Foto omschrijving: Zonnig terras vol mensen voor Hotel New York – Gebouw Holland Amerika Lijn.

Wat verdienen de Verenigde Staten en Nederland aan de wederzijdse export?

Auteurs: Khee Fung Wong, Marjolijn Jaarsma, Roger Voncken

Nederland exporteerde in 2017 voor bijna 30 miljard euro aan goederen en diensten rechtstreeks naar de Verenigde Staten. Daaraan hield Nederland – na aftrek van kosten voor grondstoffen en tussenproducten – bijna 15 miljard over. Daarmee is ongeveer 6 procent van wat Nederland in totaal verdient aan alle export, te danken aan de rechtstreekse export naar Verenigde Staten. In welke bedrijfstakken wordt de meeste toegevoegde waarde gecreëerd bij de productie van deze export? En hoeveel verdient Nederland aan de export die via andere landen in de VS terecht komt, en in welke bedrijfstakken slaan deze verdiensten neer? Hoe liggen de verhoudingen als de VS als uitgangspunt wordt genomen: hoeveel houden de Verenigde Staten aan de export naar Nederland over? En is dat meer of minder dan wat Nederland aan de export naar de VS verdient?

4.1Inleiding

Het is al lang geleden dat internationale handel tussen landen vooral bestond uit producten die van begin tot eind in het exporterend land werden gefabriceerd (Grossman & Rossi-Hansberg, 2006; Baldwin, 2013; Los et al., 2015; Jaarsma et al., 2017 en 2019; Voncken et al., 2015). Door het opknippen van productieprocessen zijn landen steeds meer met elkaar verweven geraakt en bestaat internationale handel in toenemende mate uit handel in tussenproducten en ondersteunende diensten. Voor Nederland betekent dit dat tegenwoordig ongeveer twee derde van de Nederlandse invoer voor eigen gebruik uit zulke intermediaire producten bestaat. Ook neemt het aandeel eerder ingevoerde grondstoffen en tussenproducten in de Nederlandse export al jaren toe, van 48 procent in 1988 naar 60 procent in 2017. Het wordt dus steeds belangrijker om – naast de gewone, vertrouwde in- en uitvoercijfers – óók te kijken naar wat er ‘onder de streep’ in Nederland overblijft. Een simpel voorbeeld: als de bruto exportcijfers laten zien dat Nederland voor 20 miljoen aan machines naar Zuid-Korea heeft geëxporteerd, maar voor 5 miljoen aan ingevoerde onderdelen daarvoor heeft gebruikt en het 1 miljoen kostte om de machines door een buitenlandse vervoerder naar Azië te laten verschepen, dan verdiende de Nederlandse economie netto 14 miljoen aan de export van machines naar Zuid-Korea.

In dit hoofdstuk bouwen we voort op de resultaten uit het voorgaande hoofdstuk, waarin de bruto goederen- en dienstenhandel tussen Nederland en Verenigde Staten werd geïllustreerd. Wat beide landen hier vervolgens aan verdienen, staat centraal in dit hoofdstuk. Anders geformuleerd, welk gedeelte van het Nederlandse bbp en toegevoegde waarde die Nederland creëert met export wordt verdiend door export naar de VS, als we alle kosten aan geïmporteerde grondstoffen, tussenproducten en ondersteunende diensten in mindering brengen? Ook is het interessant om te onderzoeken waar in de Nederlandse economie deze toegevoegde waarde tot stand komt. Vooral de Nederlandse industrie en groothandel zijn grote exporteurs – vaak als laatste in de Nederlandse keten –, de financiële sector springt eruit als het gaat om de handel in diensten. Maar verdienen zij ook het meest aan deze export, en welke andere toeleverende sectoren profiteren van de export naar de VS?

Door haar gunstige ligging heeft Nederland een belangrijke gateway functie voor de rest van Europa, in de vorm van wederuitvoer. Jaarsma et al (2018) constateerden daarnaast dat de EU15 echter relatief minder belangrijk wordt als eindverbruiker van Nederlandse producten maar een steeds belangrijkere intermediair wordt voor Nederland om de rest van de wereld te bereiken. Doordat Nederland onderdeel uitmaakt van internationale productieketens, levert Nederland tussenproducten en diensten aan voor het verdere productieproces in andere landen, waarvan de eindbestemming steeds vaker buiten Europa ligt. Mogelijk voert Nederland bepaald R&D-onderzoek uit dat door een bedrijf in Zwitserland wordt gebruikt bij de productie van medicijnen die vervolgens naar Canada worden geëxporteerd. Of er worden in Nederland bepaalde soorten kunststof geproduceerd die door andere landen worden gebruikt bij de productie of vervaardiging van auto’s. Als deze medicijnen of auto’s vervolgens naar de VS worden geëxporteerd, dan verdient Nederland indirect aan de export van medicijnen of auto’s naar de VS, dankzij de export van andere landen. Hoe groot deze indirecte exportstroom is, wordt ook in dit hoofdstuk inzichtelijk gemaakt.

Dat de VS een groot handelstekort heeft op de goederenbalans, is de huidige Amerikaanse regering een doorn in het oog. Het is één van de redenen waarom de Amerikaanse regering invoerheffingen heeft ingesteld op import uit China. Uit hoofdstuk 3 bleek dat in de handel met Nederland het omgekeerde het geval is. Het is juist Nederland dat een handelstekort heeft met de VS, gemeten in bruto exportwaarde. In dit hoofdstuk wordt onderzocht of dit beeld ook zo blijft als er naar exportverdiensten wordt gekeken. Anders geformuleerd, verdient Nederland uiteindelijk meer aan de export naar de VS of is het de VS die meer aan de export naar Nederland verdient?

Samengevat staan de volgende onderzoeksvragen centraal in dit hoofdstuk:

  1. Wat verdient Nederland aan de rechtstreekse export van goederen en diensten naar de Verenigde Staten? Welk gedeelte wordt verdiend door de export van goederen van eigen makelij, wederuitvoer en export van diensten? En welke Nederlandse bedrijfstakken houden het meest over aan de rechtstreekse export naar de VS?
  1. Wat verdient Nederland aan de export die via andere landen naar de VS gaat? Via welke landen gebeurt dit en welke buitenlandse bedrijfstakken zijn hierbij betrokken? Dit geeft onder andere een indruk welke rol de VS speelt voor Nederland in het exporteren naar andere landen.
  1. En omgekeerd, wat verdient de VS aan de rechtstreekse export van goederen en diensten naar Nederland? En welke bedrijfstakken in de VS verdienen hier het meest aan?
  1. Wat verdient de VS bovendien aan de export die via andere landen (bijvoorbeeld Mexico) naar Nederland gaat? Via welke landen gebeurt dit en welke buitenlandse bedrijfstakken zijn hierbij betrokken?

Leeswijzer

De opbouw van dit hoofdstuk volgt de onderzoeksvragen zoals hierboven beschreven. Paragraaf 4.2 richt zich op de eerste twee onderzoeksvragen en belicht de Nederlandse directe en indirecte exportverdiensten aan de VS. In paragraaf 4.3 worden de onderzoeksvragen beantwoord vanuit het Amerikaanse perspectief. Paragraaf 4.4 besluit het hoofdstuk met een samenvatting en conclusies. Ten slotte wordt in paragraaf 4.5 een toelichting gegeven op de gebruikte data en methoden.

€ 24,4 mld verdiende de Nederlandse economie aan export naar de VS
€ 39,7 mld verdiende de Amerikaanse economie aan de export naar Nederland

4.2Wat verdient Nederland aan de export met de VS?

Door toenemende globalisatie zijn productieprocessen in de afgelopen decennia steeds meer uiteengerafeld, opgeknipt en verspreid over de hele wereld. Bedrijven –‍ en daarmee landen – maken steeds vaker onderdeel uit van internationale productieketens, waardoor afhankelijkheden ontstaan die met de traditionele handelscijfers niet goed te identificeren zijn. Traditionele import- en exportcijfers laten uitsluitend de bilaterale handelsstromen tussen twee landen zien, bijvoorbeeld tussen de VS en Nederland. Maar hieruit wordt niet meteen duidelijk hoeveel Nederland bijvoorbeeld verdient aan de export naar de VS. Immers, bedrijven in Nederland kunnen verdienen aan de rechtstreekse export naar de VS, maar ook via andere landen omdat ze onderdeel zijn van internationale waardeketens. Deze paragraaf start met een kaderschets van de totale Nederlandse exportverdiensten. Zodoende kunnen de verdiensten aan de directe en indirecte export naar de VS hiertegen afgezet worden.

Totale Nederlandse exportverdiensten 245 miljard in 2017

Nederland exporteerde in 2017 in totaal voor ruim 614 miljard euro aan goederen en diensten naar het buitenland. Hiervan ging bijna 369 miljard naar (buitenlandse) leveranciers van geïmporteerde grond- en hulpstoffen en tussenproducten. Dat betekent dat er ruim 245 miljard aan toegevoegde waarde in Nederland werd gecreëerd bij de productie van goederen en diensten die werden geëxporteerd. De Nederlandse economie verdiende in 2017 dus ruim 245 miljard euro aan de export van goederen en diensten. Dat komt overeen met 33,2 procent van het totale Nederlandse bbp in dat jaar.

Aan de export van goederen van eigen makelij verdient Nederland in absolute zin het meest. Dit komt enerzijds omdat er bij productie van eigen makelij gebruik wordt gemaakt van binnenlandse inputs, en anderzijds omdat het om een grote exportstroom gaat. Ongeveer 49 procent van de 245 miljard Nederlandse exportverdiensten in 2017 kwam tot stand door de export van goederen die in Nederland waren gefabriceerd. Ook de wederuitvoer van goederen – het eerder importeren en vrijwel onbewerkt doorleveren aan het buitenland – legt de Nederlandse economie geen windeieren. Ongeveer 12 procent van de exportverdiensten is terug te leiden tot activiteiten en toegevoegde waarde dankzij de wederuitvoer van goederen. De export van diensten leverde de Nederlandse economie in 2017 ongeveer 95 miljard op, wat neerkomt op 39 procent van de totale exportverdiensten. De verdiensten aan de dienstenexport vormen al jaren een groeiend aandeel in de totale exportverdiensten.

Directe export naar de VS

Nederlandse verdiensten aan directe export naar de VS 14,6 miljard

Nederland exporteerde in 2017 voor ongeveer 17 miljard aan goederen (inclusief wederuitvoer) en voor ruim 12 miljard aan diensten naar de VS.noot1 Daarmee gaat er relatief veel dienstenexport naar de VS. En Nederland verdient aan één euro dienstenexport 63 cent, aan één euro export van goederen van Nederlandse makelij ongeveer 52 cent en aan wederuitvoer 13 cent per euro. Dat maakt het interessant om te onderzoeken wat Nederland onder de streep overhoudt aan de export naar de VS.

Figuur 4.2.1 laat de samenstelling van de Nederlandse export naar de VS en de verdiensten aan deze export zien. Aan de 17 miljard goederenuitvoer naar de VS hield de Nederlandse economie circa 6,6 miljard toegevoegde waarde over. Aan de export van Nederlandse makelij hield Nederland het meest over, namelijk 5,9 miljard. Aan de 12 miljard dienstenuitvoer naar de VS verdiende Nederland iets meer dan de helft, na aftrek van (ingevoerde) inputs en ondersteunende diensten, bijna 8 miljard.

VS vijfde exportpartner qua directe exportverdiensten

Afgezet tegen andere belangrijke exportpartners van Nederland blijkt de VS in termen van directe exportverdiensten de vijfde exportpartner. Nederland verdiende in 2017 het meest aan de directe export van goederen en diensten naar Duitsland, namelijk 47,5 miljard euro. Daarna volgden het Verenigd Koninkrijk, België en Frankrijk waaraan Nederland met rechtstreekse export respectievelijk 25, 22 en 17 miljard verdiende. Figuur 4.2.2 laat ook zien dat de Nederlandse export­verdiensten aan Duitsland, België en Frankrijk voor ruim twee derde dankzij goederenexport tot stand komt, terwijl de exportverdiensten aan de VS, het VK en vooral aan Ierland naar verhouding meer door dienstenexport komen.

Figuur 4.2.3 laat zien welke Nederlandse bedrijfstakken in 2017 het meest verdienden aan de directe export van goederen en diensten naar de VS. De sector die het meest verdiende aan de rechtstreekse export naar de VS is de groothandel en handelsbemiddeling. Ongeveer 12 procent (1,7 miljard) van de directe export­verdiensten komt terecht in deze sector. Ook is het de sector die verreweg het meest verdient aan de wederuitvoer van goederen – bijvoorbeeld vanuit Duitsland of België – naar de VS. De groothandel en handelsbemiddeling exporteert natuurlijk vooral producten van andere bedrijfstakken. Deze sector is daarmee voor kleinere bedrijven een belangrijke schakel met het buitenland; in plaats van zelf naar het buitenland te exporteren vinden de goederen of diensten van veel zelfstandig mkb-ers via de groothandel hun weg naar het buitenland. De groothandel en handelsbemiddeling verbindt daarmee niet alleen landen met elkaar (wederuitvoer), maar verbindt ook binnenlandse (kleinere) bedrijven met het buitenland en geleidt zodoende allerlei tussenproducten en diensten door de (nationale) keten.

De bedrijfstakken holdings en managementadviesbureaus en het bankwezen verdienden in 2017 ook veel aan de rechtstreekse export naar de VS. Zij spelen vooral een grote rol in de directe export van diensten naar de VS. Dit is niet vreemd als gekeken wordt naar het type diensten dat Nederland vooral naar de VS uitvoert. In 2017 bestond ruim 40 procent van deze uitvoer uit overig zakelijke diensten. Dit is een brede groep diensten, waaronder technische diensten (zoals architecten- en ingenieursdiensten, of diensten ten behoeve van de olie- en gaswinning), professionele en managementadviesdiensten (bijvoorbeeld juridisch, fiscaal of boekhoudkundig advies, vergoedingen voor managementkosten of marketing- en reclamediensten) en R&D gerelateerde diensten (bijvoorbeeld technische tests, maar ook aan- en verkoop van eigendomsrechten op R&D en vergoedingen voor licenties op gebruik of reproductie/distributie van R&D). Logischerwijs worden veel van dit type diensten verstrekt of gefaciliteerd door banken, financiële instellingen, holdings of managementadviesbureaus.

Acht van de tien bedrijfstakken die het meest verdienen aan de rechtstreekse export naar de VS zijn dienstverlenende bedrijfstakken. Op de vierde plaats staat de machine-industrie, die vooral aan de export van eigen makelij verdient, gevolgd door reisbureaus en reisorganisaties, uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling en IT-dienstverlening. Uitzendbureaus leveren personeel aan zowel industrie als dienstverlenende bedrijven, en de verdiensten zijn dan ook evenredig verdeeld over diensten- en goederenexport. De exportverdiensten van reisbureaus (denk bijvoorbeeld aan zakelijk en privé reisverkeer) en de IT-dienstverlening hangt voor het overgrote deel samen met de export van diensten.

Als deze resultaten vergeleken worden met de exportverdiensten aan een ander Angelsaksisch land, het Verenigd Koninkrijk – waar Nederland ook relatief veel diensten naar exporteert – dan zijn er overeenkomsten en verschillen (Jaarsma & Wong, 2017; CBS, 2016b). Zo spelen dienstensectoren een (nog) prominentere rol in de Nederlandse directe exportverdiensten aan de VS. Holdings en management­adviesbureaus zijn vrijwel even dominant in de exportverdiensten aan de VS als aan het VK, maar banken spelen bij de export naar de VS een grotere rol dan bij het VK. Bij de exportverdiensten aan het VK speelden bedrijven in de landbouw, winning van aardolie en -gas, en bedrijven actief in het vervoer over de weg een grotere rol. Deze drie bedrijfstakken behoren niet tot de top 10 bedrijfstakken die het meest verdienen aan export naar de VS. De rol van diensten in internationale productieketens wordt verder toegelicht in onderstaand kader.

De rol van diensten in internationale productieketens

Nederland exporteert naar verhouding veel diensten naar de VS, dus is het logisch dat de sectoren die deze diensten produceren, faciliteren en/of exporteren hier relatief veel aan verdienen. Recente literatuur laat zien dat dit echter niet het hele verhaal is waarom dienstensectoren relatief belangrijker worden in de exportverdiensten (zie bijvoorbeeld Heuser & Mattoo, 2017; Swedish National Board of Trade, 2013; Miroudot & Cadestin, 2017; Stephenson, 2017). Het is verleidelijk om diensten hetzelfde te beschouwen als goederen in het onderzoek naar exportverdiensten, maar er zijn een aantal redenen waarom meer onderzoek naar de rol van diensten in internationale productieketens nodig is. Ten eerste verschilt het productieproces van goederen van dat van diensten. Bij goederen gaat het doorgaans om een item dat lineair wordt gefabriceerd en waaraan in elke opeenvolgende stap waarde wordt toegevoegd. De productie goederen vindt als het ware plaats als een ‘slang’, in de termen van Baldwin en Venables (2013). Bij de productie of levering van diensten is er vaker sprake van een ‘spin’ of ‘netwerk’ formatie, waarbij meerdere elementen tegelijk bij elkaar komen en toegevoegde waarde creëren. Hierin spelen mensen en hun taken en kennis een grote rol, wat moeilijk te vangen is in standaard handelscijfers. Ten tweede kunnen internationale productieketens vrijwel niet functioneren zonder bepaalde diensten, zoals transport, communicatie en financiële diensten. Deze diensten worden niet alleen internationaal verhandeld, ze zijn ook cruciaal voor het voortbestaan van internationale productieketens als zodanig. Ten derde zorgt de enorme wereldwijde concurrentie er voor dat producenten van goederen (én diensten) steeds verder specialiseren. Enerzijds betekent dit dat bepaalde ondersteunende diensten die vroeger in-house gebeurden, tegenwoordig worden ingekocht, ofwel van een nationale dienstverlener (die overigens ook onder buitenlands eigendom kan opereren!) of internationaal gesourcet worden. Anderzijds kan een producent zich van een concurrent gaan onderscheiden door met zijn producten bepaalde ondersteunende, complementaire diensten mee te leveren (onderhoud, reparaties e.d.), in de vorm van carry-along trade (CBS, 2018c) of servicification. Al deze inzichten geven de indruk dat niet alleen de bruto dienstenexport maar ook de toegevoegde waarde van deze dienstenexport nog een onderschatting is van het belang van diensten in de wereldwijde productieketens.

Directe én indirecte export naar de VS

Export naar VS via andere landen levert ook nog 7,4 miljard op

De Nederlandse economie verdient niet alleen aan de directe export naar de VS; dat wil zeggen de goederen en diensten die rechtstreeks van Nederland naar de VS gaan (de oranje pijl in figuur 4.2.4). Nederlandse bedrijven verdienen ook aan de Nederlandse export die de VS bereikt via andere landen; de indirecte export. In figuur 4.2.4 is deze stroom goederen weergegeven met de dunne oranje pijl die vervolgens als rode pijl doorgaat naar de VS. Denk bijvoorbeeld aan Nederlandse elektriciteit die naar België wordt geëxporteerd om daar een fabriek in voedingsmiddelen van energie te voorzien, waarbij de voedingsmiddelen vervolgens (ook) naar de VS worden uitgevoerd. Of Nederlandse chemische producten die door een farmaceutisch bedrijf in het Verenigd Koninkrijk worden gebruikt bij de vervaardiging van medicijnen om vervolgens (ook) naar de VS geëxporteerd te worden.

Om inzicht te krijgen in de omvang van deze stroom is het gebruik van uitsluitend Nederlandse data (paragraaf 4.2.1) ontoereikend en zijn internationale data van de OESO gebruikt (OESO-WHO, 2013, voor meer informatie hieromtrent zie paragraaf 4.6). Ongelukkigerwijs verschilt de bedrijfstakindeling van de OESO-data ietwat van de Nederlandse data, en is 2015 bovendien het meest recente jaar waarvoor deze internationale data beschikbaar zijn. Desondanks verschaffen deze data extra inzichten in de exportstromen en internationale productieketens waarin Nederland zich bevindt. De OESO-data laat zien dat Nederland in 2015 circa 7,4 miljard euro verdiende aan de export die eerst in andere landen werd verwerkt en daarna verder naar de VS werd geëxporteerd.

040203 4.2.4 H o e v e e l e n o p w e l k e w i j z e v e r d i e n t N e d e r l a n d a an d e e xp o rt v an g oe d e r e n e n d i e n s t e n n a ar d e V e r e n i g d e S t a t e n ? C onsumptie B r on: OES O , eigen be r ekeningen . €22,5 m l d €7,4 m l d Indi r ecte e xpo r t €17,0 m l d Expo r t v an NL naar V S €1,9 m l d C onsumptie elde r s

92 procent exportverdiensten door consumptie, verbruik of investeringen in VS

Van de Nederlandse export die in 2015 direct of indirect in de Verenigde Staten terechtkwam, was het overgrote deel uiteindelijk bestemd voor de Amerikaanse consument en investeerders. Ongeveer 22,5 miljard van de 24,4 miljard die Nederland in totaal verdiende aan de export naar de VS, hangt samen met consumptie of investeringen in de VS. Denk aan Nederlandse machines die in de Amerikaanse industrie worden ingezet voor de productie van computers, Nederlands bier dat door Amerikanen wordt gedronken of Britse medicijnen voor Amerikaanse patiënten waar Nederlandse grondstoffen in zitten. Slechts een klein deel –‍ 1,9 miljard, ofwel 8 procent – hangt samen met export die vanuit de VS nog verder naar andere landen gaat. Figuur 4.2.5 laat zien waar deze goederen of diensten –‍ die mede met Nederlandse inzet tot stand zijn gekomen – uiteindelijk worden geconsumeerd. Een derde van deze Amerikaanse goederen en diensten met Nederlandse input komt uiteindelijk terecht in China, Canada of Mexico.

30% exportverdiensten aan de VS dankzij export via andere landen Buitenvorm Binnenvorm

30 procent exportverdiensten aan de VS dankzij export via andere landen

Figuur 4.2.4 liet zien dat ongeveer 30 procent van de totale Nederlandse exportverdiensten aan de VS tot stand komt doordat er vanuit Nederland goederen of diensten eerst naar andere landen gaan, die daar worden verbruikt of verder worden verwerkt, en vervolgens naar de VS worden geëxporteerd. Deze internationale verwevenheid creëert ook onderlinge afhankelijkheid. Als er zich bijvoorbeeld economische schokken voordoen in andere landen, zoals een recessie of natuurramp, dan kan dat tot haperingen in productieketens leiden en consequenties hebben voor Nederlandse toeleveranciers. Ook zou een handelsconflict tussen bijvoorbeeld de VS en de EU kunnen betekenen dat de Nederlandse economie niet alleen direct wordt geraakt in de vorm van minder export naar de VS, maar ook indirect, doordat toeleveranciers van bijvoorbeeld de Duitse of Britse industrie ook met minder vraag naar hun tussenproducten te maken krijgen.

Export naar de VS meest lucratief voor zakelijke dienstverlening

Waar figuur 4.2.3 liet zien welke Nederlandse bedrijfstakken in 2017 het meest verdienden aan de directe export naar de VS, laat figuur 4.2.6 zien dat ook de indirecte export naar de VS voor sommige bedrijfstakken veel oplevert. De cijfers voor de exportverdiensten aan de directe export naar de VS wijken in deze grafiek dus iets af van die van figuur 4.2.3, omdat hier gebruik gemaakt is van internationaal consistent gemaakte data, die vooralsnog alleen voor 2015 beschikbaar is. Bovendien kent deze data een minder gedetailleerde bedrijfstakindeling.

Figuur 4.2.6 laat een aantal dingen zien. Op de eerste plaats zien we dat de bedrijfstakken die het meest verdienen aan de directe export naar de VS in 2017 (zie figuur 4.2.3), ook qua totale exportverdiensten aan de VS hoog op de ranglijst staan. Bedrijven actief in de zakelijke dienstverlening verdienden in 2015 het meest aan de totale export naar de VS, gevolgd door de groot- en detailhandel en bedrijven actief in het vervoer en opslag. Deze drie bedrijfstakken samen zijn goed voor 51 procent van de Nederlandse exportverdiensten aan de VS. De zakelijke dienstverlening en de groot- en detailhandel hebben ook het meest geprofiteerd van de groei in de exportverdiensten aan de VS sinds 2005. De zakelijke dienstverlening verdient vooral aan de rechtstreekse export naar de VS en in mindere mate aan de export via andere landen. Daarmee is overigens niet gezegd dat Nederlandse bedrijven in de zakelijke dienstverlening de laatste in de keten zijn voordat de export naar de VS gaat; voor een deel worden deze diensten gebruikt door bedrijven in de Nederlandse industrie, die bepaalde producten naar de VS exporteren. Ook de Nederlandse groot- en detailhandel spint garen bij de export naar de VS. Vooral de Nederlandse machine-industrie is sinds 2005 flink meer aan de export naar de VS gaan verdienen, vooral langs de directe weg.

Ten tweede verschillen de bedrijfstakken aanzienlijk in de mate waarin ze verdienen aan de directe en indirecte export. Zo zijn er industrieën die bijna evenveel aan de indirecte export naar de VS verdienen als aan de directe export. Dit doet zich bijvoorbeeld voor in de chemische en farmaceutische industrie en in de winning van aardolie en -gas. Andere bedrijfstakken die relatief veel aan indirecte export naar de VS overhouden zijn de rubber- en plasticindustrie en de automobielindustrie (zie bijlage, tabel 4.6.1 voor meer industrieën). Gemiddeld kwam in 2015 bijna 40 procent van de exportverdiensten (aan de VS) van de industrie tot stand door de indirecte export naar de VS. Ook is dit aandeel gelijk gebleven ten opzichte van 2005. Voor dienstensectoren kwam in 2015 gemiddeld 27 procent van de totale exportverdiensten aan de VS tot stand dankzij indirecte export, en dit aandeel is sinds 2005 gegroeid. Dat wil zeggen dat de Nederlandse industrie vaak als toeleverancier optreedt voor andere landen die vervolgens naar de VS exporteren. Denk bijvoorbeeld aan de export van stalen buizen vanuit Duitsland naar de VS, waar Nederland de benodigde grondstoffen (gewalste staalplaten) voor heeft aangeleverd. Dienstensectoren zijn vaker op directe wijze betrokken bij de export naar de VS, maar hun indirecte verdiensten nemen relatief toe. Dit hangt mede samen met de aard van diensten (zie kader).

Ondanks dat Nederland in de loop der jaren meer naar de VS is gaan exporteren, zijn er ook een aantal bedrijfstakken die ten opzichte van 2005 minder aan de export naar de VS overhouden. Dit doet zich vooral voor in de chemie en farmacie, in de aardolie-industrie en papierindustrie.

Nederlandse tussenproducten en diensten vaakst onderdeel Duitse export naar VS

Figuur 4.2.7 geeft een duidelijke indicatie met welke andere landen Nederland in internationale productieketens zit, als het gaat om de uiteindelijke export naar de VS. Nederland levert dus grondstoffen, tussenproducten of ondersteunende diensten voor de exportproductie van deze landen, die als bestemming de VS heeft. Duitsland is de belangrijkste afnemer van Nederlandse tussenproducten; 14 procent van de toegevoegde waarde die Nederland verdient aan de (indirecte) export naar de VS ontstaat door toeleveranties aan Duitsland. Denk bijvoorbeeld aan een Duitse autofabrikant die gebruik maakt van Nederlandse kunststoffen of zakelijke diensten. Daarna volgt de export naar België, dat circa 8 procent van de Nederlandse indirecte exportverdiensten aan de VS oplevert. Opvallend zijn de hoge noteringen van China, Brazilië en Mexico in deze grafiek.

Grafiek 4.2.8 laat zien aan welke buitenlandse sectoren de Nederlandse toeleveranciers vooral hun producten leveren, die uiteindelijk naar de VS gaan. Vooral de buitenlandse chemie en farmaceutische bedrijfstakken zijn belangrijke afnemers van Nederlandse inputs. In 2015 kwam 1,1 miljard euro, ofwel 15 procent van de Nederlandse verdiensten aan de export naar de VS die via andere landen liep, door toeleveranties aan de buitenlandse chemie en farmaceutische sector. Ongeveer 11 procent, ofwel 790 miljoen, werd verdiend door toeleveranties aan buitenlandse producenten van motorvoertuigen. Ook verdient Nederland relatief veel aan goederen en diensten die aan de buitenlandse elektrotechnische industrie worden geleverd, namelijk bijna 700 miljoen in 2015. Wel nemen de exportverdiensten aan de buitenlandse elektrotechnische export naar de VS af ten opzichte van 2005.

4.3Wat verdient de VS aan de export naar Nederland?

Uit de vorige paragraaf bleek dat in 2015 Nederland 17 miljard euro overhield aan de directe export van goederen en diensten naar de Verenigde Staten. Daarbovenop kwamen nog de verdiensten van de Nederlandse export die via andere landen de VS bereikte. Dit kwam overeen met 7,4 miljard euro, hetgeen zorgde voor een totaal van 24,4 miljard euro aan exportverdiensten naar de VS. Uiteraard leverden de Verenigde Staten ook goederen en diensten aan Nederland. In deze paragraaf wordt ingezoomd op de verdiensten van de VS aan de export naar Nederland in 2015.

VS verdient meer aan export naar Nederland dan omgekeerd

Figuur 4.3.1 laat zien dat de Verenigde Staten 34,1 miljard euro verdienden aan de rechtstreekse export van goederen en diensten naar Nederland. Daarnaast verdiende de VS ook aan de export die via een omweg Nederland bereikte; 5,7 miljard euro. In totaal verdiende de VS 39,7 miljard euro aan de export naar ons land. Ter vergelijking, dat is ruim 15 miljard euro meer dan Nederland aan de export naar de VS verdiende. Heel verrassend is dat niet. In hoofdstuk 3 van deze publicatie hebben we gezien dat de Verenigde Staten meer goederen en diensten naar Nederland exporteert dan omgekeerd. Wat wel opvallend is, is dat Nederland meer aan indirecte export naar de VS verdient (7,4 miljard) dan de VS aan Nederland (5,7 miljard). Dit kan betekenen dat Nederland verder geïntegreerd is in internationale productieketens wat betreft goederen en diensten die de VS bereiken dan omgekeerd. De export van de VS gaat namelijk vooral rechtstreeks naar Nederland. Slechts een beperkt gedeelte bereikt Nederland via landen.

040301 4.3.1 H o e v e e l e n o p w e l k e w i j z e v e r d i e n t d e V S a an d e e xp o rt v an g oe d e r e n e n d i e n s t e n n a ar N e d e r l a n d ? C onsumptie €26,4 m l d €5,7 m l d Indi r ecte e xpo r t €34,1 m l d Expo r t v an V S naar NL €13,3 m l d C onsumptie elde r s B r on: OES O , eigen be r ekeningen .

Nederland niet per se eindbestemming

Twee derde van de Amerikaanse export die Nederland in 2015 bereikte – zo’n 26,4 miljard euro – was daadwerkelijk bestemd voor binnenlands verbruik, zoals consumptie en investeringen. Niet alle Amerikaanse export had echter Nederland als eindbestemming. Een derde van alle goederen en diensten uit de VS met de bestemming Nederland verliet ons land weer voor een buitenlandse eind­bestemming. Dat komt overeen met 13,3 miljard. Deze stroom is veel groter dan de vergelijkbare stroom in figuur 4.2.4.

In vergelijking tot de meeste andere landen importeert Nederland veel producten en diensten die niet daadwerkelijk in ons land geconsumeerd worden, maar bestemd zijn voor andere afzetmarkten (CBS, 2015b; CBS, 2016a; Voncken & Cremers, 2018). Eerder onderzoek van het CBS heeft aangetoond dat ruim 60 procent van de uit het VS afkomstige goederen Nederland weer verliet als wederuitvoer (CBS, 2018). Dat wil zeggen, deze Amerikaanse goederen verlieten ons land weer zonder dat er een significante bewerking op heeft plaatsgevonden. Denk hierbij aan Nederlandse distributiecentra die goederen inklaren en vervolgens uitleveren aan andere (Europese) landen.

Hoewel wederuitvoer een belangrijke handelsstroom is, heeft de eerdergenoemde 13,3 miljard euro niet uitsluitend betrekking op de wederuitvoer van Amerikaanse goederen en diensten. Tot deze verdiensten behoort ook de export van Amerikaanse goederen en diensten die wél in Nederland bewerkt zijn, voordat ze Nederland verlaten voor een buitenlandse eindbestemming.

Figuur 4.3.2 geeft weer waar de Amerikaanse producten en diensten geconsumeerd worden, nadat zij Nederland hebben verlaten en in welke mate de VS hieraan verdiende. De figuur laat zien dat de VS in 2015 ruim 1,6 miljard euro verdiende aan de export die door Nederland liep, maar geconsumeerd werd in Duitsland. Dat komt overeen met 12 procent van de totale Amerikaanse verdiensten aan exportstromen die door Nederland liepen, maar elders geconsumeerd werden. Ook andere grote Europese economieën, zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië zijn belangrijke eindbestemmingen. De rol van Nederland als gateway naar Europa, en de rol die Europa speelt bij het bereiken van verdere exportbestemmingen voor Nederlandse exporteurs, werd eerder opgetekend door Jaarsma et al. (2018).

Opvallend is dat de Verenigde Staten zelf ook prominent naar voren komt als land waar de VS aan verdient met haar export. Zo verdiende de VS ruim 1,1 miljard euro aan de export van goederen en diensten die via Nederland hun weg terug naar de VS vonden. Dat klinkt in eerste instantie wellicht vreemd, maar een product kan gedurende zijn weg in de internationale waardeketen voortdurend transformeren. In elk van die stappen wordt waarde toegevoegd en die keten kan uiteindelijk weer eindigen in de VS. Ter illustratie, neem het volgende fictief voorbeeld. Een Amerikaans bedrijf in de basismetalenindustrie verkoopt metaal aan een Nederlandse machinemaker, die dit metaal gebruikt voor het produceren van machines. De Nederlandse fabrikant verkoopt deze machines vervolgens door aan een Amerikaans ziekenhuis. In dat geval verdient de Amerikaanse basismetaal­industrie aan de Nederlandse export naar de Verenigde Staten, waar de machine uiteindelijk gebruikt wordt in het ziekenhuis.

Amerikaanse zakelijke dienstverlening grootverdiener

Of de Amerikaanse goederen en diensten nu in Nederland geconsumeerd worden of niet, de Verenigde Staten verdienen behoorlijk aan de export naar óf via Nederland. Figuur 4.3.3 toont de Amerikaanse bedrijfstakken die het meest verdienden aan de directe en indirecte export van goederen en diensten naar Nederland. In deze ranglijst steekt de Amerikaanse zakelijke dienstverlening met kop en schouders boven de rest uit. Denk hierbij aan accountancy-, marketing en onderzoeksbureaus, maar ook aan reisbemiddelaars, callcenters en holdings. Bijna 40 procent van de totale Amerikaanse verdiensten aan de export naar Nederland, kwam in deze bedrijfstak terecht. Dat kwam overeen met 15,2 miljard euro. De financiële dienstverlening en handel volgden op plek twee en drie. Samen waren deze drie Amerikaanse bedrijfstakken in 2015 goed voor 62 procent van de totale verdiensten aan de export ons land. De VS verdiende het meest aan de directe export naar Nederland. Ter vergelijking; Nederland verdient ook behoorlijk doordat het als toeleverancier optreedt voor andere buitenlandse industrieën.

Flinke groei in exportverdiensten

Zoals eerder aangegeven, verdiende de VS in 2015 39,7 miljard euro aan de directe en indirecte export van goederen en diensten naar Nederland. Tien jaar eerder, in 2005, bedroegen de totale Amerikaanse verdiensten aan export naar Nederland nog 25,5 miljard euro. In de periode 2005–2015 zijn deze verdiensten dus toegenomen met 14,2 miljard, oftewel een toename van ruim 55 procent. Het merendeel verdient de VS aan directe export naar Nederland. In deze periode namen de exportverdiensten naar Nederland relatief gezien het meest toe bij de transportmiddelenindustrie (exclusief auto’s en aanhangwagens); van 274 miljoen in 2005 naar 895 miljoen in 2015. Dit betekent een ruime verdrievoudiging van de verdiensten in deze periode. Ook Amerikaanse bedrijven in de delfstofwinning, de voedings- en genotsmiddelenindustrie elektrotechnische industrie wisten te profiteren. In deze periode zijn de verdiensten aan de export naar Nederland in deze bedrijfstakken meer dan verdubbeld. Voor een gedetailleerd overzicht van de exportverdiensten van Amerikaanse bedrijfstakken aan de export van goederen en diensten naar Nederland, zie tabel 4.6.2 in de bijlage.

55% groei in Amerikaanse exportverdiensten aan Nederland tussen 2005 en 2015

VS verdiende ook aan de export van andere landen naar Nederland

Zoals uit figuur 4.3.1 bleek, verdiende de VS in 2015 circa 5,7 miljard euro aan de export van andere landen, die bestemd was voor Nederland. Een bedrijf in de Verenigde Staten kan bijvoorbeeld grondstoffen leveren voor een product dat gefabriceerd wordt in Duitsland. Indien het bewerkte product vervolgens wordt geëxporteerd naar Nederland, dan profiteert het Amerikaanse bedrijf hier indirect aan mee. In dit voorbeeld zit slechts één stap tussen het bedrijf in de VS en de eindbestemming bij de Nederlandse consument. De VS profiteert echter ook mee wanneer het eerder in de internationale waardeketen zit, en er meerdere tussenstations zijn voordat het Amerikaanse product Nederland bereikt.

Figuur 4.3.4 laat zien in welke mate de VS verdient aan de directe export van andere landen naar Nederland. Anders gezegd, het laatste tussenstation in de waardeketen voordat de goederen en diensten Nederland bereiken. De figuur toont dat de VS in 2015 circa 12 procent (692 miljard) verdiende aan de directe export van België naar Nederland. Dat is net wat meer dan wat men verdiende aan de export van Ierland naar Nederland, namelijk 686 miljard euro. Duitsland volgde op een derde plek in deze ranglijst. De VS verdiende niet uitsluitend aan landen die dichtbij Nederland gelegen zijn. In de top 10 landen waar de VS op indirecte wijze het meest aan verdiende – met betrekking tot de export naar Nederland – staan ook Singapore (plek 5), Nieuw-Zeeland (plek 7) en China (plek 8). In 2005 bestond de top drie nog uit respectievelijk Duitsland, België en Nieuw-Zeeland.

VS profiteert van export van buitenlandse zakelijke dienstverlening

Behalve via welk land de VS verdiende aan de indirecte export naar Nederland, is het ook mogelijk om te achterhalen via welke buitenlandse bedrijfstak deze export loopt. Figuur 4.3.5 laat zien dat 20 procent van de Amerikaanse indirecte export­verdiensten aan Nederland tot stand kwam door toeleveranties aan de zakelijke dienstverlening in het buitenland. Dit kwam overeen met circa 1,1 miljard euro. De top drie wordt gecompleteerd door buitenlandse handelaren en buitenlandse bedrijven actief in de landbouw, bosbouw of visserij.

4.4Samenvatting en conclusie

In dit hoofdstuk is onderzocht in welke mate de Verenigde Staten en Nederland verdienen aan de onderlinge export, welke bedrijfstakken hieraan met name profiteren en via welke andere landen verdiend wordt aan de wederzijdse indirecte export.

In 2017 exporteerde Nederland voor circa 29 miljard euro aan goederen en diensten rechtstreeks naar de Verenigde Staten. De toegevoegde waarde die de Nederlandse economie hierbij wist te creëren was circa 14,6 miljard euro. In totaal verdiende Nederland dat jaar 245 miljard aan de export, waarvan dus circa 6 procent aan de VS. Aan de circa 17 miljard goederenuitvoer naar de VS hield de Nederlandse economie circa 6,6 miljard toegevoegde waarde over. Aan de 12 miljard dienstenuitvoer naar de VS verdiende Nederland iets meer dan de helft, namelijk bijna 8 miljard.

Acht van de tien bedrijfstakken die in 2017 het meest verdienden aan de rechtstreekse export naar de VS waren dienstensectoren. De groothandel en handelsbemiddeling verdiende het meest aan de directe export naar de VS, gevolgd door de holdings en managementadviesbureaus en het bankwezen. Van de industriële bedrijfstakken verdienen de machine-industrie en de chemische industrie het meest aan de rechtstreekse export naar de VS. Nederland exporteert naar verhouding veel diensten naar de VS, wat strookt met de bevinding dat de bedrijfstakken die zulke diensten produceren, faciliteren en/of exporteren hier relatief veel aan verdienen.

Internationaal afgestemde data van de OESO laat zien dat Nederland – naast de directe exportverdiensten aan de VS – in 2015 nog zo’n 7,4 miljard verdiende aan de indirecte export naar de VS. Dat betekent dat ten minste 30 procent van de totale Nederlandse exportverdiensten aan de VS tot stand komt doordat Nederland als toeleverancier optreedt in internationale productieketens, wat resulteert in export naar de VS.noot2 Het grootste gedeelte wordt dus nog steeds verdiend door bedrijven die rechtstreeks naar de VS exporteren, al neemt dit aandeel iets af ten faveure van de indirecte export.

Vooral de Nederlandse industrie is goed ingevoerd in internationale productieketens van waaruit producten naar de VS gaan. De industrie verdiende in 2015, ten opzichte van dienstverlenende sectoren, relatief vaker en meer aan de indirecte export naar de VS. Deze productieketens lopen voor Nederlandse toeleveranciers vaak door Duitsland, België, Ierland, maar ook door landen als China en Brazilië. Vooral de buitenlandse chemische en farmaceutische sector, auto- en aanhangwagenindustrie en elektrotechnische industrie maken gebruik van Nederlandse diensten en tussenproducten. Daarmee is de Nederlandse industrie, maar ook dienstverleners zoals de groothandel of zakelijke dienstverlening, een toeleverancier voor buitenlandse industrieën die goederen naar de VS exporteren.

Zowel Nederland als de VS opereren in wereldwijde productieketens, waarbij voor sommige producten en diensten de beide landen vaak directe toeleveranciers of afnemers van elkaar zijn (zakelijke diensten, groot- en detailhandel, transport en opslag, financiële diensten) en soms wat verder van elkaar in de productieketen zijn gepositioneerd. Zo gaat er productie van de Nederlandse industrie niet rechtstreeks naar de VS, maar naar landen als Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, China of Ierland, om vervolgens wel naar de VS te worden geëxporteerd. Vooral de Nederlandse chemische en farmaceutische industrie, bedrijven actief in de winning van aardolie en -gas en de machine-industrie blijken hier goed hun weg in te vinden. Met name de buitenlandse chemische en farmaceutische industrie, auto- en aanhangwagenindustrie en elektrotechnische industrie weten deze Nederlandse toeleveranciers te vinden.

De Verenigde Staten verdienen op hun beurt 34,1 miljard euro aan de rechtstreekse export van goederen en diensten naar Nederland. Daarnaast verdiende de VS ook 5,7 miljard euro aan de export die via andere landen Nederland bereikte. In 2015 verdiende de VS in totaal 39,7 miljard euro aan de export naar Nederland. Dat is ruim 15 miljard euro meer dan Nederland aan de export naar de VS verdiende. De Verenigde Staten exporteerden dan ook meer goederen en diensten naar Nederland dan andersom.

Daarmee is ongeveer 2,4 procent van wat de Verenigde Staten in totaal verdienden aan alle export, dankzij de export naar Nederland. Twee derde van de Amerikaanse export die Nederland in 2015 bereikte – zo’n 26,4 miljard – was daadwerkelijk bestemd voor binnenlands verbruik. Het overige gedeelte van de verdiensten –‍ 13,3 miljard euro – kwam tot stand door de export ervan door Nederland naar een andere buitenlandse eindbestemming, zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Met een opbrengst van 15,2 miljard euro verdiende de Amerikaanse zakelijke dienstverlening het meest aan de export naar Nederland, gevolgd door de financiële dienstverlening en handelsbedrijven in de VS. Op indirecte wijze profiteerde de VS vooral van de Belgische, Ierse en Duitse export naar Nederland en via de zakelijke dienstverlening in het buitenland.

Opvallend is de bevinding dat Nederland relatief maar ook absoluut méér verdient aan de indirecte export naar de VS, dan de VS aan de indirecte export naar Nederland. Nederland lijkt daarmee iets dieper geworteld te zijn in internationale productieketens dan de VS en vaker als toeleverancier op te treden voor buitenlandse bedrijfstakken ten opzichte van de VS. Bovendien fungeert Nederland als gateway voor Amerikaanse bedrijven om landen als Duitsland te bereiken.

4.5Bijlage

Data en methoden

In dit hoofdstuk is gesproken over de verdiensten van de Nederlandse export naar de Verenigde Staten voor de Nederlandse economie en omgekeerd. Dankzij de statistieken internationale handel in goederen en diensten is het mogelijk om te onderzoeken wat Nederland verdient aan de rechtstreekse export met andere landen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van input-outputanalyse. Deze methode is afkomstig van Nobelprijswinnaar Leontief en algemeen aanvaard in wetenschappelijke kringen.

Input-outputtabellen laten onder andere per bedrijfstak zien hoeveel deze aan de andere bedrijfstakken levert, waar de bedrijfstak de benodigde goederen en diensten zelf inkoopt en hoeveel de bedrijfstak produceert en exporteert. Met behulp van een dergelijke input-output tabel is het mogelijk te berekenen hoeveel toegevoegde waarde er gegenereerd wordt in iedere bedrijfstak dankzij intermediaire leveringen en dankzij finale afzet, zoals export of consumptie. Hiermee kunnen afhankelijkheden in waardeketens zichtbaar gemaakt worden.

Het CBS beschikt echter uitsluitend over gegevens over de directe internationale handel van Nederland met een ander land. Deze data was op het moment van schrijven beschikbaar voor het verslagjaar 2017. Het CBS heeft echter geen zicht op wat er met de goederen en diensten gebeurt nadat ze zijn geëxporteerd. De OESO en de WHO hebben in het Trade in Value Added-project (OESO-WHO, 2013) informatie afgeleid waarmee het CBS wel kan schatten wat er met de export gebeurt: worden de goederen en diensten in het importerende land bijvoorbeeld geconsumeerd of verwerkt voor verdere export? Deze gegevens van OESO-WHO bestaan uit indicatoren en tijdreeksen; de zogenaamde multi region input-outputtabellen (MRIO). Deze MRIO-tabellen delen de wereld op in 65 gebieden en 36 sectoren en laten onder andere zien hoeveel onderlinge leveringen er zijn tussen bedrijfstakken en aan consumenten, overheid en investeringen voor de periode 2005–2015. Het CBS heeft op basis van deze tabellen nog een aantal extra indicatoren afgeleid. Voor meer informatie over deze methode zie onder andere Lemmers (2013), Lemmers et al. (2014) en Jaarsma & Wong (2017).

4.5.1Nederlandse exportverdiensten dankzij de VS, 2005 en 2015

Toegevoegde waarde dankzij rechtstreekse export naar VS Toegevoegde waarde dankzij indirecte export naar VS
2005 2015 2005 2015
mln €
Landbouw, bosbouw en visserij 292 315 111 146
Winning van aardolie en -gas 532 597 675 547
Winning van delfstoffen (geen aardolie en -gas) 5 5 10 7
Dienstverlening voor winning aardolie en -gas 24 0 9 0
Voedings- en genotsmiddelenindustrie 381 406 94 136
Textiel-, kleding-, lederindustrie 25 28 17 18
Houtindustrie 15 16 11 11
Papier en grafische industrie 168 86 73 57
Aardolie-industrie 262 117 74 82
Chemische en farmaceutische industrie 851 668 619 597
Rubber- en kunststofproductindustrie 60 78 73 96
Bouwmaterialenindustrie 32 37 16 17
Basismetaalindustrie 110 108 161 113
Metaalproductenindustrie 172 271 108 135
Elektrotechnische industrie 166 111 131 100
Elektrische apparatenindustrie 100 93 52 55
Machine-industrie 336 623 119 190
Auto- en aanhangwagenindustrie 37 76 51 70
Overige transportmiddelenindustrie 80 102 21 32
Overige industrie en reparatie 187 197 94 121
Energie-, water-, en afvalbeheer 150 122 79 80
Bouwnijverheid 143 85 56 38
Groot- en detailhandel 2 255 2 526 967 1 294
Vervoer en opslag 1 462 1 518 657 643
Horeca 192 357 12 18
Uitgeverijen, film, radio en tv 241 162 43 55
Telecommunicatie 151 123 62 57
IT- en informatiedienstverlening 575 739 115 232
Financiële dienstverlening 1 002 1 082 302 503
Verhuur en handel van onroerend goed 324 317 95 91
Zakelijke dienstverlening 4 050 5 039 871 1 590
Openbaar bestuur en overheidsdiensten 107 90 36 34
Onderwijs 117 165 22 34
Gezondheids- en welzijnszorg 326 564 117 215
Cultuur, recreatie en overige dienstverlening 120 170 21 36
Huishoudens 0 0 0 0
 
Totaal 15 049 16 992 5 973 7 448

4.5.2Amerikaanse exportverdiensten dankzij Nederland, 2005 en 2015

Toegevoegde waarde dankzij rechtstreekse export naar NL Toegevoegde waarde dankzij indirecte export naar NL
2005 2015 2005 2015
mln €
Landbouw, bosbouw en visserij 154 290 38 65
Winning van aardolie en -gas 314 659 73 168
Winning van delfstoffen (geen aardolie en -gas) 68 154 22 36
Dienstverlening voor winning aardolie en -gas 141 295 16 58
Voedings- en genotsmiddelenindustrie 88 186 16 45
Textiel-, kleding-, lederindustrie 29 25 9 8
Houtindustrie 36 32 8 9
Papier en grafische industrie 199 193 41 53
Aardolie-industrie 194 355 53 110
Chemische en farmaceutische industrie 698 1 042 177 298
Rubber- en kunststofproductindustrie 99 136 26 42
Bouwmaterialenindustrie 43 83 10 16
Basismetaalindustrie 78 84 53 60
Metaalproductenindustrie 170 239 49 78
Elektrotechnische industrie 298 705 128 195
Elektrische apparatenindustrie 87 163 20 33
Machine-industrie 322 355 71 88
Auto- en aanhangwagenindustrie 118 131 33 42
Overige transportmiddelenindustrie 218 800 56 95
Overige industrie en reparatie 186 145 11 19
Energie-, water-, en afvalbeheer 188 230 33 47
Bouwnijverheid 13 13 1 2
Groot- en detailhandel 2 599 3 843 393 682
Vervoer en opslag 722 957 168 279
Horeca 206 348 11 24
Uitgeverijen, film, radio en tv 596 995 57 120
Telecommunicatie 399 391 56 88
IT- en informatiedienstverlening 290 522 32 97
Financiële dienstverlening 3 008 4 343 348 1 042
Verhuur en handel van onroerend goed 1 016 1 352 92 184
Zakelijke dienstverlening 9 449 13 788 576 1 445
Openbaar bestuur en overheidsdiensten 250 370 24 52
Onderwijs 354 617 29 74
Gezondheids- en welzijnszorg 12 17 0 1
Cultuur, recreatie en overige dienstverlening 132 213 7 13
Huishoudens 0 0 0 0
 
Totaal 22 772 34 064 2 733 5 667

4.6Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Baldwin, R. (2013). Global supply chains: why they emerged, why they matter, and where they are going. In: Elms, K. & P. Low (ed), Global value chains in a changing world, WTO Publications: Genève.

Baldwin, R. & Venables, A. (2013). Spiders and snakes: offshoring and agglomeration in the global economy. Journal of International Economics, Elsevier, 90(2), 245–254.

CBS (2015a). De in- en uitvoercijfers van het CBS. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

CBS (2015b). Meer dan helft internationaal transport is doorvoer of wederuitvoer. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

CBS (2016a). Bijdrage wederuitvoer aan bbp in 20 jaar verdubbeld. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

CBS (2016b). Export van diensten goed voor 10 procent bbp. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

CBS (2018). Handelstekort met VS door wederuitvoerstromen. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Grossman, G. M., & Rossi-Hansberg, E. (2006). The rise of offshoring: it’s not wine for cloth anymore. The new economic geography: effects and policy implications, 59–102.

Heuser, C. & Mattoo, A. (2017). Services trade and global value chains. In: Global Value Chain Development Report 2017. WTO, IDE-JETRO, OECD & University of International Business and Economics.

Jaarsma, M. & Wong, K.F. (2017). Wat verdient Nederland aan de export naar het Verenigd Koninkrijk? CBS Internationaliseringsmonitor 2017, eerste kwartaal editie: Verenigd Koninkrijk. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Jaarsma, M. & Wong, K.F. & Lemmers, O. (2018). Export naar de EU: Gateway to the rest of the world? CBS Internationaliseringsmonitor 2018, eerste kwartaal editie: De positie van Nederland. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Lemmers, O. (2013). Global value chains and the value added of trade. CBS Internationaliseringsmonitor 2013. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Lemmers, O., Rozendaal, L., Berkel, F. van & Voncken, R. (2014). Nederland en internationale waardeketens. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Los, B., Timmer, M. P., & Vries, G. J. (2015). How global are global value chains? A new approach to measure international fragmentation. Journal of Regional Science, 55(1), 66–92.

Miroudot, S. & Cadestin, C. (2017). Services in global value chains. From inputs to value-creating activities. OECD Trade Policy Papers. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling: Parijs.

OESO-WHO (2013). OECD-WTO Database on Trade in Value-Added, May 2013 Release.

Stephenson, S. (2017). The linkage between services and manufacturing in the U.S. economy. America’s Trade Policy. Geraadpleegd van: http://americastradepolicy.com/
the-linkage-between-services-and-manufacturing-in-the-u-s-economy/#.XG1KSWegxPI
, op 6 februari 2019.

Swedish National Board of Trade. (2013). Global value chains and services – an introduction. Geraadpleegd van: www.kommers.se/Documents/dokumentarkiv/publikationer/2013/rapporter/report-global-value-chains-and-services-an-introduction.pdf, op 5 februari 2019.

Voncken, R., & Cremers, D. (2018). Welke bedrijven exporteren waarheen? CBS Internationaliseringsmonitor 2018, eerste kwartaal editie: De positie van Nederland. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Voncken, R., Lemmers, O., Rozendaal, L. & Berkel, F. van (2015). ‘Made in the world’: oorzaken en gevolgen. CBS Internationaliseringsmonitor 2015, eerste kwartaal editie: Waardeketens. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Noten

Gegevens over de toegevoegde waarde van de internationale handel in goederen en diensten zijn verkregen door een combinatie van de CBS-statistieken internationale handel in goederen (IHG), internationale handel in diensten (IHD) en nationale rekeningen. De nationale rekeningen bevatten onder andere de toegevoegde waarde per bedrijfstak en het type goederen en diensten dat iedere bedrijfstak exporteert. Doordat de nationale rekeningen en de handelsstatistieken onder andere verschillende afbakeningen, methoden, concepten en definities hebben, komen de cijfers over de export naar land niet overeen met de handelsstatistieken. Dit speelt nog sterker bij de diensten- dan bij de goederenhandel. Zie https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2015/43/de-in-en-uitvoercijfers-van-het-cbs voor meer informatie over het verschil in methodologie en concept.

Ten minste, omdat er ook bij directe export naar de VS sprake van kan zijn dat Nederlandse bedrijven in internationale productieketens opereren. In dat geval zitten Nederland en de VS direct na elkaar in de keten.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Copyright foto’s: Hollandse Hoogte

Disclaimer en copyright

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2018–2019 2018 tot en met 2019
2018/2019 Het gemiddelde over de jaren 2018 tot en met 2019
2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2018 en eindigend in 2019
2016/’17–2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2016/’17 tot en met 2018/’19

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Dennis Cremers

Loe Franssen

Willem Gielen

Marjolijn Jaarsma

Jasper Menger

Alex Lammertsma

Tom Notten

Rik van Roekel

Roger Voncken

Sjoertje Vos

Khee Fung Wong

Redactie

Marjolijn Jaarsma

Alex Lammertsma

Roger Voncken

Sjoertje Vos

Eindredactie

Marjolijn Jaarsma

Sjoertje Vos

Dankwoord

We danken de volgende collega’s voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van de Internationaliseringsmonitor:

Elijah Cats

Gerard den Drijver

Irene van Kuik

Richard Jollie

Bart Loog

Godelief Mars

Gabriëlle Salazar-de Vet

Carla Sebo-Ros

Roos Smit

Wendy Smits

Karolien van Wijk

Hendrik Zuidhoek