2018
| Berekend totaal importtarief | Gewogen gemiddeld importtarief | |
|---|---|---|
| Mln euro | % | |
| China | 780,2 | 3,7 |
| Verenigde Staten | 292,4 | 1,5 |
| Vietnam | 149,7 | 4,6 |
| Japan | 128,5 | 2,3 |
| Brazilië | 95,5 | 3,5 |
| India | 92,0 | 4,6 |
| Bangladesh | 82,8 | 10,5 |
| Thailand | 72,6 | 3,2 |
| Taiwan | 69,0 | 2,9 |
| Hongkong | 65,8 | 2,6 |
| Indonesië | 65,4 | 3,9 |
| Maleisië | 42,5 | 2,3 |
| Argentinië | 32,5 | 3,2 |
| Pakistan | 28,4 | 8,1 |
| Singapore | 21,0 | 1,0 |
| Rusland | 20,1 | 0,2 |
Als we de aandacht richten op de vijf importpartners uit tabel 2.2.2 die het meeste geld in het laatje van de Nederlandse douane brengen, zien we niet voor alle vijf een opwaartse trend. Met name Brazilië laat een redelijk stabiel beeld zien voor wat betreft de gewogen gemiddelde tarieven en de in totaal afgedragen tarieven. In China, de VS en Vietnam zien we die opwaartse trend wel duidelijk terug, met name in de afgedragen tarieven. De import uit Japan wordt gekarakteriseerd door oplopende gewogen gemiddelde tarieven, maar stabiele afgedragen tariefbedragen. Dit komt voort uit het feit dat de import uit Japan in recente jaren stagneert. Vermeldenswaardig is bovendien dat de EU recentelijk een handelsverdrag met Japan heeft afgesloten. Dat is echter nog dermate kort van kracht (februari 2019) dat de invloed hiervan op het hier getoonde beeld beperkt zal zijn.
| Land | Jaar | Gewogen gemiddeld importtarief, % | berekend totaal importtarief, miljoen euro |
|---|---|---|---|
| China | 2013, China | 3,48 | 670,5 |
| China | 2014, China | 3,45 | 709,8 |
| China | 2015, China | 3,44 | 626,1 |
| China | 2016, China | 3,65 | 671,2 |
| China | 2017, China | 3,42 | 707,0 |
| China | 2018, China | 3,68 | 780,2 |
| China | 2019, China | 4,15 | 932,8 |
| VS | 2013, VS | 1,40 | 235,4 |
| VS | 2014, VS | 1,36 | 227,3 |
| VS | 2015, VS | 1,27 | 226,3 |
| VS | 2016, VS | 1,27 | 243,5 |
| VS | 2017, VS | 1,39 | 256,1 |
| VS | 2018, VS | 1,55 | 292,4 |
| VS | 2019, VS | 1,46 | 317,0 |
| Japan | 2013, Japan | 1,54 | 105,7 |
| Japan | 2014, Japan | 1,59 | 104,7 |
| Japan | 2015, Japan | 1,75 | 95,8 |
| Japan | 2016, Japan | 1,91 | 99,8 |
| Japan | 2017, Japan | 1,99 | 110,0 |
| Japan | 2018, Japan | 2,31 | 128,5 |
| Japan | 2019, Japan | 2,12 | 123,2 |
| Brazilië | 2013, Brazilië | 2,88 | 97,0 |
| Brazilië | 2014, Brazilië | 3,39 | 102,2 |
| Brazilië | 2015, Brazilië | 3,25 | 98,2 |
| Brazilië | 2016, Brazilië | 3,20 | 99,9 |
| Brazilië | 2017, Brazilië | 2,86 | 87,1 |
| Brazilië | 2018, Brazilië | 3,47 | 95,5 |
| Brazilië | 2019, Brazilië | 3,37 | 90,9 |
| Vietnam | 2013, Vietnam | 3,24 | 53,0 |
| Vietnam | 2014, Vietnam | 4,52 | 75,8 |
| Vietnam | 2015, Vietnam | 3,95 | 81,4 |
| Vietnam | 2016, Vietnam | 3,95 | 97,3 |
| Vietnam | 2017, Vietnam | 4,15 | 129,8 |
| Vietnam | 2018, Vietnam | 4,62 | 149,7 |
| Vietnam | 2019, Vietnam | 4,26 | 154,4 |
De hoogte van ad valorem importtarieven varieert sterk. In de meeste gevallen gaat het om tarieven tot vijf procent, maar in sommige specifieke gevallen lopen deze op tot 75 procent en hoger. Een aantal productgroepen die er wat dat betreft uitspringen zijn tabaksproducten. Zo gelden er op bepaalde specifieke soorten waterpijptabak en rooktabak importtarieven van 74,9 procent. Deze producten werden in 2018 op beperkte schaal geïmporteerd uit een klein aantal landen zoals Indonesië, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten. Figuur 2.2.4 laat zien voor welke specifieke importstromen de hoogste bedragen aan importtarieven worden afgedragen, waarbij een importstroom gedefinieerd is als de invoer van een specifiek product uit een specifiek land. Dan zien we dat er over de invoer van autocarrosserieën uit de VS het hoogste bedrag aan tarieven wordt afgedragen. Het gaat dan in 2018 om een bedrag van 35 miljoen euro voor een productgroep waar de EU een tarief van 4,5 procent op heeft ingesteld. Ook over de invoer van (een bepaalde soort) sinaasappelsap uit Brazilië werd bij de Nederlandse douane in 2018 bijna 35 miljoen euro aan tarieven afgerekend. Dat komt met name doordat op deze productgroep een tarief van ruim 12 procent van toepassing is. De figuur laat verder zien dat (motor)fietsen en kleding, met name afkomstig uit Azië, productgroepen zijn waar forse bedragen aan importtarieven over worden afgedragen aan de Nederlandse grens. Zo geldt er voor geïmporteerde fietsen uit China een anti-dumpingrecht van 48,5%.
| Land en product | Berekend totaal importtarief (x mln euro) | Importtarief (%) |
|---|---|---|
| Bangladesh - T-shirts van katoen | 11,0 | 12,0 |
| Japan - motorfietsen | 11,8 | 6,0 |
| China - fietsen | 12,0 | 48,5 |
| China - synthetische herenkleding | 13,0 | 12,0 |
| Taiwan - fietsen | 16,5 | 14,0 |
| Brazilië - sinaasappelsap | 34,3 | 12,2 |
| VS - auto- carrosserieën |
35,4 | 4,5 |
De helft van afgedragen tarieven ontleend aan minder dan 10 procent van de import
Figuur 2.2.5 toont het belang van getarifeerde producten in de Nederlandse importportefeuille. Ruim 65 procent van de waarde van de import betreft niet-getarifeerde (met een ad valorem tarief) producten. Van de resterende 35 procent, behoort 15 procentpunt tot de 30 procent laagst getarifeerde producten. Dit zijn producten met tarieven van maximaal 2,5 procent. Meer dan de helft van het totaal aan afgedragen tarieven wordt ontleend aan slechts 8 procent van de waarde van de import, oftewel de 30 procent hoogst getarifeerde producten. Hoog getarifeerde producten worden dus relatief weinig geïmporteerd, een intuïtief logische bevinding.
| Waarde | Nul tarief | 30% laagst getariffeerd | Middencategorie tarieven | 30% hoogst getariffeerd |
|---|---|---|---|---|
| Waarde geïmporteerde producten | 76227,3 | 17283,1 | 16391,7 | 9174,2 |
| Waarde afgedragen tarieven | 0 | 169,9 | 613,9 | 915,9 |
Als we kijken naar de verdeling van de import en de afgedragen tarieven over het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zmkb) en het grootbedrijf dan blijken de relatieve bijdragen van beide groepen niet evenredig te zijn. Zo is het zmkb goed voor maximaal 20 procent van de waarde van de import in de jaren 2013 tot en met 2019. Het zmkb draagt echter een relatief hogere last in termen van afgedragen tarieven. Zo laat figuur 2.2.6 zien dat het zmkb in 2018 bijna 35 procent van de afgedragen tarieven voor zijn rekening nam. Dit werpt de vraag op of zmkb’ers andere, hoger getarifeerde, producten importeren dan het grootbedrijf of dat ze gemiddeld hogere tarieven voor dezelfde producten betalen?
| Waarde geïmporteerde producten en tarieven | Grootbedrijf | zmkb |
|---|---|---|
| Waarde geïmporteerde producten | 96919 | 22157 |
| Afgedragen tarieven | 1130 | 570 |
Het zelfstandig mkb draagt een relatief hogere tariefdruk
Het antwoord op deze vraag wordt gegeven door figuren 2.2.7 en 2.2.8. Figuur 2.2.7 toont het gewogen gemiddelde tarief op producten die alleen geïmporteerd worden door het zmkb of door het grootbedrijf in de jaren 2013 tot en met 2019. Dan zien we duidelijk dat producten die uitsluitend door het zmkb worden geïmporteerd in ieder jaar gemiddeld hoger getarifeerd zijn dan producten die uitsluitend door het grootbedrijf ingevoerd worden.
| Jaar | Zmkb | Grootbedrijf |
|---|---|---|
| 2013 | 3,5 | 0,6 |
| 2014 | 2,1 | 0,9 |
| 2015 | 1,5 | 0,8 |
| 2016 | 1,6 | 0,8 |
| 2017 | 1,8 | 1,0 |
| 2018 | 1,5 | 0,9 |
| 2019 | 2,2 | 0,9 |
Ook voor producten die door beide groepen geïmporteerd worden, betaalt het zmkb gemiddeld een hoger importtarief dan het grootbedrijf. Intuïtief is dit niet verwonderlijk. Het ligt voor de hand dat een verklaring hiervoor gelegen is in een bredere markttoegang, een groter netwerk van handelspartners en de beschikking over meer gespecialiseerde kennis bij het grootbedrijf waardoor zij beter in staat zijn dan het zmkb om hun importportefeuille dusdanig in te richten dat tariefafdrachten over de invoer worden geminimaliseerd.
| Jaar | Zmkb | Grootbedrijf |
|---|---|---|
| 2013 | 2,5 | 1,0 |
| 2014 | 3,0 | 1,0 |
| 2015 | 3,0 | 1,3 |
| 2016 | 3,1 | 1,3 |
| 2017 | 2,9 | 1,2 |
| 2018 | 2,9 | 1,3 |
| 2019 | 2,8 | 1,4 |
Ook niet multinationals hebben een aanzienlijk groter aandeel in afgedragen tarieven
Verdere onderbouwing van deze redenering biedt figuur 2.2.9, waarin we de informatie uit figuur 2.2.6 opdelen naar multinationaliteit. Daarbij onderscheiden we niet multinationals, Nederlandse multinationals en buitenlandse multinationals. Dan zien we dat buitenlandse multinationals goed zijn voor ruim de helft van de waarde van geïmporteerde producten en de helft van afgedragen tarieven. Niet multinationals blijken, net zoals zmkb’ers, een aanzienlijk groter aandeel in de afgedragen tarieven te hebben dan in de waarde van de import. Dit is niet geheel verrassend gezien ruim 95 procent van de niet multinationals tot het zmkb behoort en meer dan 80 procent van de zmkb’ers geen onderdeel is van een multinationaal concern. Ook vanuit het perspectief van multinationaliteit lijkt het argument van ruimere mogelijkheden voor multinationals om tariefafdrachten over hun invoer te minimaliseren dus opgeld te doen.
| Waarde geïmporteerde producten en tarieven | Niet multinational | Nederlandse multinational | Buitenlandse multinational |
|---|---|---|---|
| Waarde geïmporteerde producten | 18988 | 33325 | 66763 |
| Waarde afgedragen tarieven | 433 | 343 | 925 |
In de in deze paragraaf gepresenteerde beschrijvende analyse wordt geen rekening gehouden met bijvoorbeeld overige bedrijfskenmerken, productkenmerken, kenmerken van het herkomstland van de invoer of tijdstrends die van invloed kunnen zijn op importwaarde en/of afgedragen tarieven. Om te onderzoeken in hoeverre de geobserveerde patronen robuust zijn voor het meewegen van deze factoren gaan we in paragraaf 2.3 verder met de beantwoording van de onderzoeksvragen in de setting van een econometrisch analysemodel.
2.3Europese importtarieven en de Nederlandse goedereninvoer: een verdiepende analyse
In deze paragraaf kijken we naar het verband tussen geheven tarieven en de waarde en hoeveelheden van geïmporteerde producten en de gemiddelde prijs daarvan. In deze analyse richten we ons op continue importstromen, dat wil zeggen de import van een specifiek product uit een specifiek land door bedrijven die dat in alle kwartalen van de jaren 2013–2019 hebben gedaan. Dat betekent dat we ons richten op de relatie tussen wat we noemen de intensieve marge en importtarieven. We laten de extensieve marge, kort gezegd onderbroken importstromen, hier dus buiten beschouwing. Dit doen we omdat het overgrote deel van deze importstromen bestaat uit incidentele transacties van beperkte omvang. Een verband tussen dergelijke incidentele transacties en importtarieven ligt niet voor de hand en bovendien zijn deze stromen onderzoekstechnisch bijzonder lastig te accommoderen. In de tweede stap van de econometrische analyse maken we onderscheid tussen het zmkb en het grootbedrijf en tussen multinationals (Nederlands en buitenlands) en niet multinationals. In alle regressies houden we daarbij rekening met overige bedrijfs-, herkomstland- en productkenmerken die van invloed kunnen zijn op deze relatie. Tabellen 2.5.1–2.5.3 in de data en methoden sectie tonen de gedetailleerde resultaten van het econometrische model waarop deze analyse is gebaseerd.
Buitenlandse toeleveranciers nemen een derde van de tariefverhoging voor hun rekening
Tabellen 2.5.1–2.5.3 laten geen verband zien tussen Europese tarieven en veranderingen daarin aan de ene kant en de waarde en hoeveelheden van geïmporteerde producten aan de andere kant. Importprijzen liggen juist lager bij hogere importtarieven. Bij een tariefverhoging lijken Nederlandse handelspartners dus hun exportprijs te laten zakken om zo deels de extra kosten van de tarieven op te vangen. Bij een tariefverhoging van 1 procent zien we een gemiddelde prijsverlaging van 0,33 procent. De exporteurs in het buitenland nemen dus een derde van de verhoging van de kosten dankzij de tariefverhoging voor hun rekening. De rest van de tariefverhoging, twee derde wordt dus door de Nederlandse importeurs gedragen.
Deze resultaten lijken op het eerste gezicht in tegenspraak met de bevindingen van hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3 en de algemene bevindingen in de literatuur. Deze hoofdstukken alsook de gerefereerde literatuur beroept zich echter op event studies waarin wordt ingezoomd op het moment waarop een aanzienlijke tariefverhoging op diverse producten plaatsvindt. Hoewel in deze analyses wel rekening gehouden wordt met verschillen tussen producten, de landen waar de producten vandaan komen alsook met mogelijke algemene tijdstrends, wordt er hier nog geen rekening gehouden met verschillen tussen bedrijven. Uiteraard is het wel zo dat de focus op continue importstromen al voorsorteert op bedrijven die relatief sterk actief zijn op importmarkten. Het is daarom belangrijk om verder in te zoomen op deze en andere kenmerken van de Nederlandse importeurs om beter beeld te krijgen van een eventuele heterogene samenhang met importtarieven.
Vooral het grootbedrijf in staat om tariefdruk deels door te rekenen aan toeleveranciers
Tabel 2.5.2 maakt onderscheid tussen de samenhang van tarieven met de mkb-status van het bedrijf, uitgesplitst in het zelfstandig mkb en het grootbedrijf. Terwijl er nog steeds geen significante relatie zichtbaar is met de totale importwaarde en de verhandelde hoeveelheden, valt wel direct op dat de significante samenhang met de importprijs met name bij het grootbedrijf ligt. In andere woorden: terwijl het grootbedrijf in staat lijkt te zijn om haar toeleveranciers een deel van de kosten van tarieven voor hun rekening te laten nemen lukt zmkb’ers dat niet in diezelfde mate. Dit is in lijn met de hypothese uit de vorige paragraaf: grotere handelaars hebben zeer waarschijnlijk een bredere markttoegang, een groter netwerk van handelspartners, de beschikking over meer gespecialiseerde kennis en een sterkere positie aan de onderhandelingstafel. Daardoor zijn zij beter in staat dan het zmkb om hun tariefafdrachten over de invoer te minimaliseren door deze deels bij hun leverancier te beleggen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat het gaat om een dermate belangrijke handelsrelatie voor de exporteur dat die zijn positie niet wil riskeren en daarom bereid is een concessie te doen aan zijn Nederlandse afnemer door een deel van het tarief te dragen.
Ook de multinationale status van de importeur blijkt een sleutelrol te spelen. Zo zien we een negatieve relatie tussen importtarieven en de totale ingevoerde hoeveelheid bij Nederlandse multinationals en niet multinationals. Het verschil tussen deze twee groepen en buitenlandse multinationals is daarbij aanzienlijk. Zo importeren Nederlandse multinationals gemiddeld 0,6 procent minder in termen van hoeveelheden voor elke 1 procent hogere importtarieven. We zien echter een nog sterkere samenhang met de prijs van de import. In kolom 4 van tabel 2.5.3 is duidelijk te zien dat de negatieve relatie tussen tarieven en eenheidsprijzen wat we zagen in de vorige paragraaf volledig op conto geschreven kan worden van de buitenlandse multinationals. We zien dat deze groep bedrijven in staat is om een aanzienlijk deel, 44 procent, van de tarifaire kosten door hun buitenlandse leverancier te laten dragen, terwijl niet multinationals en Nederlandse multinationals niet in staat blijken om een deel van de tarieven bij hun toeleveranciers te beleggen. Het ligt voor de hand dat dit dezelfde redenen heeft als gesuggereerd bij de positie van het grootbedrijf. Een andere mogelijke verklaring is intra-concern handel. Voor bedrijven die handel drijven met gelieerde partijen binnen hetzelfde internationale concern ligt het voor de hand dat de verdeling van kosten zoals die van tarieven regelmatig op een andere manier wordt ingericht dan bij partijen die in een marktsetting met elkaar handelen. Het is goed mogelijk dat in dit heterogene prijseffect ook de verklaring is gelegen voor het heterogene hoeveelheidseffect: doordat buitenlandse multinationals de kosten van tarifaire maatregelen anders verdelen door ze deels bij de leverancier te beleggen, zijn zij minder geneigd om hogere tarieven te vertalen naar het verlagen van de hoeveelheden die zij afnemen. Niet multinationals en Nederlandse multinationals blijken niet het vermogen te hebben het kosteneffect van tarieven deels te mitigeren en schroeven daarom de hoeveelheden die zij afnemen terug.
2.4Samenvatting en conclusie
Tarifaire maatregelen zijn een belangrijk instrument voor overheden om hun binnenlandse economie te beschermen tegen goedkope buitenlandse competitie. Naast de motivatie om op deze manier de import van bepaalde goederen te controleren kunnen tarieven ook ingezet worden als politiek drukmiddel. Los van de reden waarom tarieven geheven worden, zijn deze maatregelen vaak van invloed op het importgedrag van bedrijven. Dit hoofdstuk geeft een eerste schets van het verband tussen tarifaire maatregelen en het importgedrag van Nederlandse bedrijven.
De koppeling tussen tariefinformatie van de Europese Commissie en data over de Nederlandse goederenimport laat zien dat er in recente jaren sprake is van toenemende tariefdruk zowel in termen van gemiddelde tarieven als totale afgedragen tarieven. Deze tariefdruk varieert sterk tussen landen en producten. Zo zijn China en de VS veruit de belangrijkste herkomstlanden in termen van de aan de Nederlandse douane afgedragen importtarieven. Deze twee landen behoren niet alleen tot de top vijf herkomstlanden in termen van afgedragen tarieven, maar tonen hierin ook een opwaartse trend. De import uit Japan wordt gekarakteriseerd door oplopende gewogen gemiddelde tarieven, maar stabiele afgedragen tariefbedragen. Dat terwijl Brazilië een redelijk stabiel beeld laat zien van zowel de gewogen gemiddelde tarieven als de in totaal afgedragen tarieven.
Verschillende groepen bedrijven dragen niet even veel bij aan de Nederlandse import en logischerwijs ook niet aan de afgedragen tarieven. Zo blijkt het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zmkb) een aanzienlijk groter deel van de tariefdruk te dragen dan op basis van hun aandeel in de import verwacht mag worden. Zo is het zmkb goed voor maximaal 20 procent van de waarde van de import in 2018, maar nemen ze bijna 35 procent van de afgedragen tarieven voor hun rekening in hetzelfde jaar. Producten die uitsluitend door het zmkb worden geïmporteerd zijn ieder jaar gemiddeld hoger getarifeerd dan producten die uitsluitend door het grootbedrijf ingevoerd worden. Daarnaast betaalt het zmkb gemiddeld ook een hoger importtarief dan het grootbedrijf voor producten die door beide groepen geïmporteerd worden. Het laatste resultaat is vrij intuïtief. Het grootbedrijf beschikt namelijk over een bredere markttoegang, een groter netwerk van handelspartners en meer gespecialiseerde kennis waarmee de tariefafdrachten over de invoer geminimaliseerd kunnen worden. Ook vanuit het perspectief van multinationaliteit zien we dit verschil tussen groepen bedrijven weer terug. Zo zijn niet multinationals goed voor ongeveer 15 procent van de import in 2018, maar draagt deze groep ruim een kwart van de tariefdruk in termen van tariefafdracht.
Aan de hand van een verdiepende econometrische analyse onderzoeken we het verband tussen importtarieven en waarde, hoeveelheid en prijs van de Nederlandse goedereninvoer. De resultaten laten zien dat importtarieven nauwelijks tot geen verband lijken te hebben met de geïmporteerde hoeveelheid en de waarde daarvan. Importprijzen liggen echter wel lager bij hogere importtarieven op de betreffende producten en landen. In dat geval worden de tarifaire kosten deels opgevangen door de exporteur in het buitenland, en dus niet alleen door de Nederlandse importeur gedragen. Dat lijkt op het eerste gezicht wellicht een verrassend resultaat met het oog op de bevindingen in hoofdstuk 1 en de teneur in de wetenschappelijke literatuur.
Deze ogenschijnlijke paradox kan echter worden verklaard door te controleren voor de karakteristieken van de importerende bedrijven. Zo wordt zichtbaar in deze extensie van de econometrische analyses dat alleen het grootbedrijf in staat is om de tarifaire kosten deels af te wentelen op de buitenlandse leverancier. Nog groter is het verschil tussen aan de ene kant niet multinationals of Nederlandse multinationals en aan de andere kant buitenlandse multinationals. Alleen de laatste groep blijkt in staat om tarifaire kosten voor een aanzienlijk deel te vertalen in een lagere prijs voor hun geïmporteerde producten en de buitenlandse leverancier deze kosten dus deels te laten dragen. Mogelijk spelen, in aanvulling op eerder genoemde redenen omtrent onder andere een relatief groot netwerk van handelspartners, ook zaken als marktmacht of intra-concern handel hierbij een rol.
2.5Data en methoden
Data en econometrische specificaties
Dit hoofdstuk maakt gebruik van gedetailleerde informatie van het CBS over Nederlandse bedrijven en hun importgedrag en van de Europese Commissie over importtarieven. Van het CBS wordt onder andere data gebruikt over bedrijfskenmerken en hun importactiviteiten in de periode 2013–2019. Geïmporteerde producten worden daarbij op de 8ste digit van het productclassificatiesysteem van de Gecombineerde Nomenclatuur geïdentificeerd. In dit hoofdstuk wordt voor het eerst gebruik gemaakt van additionele product informatie, namelijk de zogenaamde TARIC-code. TARIC staat voor ‘TARif Intégré Communautaire’ oftewel geïntegreerd tarief van de Europese Gemeenschappen. Door deze informatie toe te voegen aan de standaard 8‑digit classificatie ontstaat er een 10‑digit productcode. Via de ‘Taxation and Custom Union’ website van de Europese Commissie kan die code vertaald worden naar de specifieke (niet-)tarifaire maatregelen die gelden voor dat product.noot2
Door voor alle 10‑digit productgroepen de meest recente informatie op te vragen bij de Europese Commissie en vervolgens te koppelen aan de CBS-data over Nederlandse bedrijven en hun import ontstaat er een gedetailleerd beeld van de (niet-)tarifaire maatregelen waar Nederlandse importeurs mee te maken krijgen. Alhoewel van iedere maatregel bekend is vanaf welke datum deze geldt, zijn de analyses in dit hoofdstuk gebaseerd op een ‘onzuiver’ panelbestand. Dat zit als volgt. De CBS-informatie is beschikbaar voor de periode 2013–2019. Wanneer er vanuit de TARIC-database duidelijk wordt dat de Europese Unie vanaf juni 2018 bijvoorbeeld een additioneel tarief heft van 25 procent op whisky uit Amerika is het niet meteen duidelijk wat er daarvóór voor een tarief gold op dat product. Die informatie kan echter achterhaald worden door ook voor eerdere jaren informatie op te vragen bij de Europese Commissie en deze te koppelen aan het onderzoeksbestand. Omdat het bewerken van deze data een zeer tijds- en arbeidsintensieve taak is, is het niet werkbaar om dit voor alle onderzoeksjaren afzonderlijk te doen. Naast de meest recente informatie is om die reden enkel voor het jaar 2013 de geldende regels ook opgevraagd. Met informatie over de geldende tarieven in 2013 en 2020 inclusief informatie over wanneer een bepaald tarief is ingegaan is er een paneldatabestand samengesteld met zeer gedetailleerde informatie over welke (niet-) tarifaire maatregelen er van toepassing waren per 10‑digit product in een bepaalde maand op de import uit een bepaald land.
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden wordt er, net als in hoofdstuk 1, een serie pseudo-poisson maximum likelihood (ppml) regressiemodellen geschat van de vorm:
Waarbij de waarde, hoeveelheid en prijs van de import (I) van 10‑digit product p van bedrijf b uit land o in kwartaal t geregresseerd worden op tariefpercentages (tarief), een vector van geobserveerde bedrijfskenmerken ( ), en ter controle een vector van niet-geobserveerde product-, kwartaal- en herkomstland vaste effecten en de kruising daartussen ( ). Om de onderzoeksvragen te beantwoorden kijken we in de analyses specifiek of het importerende bedrijf tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zmkb) behoort en of het om een (Nederlandse of buitenlandse) multinational gaat. De differentiële effecten van tarieven op de import van verschillende groepen bedrijven onderzoeken we door deze bedrijfskenmerken te interacteren met de geldende importtarieven.
Econometrische resultaten
2.5.1Verband tussen goederenimport en importtarieven (model 1)
| Waarde geïmporteerde producten | Hoeveelheid geïmporteerde producten | Eenheidsprijs geïmporteerde producten | |
|---|---|---|---|
| Importtarieven (ln) | –0,298 | 0,049 | –0,332** |
| (–1,07) | (0,82) | (–3,26) | |
| Pseudo R2 | 0,881 | 0,955 | 0,916 |
| N (aantal observaties) | 262 304 | 262 304 | 261 426 |
| Producteffecten | Ja | Ja | Ja |
| Landeffecten | Ja | Ja | Ja |
| Kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
| Product x landeffecten | Ja | Ja | Ja |
| Product x kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
| Land x kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
Robuuste t-statistieken tussen haakjes
* p < 0,05,** p < 0,01, *** p < 0,001
2.5.2Verband tussen goederenimport en importtarieven: zmkb (model 2)
| Waarde geïmporteerde producten | Hoeveelheid geïmporteerde producten | Eenheidsprijs geïmporteerde producten | |
|---|---|---|---|
| Aandeel import product uit land in totale import product | 0,356*** (3,79) |
0,038 (0,11) |
0,024 (1,11) |
| Het bedrijf behoort tot het zelfstandig mkb: dummy met het grootbedrijf als basis | |||
| Zelfstandig mkb | –1,287*** | –0,574 | 0,101 |
| (–9,19) | (–1,29) | (1,15) | |
| Importtarieven onder grootbedrijf | –0,282 | 0,025 | –0,418*** |
| (–1,01) | (0,27) | (–3,86) | |
| Importtarieven onder zmkb | –0,019 | –0,031 | –0,101 |
| (–0,07) | (–0,14) | (–0,78) | |
| Pseudo R2 | 0,889 | 0,957 | 0,920 |
| N (aantal observaties) | 224 796 | 224 796 | 224 058 |
| Producteffecten | Ja | Ja | Ja |
| Landeffecten | Ja | Ja | Ja |
| Kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
| Product x landeffecten | Ja | Ja | Ja |
| Product x kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
| Land x kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
Robuuste t-statistieken tussen haakjes
* p < 0,05,** p < 0,01, *** p < 0,001
2.5.3Verband tussen goederenimport en importtarieven: multinationaliteit (model 3)
| Waarde geïmporteerde producten | Hoeveelheid geïmporteerde producten | Eenheidsprijs geïmporteerde producten | |
|---|---|---|---|
| Aandeel import product uit land in totale import product | 0,461*** (7,38) |
0,722*** (10,27) |
0,029 (1,40) |
| Het bedrijf behoort tot het zelfstandig mkb: dummy met het grootbedrijf als basis | |||
| Zelfstandig mkb | –1,213*** | –1,330*** | 0,084 |
| (–8,38) | (–4,67) | (0,80) | |
| Multinationaliteit: niet multinationals als basis | |||
| Nederlands multinationals | 0,863*** | –0,441 | –0,062 |
| (5,25) | (–1,24) | (–0,57) | |
| Buitenlandse multinationals | –0,069 | –1,785*** | –0,012 |
| (–0,33) | (–4,62) | (–0,08) | |
| Importtarieven onder niet multinationals | –0,214 | –0,657** | –0,066 |
| (–0,74) | (–2,99) | (–0,46) | |
| Importtarieven onder Nederlandse multinationals | –0,756* | –0,570*** | –0,104 |
| (–2,54) | (–3,69) | (–0,81) | |
| Importtarieven onder buitenlandse multinationals | –0,266 | 0,084 | –0,434*** |
| (–0,95) | (0,78) | (–4,09) | |
| N (aantal observaties) | 224 796 | 224 796 | 224 058 |
| Pseudo R2 | 0,897 | 0,977 | 0,920 |
| Producteffecten | Ja | Ja | Ja |
| Landeffecten | Ja | Ja | Ja |
| Kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
| Product x landeffecten | Ja | Ja | Ja |
| Product x kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
| Land x kwartaaleffecten | Ja | Ja | Ja |
Robuuste t-statistieken tussen haakjes
* p < 0,05,** p < 0,01, *** p < 0,001
2.6Literatuur
Literatuur
Amiti, M., Redding, S. J. & Weinstein, D. E. (2020). Who’s paying for the US tariffs? A longer-term perspective. AEA Papers and Proceedings, 110, 541–546.
Besedes, T., Kohl, T. & Lake, J. (2020). Phase out tariffs, phase in trade? Journal of International Economics, 127, 103385.
Cavallo, A., Gopinath, G., Neiman, B. & Tang, J. (2019). Tariff passthrough at the border and at the store: evidence from US trade policy (No. w26396). National Bureau of Economic Research.
Fajgelbaum, P. D., Goldberg, P. K., Kennedy, P. J. & Khandelwal, A. K. (2020). The return to protectionism. The Quarterly Journal of Economics, 135(1), 1–55.
Flaaen, A. B., Hortaçsu, A. & Tintelnot, F. (2019). The production relocation and price effects of US trade policy: the case of washing machines (No. w25767). National Bureau of Economic Research.
New York Times (2018). Trump’s Trade War With China Is Officially Underway.
Noten
We kijken alleen naar invoer uit landen buiten de EU, omdat EU-landen onderling per definitie geen importtarieven voeren.