23 procent van exporttransacties heeft een hoge kwaliteit en hoge prijs

Foto omschrijving: Een Amerikaanse truck met Heineken import bier in de straten van New York.

De kwaliteit van de Nederlandse export

Auteurs: Marcel van den Berg, Angie Mounir

In dit hoofdstuk staat de kwaliteit van de Nederlandse export centraal. In welke mate hangt de kwaliteit van de Nederlandse export samen met de prijs die exporteurs in rekening brengen? Variëren Nederlandse exporteurs de kwaliteit van hun producten systematisch tussen bestemmingslanden in termen van afstand of ontwikkelingsniveau? Exporteren productievere bedrijven producten van betere kwaliteit? Is een betere kwaliteit van de export terug te voeren op een betere kwaliteit van de gebruikte productiefactoren? Deze en andere vragen worden in dit hoofdstuk beantwoord.

2.1Inleiding

In hoofdstuk 1 hebben we een schets gemaakt van de mate waarin de eenheidsprijs van Nederlandse geëxporteerde goederen varieert met de karakteristieken van het bestemmingsland. In dit hoofdstuk bouwen we voort op deze inzichten door de stap te zetten van prijs naar kwaliteit.

Een korte recapitulatie van hoofdstuk 1 leert dat de prijs per eenheid van de Nederlandse export met name lijkt te variëren met de afstand tot de bestemmingsmarkt: afnemers in verder weg gelegen markten worden hogere prijzen berekend. Daarnaast lijkt ook het ontwikkelingsniveau en, zij het in mindere mate, de omvang van de economie van het bestemmingsland een rol te spelen: er worden voor hetzelfde product hogere prijzen gerekend op rijkere en grotere markten. Tegelijkertijd zien we echter ook dat Nederlandse exporteurs voor hetzelfde, nauw omschreven, product sterk uiteenlopende prijzen rekenen op dezelfde bestemmingsmarkt. Dat is een indicatie dat verschillen in de prijs per eenheid die Nederlandse exporteurs rekenen voor hetzelfde product – op zijn minst deels – een reflectie zijn van verschillen in de kwaliteit van deze producten.

Exportprijzen hangen ook samen met de kwaliteit van het exportproduct

In de wetenschappelijke literatuur wordt de prijs per eenheid zeer regelmatig als proxy voor kwaliteit gebruikt (zie bijvoorbeeld Bastos & Silva, 2010; Manova & Zhang, 2012; Carranza et al., 2019). Deze keuze is enerzijds vaak ingegeven door het feit dat de kwaliteit van producten zelden direct wordt geobserveerd. Een ver­meldens­waardige uitzondering daarop betreft overigens onderzoek naar de export van Argentijnse wijn, waarin het oordeel van wijnkenners als maat voor kwaliteit wordt gebruikt (Chen & Juvenal, 2018). Anderzijds toont onderzoek aan dat er een sterk positief verband is tussen de prijs per eenheid en de kwaliteit van geëxporteerde producten (zie bijvoorbeeld Manova & Zhang, 2012). Niettemin zijn er ook factoren die de directe relatie tussen prijs en kwaliteit vertroebelen. Denk bijvoorbeeld aan marktmacht: als het exporterende bedrijf een dermate belangrijke speler is dat het een bepalende factor is in de prijszetting, kan dit de relatie tussen prijs en kwaliteit verzwakken. Gerelateerd aan dit punt kan er ook sprake zijn van zogeheten pricing-to-market, waarbij de exporteur voor hetzelfde product verschillende prijzen rekent op verschillende afzetmarkten bijvoorbeeld omdat consumenten in het ene land bereid zijn om meer te betalen voor producten van een bepaalde kwaliteit dan consumenten in een ander land. Ook kunnen exporteurs besluiten hun goederen voor een gereduceerde prijs aan te bieden bij afname van grotere hoeveelheden of bij contracten voor meerdere jaren. Deze factoren kunnen de directe relatie tussen de prijs van een product en de kwaliteit van dat product allemaal verzwakken. Niettemin is het, rekening houdend met al deze factoren, aannemelijk om te veronderstellen dat een bedrijf dat producten van hoge kwaliteit exporteert daar een relatief hoge prijs voor kan vragen zonder dat dat tot gevolg heeft dat de vraag wegvalt. Immers, als de relatief hoge prijs niet gepaard zou gaan met een relatief hoge kwaliteit dan zou er simpelweg geen vraag zijn naar het betreffende product omdat er alternatieven zijn met een betere prijs-kwaliteit verhouding.

Ook in de Nederlandse handelsstatistieken wordt de kwaliteit van een product niet direct waargenomen. Met het oog op het doel van dit onderzoek willen we idealiter echter wel de prijs en de kwaliteit van een product van elkaar kunnen scheiden. Dit brengt ons bij de eerste set onderzoeksvragen van dit hoofdstuk:

  1. Kunnen we op basis van de beschikbare data over goederenhandel de kwaliteit van de Nederlandse goederenexport bepalen? Met andere woorden, kunnen we de kwaliteitscomponent isoleren uit de prijs van geëxporteerde producten?
  2. In welke mate hangt de prijs per eenheid van geëxporteerde producten samen met de (benaderde) kwaliteit van deze producten? Zien we verschillen in de mate waarin prijs en kwaliteit correleren tussen bedrijfstakken?

Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden maken we gebruik van een econometrische schattingsmethode die de kwaliteit van een geëxporteerd product destilleert uit de beschikbare informatie over de betreffende exporttransactie. Daartoe gebruiken we een bestaande schattingsmethode uit de wetenschappelijke literatuur, namelijk de methodiek zoals ontwikkeld door Khandelwal et al. (2013) en bewerkt door Fauceglia (2019). Kort gezegd wordt met deze methode een schatting gemaakt van de kwaliteit van een product aan de hand van factoren die de vraag naar Nederlandse producten op buitenlandse markten mede bepalen. Denk daarbij aan het prijsniveau, productkarakteristieken, wisselkoersen, transportkosten en het inkomensniveau van het bestemmingsland. De intuïtie achter deze methodiek is dat – rekening houdend met genoemde factoren – een toename van de vraag naar een product enkel verklaard kan worden door een hogere kwaliteit.noot1 Het resultaat van deze schattingsmethode is een benadering van de kwaliteit van een product op transactieniveau. Dat wil zeggen, de methode levert voor iedere exporttransactie – gedefinieerd als de export van een product op 8‑digit GN-niveau door een bedrijf in een specifiek jaar naar een specifiek bestemmingsland – een schatting op van de kwaliteit van het uitgevoerde product. We zetten de technische aspecten van de gebruikte methode uiteen in de bijlage bij dit hoofdstuk.

Wat wordt onder kwaliteit verstaan?

Het is van belang op te merken dat kwaliteit in dit onderzoek niet enkel betrekking heeft op de observeerbare en objectieve kenmerken van een product. Zoals Fauceglia (2019) betoogt betreft kwaliteit in brede zin alle aspecten die de vraag naar een product vergroten ten opzichte van vergelijkbare producten die hetzelfde geprijsd, maar van lagere kwaliteit zijn. Die aspecten strekken verder dan enkel de fysieke kenmerken van een product. Het gaat bijvoorbeeld ook om marketinginspanningen, zoals branding en product placement, die bijdragen aan de gepercipieerde, oftewel ervaren, kwaliteit van een product. Deze subjectieve dimensies maken dat consumenten bereid zijn meer te betalen voor een product dat zich qua objectieve, fysieke kenmerken misschien niet onderscheidt van vergelijkbare alternatieven, maar waarvan de gepercipieerde kwaliteit dus wel hoger is. Daarnaast merkt Fauceglia (2019) op dat het groeiend belang van verdienstelijking – het koppelen van de verkoop van een product met aanvullende dienstverlening zoals onderhoud, advies en training – eveneens bijdraagt aan de mate waarin de afnemer de kwaliteit van een product waardeert.

Het toepassen van de besproken schattingsmethode stelt ons vervolgens in staat de patronen in de kwaliteit van de Nederlandse export te analyseren. Dit brengt ons bij de tweede set onderzoeksvragen:

  1. In welke mate kunnen geobserveerde patronen in de kwaliteit van de Nederlandse goederenexport verklaard worden aan de hand van dimensies zoals afstand tot en karakteristieken van de bestemmingsmarkt?
  2. In welke mate kan de kwaliteit van de Nederlandse goederenexport verklaard worden aan de hand van het gedrag en de kenmerken van het exporterende bedrijf? Zien we bijvoorbeeld dat de kwaliteit van de producten die een bedrijf exporteert samenhangt met de productiviteit van de exporteur of de kwaliteit van de ingezette productiefactoren (denk bijvoorbeeld aan arbeid of geïmporteerde grondstoffen)?

In de wetenschappelijke literatuur is de kwaliteit van de export, al dan niet benaderd aan de hand van de eenheidsprijs, al vaker gerelateerd aan de karakteristieken van het bestemmingsland. Uitgangspunten daarbij zijn doorgaans de principes van het zwaartekrachtmodel van internationale handel. Dat laat overtuigend zien dat de omvang van de handel tussen twee landen afneemt naarmate de afstand tussen beide landen groter wordt, en toeneemt met de omvang van de handelspartners (zie bijvoorbeeld Disdier & Head, 2008). Met betrekking tot kwaliteit zijn de patronen soms anders.

Kwaliteit, afstand tot en ontwikkelingsniveau van bestemmingslanden

Eerder onderzoek laat zien dat de gemiddelde kwaliteit van de export tussen twee landen hoger is als de afstand groter is. Dit patroon wordt zowel waargenomen in onderzoek naar individuele bedrijven (Bastos & Silva, 2010; Manova & Zhang, 2012) als in ouder onderzoek op hoger aggregatieniveau zoals bedrijfstakken of zelfs landen (zie bijvoorbeeld Hummels & Skiba, 2004; Baldwin & Harrigan, 2011; Helble & Okubo, 2008; Kneller & Yu, 2016). Vermeldenswaardig is daarbij een onderzoek van Helble & Okubo (2008) die een onderscheid maken naar land in hun analyses en constateren dat voor landen in wat zij noemen ‘de kern van de EU’, waaronder Nederland, de relatie tussen afstand en kwaliteit minder sterk is en die tussen marktomvang (bbp) en kwaliteit juist sterker.

Marktomvang – doorgaans gemeten in termen van bbp – en ontwikkelings- of inkomensniveau – gemeten in termen van inkomen per hoofd – hangen beide ook positief samen met exportkwaliteit. Met andere woorden: rijkere en grotere landen verhandelen producten van hogere kwaliteit. Met name voor wat betreft ontwikkelingsniveau zijn de bevindingen min of meer eenduidig (zie bijvoorbeeld Schott, 2004; Hallak, 2006; Khandelwal, 2010; Bastos & Silva, 2010; Manova & Zhang, 2012; Feenstra & Romalis, 2014; Carranza et al., 2019). Voor wat betreft marktomvang wordt er niet altijd een significant verband gevonden met exportkwaliteit. Bastos & Silva (2010) vinden bijvoorbeeld afhankelijk van de modelspecificatie een significant positief of een insignificant verband tussen omvang van de bestemmingsmarkt en eenheidsprijzen van de uitvoer van Portugese exporteurs. Kneller & Yu (2016), Manova & Zhang (2012) en Helble & Okubo (2008) zien wel een positief verband tussen beide dimensies.

Er zijn verschillende verklaringen voor het feit dat bedrijven producten van hogere kwaliteit exporteren naar verder weg gelegen en rijkere bestemmingen. Zo verlagen transportkosten, die over het algemeen per eenheid product min of meer een gegeven zijn (Hummels & Skiba, 2004), de relatieve prijs van producten van hoge kwaliteit ten opzichte van alternatieven van lage kwaliteit voor buitenlandse consumenten. Dit verschijnsel wordt ook wel het Washington apples of het Alchian-Allen effect genoemd en heeft tot gevolg dat het bestaan van transportkosten maakt dat bedrijven producten van relatief hoge kwaliteit (verder weg) exporteren. Daarnaast is het zo dat consumenten in rijke landen een relatief groter deel van hun inkomen aan producten van hoge kwaliteit spenderen dan consumenten in arme landen. Bedrijven in rijke landen hebben bovendien een comparatief voordeel in de productie van producten van hoge kwaliteit, vanwege de nabijheid van afnemers. Dit heeft ook tot gevolg dat landen met vergelijkbare inkomens per hoofd meer met elkaar handelen. Deze argumentatie staat bekend als de Linder-hypothese naar Linder (1961), zie bijvoorbeeld Hallak (2006) of Helble & Okubo (2008) voor een bespreking.

Hoge kwaliteit output vergt hoge kwaliteit input

De bovenstaande mechanismen vertalen zich ook in de productieprocessen van individuele bedrijven. Onderzoek laat zien dat de fabricage van producten van hoge kwaliteit voor afnemers in rijke landen de inzet vergt van productiefactoren – kapitaal, arbeid of grondstoffen – die ook van relatief hoge kwaliteit zijn. Zo zien we bijvoorbeeld dat bedrijven die producten van hoge kwaliteit produceren hoge lonen betalen aan hun kwalitatief bekwame werknemers (Schott, 2004; Verhoogen, 2008; Wagner, 2014; Brambilla & Porto, 2016). Daarnaast laat onderzoek zien dat bedrijven die producten van hoge kwaliteit exporteren daarvoor geïmporteerde inputs van relatief hoge kwaliteit inzetten (Wagner, 2014; Manova & Yu, 2017; Bastos et al., 2018). Daarbij is productiviteit uiteraard een belangrijke schakel tussen input en (kwaliteit van de) output: Bastos & Silva (2010) en Ludema & Yu (2016) laten in dat verband bijvoorbeeld zien dat productievere bedrijven producten van hogere kwaliteit exporteren.

Kwaliteit als dimensie van heterogeniteit van bedrijven wordt ook met enige regelmaat in het licht van exogene schokken onderzocht: passen bedrijven de kwaliteit van hun exportproducten aan als ze te maken krijgen met onverwachte schokken zoals wisselkoersschommelingen? Naast wisselkoersbewegingen valt bijvoorbeeld ook te denken aan schokken zoals recessies of dynamiek in het handelspolitieke spectrum (denk aan importtarieven of niet-tarifaire maatregelen (NTM’s)). Voorbeelden van onderzoek in deze richting zijn Verhoogen (2008) en Fauceglia (2019) voor wat betreft wisselkoersbewegingen, Chen & Juvenal (2018) voor wat betreft recessies en Fan et al. (2015) en Ludema & Yu (2016) voor wat betreft handelspolitieke dynamiek. In hoofdstuk 4 zullen we een eerste verkennende stap in deze richting zetten door kort in te gaan op de relatie tussen NTM’s en exportkwaliteit.

Leeswijzer

Dit hoofdstuk begint met het zetten van de stap van prijs naar kwaliteit in paragraaf 2.2 door de kwaliteit van een exportproduct af te leiden uit de prijs per eenheid aan de hand van een bestaande wetenschappelijke schattingsmethode. Zien we dan inderdaad dat kwaliteit samenhangt met de prijs zoals veelal wordt aangenomen? Welke patronen zien we in prijs-kwaliteitsschema’s? Vervolgens kijken we naar het verband tussen exportkwaliteit en de kenmerken van bestemmingslanden van de export (in paragraaf 2.3) en de kenmerken van het exporterende bedrijf (in paragraaf 2.4). Exporteren Nederlandse bedrijven producten van betere kwaliteit naar rijkere landen of verder weg gelegen landen zoals eerder onderzoek laat zien? Exporteren productievere bedrijven betere producten? Importeren bedrijven die hogere kwaliteitsproducten exporteren ook duurdere producten dan bedrijven die producten van mindere kwaliteit uitvoeren? Deze en meer vragen worden in paragrafen 2.3 en 2.4 beantwoord. Paragraaf 2.5 vat ten slotte de bevindingen samen.

4 is de positie van Nederland wereldwijd in termen van exportkwaliteit
50% van de Nederlandse exportomzet wordt gegenereerd met het verhandelen van kwalitatief minder aanbod

2.2Van exportprijzen naar exportkwaliteit

‘Onverklaarde’ prijsverschillen indicatief voor kwaliteitsverschillen

In deze paragraaf brengen we in beeld in hoeverre de prijs per eenheid van de export relateert aan de gepercipieerde kwaliteit van uitgevoerde producten. De prijs per eenheid van de export is gedefinieerd – zoals in hoofdstuk 1 – als (de logaritme van) de waarde van de export gedeeld door de opgegeven hoeveelheid van het geëxporteerde product. Aangezien de kwaliteit van geëxporteerde producten niet direct wordt waargenomen, schatten we deze aan de hand van een bestaande econometrische methode. De prijs van een exportproduct die de afnemer betaalt, wordt door een breed scala aan factoren beïnvloed. Denk bijvoorbeeld aan de afstand tot het bestemmingsland, de aan- of afwezigheid van handelsbarrières zoals tarieven en NTM’s of kenmerken van producten zoals de mate van productdifferentiatie. Voor twee producten die op al deze aspecten identiek zijn, ligt het voor de hand dat de prijs alleen verschilt als er sprake is van verschillen in gepercipieerde kwaliteit tussen beide producten. Als er geen kwaliteitsverschil zou zijn, zou er immers geen vraag zijn naar het duurste van de twee producten. Kwaliteit hier is dus grof gesteld wat er overblijft van een prijsverschil tussen op het oog identieke producten nadat we rekening hebben gehouden met verschillen in product-, land- en bedrijfskenmerken. Hoe groter het resterende prijsverschil tussen ogenschijnlijk gelijkwaardige producten, hoe groter het verschil in kwaliteit. De schattingsmethode van exportkwaliteit wordt in detail in de bijlage van dit hoofdstuk toegelicht.

De methode levert voor iedere exporttransactie – gedefinieerd als de export van een bepaald product op 8‑digit GN-niveau door een bedrijf in een specifiek jaar naar een specifiek bestemmingsland – een schatting op van de kwaliteit van het uitgevoerde product. Als voorbeeld: wanneer een fietsenproducent dus een fiets exporteert naar Duitsland met een exportprijs van duizend euro, dan kan worden gesteld dat deze fiets van hogere kwaliteit is dan de (vergelijkbare) fiets die een concurrerend (vergelijkbaar) bedrijf naar Duitsland heeft geëxporteerd en deze maar 750 euro kostte. Het is van belang daarbij op te merken dat de toegekende waarde van de maat van kwaliteit voor een bedrijf-product-landcombinatie of groepen daarvan geen intrinsieke betekenis heeft. Een waarde van bijvoorbeeld 0,5 zegt op zich niets over de kwaliteit van het product, alleen dat de exportkwaliteit hoger is dan die van hetzelfde product geëxporteerd door een ander bedrijf met een waarde van 0,3.

Verband tussen prijs en kwaliteit sterker voor gedifferentieerde producten

Een basale correlatieanalyse laat zien dat het verband tussen de prijs per eenheid en de geschatte kwaliteit van een product met een correlatie van 0,51 sterk positief is. Deze relatie blijkt ook zeer stabiel over de tijd te zijn. Voor de jaren 2013 tot en met 2016 ligt de correlatie tussen prijs en kwaliteit tussen 0,5 en 0,6. De sterkte van de relatie tussen prijs en kwaliteit varieert wel tussen productsoorten en bedrijfstakken. Zo laat figuur 2.2.1 zien dat het verband tussen prijs en kwaliteit sterker is bij gedifferentieerde producten dan bij producten die homogeen zijn van kwaliteit.noot2 Dit is uiteraard logisch, aangezien er bij gedifferentieerde producten per definitie meer ruimte is om producten van elkaar te onderscheiden, bijvoorbeeld in termen van ervaren kwaliteit.

Correlatie tussen prijs en kwaliteit het grootst voor export van de industrie

Ook tussen bedrijfstakken zien we verschillen in de sterkte van de relatie tussen prijs en kwaliteit (figuur 2.2.2). Zo is de correlatie tussen de eenheidsprijs en de kwaliteit van een product 0,6 in de industrie, terwijl deze in de groot- en detailhandel minder dan 0,5 is. De groot- en detailhandel is qua verdienmodel geënt op het verhandelen van flinke volumes met beperkte marges. Daarbij ligt het zwaartepunt kennelijk meer richting producten die homogener van kwaliteit zijn dan bij de producten die de industrie zelf verhandelt. De landbouw zit tussen beide in.noot3 Bij een relatief groot aandeel homogene producten is er in deze bedrijfstak minder ruimte om de prijs te variëren met kwaliteit, waardoor de prijs minder sterk samenhangt met de kwaliteit van het product dan in de industrie. Zo bestaat 83 procent van de transacties binnen de landbouwsector uit de export van homogene producten, ten opzicht van 28 procent in de industrie en 36 procent in de handel.

Figuur 2.2.3 toont het verband tussen prijs per eenheid en kwaliteit van geëxporteerde producten in nader detail. Deze figuur is opgebouwd uit ruim 1,5 miljoen transacties. Bedrijf-landcombinaties zijn per product gerangschikt in termen van exportkwaliteit en in tien groepen van gelijke grootte (decielen) verdeeld. Een transactie in het derde deciel in termen van kwaliteit betekent dat het geëxporteerde product van betere kwaliteit is dan 20 procent van alle exporttransacties van hetzelfde type product en van slechtere kwaliteit dan 70 procent van de transacties. Producten in het tiende deciel zijn dus – in hun soort – van de hoogste kwaliteit. Hetzelfde mechanisme is van toepassing op de eenheidsprijs op de verticale as. In het eerste deciel zitten transacties met de 10 procent laagste exportprijs. Hoe donkerder een gebied in figuur 2.2.3 hoe groter het aantal transacties van de betreffende prijs-kwaliteitcombinatie.

Bijna een kwart van alle exporttransacties van hoge kwaliteit

Figuur 2.2.3 bevestigt opnieuw het positieve verband tussen de prijs per eenheid van de export en de geleverde kwaliteit van het product. Ruim 23 procent van alle exporttransacties valt in de top 3 decielen van zowel de prijs als de kwaliteit. Dit noemen we de hoge prijs-kwaliteitstransacties. Bij lage prijs-kwaliteitscombinaties zien we een vergelijkbaar beeld. Ruim 22 procent van de transacties behoort tot de drie decielen met de laagste prijs en kwaliteit. Voor ruim een derde van de observaties gaat de prijs hand in hand met de kwaliteit en valt een transactie in hetzelfde deciel voor zowel prijs als kwaliteit.

2.2.3 Samenhang eenheidsprijs en kwaliteit van de export, 2017

Er is een positief verband tussen de prijs per eenheid van de export en de geleverde kwaliteit van het product.
23 procent van de exporttransacties heeft zowel een hoge kwaliteit als een hoge prijs Buitenvorm Binnenvorm

Ruim de helft van de exportwaarde valt in de laagste kwaliteitscategorie

In plaats van de verdeling van het aantal transacties over de verschillende prijs-kwaliteitscombinaties, kijken we in figuur 2.2.4 volgens hetzelfde principe naar de verdeling van de waarde van de export. Hoe donkerder een gebied in figuur 2.2.4 hoe groter de exportwaarde van de betreffende prijs-kwaliteitcombinatie. Dan valt op dat ruim de helft van de export in termen van waarde in het laagste kwaliteitsdeciel valt, verdeeld over verschillende prijscategorieën. Bovendien valt ongeveer 12 procent van de totale exportwaarde in de laagste prijs-kwaliteitcombinatie. Dit wil echter allerminst zeggen dat de helft van de Nederlandse export van slechte kwaliteit is. In het kader aan het eind van deze paragraaf laten we zien dat Nederland behoort tot de top vijf van de wereld in termen van de kwaliteit van de export. Figuur 2.2.4 laat slechts zien dat de grootste exportwaarde tot stand komt door transacties van producten van relatief lage kwaliteit voor Nederlandse begrippen. Met andere woorden, Nederlandse exporteurs genereren de grootste exportomzet met het verhandelen van hun kwalitatief mindere aanbod van hetzelfde product. Niettemin behoort de Nederlandse export kwalitatief tot de top van de wereld.

2.2.4 Exportwaarde naar prijs-kwaliteitscombinaties, 2017

De grootste exportwaarde tot stand komt door transacties van producten van relatief lage kwaliteit voor Nederlandse begrippen. Hoe donkerder een gebied hoe groter de exportwaarde van de betreffende prijs-kwaliteitcombinatie.

Als we figuur 2.2.4 splitsen voor producten die homogeen en gedifferentieerd van aard zijn, zie figuur 2.2.5, dan blijkt de concentratie van de exportwaarde in de lagere kwaliteitsdecielen vooral verklaard te worden door producten van homogene kwaliteit. We zagen eerder dat er voor deze producten minder ruimte is om de prijs te laten variëren met de kwaliteit, wat in figuur 2.2.5 (A) gereflecteerd wordt door concentratie in de laagste exportkwaliteitsdecielen. Voor producten die gedifferentieerd zijn op kwaliteit zien we in figuur 2.2.5 (B) het positieve verband tussen prijs en kwaliteit weer terug in de verdeling van exportwaardes. Niettemin zien we ook hier nog steeds een hogere concentratie van exportwaarde in de lagere kwaliteitsdecielen. Zo valt ruim een kwart van de export van gedifferentieerde goederen in het laagste kwaliteitsdeciel. Verder is de 30 procent exporttransacties van de laagste kwaliteit goed voor ruim de helft van de waarde van de export van gedifferentieerde goederen.

Wat van lage kwaliteit is voor de één, is van hoge kwaliteit voor de ander

Een verklaring voor deze concentratie van exportwaarde in de lagere kwaliteitsdecielen zou gelegen kunnen zijn in de relatief hoge kwaliteit van de Nederlandse export vanuit mondiaal perspectief (zie het kader aan het eind van deze paragraaf). Het is aannemelijk dat afnemers vaak een voorkeur hebben voor een goede kwaliteit tegen een scherpe prijs dan voor producten van topkwaliteit tegen een hoge prijs. Een voorbeeld hiervan zijn Chinese fabrikanten van smartphones die in Nederland een aanzienlijk marktaandeel veroverd hebben door toestellen aan te bieden die goed van kwaliteit zijn, maar veelal goedkoper zijn dan die van de bekendere merken.noot4 Als we dit vertalen naar het kwaliteitsspectrum van de Nederlandse export, dat dus vanuit internationaal perspectief van heel hoog niveau is, dan zijn Nederlandse producten – internationaal bezien – van erg goede kwaliteit tegen een scherpe prijs (de Chinese smartphones) maar voor Nederlandse begrippen producten die relatief gezien onderaan de kwaliteitsladder staan.

2.2.5 Exportwaarde naar prijs en kwaliteit, homogene en gedifferentieerde goederen

De concentratie van de exportwaarde in de lagere kwaliteitsdecielen wordt vooral verklaard door producten van homogene kwaliteit. Voor gedifferentieerde producten is er weer een positief verband tussen prijs en kwaliteit.

Kwaliteit van de export: Nederland in internationaal perspectief

Aan het meten van de kwaliteit van de export wordt internationaal veel aandacht besteed. Zo heeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in 2013 een maatstaf voor exportkwaliteit ontwikkeld (Henn et al., 2013). De resulterende dataset bevat informatie over de kwaliteit van de export van 165 landen en meer dan 800 producten over de periode 1963–2014. In dit intermezzo schetsen we een beeld van de kwaliteit van de Nederlandse export in internationaal perspectief. De methode waarmee deze cijfers ontwikkeld zijn, is sterk vergelijkbaar met de methode die we voor de analyses in dit hoofdstuk toepassen. De data van het IMF zijn echter sterk geaggregeerd op product-landniveau. Dat maakt deze data voor een internationale vergelijking interessant, maar voor een verdiepende analyse van de Nederlandse export minder geschikt. De data gebruikt in de rest van dit hoofdstuk betreft daarom alleen Nederlandse handelsdata op het niveau van individuele bedrijven.

Figuur 2.2.6 toont de kwaliteit van de totale export van de onderscheiden landen in de IMF-data. De export van de beste kwaliteit komt uit West-Europa, Noord-Amerika, Australië, Turkije en China. Van de 165 landen waarvoor de kwaliteit van de export in het jaar 2014 is bepaald, kwam Nederland op de vierde plaats in termen van de gemiddelde kwaliteit van de totale export, na Luxemburg, Hong Kong en Singapore. Nederlandse exporteurs blijken vooral te excelleren in productgroepen zoals dierlijke en plantaardige oliën en vetten, elektrische energie, aardgas, aardolie en geraffineerde producten daarvan en non-ferrometalen. Bij de export van elektrische energie en producten van aardolie voert Nederland zelfs de ranglijst aan.

020206 2.2.6 Exportkwaliteit naar land, 2014 Exportkwaliteitsindex Bron: IMF 0,3-0,5 0,5-0,6 0,6-0,7 0,7-0,8 0,8-0,9 0,9-1,0 1,0-1,1 Onbekend

Nederlandse exporteurs leveren echter niet van alle producten de hoogste kwaliteit, internationaal bezien. Figuur 2.2.7 toont de positie op de ranglijst van Nederland voor verschillende productgroepen. Op de horizontale as is de top x procent getoond in termen van gemiddelde exportkwaliteit waarin de Nederlandse export valt. Zo laat deze figuur zien dat de Nederlandse export van minerale brandstoffen tot de top 1 procent wereldwijd behoort in termen van kwaliteit. Slechts 5,5 procent van de 165 landen die voeding en levende dieren exporteren, leveren gemiddeld een hogere kwaliteit dan Nederlandse exporteurs en de kwaliteit van de Nederlandse export van dranken en tabak wordt overtroffen door ruim 10 procent van de exporterende landen wereldwijd. Met andere woorden, Nederland behoort tot de top 6 procent van de wereldexporteurs van voeding en levende dieren en de top 11 procent van de wereldexporteurs van dranken en tabak in termen van de exportkwaliteit. Opvallend scoort de Nederlandse export van machines en vervoermaterieel relatief het laagst in termen van exportkwaliteit. De Nederlandse export van machines en vervoermateriaal wordt, in termen van kwaliteit, overtroffen door landen zoals Duitsland, Zuid-Korea, Japan en de VS. Niettemin exporteert Nederland machines en vervoermaterieel dat nog altijd van betere kwaliteit is dan 77 procent van de landen die deze producten exporteren.

2.3Kenmerken van het bestemmingsland en de kwaliteit van de export

Hoofdstuk 1 laat zien dat bedrijven een hogere prijs per eenheid vragen voor producten die zij verkopen in landen die verder weg gelegen zijn. Bestaand onderzoek laat vergelijkbare patronen zien als er gekeken wordt naar geschatte productkwaliteit in plaats van prijs per eenheid (zie ook paragraaf 2.1). Dezelfde patronen zijn ook zichtbaar bij Nederlandse exporteurs.

Meer dan een derde van de export naar landen verder weg gelegen is hoogkwalitatief

Ruim 35 procent van de exporttransacties van Nederlandse bedrijven met ver weg gelegen landen bestaat uit producten van hoge kwaliteit. Met nabij gelegen landen is dat slechts 28 procent. Met producten van hoge kwaliteit bedoelen we in dit geval de bovenste 30 procent van de transacties per product in termen van kwaliteit. Ver weg gelegen landen zijn hier gedefinieerd als de verst weg gelegen 40 procent van de landen waarmee Nederlandse exporteurs zaken doen. Denk aan Latijns-Amerika, Zuidoost-Azië, Nieuw-Zeeland en Australië. Nabij gelegen landen betreffen de 40 procent meest dichtbij gelegen handelspartners van Nederlandse exporteurs, zoals de EU en het Midden-Oosten. Figuur 2.3.1 toont twee illustratieve voorbeelden van exportproducten, fietsen en autobanden. Voor beide producten zien we een duidelijk hogere kwaliteit van de export naar bestemming op grote afstand van Nederland.

35 procent van de export­transacties naar landen verder weg gelegen bestaan uit producten van hogere kwaliteit, t.o.v. 28 procent in het geval van landen dichterbij Buitenvorm Binnenvorm

Deze twee voorbeelden laten zien dat de kwaliteit van de export dus inderdaad lijkt te variëren met de afstand tot de bestemmingsmarkt. Bestaand onderzoek in andere landen wijst er daarnaast op dat het ontwikkelingsniveau van het bestemmingsland van invloed is op de exportkwaliteit. Bedrijven lijken over het algemeen producten van betere kwaliteit te exporteren naar rijkere landen, omdat consumenten in rijke landen een groter deel van hun inkomen aan producten van betere kwaliteit besteden (zie ook paragraaf 2.1). Figuur 2.3.2 laat opnieuw de verdeling van de kwaliteit van de export van fietsen en autobanden zien, maar nu onderscheiden naar het inkomen per capita van het bestemmingsland van de uitvoer.noot5 We zien dat de kwaliteit van fietsen en autobanden die naar landen met een middelhoog inkomen worden geëxporteerd inderdaad hoger is dan de kwaliteit van de uitvoer naar landen met een laag inkomen per hoofd. Echter, de export naar landen met een hoog inkomen is juist weer van lagere kwaliteit dan de uitvoer naar landen met een middelhoog inkomen, wat contrasteert met de verwachting. In figuur 2.3.2 wordt echter niet aanvullend gecontroleerd voor de afstand tot het bestemmingsland, terwijl we weten dat dit wel een rol speelt. Dat is hier met name van belang, omdat Nederland omringd wordt door landen met een hoog inkomen per hoofd, waar bovendien een belangrijk deel van de export heen gaat, terwijl landen met lagere inkomensniveaus op grotere afstand liggen.

Tot nu toe hebben we ons gericht op een beschrijvende analyse van patronen in exportkwaliteit. In figuur 2.3.1 is namelijk geen rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van het bestemmingsland en in figuur 2.3.2 niet met de afstand tot het bestemmingsland, terwijl deze mogelijk tegengestelde patronen teweegbrengen, omdat de belangrijkste handelspartners nabijgelegen rijke landen zijn. Daarnaast is in beide figuren geen rekening gehouden met de kenmerken van de exporteur zoals de kwaliteit van gebruikte productiefactoren (arbeid, kapitaal, grondstoffen) en de efficiëntie waarmee het bedrijf deze inputfactoren omzet in output (productiviteit). Bestaand onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat productievere bedrijven vaker exporteren naar landen op grote afstand dan minder productieve bedrijven (Serti & Tomasi, 2009). Voor Nederlandse goederenhandelaars is eerder al aangetoond dat productievere bedrijven vaker importeren uit landen op grotere afstand (Van den Berg & Van Marrewijk, 2017). Kunnen we de geobserveerde samenhang tussen exportkwaliteit en afstand dan terugvoeren op productiviteitsverschillen tussen exporteurs of blijven deze patronen zichtbaar als we kijken naar exporteurs met vergelijkbare productiviteitsniveaus?

In een regressiemodel kunnen we simultaan rekening houden met al deze factoren en zodoende antwoord geven op onderzoeksvraag 3. Model (1) in tabel 2.7.1 in de bijlage bij dit hoofdstuk toont het verband tussen enerzijds exportkwaliteit en anderzijds de afstand tot het bestemmingsland en het ontwikkelingsniveau daarvan. Door middel van vaste effecten houdt dit regressiemodel bovendien rekening met productkenmerken en met bedrijfskenmerken van de exporteur zoals omvang en productiviteit.noot6

Model (1) bevestigt opnieuw het bestaan van een positief verband tussen exportkwaliteit en afstand tot het bestemmingsland. Nederlandse exporteurs zetten gemiddeld producten van hogere kwaliteit af in landen op grotere afstand. Uit model (1) blijkt voorts dat het verband tussen exportkwaliteit en ontwikkelingsniveau van het bestemmingsland – gecorrigeerd voor afstand – ook positief is. Figuur 2.3.3 toont dit positieve verband waarbij rekening wordt gehouden met de afstand tot het bestemmingsland, productkenmerken en bedrijfskenmerken: Nederlandse exporteurs exporteren producten van gemiddeld hogere kwaliteit naar landen met een hoger inkomen per hoofd. Daarmee worden de patronen die bestaand onderzoek voor andere landen aantoont (zie paragraaf 2.1) bevestigd voor Nederlandse exporteurs.

2.4Bedrijvenheterogeniteit en de kwaliteit van de export

Inmiddels is overtuigend aangetoond dat exporteurs productiever en groter zijn, hogere lonen betalen en kapitaalintensiever zijn dan bedrijven die zich puur op de binnenlandse markt richten. De groep exporteurs is echter verre van homogeen. Zo gaan productievere bedrijven bijvoorbeeld vaker structureel exporteren dan minder productieve exporteurs die zich vaker incidenteel op buitenlandse markten begeven (Boutorat et al, 2019). Dit werpt de vraag op of de kwaliteit van de export eveneens een relevante dimensie is waarin exporteurs heterogeen van aard zijn.

Betere bedrijven exporteren producten van betere kwaliteit

Figuur 2.4.1 toont het verschil in de kwaliteit van de export van twee producten tussen de 35 procent meest productieve exporteurs en de 35 procent minst productieve exporteurs. Voor de productgroepen badmintonrackets en deuren en ramen laat figuur 2.4.1 zien dat productievere bedrijven varianten van hogere kwaliteit exporteren dan laagproductieve bedrijven. Dit geldt niet alleen voor de mediaan (witte lijn in de boxplot) die hoger ligt, maar voor de hele verdeling van de kwaliteit van beide productgroepen, op de uiterste ondergrens na.

Figuur 2.4.1 houdt echter geen rekening met verschillen tussen bestemmingslanden van de export en kenmerken van de exporteur. Dit zijn echter relevante factoren zoals we in paragraaf 2.3 hebben laten zien. Daarom passen we ons regressiemodel uit paragraaf 2.3 aan om de samenhang tussen export en de productiviteit van de exporteur in beeld te brengen. Regressiemodel (2) in tabel 2.7.1 in de bijlage van dit hoofdstuk toont het resultaat van deze exercitie. De resultaten laten zien dat exportkwaliteit en productiviteit inderdaad positief met elkaar samenhangen, ook als we rekening houden met factoren zoals afstand tot en ontwikkelingsniveau van het bestemmingsland.

Bedrijven met een hogere exportkwaliteit gebruiken duurdere import in productieproces

Exporteurs van producten van hoge kwaliteit zijn dus gemiddeld productiever dan exporteurs van producten van lagere kwaliteit. Dit werpt de vraag op of dat patroon te herleiden is naar de kwaliteit van de gebruikte productiefactoren? Om hier meer over te kunnen zeggen kijken we specifiek naar verschillen in de kwaliteit van de goederenimport die exporteurs verbruiken in hun productieproces. Als proxy voor de kwaliteit van de import gebruiken we hier de gemiddelde importprijs per bedrijf (ontleend aan Bastos et al., 2018). We realiseren ons dat dit een incompleet beeld geeft van de kosten en de kwaliteit van de verbruikte intermediaire goederen. Immers, bedrijven betrekken inputs voor intermediair verbruik ook op de binnenlandse markt en daarnaast is niet alle import bestemd voor direct verbruik in het productieproces. Niettemin is het aannemelijk dat – afgezien van de groothandel – een analyse van de goederenimport wel een realistisch beeld geeft van mogelijke kwaliteitsverschillen tussen groepen bedrijven.

Regressiemodel (2) in tabel 2.7.1 in de bijlage laat zien dat een hogere kwaliteit van de export gepaard gaat met hogere gemiddelde importprijzen. Bedrijven die producten van hogere kwaliteit exporteren zetten dus in het algemeen geïmporteerde inputs in die duurder en aannemelijk van hogere kwaliteit zijn. Dit positieve verband is grafisch duidelijk zichtbaar in figuur 2.4.2. Omdat groothandelaren zeer actief zijn in de wederuitvoer, zegt een positief verband tussen exportkwaliteit en importprijzen weinig over de kosten van de ingezette productiefactoren voor de export. Figuur 2.4.2 is derhalve gebaseerd op de exporttransacties van bedrijven in de industrie.

Groter marktaandeel: hogere prijzen en lagere exportkwaliteit

Regressiemodel (2) in tabel 2.7.1 in de bijlage houdt – naast productiviteit en importprijzen – ook rekening met het marktaandeel van de exporteur op de verschillende deelmarkten, kenmerken van het geëxporteerde product en bestemmingslanden. Een markt is hier gedefinieerd als een product-landcombinatie. Het marktaandeel van een bedrijf op een markt wordt berekend door de export van dat bedrijf van het betreffende product naar het betreffende land te delen door de totale export van alle Nederlandse bedrijven van dat product naar deze markt. Dit geeft een indicatie van de marktmacht van een bedrijf ten opzichte van andere Nederlandse exporteurs. Idealiter zouden we ook uiteraard rekening willen houden met de export vanuit andere landen naar de betreffende markt en met het binnenlandse aanbod, maar dat is vanwege databeperkingen niet mogelijk.

Regressiemodel (2) in tabel 2.7.1 in de bijlage laat zien dat productkwaliteit negatief lijkt samen te hangen met het marktaandeel van de exporteur ten opzichte van concurrerende Nederlandse exporteurs. Dat wil zeggen, hoe meer een bedrijf een bepaald product naar een bepaalde markt exporteert ten opzichte van Nederlandse concurrenten, hoe lager de kwaliteit van de geëxporteerde producten. In figuur 2.4.3 gaan we hier dieper op in. Paneel (a) van figuur 2.4.3 kijkt naar de kwaliteit van de export van fietsen en deuren en ramen door enerzijds de 30 procent exporteurs met het grootste marktaandeel en anderzijds de 30 procent exporteurs met het kleinste marktaandeel. Voor beide producten zien we dat bedrijven met een groter marktaandeel producten van lagere kwaliteit naar deze markten exporteren. Deze negatieve samenhang tussen productkwaliteit en marktmacht sluit aan bij de bevinding in paragraaf 2.2 dat Nederlandse exporteurs de meeste omzet genereren met de export van hun kwalitatief mindere producten.

Hoewel producten van hogere kwaliteit in het algemeen tegen hogere prijzen verkocht worden, is de prijs per eenheid die exporteurs met een klein marktaandeel rekenen juist lager dan die van exporteurs met een groot marktaandeel. De grotere marktmacht stelt deze laatste groep kennelijk in staat om een rol als prijszetter te spelen. Dit zien we in paneel (b) van figuur 2.4.3. We zien dat de prijs per eenheid van fietsen en deuren en ramen gerekend door bedrijven met een groot marktaandeel in de betreffende exportmarkten fors hoger is dan de exportprijs gerekend door bedrijven met een klein marktaandeel.

In figuur 2.4.3a en 2.4.3b wordt echter nog geen rekening gehouden met product-, bestemmingsland- en bedrijfskenmerken. In regressiemodel (3) in tabel 2.7.1 in de bijlage doen we dit wel, volgens hetzelfde stramien als in model (2) en kijken we specifiek naar het verband tussen de prijs per eenheid en het marktaandeel van de exporteur. De resultaten bevestigen het beeld van figuur 2.4.3a en 2.4.3b: bedrijven met groot marktaandeel exporteren producten van lagere kwaliteit tegen een hogere prijs dan exporteurs met een klein marktaandeel.

2.5Samenvatting

Dit hoofdstuk introduceert het concept kwaliteit van de Nederlandse export. Vervolg gevend aan de beschrijvende analyse in hoofdstuk 1 zetten we in dit hoofdstuk de stap van prijs naar kwaliteit door, gebruikmakend van een bestaande wetenschappelijke schattingsmethode, de kwaliteit van een exportproduct af te leiden uit de prijs per eenheid en additionele informatie over exporttransacties. We zien dat de resulterende benadering van de gepercipieerde kwaliteit sterk positief correleert met de prijs van exportproducten. Dit is uiteraard een logische bevinding, immers, kwaliteit heeft een prijs. Wel zien we verschillen tussen bedrijfstakken, met name gedreven door het feit dat producten die meer ruimte laten om te differentiëren op kwaliteit een sterkere correlatie met de prijs laten zien dan producten die homogener van kwaliteit zijn.

Verder zien we dat Nederlandse exporteurs de grootste exportomzet genereren met het verhandelen van hun kwalitatief mindere aanbod. Nederland staat echter wereldwijd op de vierde plek op de ranglijst van kwaliteit van de export. Met andere woorden, producten van goede kwaliteit tegen een scherpe prijs vanuit internationaal perspectief zijn voor Nederlandse begrippen producten die relatief gezien onderaan de kwaliteitsladder staan, maar waar wel de grootste volumes van verhandeld worden.

Regressieanalyses laten zien dat de kwaliteit van de Nederlandse export positief samenhangt met de afstand tot het bestemmingsland. Nederlandse exporteurs zetten dus gemiddeld producten van hogere kwaliteit af in landen op grotere afstand. Dit is een bekend fenomeen uit de handelsliteratuur dat het Washington apples effect wordt genoemd: transportkosten verlagen de relatieve prijs van producten van hoge kwaliteit ten opzichte van alternatieven van lage kwaliteit voor buitenlandse consumenten, waardoor bedrijven producten van relatief hoge kwaliteit (verder weg) exporteren. Verder zien we dat Nederlandse exporteurs producten van gemiddeld hogere kwaliteit naar landen met een hoger inkomen per hoofd exporteren. Een verklaring hiervoor is gelegen in het feit dat consumenten in rijke landen een relatief groter deel van hun inkomen aan producten van hogere kwaliteit spenderen.

Verder laten de regressieanalyses een positief verband zien tussen productkwaliteit en productiviteit: productievere bedrijven exporteren gemiddeld producten van hogere kwaliteit. Logischerwijs vergt de productie van kwalitatief betere producten ook productiefactoren van hogere kwaliteit. Zo zien we dat bedrijven die producten van hoge kwaliteit exporteren ook duurdere goederenimport van aannemelijk hogere kwaliteit in hun productieproces gebruiken. Daarnaast laten de resultaten zien dat marktmacht een rol speelt in de verhouding tussen geleverde kwaliteit en gehanteerde prijzen. Zo blijken bedrijven met een groot marktaandeel hogere prijzen te kunnen berekenen voor hetzelfde product dan bedrijven met een kleiner marktaandeel. Niettemin leveren bedrijven met een grotere marktmacht niet altijd producten van hogere kwaliteit. Sterker nog, bedrijven met een groot marktaandeel exporteren gemiddeld producten van lagere kwaliteit dan bedrijven met een kleiner marktaandeel.

Productkwaliteit is ook een relevante dimensie als het gaat om onderzoek naar de wijze waarop bedrijven omgaan met exogene schokken. Denk bijvoorbeeld aan de relatie tussen handelsbarrières zoals tarieven en niet-tarifaire maatregelen op het prijs- en kwaliteitsbeleid van exporteurs (zie hoofdstuk 4 voor een eerste oefening op dit terrein). Maar ook de relatie tussen wisselkoersschommelingen en exportpatronen kan aan de hand van de dimensie productkwaliteit uitgediept worden. Denk in dit kader bijvoorbeeld aan schommelingen in de koers van de Britse pond als gevolg van de onzekerheid rond de Brexit. Het toevoegen van de dimensie productkwaliteit aan het in kaart brengen van de heterogeniteit van bedrijven en hun gedrag en activiteiten in het buitenland biedt daarmee allerhande aanknopingspunten voor vervolgonderzoek.

2.6Data en methoden

Voor de schatting van exportkwaliteit maken we gebruik van de microdata van de Internationale Handel in Goederen (IHG) voor de jaren 2013 tot en met 2017. Voor deze jaren is de variabele hoeveelheid goed gecontroleerd en dus van voldoende kwaliteit om de prijzen per eenheid te berekenen. De prijs per eenheid is gedefinieerd als (de logaritme van) de waarde van de export gedeeld door de opgegeven hoeveelheid van het geëxporteerde product. Eén observatie betreft daarbij de totale export van een bedrijf van een product naar een bepaald land in een specifiek jaar. Dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat een observatie bestaat uit één exporttransactie. Als het bedrijf meerdere malen hetzelfde product afzet in hetzelfde bestemmingsland in een bepaald jaar, al dan niet aan dezelfde afnemer, dan worden deze transacties gezamenlijk gerapporteerd als één observatie. Een product is daarbij gedefinieerd volgens de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) van de Europese Unie. Deze productclassificatie onderscheidt grofweg 8 000 verschillende producten op het meest gedetailleerde niveau (de 8ste digit), dat we in deze analyse gebruiken. De eenheid waarin de hoeveelheid wordt gerapporteerd (kilo, stuks, etc.) varieert daarbij tussen producten, maar niet binnen producten. De IHG-data worden verder verrijkt met landkenmerken zoals afstand (uit de dataset van de Centre d’Etudes Prospectives et d’Informations Internationales (CEPII)), omvang gemeten door het bbp van het land en ontwikkelingsniveau gemeten aan de hand van het inkomen per hoofd (uit de World Development Indicators van de Wereldbank).

Om de ontwikkeling van de exportkwaliteit van een bedrijf doorheen de tijd te kunnen volgen worden handelsgegevens gekoppeld aan het Bedrijfsdemografisch Kader (BDK). Het BDK bevat bedrijfskenmerken zoals grootteklasse in termen van werkzame personen en of een bedrijf onderdeel uitmaakt van een buitenlands concern. Verder wordt de dataset verrijkt met informatie over de productiviteit van bedrijven uit de Productie Statistiek (PS) en de bronbestanden van de Belastingdienst (BaseLine). Voor onze schatting van exportkwaliteit maken we gebruik van een econometrische schattingsmethode die de kwaliteit van een geëxporteerd product destilleert uit de beschikbare informatie over de betreffende exporttransactie. Daartoe gebruiken we een bestaande schattingsmethode uit de wetenschappelijke literatuur, namelijk de methodiek zoals ontwikkeld door Khandelwal et al. (2013) en bewerkt door Fauceglia (2019).

De betreffende schattingsmethode is gebaseerd op de veronderstelling dat de vraag naar een exportproduct afhankelijk is van prijsniveau, productkarakteristieken, wisselkoersen, transportkosten, het inkomensniveau van het bestemmingsland en de kwaliteit van het geëxporteerde product. Op productkwaliteit na, zijn al deze factoren waarneembaar. Een maat voor kwaliteit is daarom de foutterm in de volgende regressie:

x j i c t =   q j i c t σ - 1 p j i c t - σ P ~ c t σ - 1 E c t   σ > 1       ( 1 )

In deze regressie is q j i c t ( p j i c t ) de kwaliteit (cif-eenheidsprijs) van de export van bedrijf j van product i naar land c in jaar t. Verder is P ~ c t ( E c t ) het prijspeil (inkomensniveau) in land c in jaar t. Verder staat σ voor de substitutie elasticiteit per product (op 3‑digit ISIC Rev. 2) zoals berekend door Imbs and Mejean (2015). Omdat de cif-prijzen van geëxporteerde producten onbekend zijn voor ons, gebruiken we p j i c t =   ε c t τ c t p j i c t f o b als schatting voor cif-prijzen, waar ε c t de wisselkoers van valuta in bestemmingsland c ten opzichte van de euro in jaar t en τ c t een schatting van de transportkosten tussen Nederland en bestemmingsland c in jaar t. Model (1) kan dan herschreven worden als volgt:

l n ( x j i c t ) + σ ln p j i c t f o b = ( σ - 1 )   l n P ~ c t -   σ ln ε c t τ c t + ln E c t + σ - 1 l n ( q j i c t )

Door product ( α i ) en land-jaar ( α c t )   vaste effecten in het model op te nemen, controleren we indirect voor het prijspeil, het inkomensniveau, transportkosten en wisselkoersen. De kwaliteitsschatting volgt derhalve van het volgende model:

l n ( x j i c t ) + σ ln p j i c t f o b = α i + α c t   + σ - 1 l n ( q j i c t )

Het resultaat van deze schattingsmethode is een benadering van de kwaliteit van een product op transactieniveau. Dat wil zeggen, de methode levert voor iedere exporttransactie – gedefinieerd als de export van een product op 8‑digit GN-niveau door een bedrijf in een specifiek jaar naar een specifiek bestemmingsland – een schatting op van de kwaliteit van het uitgevoerde product.

2.7Bijlage

2.7.1Econometrische resultaten modellen 1, 2 en 3

Model (1) Model (2) Model (3)
Verklaarde variabele Exportkwaliteit Exportkwaliteit Eenheidsprijs
Afstand (ln) 0,2448***
(14,56)
bbp per capita (ln) 0,1325***
(10,2)
afstand*bbp per capita (ln) −0,0154***
(−9,88)
Productiviteit (ln) 0,0319705*** 0,0287979***
(22,24) (20,38)
Importprijzen 2016 (ln) 0,0000956*** 0,0000943***
(200,06) (200,03)
Marktaandeel −0,1614078*** 0,0498223***
(−323,41) (101,14)
Zelfstandig mkb −0,1438101*** −0,138698***
(−51,91) (−50,6)
 
R2 adjusted 0,2868 0,2109 0,7158
N 1 511 559 1 101 533 1 116 013
Bedrijf vaste effecten Ja Nee Nee
Land vaste effecten Nee Ja Ja
product vaste effecten Ja Ja Ja

Robuuste t-statistieken tussen haakjes

* p < 0,05, ** p < 0,01, *** p < 0,001

2.8Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Baldwin, R., & Harrigan, J. (2011). Zeros, quality, and space: Trade theory and trade evidence. American Economic Journal: Microeconomics, 3(2), 60–88.

Bastos, P., & Silva, J. (2010). The quality of a firm’s exports: Where you export to matters. Journal of International Economics, 82(2), 99–111.

Bastos, P., Silva, J., & Verhoogen, E. (2018). Export destinations and input prices. American Economic Review, 108(2), 353–92.

Berg, M. van den & Marrewijk, C. van (2017). Imports and productivity: the impact of geography and factor intensity. The Journal of International Trade & Economic Development, 26(4), 425–450.

Boutorat, A., Franssen, L., Mounir, A. & Van den Berg, M. (2019). Incidentele handelaren: wie zijn ze en wat onderscheidt ze? In M. Jaarsma (Red.), Internationaliseringsmonitor 2019, tweede kwartaal: Patronen in handelsgedrag. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Brambilla, I., & Porto, G. G. (2016). High-income export destinations, quality and wages. Journal of International Economics, 98, 21–35.

Carranza, J.E., González-Ramírez, A. & Perez, A. (2019). The quality and the destination of the Colombian manufacturing exports. The Journal of International Trade & Economic Development, 1–25.

Chen, N., & Juvenal, L. (2018). Quality and the great trade collapse. Journal of Development Economics, 135, 59–76.

Disdier, A. C., & Head, K. (2008). The puzzling persistence of the distance effect on bilateral trade. The Review of Economics and statistics, 90(1), 37–48.

Fan, H., Li, Y. A., & Yeaple, S. R. (2015). Trade liberalization, quality, and export prices. Review of Economics and Statistics, 97(5), 1033–1051.

Fauceglia, D. (2019). Exchange rate fluctuations and quality composition of exports: Evidence from Swiss product‐level data. The World Economy.

Feenstra, R. C., & Romalis, J. (2014). International prices and endogenous quality. The Quarterly Journal of Economics, 129(2), 477–527.

Hallak, J. C. (2006). Product quality and the direction of trade. Journal of international Economics, 68(1), 238–265.

Helble, M., & Okubo, T. (2008). Heterogeneous quality firms and trade costs. The World Bank.

Henn, C., Papageorgiou, C. & Spatafora, N. (2013). Export Quality in Developing Countries (WP/13/108). IMF Working Paper.

Hummels, D., & Skiba, A. (2004). Shipping the good apples out? An empirical confirmation of the Alchian-Allen conjecture. Journal of Political Economy, 112(6), 1384–1402.

Imbs, J., & Mejean, I. (2015). Elasticity optimism. American Economic Journal: Macroeconomics, 7(3), 43–83.

Khandelwal, A. (2010). The long and short (of) quality ladders. The Review of Economic Studies, 77(4), 1450–1476.

Khandelwal, A. K., Schott, P. K., & Wei, S. J. (2013). Trade liberalization and embedded institutional reform: Evidence from Chinese exporters. American Economic Review, 103(6), 2169–95.

Kneller, R., & Yu, Z. (2016). Quality selection, sectoral heterogeneity and Chinese exports. Review of International Economics, 24(4), 857–874.

Linder, S. B. (1961). An essay on trade and transformation (pp. 82–109). Stockholm: Almqvist & Wiksell.

Ludema, R. D., & Yu, Z. (2016). Tariff pass-through, firm heterogeneity and product quality. Journal of International Economics, 103, 234–249.

Manova, K., & Yu, Z. (2017). Multi-product firms and product quality. Journal of International Economics, 109, 116–137.

Manova, K., & Zhang, Z. (2012). Export prices across firms and destinations. The Quarterly Journal of Economics, 127(1), 379–436.

Schott, P. K. (2004). Across-product versus within-product specialization in international trade. The Quarterly Journal of Economics, 119(2), 647–678.

Serti, F. & Tomasi, C. (2009). Self-selection along different export and import markets. LEM Working Paper Series, no. 18.

Verhoogen, E. A. (2008). Trade, quality upgrading, and wage inequality in the Mexican manufacturing sector. The Quarterly Journal of Economics, 123(2), 489–530.

Wagner, J. (2014). What makes a high-quality exporter? Evidence from Germany (No. 295). University of Lüneburg Working Paper Series in Economics.

Noten

Vrije vertaling van Fauceglia (2019), p. 6.

Zoals hoofdstuk 1, is de indeling van producten naar homogeen en gedifferentieerd ontleend aan Bernard et al. (2006).

Uit een econometrische test blijken deze verschillen tussen type product en bedrijfstakken significant te zijn.

Zoals in hoofdstuk 1, is de indeling van landen naar laag, middelhoog en hoog inkomen ontleend aan de indeling van landen in groepen naar inkomen per hoofd van de Wereldbank.

De productiviteit van een bedrijf varieert uiteraard door de tijd heen. In dit regressiemodel kijken we echter specifiek naar één jaar, waardoor voor de productiviteit van de exporteur als vast effect gecontroleerd kan worden over alle exporttransacties van een exporteur heen.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2018–2019 2018 tot en met 2019
2018/2019 Het gemiddelde over de jaren 2018 tot en met 2019
2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2018 en eindigend in 2019
2016/’17–2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2016/’17 tot en met 2018/’19

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Marcel van den Berg

Dennis Cremers

Loe Franssen

Alex Lammertsma

Angie Mounir

Tom Notten

Janneke Rooyakkers

Redactie

Sarah Creemers

Marjolijn Jaarsma

Alex Lammertsma

Eindredactie

Sarah Creemers

Marjolijn Jaarsma

Dankwoord

We danken de volgende collega’s voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van de Internationaliseringsmonitor:

Ahmed Boutorat

Elijah Cats

Richard Jollie

Irene van Kuik

Vertaalbureau CBS

Carla Sebo

Sandra Vasconcellos

Hans Westerbeek