‘Unboxing’ de groothandel
‘De groothandel’ als zodanig bestaat niet, maar is vooral een verzamelnaam voor bedrijven met heel uiteenlopende businessmodellen en activiteiten. Dit werpt de vraag op of de heterogeniteit binnen de bedrijfstak groothandel dermate groot is dat het mogelijk is om de groothandel onder te verdelen in een aantal groepen van bedrijven die sterk vergelijkbare activiteiten en gedragspatronen op het gebied van internationalisering laten zien. In dit hoofdstuk proberen we deze ‘black box’, die de groothandel in zekere zin is, te openen. Welke typen groothandelaren identificeren we? Wat karakteriseert hen? Wat voor activiteiten ontplooien ze? Deze en meer vragen komen in dit hoofdstuk aan bod.
2.1Inleiding
De groothandel is een belangrijke schakel met het buitenland voor de Nederlandse economie. Deze bedrijfstak heeft verschillende rollen. Zo voorziet de groothandel bedrijven van grondstoffen en halffabricaten uit het binnen- en buitenland en vervult het daarmee een belangrijke rol als intermediaire schakel in productieketens. Groothandelaren zijn voor een belangrijk deel dienstverleners en zijn veelvuldig een cruciaal onderdeel van een productieproces. In deze rol dragen zij een gedeelde verantwoordelijkheid voor het tot stand komen van een eindproduct. Zo verzorgen zij niet alleen de logistieke afhandeling van de goederen, maar dragen er ook zorg voor dat de levering op tijd is, zodat het productieproces niet verstoord raakt. Daarnaast doet een groothandelaar aan actief voorraadbeheer. Groothandelaren beschikken daarbij vaak ook over de specifieke infrastructuur die nodig is voor het leveren van de goederen of zijn in staat hier ondersteuning bij te bieden aan de producent (denk bijvoorbeeld aan koelwagens voor het transport van bederfelijke waren).
In die hoedanigheid is de groothandel bijvoorbeeld veelvuldig actief in de wederuitvoer, waarin Nederland wereldwijd een belangrijke speler is. Daarnaast fungeert de groothandel als toegangspoort naar het buitenland voor bedrijven die minder geneigd zijn zelfstandig te gaan exporteren of importeren, met name uit het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (Chong et al., 2019). In verschillende onderzoeken is aangetoond dat voor de groothandel in het bijzonder een rol is weggelegd als intermediair op moeilijker toegankelijke markten, waar de vaste kosten die gepaard gaan met internationaal handelen relatief hoog zijn (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 5 in deze publicatie, Ahn et al., 2011; Bernard et al., 2014; Crozet et al., 2012). Deze rol als intermediair bij indirecte export wordt ook vanuit beleidsperspectief sterk gewaardeerd (Kaag, 2019). Dit maakt de groothandel tot een belangrijk scharnierpunt tussen Nederlandse bedrijven en buitenlandse markten. Vanwege deze sleutelrol in de internationale handel gecombineerd met het feit dat de groothandel voor de consument minder zichtbaar is, wordt de groothandel ook wel een ‘hidden champion’ genoemd (Braaksma & Tiggeloove, 2009).
Enkele voorbeelden uit eerder CBS-onderzoek illustreren dit. Ruim een kwart van de totale goederenexport, ongeveer 30 procent van de goederenimport en zelfs een derde van de wederuitvoer, worden door de groothandel verzorgd (CBS, 2019a). Lemmers et al. (2017) laten zien dat van alle uren die in Nederland gewerkt worden voor consumptie in het buitenland, de meeste uren in de groothandel worden gemaakt: ongeveer een half miljard van de in totaal 3,5 miljard uur dat er in Nederland gewerkt wordt voor buitenlandse consumptie. Jaarsma en Wong (2018) laten zien dat de groothandel het meest verdient aan de export naar het Verenigd Koninkrijk (VK). Van de 20,6 miljard euro aan totale verdiensten aan de export naar het VK slaat ongeveer een zesde – 3,4 miljard euro – neer in de groothandel, ruim drie keer meer dan de op één na belangrijkste bedrijfstak. Een vergelijkbaar beeld is te zien bij de export naar de Verenigde Staten (VS). De groothandel verdient met 1,7 miljard euro ongeveer 12 procent van de totale verdiensten aan de handel met de VS (Wong et al., 2019).
Deze cijfers hebben betrekking op de bijdrage van de groothandel als geheel aan de Nederlandse economie. Ook als we kijken naar individuele bedrijven zien we dat veel bedrijven in de groothandel nauw verweven zijn met buitenlandse markten. Het aandeel goederenhandelaren binnen de groothandel is bijvoorbeeld relatief hoog vergeleken met andere bedrijfstakken (Van den Berg et al., 2018). Ongeveer de helft van de groothandelaren is actief als goederenhandelaar, waarvan het grootste deel zowel importeert als exporteert. Dat is gezien de aard van de sector uiteraard niet verwonderlijk. Boutorat en Van den Berg (2017) laten daarnaast zien dat er ook relatief veel in het buitenland wordt geïnvesteerd door de groothandel, maar dat dit niet altijd gepaard gaat met handel. Dit strookt ook met de observatie dat in de groothandel relatief veel bedrijven actief zijn die tot een multinationale onderneming behoren (zie ook hoofdstuk 1).
Dit soort observaties illustreren dat ‘de groothandel’ als zodanig niet bestaat, maar een verzamelnaam is voor bedrijven met uiteenlopende businessmodellen en activiteiten. Dit werpt de vraag op of deze heterogeniteit binnen de bedrijfstak groothandel dermate is dat het mogelijk is om de groothandel op te splitsen in een aantal homogene groepen van bedrijven met vergelijkbare activiteiten en gedragspatronen op het gebied van internationalisering. In dit hoofdstuk proberen we deze ‘black box’, die de groothandel in zekere zin is, te openen ofwel te ‘unboxen’. We onderzoeken aan de hand van microdatabronnen of het mogelijk is om de heterogene bedrijfstak op te delen in een aantal kleinere groepen van bedrijven die vergelijkbare internationale activiteiten ontplooien. Daarbij combineren we informatie over onder andere goederen- en dienstenhandel, transitohandel, doorvoer, investeringen in het buitenland en buitenlands eigendom van de groothandel in het jaar 2016. Dat is het meest recente jaar waarvoor alle databronnen beschikbaar zijn die in dit hoofdstuk gebruikt zijn. Na koppeling van deze verschillende bronnen onderzoeken we of er patronen te identificeren zijn die het mogelijk maken verschillende homogene deelgroepen af te bakenen binnen de groothandel.
Om het belang van de groothandel op waarde te schatten, is het van belang om zicht te hebben op de zeer diverse functies die de groothandel vervult en de gedragspatronen die zichtbaar zijn. Immers, filialen van overzeese multinationals waar bijvoorbeeld aanzienlijke investeringen worden ondergebracht, vormen een wezenlijk andere schakel in productieketens dan de traditionele groothandelaar die namens binnenlandse producenten exporteert of de binnenlandse markt van buitenlandse producten voorziet. Dit heeft ook implicaties voor de beleidsinzet ter ondersteuning van de groothandel, bijvoorbeeld om internationaal ondernemen te stimuleren. Beleidsinstrumenten die gericht zijn op het stimuleren van de export zullen een andere impact hebben op het Nederlandse bedrijfsleven als ze worden ingezet ter ondersteuning van de groothandel die als poort naar het buitenland fungeert – voor zogeheten indirecte exporteurs – dan wanneer de groothandel wordt bijgestaan die met name actief is in de wederuitvoer. Dit is een relevante vraag, aangezien de groothandel het vaakst gebruikmaakt van het bedrijfsleveninstrumentarium gericht op het stimuleren van internationaal ondernemen. Ruim een op de vijf interventies bij bedrijven in de periode 2010–2015 vond plaats in de groothandel (Van den Berg et al., 2018).
Leeswijzer
De rest van dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Paragraaf 2.2 beschrijft de hier ontwikkelde typologie van groothandelaren, rekening houdend met hun mate en vorm van internationalisering. In 2.3 kijken we naar de bedrijfskenmerken van de geïdentificeerde groepen. In de daarop volgende paragrafen presenteren we de belangrijkste gedragspatronen in goederen- (2.4) en dienstenhandel (2.5) van de verschillende groepen groothandelaren. Paragraaf 2.6 concludeert en bespreekt mogelijke verbeterslagen om de hier voorgestelde typologie verder aan te scherpen.
2.2Een typologie van de groothandel
In dit hoofdstuk gaan we groothandelaren – die vergelijkbare internationale activiteiten ontplooien – bundelen in homogene groepen, met als doel het ontwikkelen van een typologie van de bedrijven in de groothandel op basis van hun mate en vormen van internationalisering. In totaal levert deze exercitie vier groepen en een restgroep op. Verder worden twee van de vier geïdentificeerde groepen nader uitgesplitst in drie subgroepen. In deze paragraaf worden de verschillende groepen groothandelaren geïntroduceerd. Figuur 2.2.1 toont de afbakening van de verschillende deelgroepen.
Meerderheid van groothandel enkel gericht op Nederland
Een eerste observatie op basis van de gecombineerde bronnen is dat iets meer dan de helft van de groothandelaren geen enkele vorm van buitenlandse handel verricht en geen buitenlandse investeringen aanhoudt.noot1 Deze groep bedrijven die alleen actief is op de binnenlandse markt noemen we de binnenlandse groothandel. Daarbij gaat het dus om groothandelaren die als schakel in binnenlandse productieketens fungeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de groothandel die gespecialiseerd is in de toelevering aan horecazaken en zelf de producten betrekt van binnenlandse producenten of groothandelaren.
Traditionele groothandel importeert en exporteert goederen
Naast de binnenlandse groothandel bestaat er een aanzienlijk cluster bedrijven dat alleen goederen verhandelt, de zogenaamde traditionele groothandel. Deze bedrijven importeren goederen voor binnenlands verbruik, exporteren goederen uit eigen makelij of zijn actief in de wederuitvoer van geïmporteerde goederen. Naast het importeren en/of exporteren van goederen, importeren deze bedrijven soms ook diensten en/of houden ze buitenlandse investeringen aan. De traditionele groothandel is goed voor 36 procent van de bedrijven actief in de groothandel in 2016. De traditionele groothandel wordt verder uitgesplitst naar: (1) bedrijven die alleen goederen importeren; (2) bedrijven die alleen goederen exporteren; en (3) bedrijven die zowel goederen importeren als exporteren (inclusief wederuitvoer). Tabel 2.2.2 toont de verdeling van de traditionele groothandelaren naar handelspatroon.
2.2.2Subgroepen traditionele groothandel, 2016
Aantal bedrijven | waarvan | |||
---|---|---|---|---|
met buitenlandse investeringen | met diensten-import | |||
N | % | |||
(1) Alleen goederenimport | 12 449 | 39 | 2 | 12 |
(2) Alleen goederenexport | 3 607 | 11 | 6 | 0 |
(3) Two-way traders in goederen | 15 762 | 50 | 9 | 42 |
Totaal | 31 818 | 100 | 6 | 26 |
Bron:CBS.
Circa 39 procent van de traditionele groothandelaren importeert maar exporteert niet. Meestal importeren deze bedrijven alleen goederen. Dit type groothandelaar hanteert dus een businessmodel waarin grondstoffen of intermediaire producten vanuit het buitenland worden gehaald om Nederlandse producenten van de benodigde inputs voor hun productieproces te voorzien. In 12 procent van deze gevallen importeren bedrijven aanvullend ook nog diensten. De helft van de traditionele groothandelaren importeert en exporteert goederen, de zogenaamde two-way traders in goederen. Bij dit type groothandelaar kan de producent aan wie hij levert dus ook in het buitenland gevestigd zijn. Vier op de tien two-way traders in goederen importeert naast goederen ook diensten. Naast deze twee subgroepen bestaat de traditionele groothandel uit een relatief kleine groep bedrijven die enkel goederen exporteert. Buitenlandse uitgaande investeringen komen niet vaak voor in de traditionele groothandel. De groep met de meeste investeringen zijn de two-way traders in goederen. Daar heeft slechts 9 procent van de bedrijven één of meer deelnemingen in het buitenland.
Full-service groothandelaren internationaal actief op goederen- én dienstenmarkt
Hoewel de groothandel niet direct geassocieerd wordt met handel in diensten, laten de cijfers van 2016 zien dat deze bedrijfstak goed was voor 17 procent van de dienstenimport en 8 procent van de dienstenexport van het Nederlandse bedrijfsleven. Groothandelaren die diensten exporteren doen dat meestal naast de goederenhandel. Bedrijven die naast het verhandelen van goederen ook diensten exporteren noemen we hier full-service groothandelaren. De term full-service groothandelaar verwijst daarbij naar bedrijven die naast groothandelsactiviteiten ook reclamediensten, marktonderzoek, vervoerdiensten en/of financieringsdiensten aanbieden.noot2 In veel gevallen levert zo’n full-service groothandel ook product-gerelateerde diensten zoals klantenservice of after sales. In onze typologie gebruiken we deze term alleen voor bedrijven die dergelijke diensten exporteren, omdat we uit bestaande bronnen geen zicht hebben op de binnenlandse handel in diensten van deze bedrijven. In hoofdstuk 1 zagen we wel dat dienstverlenende activiteiten een bron zijn van omzet van de groothandel. Helaas staat de data onderliggend aan hoofdstuk 1 geen onderscheid toe tussen dienstverlenende activiteiten in het binnenland en in het buitenland.
De groep full-service bedrijven is met slechts 5 procent van de bedrijven in de groothandel goed voor meer dan de helft van de dienstenexport van de groothandel. Naast de invoer en/of uitvoer van goederen en de export van diensten houdt deze groep soms buitenlandse investeringen aan. Ook de full-service groothandel wordt verder ingedeeld in drie deelgroepen: (1) bedrijven die importeren en alleen diensten exporteren; (2) bedrijven die alleen exporteren, zowel goederen als diensten; en (3) bedrijven die importeren en zowel goederen als diensten exporteren, de zogenaamde two-way traders in goederen en diensten. Tabel 2.2.3 laat zien dat deze groep bedrijven ruim 70 procent van de groep full-service groothandelaren uitmaakt. Ruim een kwart van deze groep houdt daarnaast buitenlandse investeringen aan en 70 procent importeert naast goederen ook diensten. Verder bestaat de groep full-service groothandelaren voor een vijfde uit bedrijven die naast de import van goederen ook diensten exporteren, maar geen goederen. Dit lijkt deels verklaarbaar door (wellicht tijdelijk) onderbroken goederenexportstromen: de helft van deze groep heeft in de voorafgaande twee jaar ook goederenexport gerealiseerd. Ruim 40 procent van deze groep importeert daarbij ook diensten en 10 procent investeert in het buitenland. Als we tabellen 2.2.2 en 2.2.3 vergelijken dan zien we dat full-service bedrijven meer dan twee keer zo vaak diensten importeren en ruim drie keer zo vaak buitenlandse investeringen aanhouden dan de traditionele groothandel.
2.2.3Subgroepen full-service groothandel, 2016
Aantal bedrijven | waarvan | |||
---|---|---|---|---|
met buitenlandse investeringen | met diensten-import | |||
N | % | |||
(1) Import en dienstenexport | 816 | 19 | 10 | 42 |
(2) Alleen export (goederen en diensten) | 381 | 9 | 6 | 0 |
(3) Two-way traders in goederen en diensten | 2 998 | 71 | 26 | 69 |
Totaal | 4 195 | 100 | 21 | 58 |
Bron:CBS.
Groothandelaren met transitohandel, entrepothandel en/of doorvoer
Bedrijven die actief zijn in de transitohandel, entrepothandel en doorvoer vormen een vierde groep in onze typologie van de groothandel. De infobox in deze paragraaf gaat in op de verschillen tussen deze drie vormen van handel en hoe ze zich tot bijvoorbeeld de wederuitvoer verhouden. In dit hoofdstuk beschouwen we bedrijven die aan transitohandel, entrepothandel en/of doorvoer doen als één groep die we verder in dit hoofdstuk transitobedrijven noemen. In de infobox wordt deze keuze data-technisch gemotiveerd.
Vormen van goederenhandel
Naast de ‘traditionele’ vormen van goederenhandel die worden onderscheiden, namelijk uitvoer van Nederlandse makelij en wederuitvoer, wordt er nog een drietal minder bekende vormen van goederenhandel onderscheiden die in dit hoofdstuk aan bod komen. Dit zijn entrepothandel, quasi-doorvoer en transitohandel. In deze box wordt ieder van deze drie vormen nader geïntroduceerd en wordt uitgelegd hoe we in de afbakening van de groepen met deze handelsstromen omgaan.
Entrepothandel
Het aankopen van goederen door een bedrijf bij een niet-ingezeten bedrijf. Deze goederen worden tot het moment van doorverkoop aan een ander niet-ingezeten bedrijf opgeslagen in een douane-entrepot in Nederland. De doorverkochte goederen verlaten Nederland weer zonder in Nederland te zijn ingeklaard. Het betreft hier alleen goederen die buiten de EU zijn aangekocht. Goederen kunnen na uitslag uit het entrepot direct doorgaan naar het buitenland (entrepotdoorvoer) of worden vrijgemaakt in Nederland. In het laatste geval betreft het invoer.
Quasi-doorvoer (ook wel niet geheel accuraat: doorvoer)
Quasi-doorvoer betreft invoer van goederen van buitenlandse makelij die na aankomst in Nederland niet of nauwelijks een bewerking ondergaan en daarna weer worden doorgevoerd naar het buitenland. De goederen zijn tijdens het gehele verblijf in Nederland eigendom van een buitenlands bedrijf (in tegenstelling tot de wederuitvoer). De quasi-doorvoer is geen onderdeel van de Nederlandse cijfers over de Nederlandse handel, wel bij de Europese cijfers over de Nederlandse handel (Eurostat).
Transitohandel
Van transitohandel is sprake wanneer een bedrijf goederen aankoopt bij een niet-ingezeten bedrijf en deze goederen vervolgens doorverkoopt aan een ander niet-ingezeten bedrijf. De aan- en verkochte goederen passeren daarbij niet de Nederlandse grens.
Deze drie vormen van handel worden in deze analyse grotendeels samengenomen. Dit is een gevolg van de aard van deze vormen van handel en deels van databeperkingen. Transitohandel en entrepothandel zijn bijvoorbeeld conceptueel verwant met elkaar. Dit wordt ook door de cijfers bevestigd. Zo zijn bedrijven die actief zijn in de transitohandel goed voor 65 procent van de entrepothandel (zowel invoer als uitvoer). Bedrijven die entrepothandel verrichten zijn goed voor 35 procent van de transitohandel (aan de exportzijde) van de groothandel. Dat laatste moet echter met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden omdat de informatie over entrepothandel niet compleet is. Bedrijven zijn namelijk niet verplicht hun entrepothandel te rapporteren. Beschikbare gegevens onderschatten daarmee zowel de waarde van als het aantal bedrijven actief in de entrepothandel. Deze databeperkingen, tezamen met het overlap tussen transito- en entrepothandel, maken dat we bedrijven die actief zijn in deze twee vormen van handel in deze analyse als één groep beschouwen. Naast de databeperkingen op entrepothandel, betreft de transitohandel een nieuwe bron binnen het CBS. Deze is inmiddels in termen van aantallen actieve bedrijven van voldoende kwaliteit, maar vergt in termen van waardes nog verdere validatie. Transitohandel is in de brondata geen kernvariabele en wordt daarom slechts beperkt gecontroleerd (voor meer informatie zie ook hoofdstuk 7 in deze publicatie). Daarom kijken we hier alleen naar aantallen bedrijven die aan transitohandel doen maar gaan we niet in op de waarde van deze handel en hoe deze zich verhoudt tot andere vormen van handel binnen de groep. Deze verhouding zou mogelijk tot nieuwe inzichten kunnen leiden waarmee de huidige typologie in de toekomst verfijnd zou kunnen worden. Verder komen (quasi-)doorvoerbedrijven zeer beperkt voor in de groothandel. In 2016 hadden ongeveer 45 groothandelaren doorvoer aan de invoer en/of aan de uitvoerzijde. Voor bedrijven die aanzienlijke stromen van goederen doorvoeren is doorvoer meestal hun voornaamste vorm van internationale handel. Omdat het een zeer beperkte groep bedrijven betreft en omdat de groothandel niet de aangewezen bedrijfstak is als het om (quasi-)doorvoer gaat (dat is met name een activiteit voor bedrijven in transport en logistiek), kiezen we ervoor om deze samen te voegen met de groep transito- en entrepothandelaren. Omdat het verrichten van transitohandel kenmerkend is voor meer dan 90 procent van deze groep, worden bedrijven die aan transitohandel, entrepothandel en/of doorvoer doen verder in dit hoofdstuk transitobedrijven genoemd.
Ongeveer 15 procent van de transitobedrijven exporteert ook diensten. Deze bedrijven voldoen daarmee dus aan onze definitie van full-service bedrijven. Nadere analyse laat echter zien dat deze bedrijven in termen van goederenhandelspatronen juist meer lijken op transitobedrijven die geen diensten uitvoeren. Derhalve hebben we besloten om deze groep onder transitobedrijven te scharen in plaats van onder de groep full-service groothandelaren.
Merendeel bedrijven focust op pure groothandel
Figuur 2.2.4 laat samenvattend zien hoe de criteria zoals uiteengezet in figuur 2.2.1 en toegelicht in deze paragraaf zich vertalen in de samenstelling van de bedrijfstak groothandel in termen van aantallen bedrijven. Het zwaartepunt van de activiteiten in de groothandel ligt logischerwijs bij de pure groothandelsactiviteiten, hetzij zonder grensoverschrijdende handel (binnenlandse groothandel), hetzij met (traditionele groothandel). Deze twee groepen vormen samen bijna negentig procent van het aantal groothandelaren in Nederland. Niettemin is dus ongeveer 1 op de 10 bedrijven op complexere wijze actief in de groothandel.
Een klein aantal groothandelaren is niet gecategoriseerd
Met de bovengenoemde afbakening lukt het dus om 97 procent van de bedrijven in de groothandel aan een groep toe te wijzen op basis van internationale activiteiten. Voor 3 procent van de bedrijven is dat echter niet mogelijk. Het betreft hier bedrijven die geen goederen importeren of exporteren en niet aan transitohandel, entrepothandel (voor zover bekend) en doorvoer doen maar toch diensten importeert, exporteert en/of buitenlandse investeringen aanhoudt. In de samenvatting en discussie (paragraaf 2.6) gaan we verder in op een aantal mogelijke verklaringen voor deze groep.
2.3Bedrijfskenmerken van de typen groothandelaren
Nu de bedrijfstak groothandel is opgesplitst in homogene groepen met vergelijkbare handelspatronen, is het interessant om te kijken naar de bedrijfskenmerken van de verschillende groepen. In welke branche is de traditionele groothandel het meest actief? Bestaat de binnenlandse groothandel vooral uit grote of kleine bedrijven? Zien we veel eenmanszaken in de groothandel? Deze vragen beantwoorden we in deze paragraaf.
Relatief veel binnenlandse groothandelaren actief in de handelsbemiddeling
In figuur 2.3.1 zien we dat binnenlandse groothandelaren relatief vaak actief zijn in de handelsbemiddeling en de niet-gespecialiseerde groothandel. Het is gezien de aard van de business niet onlogisch dat handelsbemiddeling hoofdzakelijk een binnenlandse aangelegenheid is. Ook bij de niet-gespecialiseerde groothandel lijkt het logisch dat grensoverschrijdende handel een minder prominente rol speelt als we het voorbeeld van de groothandel terughalen die als toeleverancier van de horeca optreedt. De traditionele groothandel is met 45 procent dan weer het vaakst actief in de groothandel in machines en apparaten. Full-service groothandel zien we het vaakst in de machines en apparaten en de ICT-apparatuur. Daar zien we de reflectie van het gegeven dat de groothandel in deze typen producten vaak gepaard gaat met de handel in bijvoorbeeld informatiediensten en onderhoudsdiensten. Dit sluit ook aan bij het in de inleiding geschetste beeld van de groothandel die als integrale schakel in de productieketen fungeert. De handel in consumentenartikelen (non-food) wordt met name gekenmerkt door traditionele groothandelaren. Daar zien we dus vooral het kenmerkende businessmodel waarbij de groothandelaar producten importeert – bijvoorbeeld uit Oost-Azië – en deze op de binnenlandse en bijvoorbeeld de Europese markt weer afzet. Groothandelaren die aan transitohandel, entrepothandel of doorvoer doen, zijn in alle bedrijfstakken goed voor minder dan 10 procent van de bedrijven.
Full-service groothandelaren relatief groot
Ook in termen van bedrijfsomvang zien we een logisch beeld bij de verschillende typen groothandelaren, figuur 2.3.2. De binnenlandse groothandel bestaat bijna uitsluitend uit microbedrijven, oftewel bedrijven waar de overkoepelende ondernemingengroep minder dan 10 werkzame personen heeft en onder Nederlandse zeggenschap valt (zie begrippenlijst). Aan de andere kant zien we bij de full-service groothandelaren het vaakst grootbedrijven, met een aandeel van bijna 30 procent in het totaal. Slechts 0,8 procent van alle bedrijven in de groothandel behoort tot een onderneming met meer dan 250 werkzame personen. Vrijwel alle bedrijven die tot het grootbedrijf behoren voldoen dus wel aan de criteria die gesteld worden aan het traditionele mkb in termen van omvang, maar vallen buiten het zelfstandig mkb omdat ze in buitenlandse handen zijn. Dit geldt voor zes procent van de traditionele groothandelaren, ruim 16 procent van de transitobedrijven en 23 procent van de full-service bedrijven.
Binnenlandse groothandelaar vaak eenmansbedrijf
Om een beeld te krijgen in hoeverre de groothandel gekenmerkt wordt door kleine eenmanszaken kijken we ook naar de samenstelling van de verschillende groepen groothandelaren in termen van rechtsvorm. We zien daarbij aanzienlijke verschillen tussen de verschillende typen groothandelaren die sterk correleren met de samenstelling van de groepen in termen van bedrijfsomvang. Figuur 2.3.3 laat zien dat de binnenlandse groothandel sterk gedomineerd wordt door eenmanszaken, terwijl met name de full-servicegroothandel en de transitohandel vooral bestaan uit BV’s. Bij de traditionele groothandel zien we een gemengder beeld.
2.4Patronen in de goederenhandel van de groothandel
Nu de bedrijfskenmerken van de verschillende groepen groothandelaren in kaart zijn gebracht, kijken we in deze paragraaf naar de bijdrage van de verschillende typen groothandelaren aan de totale goederenhandel van de groothandel en naar verschillen tussen de typen groothandelaren in termen van verhandelde producten.noot3 Dit kunnen we uiteraard alleen doen voor die typen groothandelaren die goederenhandel hebben, namelijk de traditionele groothandelaren, de full-service groothandelaren en de transitobedrijven. Om die analyse zuiver te houden bespreken we deze patronen op het niveau van de subgroepen (met goederenhandel) zoals in paragraaf 2.2 geïntroduceerd, omdat niet alle hoofdgroepen bestaan uit subgroepen met goederenhandel.
Transitobedrijven hebben het grootste aandeel in de wederuitvoer
Figuur 2.4.1 toont de bijdrage van de verschillende subgroepen aan de goederenimport en -export en de wederuitvoer van de groothandel als geheel. Transitobedrijven blijken goed te zijn voor bijna 60 procent van de waarde van de wederuitvoer.
Bij export van goederen van eigen makelij is de rol van transitobedrijven logischerwijs kleiner. Immers, de uitvoer van Nederlandse makelij bestaat per definitie niet uit transitohandel. Niettemin gaat het hier over het algemeen om grote bedrijven met een breder palet aan activiteiten waardoor deze groep nog steeds een aanzienlijke 30 procent van de uitvoer van Nederlandse makelij voor zijn rekening neemt. Het grootste deel van deze exportstroom wordt verzorgd door de traditionele groothandel die ook importeert. Deze two-way traders zijn goed voor bijna 45 procent van de export van Nederlandse producten. De bijdrage van groothandelaren die zowel goederen als diensten in- en uitvoeren – slechts 7 procent van de internationaal actieve groothandelaren – is bij elk van de drie goederenhandelsstromen goed voor een aanzienlijke 20 procent van de handelswaarde. Ook bij goederenimport zien we een aanzienlijke rol voor transitobedrijven. Wat opvalt is de bescheiden rol van bedrijven die alleen goederen importeren of exporteren. Bedrijven die alleen importeren zijn met bijna 30 procent van de internationaal actieve bedrijven goed voor slechts 4 procent van de goederenimport. Bij de export van Nederlandse producten is dat beeld vergelijkbaar.
Helft pure wederuitvoerbedrijven is two-way trader van goederen
Figuur 2.4.2 toont de aantallen wederuitvoerbedrijven per relevante subgroep. Logischerwijs worden alleen subgroepen van groothandelaren getoond die ook actief zijn als importeur. Immers, zonder invoer geen wederuitvoer. Two-way traders van goederen zijn goed voor ruim 60 procent van alle wederuitvoerbedrijven in de groothandel. Verder is deze groep goed voor ruim de helft van de bedrijven met een aandeel wederuitvoer in de totale export van minstens 95 procent. Dit zijn dus bedrijven die zich binnen de goederenhandel bijna uitsluitend op wederuitvoer richten, oftewel de pure wederuitvoerbedrijven (Kuypers et al., 2012). Transitobedrijven, die bijna twee derde van de wederuitvoer genereren, zijn goed voor slechts 20 procent van de wederuitvoerbedrijven en 30 procent van de pure wederuitvoerbedrijven. Ook hier zien we dus weer dat transitobedrijven over het algemeen grote bedrijven zijn waar grote handelsstromen van uiteenlopende aard worden gegenereerd.
Soort verhandelde goederen verschillen per type groothandelaar
De diverse groepen binnen de groothandel verschillen niet alleen in hun bijdrage aan de totale goederenhandelsstromen maar ook in de soorten goederen die zij verhandelen. De zogeheten BEC-classificatienoot4 van de Verenigde Naties categoriseert goederen in vier soorten: kapitaalgoederen, intermediaire goederen, duurzame consumptiegoederen en niet-duurzame consumptiegoederen. Figuur 2.4.3 laat zien dat bedrijven die geen goederen exporteren een hoger aandeel niet-duurzame consumptiegoederen importeren dan de andere typen groothandelaren. Dit betekent dat groothandelaren die zich met name richten op de import van – vooral niet-duurzame – consumptiegoederen deze voor een belangrijk deel op de binnenlandse markt afzetten. Bij beide groepen two-way traders en bij de transitobedrijven zien we juist een groter aandeel van zowel kapitaal- als intermediaire goederen in de totale import. Het is wel van belang om op te merken dat figuren 2.4.3 tot en met 2.4.5 gebaseerd zijn op dat deel van de handel waarvoor de verhandelde goederensoorten bekend zijn. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 2.7.
Ook aan de exportzijde zien we verschillen tussen groepen. Figuur 2.4.4 toont de verdeling naar goederensoorten van de export van goederen van Nederlandse makelij, oftewel goederen die de groothandel hoofdzakelijk namens andere Nederlandse bedrijfstakken exporteert. Uit figuur 2.4.4 blijkt dat de export van bedrijven die niets importeren bijna uitsluitend uit intermediaire goederen en niet-duurzame consumptiegoederen bestaat. Transitobedrijven hebben ook een relatief beperkt aandeel kapitaal- en duurzame consumptiegoederen, maar daar ligt de nadruk meer op intermediaire goederen. Een hoger aandeel van kapitaalgoederen en duurzame consumptiegoederen zien we bij two-way traders. Dit is vooral het geval bij two-way traders die zowel goederen als diensten exporteren, een groep die voor bijna 40 procent uit groothandelaren in machines, apparaten en ICT-apparatuur bestaat. Bij dit type groothandelaren ligt de export van deze goederensoorten natuurlijk in het bijzonder voor de hand.
2.5De groothandel als dienstenhandelaar
Hoewel het aantal dienstenexporteurs relatief beperkt is, is de export van diensten een belangrijke bron van verdiensten voor de groothandel. Zo stond de bedrijfstak groothandel en handelsbemiddeling in 2015 als derde op de lijst van de meest verdienende bedrijfstakken aan de export van diensten (CBS, 2016). In 2016 verdiende de groothandel in totaal 37,9 miljard euro aan de export van goederen en diensten, waarvan 5,5 miljard afkomstig is van de export van diensten. In 2018 was de export van diensten goed voor bijna 20 procent van de verdiensten van de groothandel aan de handel met het Verenigd Koninkrijk (CBS, 2019b). In hoofdstuk 6 wordt dieper ingegaan op de exportverdiensten van de groothandel.
Van de bedrijven in de groothandel zijn ongeveer 6 400 bedrijven – oftewel zeven procent van alle groothandelaren – actief als dienstenexporteurs. Dit betreft de full-service groothandel, een deel van de transitobedrijven en een deel van de niet te classificeren groep groothandelaren. In termen van de waarde van de export is de groothandel goed voor acht procent van de export van diensten van het Nederlandse bedrijfsleven, inclusief dienstverlenende sectoren. Full-service groothandelaren zijn goed voor meer dan de helft van de dienstenexport van de groothandel terwijl transitobedrijven ongeveer 40 procent daarvan voor hun rekening nemen. Maar wat exporteert de groothandel eigenlijk voor diensten? En zien we verschillen in de geëxporteerde diensten tussen de verschillende groepen groothandelaren?
In de statistiek Internationale Handel in Diensten (IHD) beschikken we over informatie over de geëxporteerde en geïmporteerde dienstensoorten door de verschillende bedrijfstakken. Figuur 2.5.1 toont de verdeling van de dienstenexport en -import door de groothandel in 2016. Ruim 35 procent van de diensten die geëxporteerd worden door de groothandel bestaat uit informatie- en telecommunicatiediensten, voornamelijk door de groothandel in ICT-apparatuur. Verder zijn operationele, wetenschappelijke en technische diensten goed voor 30 procent van de export van de groothandel. Vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom in de vorm van franchises, handelsmerken, patenten en gebruikerslicenties van computer software zijn goed voor 7 procent van de dienstenexport. Zakelijke diensten zoals managementadvies, public relations en marktonderzoek zijn samen goed voor meer dan 10 procent. Aan de importzijde zijn dezelfde zes dienstensoorten goed voor het gros van de dienstenimport. Vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom zijn met ruim 40 procent van de import relatief belangrijk in vergelijking tot de dienstenexport. Zakelijke diensten en informatie- en telecommunicatiediensten zijn elk goed voor meer dan 10 procent van de import.
Verder wijst de data op een aantal verschillen in de samenstelling van de dienstenhandel tussen de diverse groepen groothandelaren. Het is daarbij wel van belang op te merken dat deze cijfers op een steekproef zijn gebaseerd waardoor sommige groepen groothandelaren mogelijkerwijs onder- of oververtegenwoordigd kunnen zijn. Sterker nog, het is vrijwel zeker dat dat het geval is. Enige voorzichtigheid is dus geboden bij het trekken van conclusies met betrekking tot verschillen tussen groepen groothandelaren. Dit geldt vooral voor de kleinere groepen. In wat volgt kijken we daarom alleen naar two-way traders van goederen en diensten en transitobedrijven.
Voor de two-way traders in goederen en diensten in de steekproef bestaat de export van diensten voor meer dan de helft uit informatie- en telecommunicatiediensten. Aangezien deze groep voor bijna 40 procent uit groothandel in machines, apparaten en ICT-apparatuur bestaat is dit niet verwonderlijk (zie figuur 2.3.1 en 2.3.2). Verder zijn vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom goed voor 15 procent van de dienstenexport van deze groep, terwijl zakelijke diensten zoals reclamediensten en marktonderzoek goed zijn voor ongeveer 18 procent. Bij transitobedrijven ligt de nadruk meer op het gebruik van intellectueel eigendom (30 procent van het totaal). Dit zou deels het gevolg kunnen zijn van een sterkere aanwezigheid van buitenlandse bedrijven in de groep transitobedrijven, waaronder regionale hoofdkantoren van buitenlandse multinationals die naast groothandelsactiviteiten ook een rol spelen in het beheren van het intellectueel eigendom van het concern.
Ook aan de importzijde zijn informatie- en telecommunicatiediensten, met meer dan de helft van de import, de voornaamste dienstensoort voor de groep two-way traders in goederen en diensten. Transitobedrijven hebben ook aan de importkant vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom als voornaamste verhandelde dienst. Zo zijn royalty’s goed voor 35 procent van de dienstenimport van transitobedrijven in onze steekproef. Geïmporteerde vervoerdiensten (ruim 15 procent van de import) zijn ook relatief belangrijk voor transitobedrijven. Bedrijven die naast import alleen goederen exporteren, importeren voornamelijk reclamediensten, marktonderzoek en technische diensten, samen twee derde van de dienstenimport van deze groep.
2.6Samenvatting en discussie
De typologie van bedrijven in de groothandel en de karakteristieken en handelspatronen van de verschillende onderscheiden groepen groothandelaren zoals besproken in dit hoofdstuk vormen de output van een exploratief onderzoek waarin de uiteenlopende internationaliseringsstrategieën van de groothandel centraal staan. Het doel van deze exercitie is om de ‘black box’, die de groothandel in zekere zin is, te openen en deze substantiële en heterogene bedrijfstak op te delen in een aantal kleinere groepen van bedrijven die vergelijkbare internationale activiteiten ontplooien.
Zo zien we dat ruim de helft van de bedrijven in de groothandel niet actief is buiten de eigen landsgrenzen. Deze groep bestaat voornamelijk uit microbedrijven, oftewel bedrijven met minder dan 10 werkzame personen. Daarbij gaat het dus om groothandelaren die als schakel in binnenlandse productieketens fungeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de groothandel die gespecialiseerd is in de toelevering aan horecazaken en zelf de producten betrekt van binnenlandse producenten of groothandelaren.
De meerderheid van de andere helft van de groothandelaren importeert en/of exporteert alleen goederen en voldoet daarmee aan het traditionele beeld van de groothandel. De handel in consumentenartikelen wordt met name gekenmerkt door traditionele groothandelaren. Daar zien we dus het kenmerkende businessmodel waarbij de groothandelaar producten importeert en deze op de binnenlandse of bijvoorbeeld de Europese markt weer afzet. Soms importeren deze bedrijven aanvullend nog diensten of behoren ze tot een ondernemingengroep met investeringen in het buitenland.
Naast deze groep die we traditionele groothandelaren noemen laten de cijfers zien dat er ook een groep groothandelaren bestaat die behalve goederen ook aanvullende diensten exporteert, de zogeheten full-service groothandelaren. Gemiddeld genomen bestaat deze groep uit relatief grote bedrijven en exporteert de full-service groothandel voornamelijk product-gerelateerde aanvullende diensten zoals informatie- en telecommunicatiediensten door groothandelaren in ICT-apparatuur, machines en apparaten. In veel gevallen behoren ook klantenservice en aftersales tot het dienstenpakket.
Sommige bedrijven voldoen aan de criteria van de traditionele of de full-service groothandel, maar verrichten daarnaast één of meer van de volgende vormen van handel: transitohandel, entrepothandel en/of doorvoer. Deze beschouwen we hier als aparte groep genaamd transitobedrijven. Deze bedrijven zijn binnen de goederenhandel vooral actief op het gebied van wederuitvoer. Als het om de uitvoer van diensten gaat, blijken vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom de voornaamste vorm van dienstenexport door deze groep te zijn. Deze combinatie van handelsstromen zien we met regelmaat in het geval van regionale hoofdkantoren van buitenlandse multinationals. Deze Nederlandse filialen zijn in dat geval verantwoordelijk voor het leveren en distribueren van producten ten behoeve van de Europese markt. Deze leveringen hoeven echter niet altijd fysiek Nederland binnen te komen, maar kunnen in de vorm van transito- of entrepothandel hun bestemming bereiken, waar het Nederlandse filiaal in dat geval een vergoeding voor ontvangt. Verder kunnen deze bedrijven, bijvoorbeeld om fiscale redenen, in de internationale ondernemingsstructuur een rol spelen in het beheren van het intellectueel eigendom van het concern.
Op basis van de in dit hoofdstuk ontwikkelde typologie resteert een kleine groep groothandelaren (3 procent van het totaal) die niet in één van de onderscheiden groepen valt, namelijk de groep die diensten verhandelt en/of buitenlandse investeringen aanhoudt maar geen goederenhandel realiseert. Wat deze niet te classificeren groep bijzonder maakt, is het feit dat ze wel internationaal actief zijn, maar geen goederen verhandelen. Negen op de tien bedrijven in deze groep handelt wel in diensten. Slechts 10 procent van deze bedrijven heeft investeringen in het buitenland als enige vorm van internationalisering. Bij ruim 97 procent van deze bedrijven zijn er ook geen andere onderdelen van het concern in Nederland waar goederenhandel wordt opgegeven. Met andere woorden, deze bedrijven behoren vrijwel allemaal tot ondernemingengroepen die geen goederen-, transito-, entrepothandel of doorvoer realiseren.
In termen van branches bestaat deze groep voor 35 procent uit handelsbemiddelaars. Aangezien handelsbemiddeling per definitie een dienst is, vallen de activiteiten van handelsbemiddelaars die internationaal in diensten handelen niet buiten de omschreven rol van de betreffende branche. Dit zou ervoor kunnen pleiten om deze groep handelsbemiddelaars met internationale handel in diensten onder de traditionele groothandelaren te scharen. Niettemin kiezen we er voor om dit niet te doen omdat deze groep qua gedrag toch sterk afwijkt van de meest voorkomende internationaliseringspatronen onder handelsbemiddelaars. Zo behoort ruim 60 procent van de internationaal actieve handelsbemiddelaars tot de traditionele groothandel, en is als zodanig dus wel actief als goederenimporteur en/of exporteur.
Ongeveer 40 procent van de niet te classificeren bedrijven heeft in de afgelopen drie jaar op enig moment goederen geëxporteerd en/of geïmporteerd. Net zoals bij de groep full-service groothandelaren die in combinatie met import alleen diensten exporteert, kan het bij deze groep dus mogelijk ook gaan om een tijdelijke onderbreking van de handelsstroom. Ook is een misclassificatie bij het toekennen van de bedrijfstak of een (nog) niet in de cijfers gereflecteerde wijziging van activiteit niet uit te sluiten. Het blijft op basis van de huidige analyse onmogelijk om alle groothandelaren in één van de homogene deelpopulaties onder te brengen. Completere en gedetailleerdere data over exotischere vormen van handel – zoals bijvoorbeeld entrepothandel en beter zicht op netwerken van binnenlandse transacties – zou bovendien een verdere completering en aanscherping van de typologie van groothandelaren mogelijk maken.
2.7Data en methoden
Om een gedetailleerd beeld van de groothandel te kunnen schetsen, worden diverse databronnen aangewend. Uit het Algemeen Bedrijven Register (ABR), een database die informatie bevat over o.a. de economische activiteit, grootteklasse, zmkb-status en rechtsvorm van bedrijven en de ondernemingengroep waaronder ze vallen, worden enkel bedrijven geselecteerd die in de groothandel actief zijn. Via de gegevens van de Ultimate Controlling Institution (UCI) is bekend of een bedrijf onder Nederlandse of buitenlandse zeggenschap valt. De database van internationale handel en goederen en in diensten (IHG, IHD) verstrekt informatie over de import en export van goederen en diensten en de wederuitvoer van goederen. Daarnaast maken we in deze analyse gebruik van gegevens over doorvoer, entrepot en transitohandel (zie de tekstbox in paragraaf 2.2 voor definities van deze vormen van handel). Gegevens van entrepothandel zijn incompleet. Bedrijven zijn niet verplicht deze vorm van handel te rapporteren. Verder is de vulling en de dekking van de gerapporteerde gegevens nooit onderzocht. Transitohandel betreft een nieuwe microdataset in ontwikkeling. In deze bron worden gegevens uit de Productiestatistiek (PS), de enquête Internationale Handel in Diensten (IHD) en de opgaaf intracommunautaire prestaties (ICP) gecombineerd. Tot op heden is het aantal transitohandelaars met voldoende kwaliteit vastgesteld. De waardes van de transitohandel per bedrijf vergen echter nog aanvullende controles. Derhalve komen de waardes in dit onderzoek niet aan bod.
Van de bedrijven die voorkomen in de database van internationale handel in goederen, is bovendien bekend welk type goederen zij verhandelen en voor welke waarde zij van elk product importeren, exporteren of wederuitvoeren. Het is wel van belang om op te merken dat voor goederenhandel binnen de EU bedrijven niet verplicht zijn deze informatie te rapporteren als de waarde van de export/import onder de drempel van 1,2 miljoen euro ligt. Met andere woorden, bij kleinere importeurs en exporteurs is vaak niet bekend welke goederensoorten ze verhandelen binnen de EU. In het geval van goederenimport zijn productsoorten voor 5 procent van de import van transitobedrijven onbekend. Onder bedrijven die alleen importeren loopt dit aandeel op tot 30 procent. Ook aan de exportkant zien we grote verschillen in het deel van de handel waarvoor geen productsoorten bekend zijn. Voor transitobedrijven en two-way traders in goederen en diensten zijn goederensoorten onbekend voor 12 en 16 procent van de export uit eigen makelij. Bij two-way traders in goederen betreft het 30 procent en onder bedrijven die alleen exporteren loopt het op tot driekwart van de export. Deze niet geringe aandelen worden veroorzaakt door de vele kleine handelaren. Echter, de handelswaarde die deze groep handelaren vertegenwoordigt, is relatief klein.
Verhandelde dienstensoorten zijn alleen bekend voor een kleine 500 bedrijven. Dit is de steekproef van de enquête Internationale Handel in Diensten. Geaggregeerde cijfers op bedrijfstakniveau zijn representatief voor de hele populatie groothandelaren. Deze steekproef gebruiken we ook om de voornaamste diensten voor de verschillende groepen groothandelaren te identificeren. Voor deze groepen hoeft de steekproef niet representatief te zijn. Enige voorzichtigheid is daarom geboden bij het trekken van conclusies over verschillen in verhandelde diensten tussen typen groothandelaren op basis van deze steekproef. Gegevens over buitenlandse investeringen zijn enkel bekend op het niveau van de ondernemingengroep en zijn afkomstig uit aangiftes van bedrijven voor de vennootschapsbelasting. Van een bedrijf in de groothandel kan dus enkel gezegd worden of de ondernemingengroep waartoe het bedrijf behoort buitenlandse investeringen aanhoudt.
2.8Literatuur
Literatuur
Ahn, J., Khandelwal, A. K., & Wei, S. J. (2011). The role of intermediaries in facilitating trade. Journal of International Economics, 84(1), 73–85.
Bernard, A. B., Grazzi, M., & Tomasi, C. (2015). Intermediaries in international trade: Products and destinations. Review of Economics and Statistics, 97(4), 916–920.
Boutorat, A. & van den Berg, M. (2017). Directe buitenlandse investeringen en handel – een schets. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Braaksma, R. & Tiggeloove, N. (2009). Indirecte export van het mkb en de rol van de groothandel – een verkennend onderzoek. Zoetermeer: EIM/Panteia.
CBS (2016). Export van diensten goed voor 10 procent bbp. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/41/export-van-diensten-goed-voor-10-procent-bbp
CBS (2019a). Nederland Handelsland 2019. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2019/37/nederland-handelsland-2019
CBS (2019b). Nederland verdient 25,5 miljard euro aan export naar VK. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. https://www.cbs.nl/nl-nl/artikelen/nieuws/2019/20/nederland-verdient-25-5-miljard-euro-aan-export-naar-vk?query=keyword%3A%22uitvoer%22
Chong, S., Hoekstra, R., Lemmers, O., Van Beveren, I., van den Berg, M., van der Wal, R. & Verbiest, P. (2019). The role of small- and medium-sized enterprises in the Dutch economy: an analysis using an extended supply and use table. Journal of Economic Structures. Forthcoming.
Crozet, M., Lalanne, G., & Poncet, S. (2013). Wholesalers in international trade. European Economic Review, 58, 1–17.
Jaarsma, M. & Wong, K.F. (2017). Wat verdient Nederland aan de export naar het Verenigd Koninkrijk? In M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), Internationaliseringsmonitor 2017, eerste kwartaal: Verenigd Koninkrijk. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Kaag, S. (2019). Kabinetsreactie op Initiatiefnota Van Haga inzake een proactieve handelsagenda. Den Haag: Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Lemmers, O., Voncken, R., Walhout, J., Walker, A., Wong, K.F. & Zult, D. (2017). Waardeketens in het kort. In M. Jaarsma, O. Lemmers & R. Voncken (Red.), Internationaliseringsmonitor 2017, vierde kwartaal: Waardeketens. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Van den Berg, M., Cremers, D. & Jaarsma, M. (2018). Exportstrategieën in het kort.
In M. Jaarsma, & S. Vos (Red.), Internationaliseringsmonitor 2018, derde kwartaal: Exportstrategieën. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Wong, K.F., Jaarsma, M. & Voncken, R. (2019). Wat verdienen de Verenigde Staten en Nederland aan de wederzijdse export? In M. Jaarsma & S. Vos (Red.), Internationaliseringsmonitor 2019, eerste kwartaal: Verenigde Staten. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Noten
Hierbij hanteren we een ondergrens van 5 000 euro om de betreffende handelsstroom als zodanig in de afbakening mee te wegen. Dit doen we om de indeling in groepen robuust te maken voor versnipperde transacties die het beeld in onevenredige mate zouden verstoren als deze volledig zouden worden meegewogen. Daarnaast kunnen er kleine verschillen zitten in de aantallen bedrijven per deelgroep vanwege verschillen in de wijze waarop de onderliggende databestanden zijn samengesteld.
Het is mogelijk dat (een deel van) deze diensten geleverd wordt binnen de kaders van een multinationale onderneming. Dit kan bijvoorbeeld een rol spelen wanneer het gaat om vergoedingen voor intellectueel eigendom. Deze intraconcern-handel is als zodanig echter niet te isoleren uit de data.
Naast de hier besproken patronen hebben we ook gekeken naar de herkomst en bestemming van de handel verbijzonderd naar intra-EU en extra-EU. Deze analyse leverde echter geen vermeldenswaardige nieuwe inzichten op en de resultaten bespreken we hier derhalve verder niet.
Broad Economic Categories, zie begrippenlijst.