Amerikaanse importtarieven en de gevolgen hiervan voor Nederlandse exporteurs
In hoofdstuk 2 van deze monitor is het effect onderzocht van Europese importtarieven op Nederlandse importeurs. In dit hoofdstuk bekijken we het effect van Amerikaanse importtarieven in de periode 2013–2019 op de Nederlandse export van goederen naar de VS. Naast een beschrijvende analyse van welke goederen het betreft en hoe de handel in die goederen zich heeft ontwikkeld in deze periode, wordt tevens het effect van Amerikaanse importtarieven op Nederlandse exportwaarden, hoeveelheden en prijzen geanalyseerd met behulp van econometrische technieken. Ook wordt onderzocht wie de prijs draagt van deze Amerikaanse importtarieven: Nederlandse exporteurs of Amerikaanse afnemers? Hierbij is er speciale aandacht voor de Amerikaanse importtarieven op staal en aluminium.
3.1Inleiding
In het vorige hoofdstuk is uitgebreid gekeken naar de importtarieven die de Europese Unie wereldwijd instelt op invoer uit landen van buiten de Unie. In hoofdstuk 1 werd gekeken naar één specifieke golf van additionele tarieven die de EU instelde op geïmporteerde goederen uit de Verenigde Staten. Terwijl deze importtarieven vooral belastend zijn voor Nederlandse bedrijven en consumenten die afhankelijk zijn van buitenlandse goederen, spelen importtarieven elders natuurlijk eveneens een grote rol. Nederlandse bedrijven, die hun goederen proberen te verkopen in landen buiten de Europese Unie, worden immers ook geconfronteerd met deze handelsbelemmering. Landen kunnen tarifaire maatregelen op die manier gebruiken om hun markt te beschermen tegen, onder andere, Nederlandse exporteurs. In dit hoofdstuk kijken we daarom naar importtarieven in het buitenland, specifiek in de Verenigde Staten.
Nederland exporteerde in 2019 voor 26,6 miljard euro aan goederen naar de VS
In hoofdstuk 1 is al aangetoond dat, ondanks de spanningen in de handelsrelatie tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie, er nog steeds veel handel tussen beide machtsblokken plaatsvindt. Ook voor Nederland zijn de Verenigde Staten een belangrijke partner, zoals in een eerdere editie van de Internationaliseringsmonitor al eens uitgebreid is aangetoond (CBS, 2019a). Zo is de VS de belangrijkste exportmarkt voor Nederland buiten Europa. Vooral in de afgelopen twintig jaar is zowel import uit de VS als de export van goederen naar de VS sterk in waarde toegenomen. Nederland voerde in het jaar 2000 nog 10,9 miljard euro aan goederen uit naar de Verenigde Staten, in 2019 was dit al 26,6 miljard.noot1 Amerikaanse importeurs moeten op een aanzienlijk deel van deze ingevoerde goederen uit Nederland tarieven (en andere gerelateerde belastingen) betalen aan de Amerikaanse overheid. Zoals in hoofdstuk 1 is aangetoond, zijn er recent meerdere rondes met additionele importtarieven ingesteld door de Amerikaanse regering, niet alleen jegens de Europese Unie, maar ook richting China en andere bestemmingen. Hiermee wilde de regering Trump onder andere een signaal afgeven aan zijn handelspartners dat ze het niet langer accepteert dat de Amerikaanse markt meer open staat voor buitenlandse competitie dan andersom. De hogere importtarieven kunnen in dat verband gezien worden als een poging van de VS om het speelveld gelijk te maken, ervan uitgaande dat de exporterende partij zal opdraaien voor deze additionele importtarieven.
Wie draagt de kosten van een importtarief?
Maar is het wel aannemelijk dat de exporterende bedrijven de kosten zullen dragen van de Amerikaanse tarifaire maatregelen? Praktisch gezien is het namelijk zo dat de importeur de tarifaire kosten moet voldoen voordat de douane de goederen vrijgeeft aan de koper. Het idee dat de importeur deze kosten kan doorberekenen aan de exporteur is gebaseerd op traditionele academische literatuur (Taussig, 1927; Kreinin, 1961). Die literatuur gaat ervan uit dat wanneer een grote economie (zoals de VS, de EU of China) importtarieven invoert, exporteurs van relatief kleine landen hun verkoopprijzen verlagen om hun relatieve concurrentiepositie op de afzetmarkt te behouden.
Vanwege het actieve handelsbeleid van president Trump is deze aanname recentelijk intensief onderzocht. Uit dit onderzoek komt echter overtuigend bewijs naar voren dat de exporteur haar prijzen niet aanpast, waardoor de kosten van tarieven uiteindelijk bij de Amerikaanse afnemers terechtkomen (zie o.a. Amiti, Redding & Weinstein, 2019; Fajgelbaum et al., 2020; Flaaen, Hortaçsu & Tintelnot, 2019; Cavallo et al., 2019; Amiti, Redding & Weinstein, 2020). Dat betekent dus dat er een zogenaamd ‘tariff pass-through’ effect is, wat wil zeggen dat bedrijven in het land dat de tarieven instelt zélf voor die kosten opdraaien. Dit leidt er vervolgens toe dat detailhandelaren een groot deel van hun winstmarge verliezen (Cavallo et al., 2019) of dat de Amerikaanse consument geconfronteerd wordt met hogere verkoopprijzen (Flaaen et al., 2019).
Opmerkelijk is dat een tariff pass-through effect zich niet in alle sectoren voor lijkt te doen. Zo vinden Amiti, Redding & Weinstein (2020) bijvoorbeeld dat er geen pass-through is bij staalgoederen, maar dat de exporteurs van staal (o.a. EU-landen, Zuid-Korea en Japan) die getroffen werden door de verhoging van de invoertarieven hun verkoopprijzen substantieel verlaagd hebben. Vanwege deze bevinding wordt ook in dit hoofdstuk specifiek gekeken naar de Amerikaanse tarieven op staal en aluminium en de effecten daarvan op de Nederlandse export van deze goederen.
Amerikaanse importtarieven leiden volgens recent onderzoek dus niet noodzakelijkerwijs tot hogere kosten voor buitenlandse exporteurs. Waar zijn de gevolgen van de tarieven dan wel zichtbaar? Naast de zojuist genoemde intentie om de exporteurs te ‘beboeten’ met additionele kosten, kan het doel van een tarifaire maatregel ook zijn om de import van bepaalde goederen volledig te weren en zo de nationale markt te beschermen tegen buitenlandse concurrentie. Op die manier heeft een tarief dus vooral effect op de verhandelde hoeveelheid in plaats van op de prijs. Dat kan leiden tot een groter marktaandeel voor Amerikaanse bedrijven op hun thuismarkt en vervolgens meer banen in de VS opleveren (ING, 2017).
Recent onderzoek laat zien dat de Amerikaanse tariefverhoging van 10 procent (in oktober 2018) geassocieerd is met een daling van ongeveer 10 procent in de invoer in de eerste drie maanden na de verhoging, en dat deze elasticiteit in omvang verdubbelde in de daaropvolgende maanden (Amiti, Redding & Weinstein, 2020). Hoofdstuk 1 toonde ook al aan dat de gevolgen van de Europese importtarieven met name duidelijk werden in een verminderde hoeveelheid geïmporteerde goederen.
De inzichten opgedaan in de voorgaande hoofdstukken gerelateerd aan de ambities van de regering Trump op het gebied van handelspolitiek en bestaand onderzoek naar de effectiviteit daarvan werpen de volgende onderzoeksvragen op die in dit hoofdstuk aan bod komen:
- Welk deel van de Nederlandse export naar de Verenigde Staten heeft te maken met importtarieven?
- Wat is de totale opbrengst voor de Amerikaanse douane van de tarieven op de import van Nederlands staal en aluminium?
- Wat zijn de gevolgen voor de geëxporteerde waarde, hoeveelheden en prijzen van getarifeerde Nederlandse goederenexport naar de VS?
Leeswijzer
In dit hoofdstuk staan Amerikaanse importtarieven en het effect ervan op de Nederlandse export centraal. Voor het eerst maken we inzichtelijk welk deel van de Nederlandse export te maken heeft met importtarieven van de VS. In paragraaf 3.2 wordt gekeken naar de verschillende soorten tarieven die we in dit hoofdstuk onderzoeken. Paragraaf 3.3 geeft beschrijvende statistieken over de Nederlandse export naar de VS en welk deel daarbij geraakt wordt door zulke tarieven. Paragraaf 3.4 gaat dieper in op de recentelijk verhoogde Amerikaanse importtarieven op Europees staal en aluminium. Tot slot volgt in paragraaf 3.5 een econometrische studie waarbij de link tussen de Amerikaanse importtarieven en Nederlandse exportwaarde, hoeveelheid en prijzen wordt uitgediept. De in dit hoofdstuk gebruikte data en methoden komen aan bod in paragraaf 3.7.
3.2Amerikaanse importtarieven
In hoofdstuk 1 van deze monitor kwamen verschillende sleutelmomenten in de handelsrelatie tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten al aan bod. Deze paragraaf beschrijft kort de data die over deze sleutelmomenten beschikbaar zijn. Daar waar het vorige hoofdstuk gebruikmaakte van gedetailleerde tariefinformatie van de Europese Commissie, leunt dit hoofdstuk op data van de ‘United States International Trade Commission (USITC)’. Deze database biedt ten eerste informatie over zogenaamde MFN-tarieven. MFN staat voor Most-Favoured Nation en dit principe geeft aan dat bij handel niet gediscrimineerd mag worden tussen derde landen. Anders gezegd: als er voor één land een bepaald tarief geldt dan mag er voor een ander niet zomaar een hoger tarief berekend worden. De USITC-data bevat informatie over het Amerikaanse MFN-tarief dat geldt voor Nederlandse exportgoederen, voor de periode 2013–2019. Voor meer informatie over de gebruikte data en methoden zie de laatste paragraaf van dit hoofdstuk.
Daarnaast biedt de database informatie over zogenaamde strafheffingen (in het Engels ‘punitive tariffs’), de tijdelijke tariefverhogingen. Zo is het mogelijk om de specifieke tariefgolven van februari 2018 op bijvoorbeeld wasmachines en zonnecellen, juni 2018 over staal en aluminium en oktober 2019 op vliegtuigen en andere goederen te identificeren. Hieronder zoomen we in op deze veranderingen op basis van de beschikbare data.
In februari 2018 werd het Amerikaanse importtarief op verschillende soorten wasmachines, lichtgevoelige halfgeleiderelementen en onderdelen uit Nederland verhoogd van gemiddeld 0,3 procent (MFN) naar (maximaal) 50,3 procent (tijdelijke tarief).noot2 De data laat zien dat het om 4 unieke soorten goederen ging: volautomatische machines, machines met een capaciteit van meer dan 10 kg droog linnen, lichtgevoelige halfgeleiderelementen en onderdelen daarvan.noot3 De totale omvang van de Nederlandse export van deze goederen naar de VS bedroeg ruim 4 miljoen euro in 2018.
Vanaf juni van hetzelfde jaar zijn ook de importtarieven op staal en aluminium afkomstig uit de EU verhoogd naar 25 procent en 10 procent, respectievelijk. Het MFN-tarief in de periode vóór de verandering was gemiddeld 0 procent voor goederen van staal en 3 procent voor goederen van aluminium. In totaal werden 106 verschillende soorten staal- en 16 soorten aluminiumgoederen uit Nederland geraakt door deze tariefverhoging. De totale exportwaarde van deze goederen in 2018 (vanaf juni) was ongeveer 444 miljoen euro.
Tot slot werden er in oktober 2019 nieuwe importtarieven ingesteld op 13 verschillende soorten goederen (op hs6-niveau) uit Nederland. Zoals ook te zien in een eerder nieuwsbericht van het CBS (2019b) gaat het vooral om Nederlandse kaas en andere voedingsmiddelen. Het gaat om 22 miljoen euro aan goederen die geëxporteerd werden over de periode oktober–december 2019.
3.3Nederlandse export naar de VS
De Verenigde Staten zijn een belangrijke afzetmarkt voor Nederlandse exporteurs. In de periode 2010–2018 ging tussen de 4 en 5 procent van de totale Nederlandse goederenexport naar de VS (CBS, 2019a; CBS, 2019c). Dat maakt de VS het grootste bestemmingsland voor Nederlandse export buiten Europa.
Tabel 3.3.1 geeft de uitvoerwaarde van geëxporteerde goederen naar de VS weer. Die uitvoerwaarde is tussen 2013 en 2019 substantieel toegenomen, tot een totaal van 19,6 miljard euro in 2019.noot4 Verder is de uitvoerwaarde van de getarifeerde goederen te zien. Dat betreft goederen met een Amerikaans MFN-tarief groter dan nul, goederen waarvoor een tarief geldt gebaseerd op de geëxporteerde hoeveelheden en tijdelijke tariefverhoging. Hier wordt ook rekening gehouden met tijdelijke tariefverlagingen voor een aantal goederen vanaf oktober 2018. Uit de tabel blijkt dat een kwart van de Nederlandse uitvoerwaarde in 2019 te maken had met tarifaire maatregelen in de VS. De laatste regel geeft de omvang van de uitvoerwaarde weer die geraakt werd door de tijdelijke tarieven die sinds 2018 gelden op o.a. zonnepanelen, wasmachines, vliegtuig(onderdelen), voedingsmiddelen én op staal en aluminium. Het grootste deel van deze uitvoerwaarde bestaat uit de export van staal (85 procent in 2019).
3.3.1Uitvoerwaarde goederen naar de VS
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
mln euro | |||||||
Totale uitvoerwaarde goederen | 13 177 | 15 276 | 13 751 | 13 053 | 14 840 | 17 465 | 19 582 |
Uitvoerwaarde van getarifeerde goederen | 6 219 | 7 013 | 5 704 | 5 580 | 5 944 | 6 405 | 4 803 |
Uitvoerwaarde goederen geraakt door tijdelijke tariefverhogingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 448 | 627 |
Noot: De cijfers in de laatste regel verwijzen naar de uitvoerwaarde van goederen vanaf de inwerkingtreding van het tijdelijke tarief (dit zijn dus niet per se de cijfers voor het hele jaar).
Net als in de vorige twee hoofdstukken kijken we behalve naar de totale exportwaarde van goederen ook naar de verhandelde hoeveelheden. Tabel 3.3.2 laat zien dat er in 2019 in totaal ruim 159 duizend goederen (op het hs6‑niveau) naar de VS werden geëxporteerd, waarvan er in 2019 bijna 81 duizend te maken hadden met een Amerikaans invoertarief. Dat betekent dat er in 2019 voor iets meer dan de helft van de uit Nederland geïmporteerde goederen een tarifaire maatregel gold. In vergelijking met het begin van de geobserveerde periode is dat een daling van 11 procentpunt. Dat komt vooral vanwege tijdelijke tariefverlagingen in oktober 2018 waardoor importtarieven op bepaalde grondstoffen en intermediaire goederen uit veel landen, onder andere Nederland, werden afgeschaft.noot5 De tabel presenteert ook het totaal aantal goederen dat geraakt werd door de additionele verhogingen in de importtarieven in 2018 en 2019.
3.3.2Hoeveelheid goederen (op hs6-niveau) geëxporteerd naar de VS
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal geëxporteerde goederen | 96 816 | 104 173 | 104 328 | 110 632 | 136 407 | 147 130 | 159 464 |
Aantal getarifeerde goederen | 59 914 | 65 812 | 62 611 | 67 025 | 84 676 | 88 660 | 80 636 |
Aantal geëxporteerde goederen geraakt door tijdelijke tariefverhogingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 173 | 3 231 |
% | |||||||
Aandeel getarifeerde goederen1) | 62 | 63 | 60 | 61 | 62 | 60 | 51 |
1)Dat betreft producten met het MFN-tarief groter dan nul, producten waarvoor een tarief geldt gebaseerd op de geëxporteerde hoeveelheden en tijdelijke tariefverhoging. Hier wordt ook rekening gehouden met tijdelijke tariefverlagingen.
Tot slot belicht tabel 3.3.3 het aantal Nederlandse bedrijven dat exporteert naar de Verenigde Staten. Dit aantal is met 22 procent gestegen in de periode 2013–2019. Het aandeel exporteurs dat te maken krijgt met tarifaire maatregelen (o.a. een MFN-tarief, quotum of tijdelijke importtarieven) was in 2019 63 procent. Dat is 6 procentpunt minder dan in 2013. Slechts een klein deel van de Nederlandse exporteurs werd geraakt door de tijdelijke tariefverhoging in 2018 en 2019. In 2019 ging het om 615 bedrijven, 506 hiervan waren bedrijven die waren geraakt door tariefverhogingen van staal en aluminium. Dat komt neer op ongeveer 10 procent van de groep exporteurs die toch al te maken had met Amerikaanse tarifaire maatregelen.
3.3.3Goederenexporteurs naar de VS
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal exporteurs | 8 531 | 8 577 | 7 790 | 8 416 | 9 540 | 10 090 | 10 382 |
Aantal getarifeerde exporteurs | 5 847 | 5 906 | 5 342 | 5 734 | 6 641 | 6 842 | 6 551 |
Aantal exporteurs waarvan goederen worden geraakt door tijdelijke tariefverhogingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 438 | 615 |
% | |||||||
Aandeel getarifeerde exporteurs1) | 69 | 69 | 69 | 68 | 70 | 68 | 63 |
1)Dat betreft producten met het MFN-tarief groter dan nul, producten waarvoor een tarief geldt gebaseerd op de geëxporteerde hoeveelheden en tijdelijke tariefverhoging. Hier wordt ook rekening gehouden met tijdelijke tariefverlagingen.
3.4Amerikaanse importtarieven op staal en aluminium
Waar we in de vorige paragraaf inzicht hebben gegeven in welk deel van de export naar de Verenigde Staten onderhevig is aan importtarieven, kijken we in dit onderdeel naar een specifieke tariefgolf. Zoals aangegeven in hoofdstuk 1, stelde de Verenigde Staten in juni 2018 additionele importtarieven in op het aantal staalgoederen (+25 procent) en aluminiumgoederen (+10 procent). In deze paragraaf laten we zien hoe groot de Nederlandse export van deze (geraakte) goederen is en ook hoeveel er door Amerikaanse bedrijven aan invoerheffing over deze producten moest worden afgedragen aan de Amerikaanse douane.
Uit figuur 3.4.1 blijkt dat de Nederlandse exportwaarde van staal per kwartaal in 2019 gemiddeld 134 miljoen euro bedroeg. Voor aluminium was dit 14 miljoen euro per kwartaal (figuur 3.4.2). Verder laten de twee verticale lijnen in figuren 3.4.1 en 3.4.2 respectievelijk het moment van de tariefaankondiging en van de inwerkingtreding zien. In beide figuren is te zien dat er in die periode een stevige toename van de exportwaarde van deze goederen heeft plaatsgevonden. Dat zou kunnen duiden op een anticipatie-effect (Cavallo et al., 2019). Amerikaanse importeurs verwachtten dat het importeren van staal en aluminium duurder gaat worden en probeerden daarom nog snel voorraden aan te leggen. Vlak na de inwerkingtreding van de tariefmaatregelen is voor beide goederen een daling van de Nederlandse export naar de VS te zien. Het zou echter te voorbarig zijn om op basis van beschrijvende statistiek te concluderen dat de tariefverhoging en de daling van de export met elkaar samenhangen. Zoals te zien is in figuur 3.4.1 gaat de exportwaarde van staal sowieso met horten en stoten, ook toen er nog geen tarieven van kracht waren. Om daadwerkelijk de link te leggen tussen deze ontwikkelingen en de inwerkingtreding van importtarieven is daarom wederom verder econometrisch onderzoek nodig. Dat doen we in de volgende paragraaf.
Door de informatie over de exportwaarde te combineren met de informatie over de geldende tarieven kan geschat worden hoeveel Amerikaanse importeurs inmiddels aan de Amerikaanse douane hebben afgedragen op de Nederlandse export van staal en aluminium. Uiteraard schoten deze inkomsten omhoog op het moment van de inwerkingtreding van de tarieven. De tariefafdracht van staal bereikte een piek in oktober 2018 met een totaalwaarde van 22,7 miljoen euro in deze maand. Omdat de exportwaarde van aluminium lager is dan die van staal zijn ook die tariefopbrengsten vanzelfsprekend lager. In totaal inde de Amerikaanse douane tot en met december 2019 253,6 miljoen aan tariefafdrachten over de import van staal en aluminium uit Nederland, waarvan het grootste deel dus afkomstig is van de import van staal (236,6 miljoen euro).
Jaar | Maand | Tariefinkomsten van staal | Tariefinkomsten van aluminium |
---|---|---|---|
2018 | jan, 2018 | 0 | 0,11 |
2018 | feb, 2018 | 0 | 0,13 |
2018 | mrt, 2018 | 0 | 0,13 |
2018 | apr, 2018 | 0 | 0,11 |
2018 | mei, 2018 | 0 | 0,17 |
2018 | jun, 2018 | 14,49 | 0,61 |
2018 | jul, 2018 | 15,09 | 0,49 |
2018 | aug, 2018 | 15,96 | 0,4 |
2018 | sep, 2018 | 13,5 | 0,58 |
2018 | okt, 2018 | 22,67 | 0,82 |
2018 | nov, 2018 | 12,98 | 0,67 |
2018 | dec, 2018 | 7,82 | 0,77 |
2019 | jan, 2019 | 9,82 | 0,56 |
2019 | feb, 2019 | 7,41 | 0,36 |
2019 | mrt, 2019 | 12,74 | 0,75 |
2019 | apr, 2019 | 17,94 | 0,58 |
2019 | mei, 2019 | 8,03 | 0,78 |
2019 | jun, 2019 | 13,16 | 0,69 |
2019 | jul, 2019 | 16,25 | 0,75 |
2019 | aug, 2019 | 11,42 | 0,59 |
2019 | sep, 2019 | 7,69 | 0,61 |
2019 | okt, 2019 | 15,06 | 0,58 |
2019 | nov, 2019 | 11,4 | 0,52 |
2019 | dec, 2019 | 3,15 | 0,52 |
Tot slot toont figuur 3.4.4 het aantal Nederlandse exporteurs van staal en aluminium over de periode 2013–2019. Er is een stijging zichtbaar in het aantal exporteurs van beide goederen in de periode tussen de aankondiging en de inwerkingtreding van de tarieven. Zoals echter eerder al is aangegeven, kan er pas echt gesproken worden van een verband wanneer we middels econometrisch onderzoek controleren voor externe omstandigheden.
3.5Het effect van Amerikaanse importtarieven op de Nederlandse export
Na de beschrijvende analyse van de omvang en impact van de Amerikaanse importtarieven op de totale Nederlandse export, en specifiek die van staal en aluminium, onderzoeken we in deze paragraaf op econometrische wijze de gevolgen van importtarieven op de Nederlandse export naar de Verenigde Staten. Daarbij wordt grofweg dezelfde methode als in de vorige twee hoofdstukken gehanteerd. In plaats van importcijfers te koppelen aan tariefinformatie van de Europese Unie worden nu de exportcijfers gekoppeld aan de importtarieven van de Amerikaanse USITC. Vervolgens is er een verband geschat tussen de totale exportwaarden, hoeveelheden en prijzen per eenheid product en de Most-Favoured Nation (MFN) tarieven alsook de tijdelijke tariefverhogingen en -verlagingen. Hierbij wordt steeds rekening gehouden met (andere) verschillen tussen goederen, bedrijven en maanden die ook een verklaring zouden kunnen zijn voor het toe- of afnemen van de export naar de VS. Meer informatie over de onderzoeksmethode is te vinden in paragraaf 3.7.
Amerikaanse importtarieven leiden doorgaans tot een kleiner exportvolume
Tabel 3.5.1 toont de algemene econometrische resultaten. De MFN-tarieven die door de Amerikaanse overheid sinds 2013 zijn ingesteld op invoer zijn statistisch significant en negatief verbonden met de Nederlandse exportwaarde, terwijl er geen significante effecten waarneembaar zijn voor de geëxporteerde hoeveelheden of prijzen. De tijdelijke tariefverhogingen die in 2018 ingingen hebben geen significante samenhang met de ontwikkeling van de waarde van de export. Voor de geëxporteerde hoeveelheid ligt dat anders: tijdelijke tariefverhogingen hangen samen met een significante reductie van het volume van de export. De unit value, oftewel de prijs per eenheid van het geëxporteerde product, hangt niet significant samen met de aanwezigheid van tarieven. Dit suggereert dat er ook hier een pass-through effect plaatsvindt. Nederlandse bedrijven lieten hun exportprijzen dus niet zakken toen de Amerikaanse overheid tijdelijke importtarieven op deze producten instelde. Dit tarief zal dan betaald moeten worden door de Amerikaanse importeur. Dit pass-through effect zagen we ook al in hoofdstuk 1.
Het significant negatieve effect van de tijdelijke tariefverhogingen op het exportvolume is het evenbeeld van de resultaten in hoofdstuk 1. Nederlandse bedrijven worden met name geraakt door de Amerikaanse tarieven doordat ze daar vervolgens minder verkocht van krijgen in termen van volumes. Deze resultaten schetsen een algemeen beeld dat ook in de literatuur zichtbaar is: tariefverhogingen worden doorgaans betaald door importerende bedrijven in het land dat het tarief instelt. De bewering van president Trump dat de handelspartners van de VS opdraaien voor dergelijke kosten wordt dus ook hier weerlegd. Wat wel gebeurt, is dat bedrijven reageren op tarieven door minder goederen te verhandelen. Daarmee lijkt de wens van de Amerikaanse regering om minder afhankelijk te worden van buitenlandse producten wel uit te komen. Of binnenlandse productie hiervoor in de plaats komt is echter nog de vraag.
Tijdelijke Amerikaanse importtarieven worden betaald door de Amerikaanse importeur
In de literatuur is er echter één uitzondering op dit algemene plaatje bekend. Zoals al aangegeven in de introductie, constateerden Amiti et al. (2020) namelijk dat de Amerikaanse tariefverhogingen op de import van staal en aluminium wél werden doorberekend in de prijs. Met andere woorden: zij zagen dat Chinese, Europese en Japanse exporteurs zo’n 50 procent van de tarifaire kosten voor hun rekening namen, om zo hun positie op de Amerikaanse markt te beschermen. Vanwege deze afwijkende bevinding, kijken we hier daarom ook naar de specifieke tijdelijke tarieven op staal en aluminium.
Tabel 3.5.2 geeft door middel van een difference-in-difference analyse (zie paragraaf 3.7) de gevolgen weer van de Amerikaanse tarieven op staal en aluminium voor de Nederlandse export van deze goederen. Daar wordt echter het algemene beeld bevestigd: deze Amerikaanse tarieven hadden geen significant effect op de totale waarde of gemiddelde prijs van de door Nederlandse bedrijven geëxporteerde goederen van staal en aluminium. Wel werden deze goederen minder geëxporteerd qua volume nadat de tarieven van kracht werden.
Dit afwijkende effect voor Nederlandse exporteurs ten opzichte van staal- en aluminium-exporteurs uit andere landen kan meerdere oorzaken hebben. Mogelijk is een prijsverlaging voor Nederlandse exporteurs geen optie omdat het de transactie niet rendabel zou maken. Ook kunnen lange termijn contracten, kwaliteitsverschillen of intra-concern handel hier een rol in spelen. Om hier verdere uitspraken over te kunnen doen is echter aanvullend onderzoek nodig.
3.5.1Econometrische resultaten
(1) Export waarde |
(2) Hoeveelheden |
(3) Unit values |
|
---|---|---|---|
Ln(MFN+1) | –12,20* | 10,64 | 2,17 |
(–1,76) | (1,14) | (0,43) | |
Tijdelijke verhogingen | –0,14 | –0,36** | –0,01 |
(–1,46) | (–2,40) | (–0,07) | |
Constante | 14,40*** | 14,41*** | 8,88*** |
(181,97) | (142,01) | (190,98) | |
Observaties | 2 314 636 | 2 314 636 | 4 774 01 |
Noot: ***p<0.01; **p<0.05; *p<0.10. T-statistieken tussen haakjes. De specificatie is inclusief product, tijd en bedrijf fixed effects. Ln is de natuurlijke logaritme.
3.5.2Econometrische resultaten (2)
(1) Export waarde |
(2) Hoeveelheden |
(3) Unit values |
|
---|---|---|---|
Tarief op staal en aluminium | –0,16 | –0,05* | 0,07 |
(–1,53) | (–1,94) | (0,68) | |
Constante | 14,22*** | 8,95*** | 4,89*** |
(457,76) | (367,80) | (70,42) | |
Observaties | 2 411 764 | 482 298 | 12 999 |
Noot: ***p<0.01; **p<0.05; *p<0.10. T-statistieken tussen haakjes. De specificatie is inclusief product, tijd en bedrijven fixed effects. De coëfficiënt “tarief op staal en aluminium” is een interactieterm tussen de tijd en product indicatie van getarifeerde producten.
3.6Samenvatting en conclusie
De VS is het belangrijkste bestemmingsland voor Nederlandse export buiten Europa. Daarom hebben de recente tariefverhogingen voor goederen die geëxporteerd worden naar de VS ook gevolgen voor Nederland. In dit hoofdstuk is uitgelicht welke goederen geraakt werden door de verschillende soorten importtarieven in de VS , in welke mate, en hoe de handel in die goederen zich ontwikkeld heeft in de periode 2013–2019.
In 2019 rustte er op ongeveer de helft van alle Nederlandse goederen die naar de VS werden geëxporteerd een Amerikaanse invoerheffing. Dat betekent dat voor deze goederen een MFN-tarief groter dan nul, een quotum of een tijdelijke tariefverhoging gold. De tijdelijke tariefverhogingen van de regering Trump op goederen als zonnepanelen, halfgeleiderelementen, vliegtuig(onderdelen), voedingsmiddelen, staal en aluminium raakte ongeveer 2 procent van alle Nederlandse goederen dat in 2018 en 2019 naar de VS werden geëxporteerd. De totale uitvoerwaarde van deze (geraakte) goederen was 627 miljoen euro in 2019. Hierin vormden staal en aluminium het grootste aandeel. Relatief gezien is maar een klein deel (3,2 procent in 2019) van de totale uitvoerwaarde van Nederlandse goederen naar de VS geraakt door tijdelijke tariefverhogingen.
Kijken we naar het aantal exporterende bedrijven, dan blijkt dat ongeveer 63 procent van de Nederlandse exporteurs naar de VS in 2019 te maken heeft met tarifaire maatregelen aldaar. Tegelijkertijd is maar een klein deel van de Nederlandse exporteurs (6 procent) geraakt door de tijdelijke tariefverhogingen, wederom voornamelijk door de verhoogde tarieven op staal en aluminium.
Door de informatie over de exportwaarde te combineren met de informatie over de geldende tarieven is geschat hoeveel de Amerikaanse douane heeft geïnd aan tarieven op de Nederlandse export van staal en aluminium in de periode 2013–2019. In totaal gaat het om ruim 253,6 miljoen euro, waarvan het grootste deel komt door de import van staal (ongeveer 236,6 miljoen euro). Deze inkomsten zijn omhoog geschoten op het moment van de inwerkingtreding van de tarieven in juni 2018.
De econometrische resultaten geven een beeld dat grotendeels in lijn is met de resultaten uit hoofdstuk 1 en de literatuur in het algemeen. Amerikaanse importtarieven verlagen de uitgevoerde hoeveelheid en aangezien prijzen ongemoeid blijven, verlaagt dit de totale waarde van de export van deze goederen naar de VS. Het feit dat de verkoopprijzen gelijk blijven, betekent dat niet de Nederlandse exporteur maar de Amerikaanse importeur opdraait voor de kosten van de Amerikaanse tarieven. Voor de specifieke tarieven op de Amerikaanse import van staal en aluminium ontvouwt zich hetzelfde beeld, ondanks dat de literatuur daar afwijkende resultaten vindt. Aanvullend onderzoek is nodig om hier verdere oorzaken voor aan te kunnen wijzen.
3.7Data en methoden
De data voor de analyses in dit hoofdstuk wordt gevormd door de Amerikaanse importtarieven van de Amerikaanse Internationale Handelscommissie (USITC) over de jaren 2013–2017 te koppelen aan de microdata van Internationale Handel in Goederen (IHG) op basis van artikel-/productbeschrijvingen op het 6‑digit HS-niveau (Harmonized System, hs6). De beslissing om te koppelen op dit niveau komt vanwege het feit dat alle landen (o.a. Nederland en de VS) op dit niveau goederen op dezelfde manier classificeren terwijl er verschillen optreden op een gedetailleerder niveau. Het analysebestand is zowel voor wat betreft tariefinformatie als voor handelsdata gedefinieerd op maandbasis. Dit bestand wordt vervolgens verrijkt met bedrijfskenmerken uit andere CBS-bronnen op basis van het bedrijfseenheid-identificatienummer. De statistische analyses zijn uitgevoerd op deze gekoppelde data en kunnen daarom verschillen van de statistieken over Nederlandse export naar de VS die op StatLine weergegeven zijn (o.a. totale uitvoerwaarde).
De koppeling resulteert in 21 108 exporterende bedrijven die 4 390 verschillende soorten goederen (op het HS6‑niveau) met de VS verhandelden in de periode 2013–2019. In de econometrische analyse wordt alleen gekeken naar bedrijf-product combinaties met minimaal 5 observaties om de invloed van extreme waarden te beperken.
De onderzoeksmethode is in lijn met die van de vorige twee hoofdstukken. Dat wil zeggen dat er wederom een PPML model geschat wordt, waarbij de samenhang van totale exportwaarden, hoeveelheden en prijzen met importtarieven geschat wordt. In dit hoofdstuk kijken we daarbij specifiek naar de Amerikaanse importtarieven en de Nederlandse exportwaarden. Specifiek schatten we:
waar de totale exportwaarde, hoeveelheid of prijs van bedrijf i en 6‑digit product p in maand t betreft. Verder hebben we alleen continue informatie over de geldende MFN-tarieven, terwijl de tijdelijke verhogingen als een dummy variabele in het model zijn opgenomen. Dit doen we omdat de tijdelijke verhogingen niet altijd betrekken op volledige productgroepen, maar soms op delen daarvan. Daarnaast controleren we voor niet-geobserveerde tijdsonafhankelijke verschillen tussen bedrijven, goederen en maanden middels fixed effects en clusteren we standaardfouten op bedrijf-product niveau.
De resultaten uit Tabel 3.5.2 komen voort uit een difference-in-difference analyse die kan worden samengevat als:
Waarbij de exportwaarde, hoeveelheid of gemiddelde prijs (y) middels een PPML model geregresseerd wordt op een indicator die goederen onderscheidt waar deze tarieven wel of niet op gelden , een indicator die aangeeft wanneer deze tarieven ingaan ), en het daadwerkelijke treatment effect van die tarieven . Verder geeft aan dat er gecontroleerd wordt voor niet-geobserveerde tijdsonafhankelijke verschillen tussen goederen, maanden en bedrijven en worden standaardfouten geclusterd op bedrijf-product niveau.
3.8Literatuur
Literatuur
Amiti, M., Redding, S. J. & Weinstein, D. E. (2020). Who’s paying for the US tariffs? A longer-term perspective. AEA Papers and Proceedings, 110, 541–546.
Cavallo, A., Gopinath, G., Neiman, B. & Tang, J. (2019). Tariff passthrough at the border and at the store: evidence from US trade policy (No. w26396). National Bureau of Economic Research.
CBS (2019a). Internationaliseringsmonitor 2019‑I: Verenigde Staten. Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2019b). Frankrijk meest geraakt door Amerikaanse invoerheffing. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS(2019c). Importafhankelijkheid van China, Rusland en de VS. Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Fajgelbaum, P. D., Goldberg, P. K., Kennedy, P. J. & Khandelwal, A. K. (2020). The return to protectionism. The Quarterly Journal of Economics, 135(1), 1–55.
Fauceglia, D. (2020). Exchange rate fluctuations and quality composition of exports: Evidence from Swiss product‐level data. The World Economy, 43(6), 1592–1618.
Flaaen, A. B., Hortaçsu, A. & Tintelnot, F. (2019). The production relocation and price effects of US trade policy: the case of washing machines (No. w25767). National Bureau of Economic Research.
Kreinin, M. E. (1961). Effect of tariff changes on the prices and volume of imports. The American Economic Review, 310–324.
Taussig, F. W. (1927). International Trade. Reprint by Augustus M. Kelley Publishers, New York (1966).
Noten
Zie CBS (2019a) en opendata.cbs.nl.
Voor wasmachineonderdelen was het maximaal tarief van 50 procent (boven het MFN-tarief) zodra de 50 duizend eenheden zijn overschreden.
Daartoe behoren ook fotovoltaïsche cellen indien samengevoegd tot modules of tot panelen.
Deze waarde betreft alleen de populatie van bedrijven gebruikt in dit hoofdstuk. Voor meer informatie zie paragraaf 3.7.
Voor meer informatie zie https://www.congress.gov/bill/115th-congress/house-bill/4318/text.