Winstgevendheid van Nederlandse goederen- en dienstenhandelaars
Nederland is een relatief kleine economie. Dat betekent dat als een bedrijf de ambitie heeft om te groeien en tot schaalvergroting te komen het al snel is aangewezen op buitenlandse markten. Dit zien we terug in het feit dat goederen- en dienstenexporteurs hogere bedrijfswinsten weten te realiseren, met name omdat ze gemiddeld simpelweg groter en ook productiever zijn. Deze hogere bedrijfswinsten zijn echter ontleend aan gemiddeld lagere winstmarges dan de marges die niet-exporteurs weten te realiseren. Dit hangt bijvoorbeeld samen met de intensere competitie op internationale markten, maar ook met het feit dat exporteurs hun productievere personeel gemiddeld hogere lonen betalen dan niet-exporteurs.
1.1Inleiding
Dat goederenexporteurs op veel fronten beter presteren dan niet-exporteurs is inmiddels herhaaldelijk vastgesteld in de wetenschappelijke literatuur. Goederenexporteurs zijn groter, productiever en betalen hogere lonen (Bernard & Jensen, 1995 en 1999; Bernard, Jensen, Redding & Schott, 2007; Wagner, 2007 en 2012; Jaarsma, 2013). Internationale dienstenhandelaars blijken ook veel gemeen te hebben met goederenhandelaars (Walhout, 2017; Breinlich & Criscuolo, 2011; Ariu, 2012). Maar er zijn ook verschillentussen goederen- en dienstenhandelaars. Bedrijven die uitsluitend diensten exporteren zijn bijvoorbeeld kleiner in termen van aantallen werknemers en productiever dan exporteurs die uitsluitend goederen verhandelen (Breinlich & Criscuolo, 2011; Walhout, 2017; Vos & Jaarsma, 2017).
Een vrachtwagen geladen met biologische zuivelproducten rijdt op de snelweg A50.
1.2Zijn exporteurs ook winstgevender dan niet-exporteurs?
De meest productieve bedrijven zijn degene die uiteindelijk de stap naar internationalisering zetten. Starten met exporteren brengt veel kosten met zich mee. Die bedrijven die de kosten en risico’s van internationalisering kunnen dragen zijn degene die de stap naar internationalisering zetten (Bernard & Jensen, 1999). Om deze stap te kunnen zetten hebben bedrijven vaak wel aanvullende financiering nodig. Winstgevendheid is dan een belangrijke maat van financiële gezondheid waar investeerders of kredietverschaffers hun beslissing op baseren om een bedrijf al dan niet van dienst te zijn. Daarmee beïnvloedt winstgevendheid de mate waarin een bedrijf toegang tot interne en externe financiering geniet en mogelijk de mate waarin het de stap naar buitenlandse markten kan zetten. De vraag rijst dan of internationaal actieve bedrijven dan ook winstgevender zijn dan bedrijven die zich op de binnenlandse markt richten?
Winstgevendheid wordt vaak gemeten aan de hand van winstmarges, simpel gezegd de winst per euro omzet. De mate van winstgevendheid van bedrijven is onder andere afhankelijk van bedrijfstak. Iedere bedrijfstak kent zijn eigen standaarden voor wat als winstgevend of financieel gezond gezien wordt. Figuur 1.2.1 laat zien hoe de mediane winstmarges van exporteurs en niet-exporteurs afwijken van de mediaan van de bedrijfstak als geheel in de vijf bedrijfstakken met de meeste exporteurs. Met exporteurs bedoelen we bedrijven die goederen en/of diensten exporteren. In alle bedrijfstakken zijn de winstmarges van niet-exporteurs hoger dan die van exporteurs.
0,8 procentpunt lager is de mediane winstmarge van bedrijven die alleen goederen exporteren vergeleken met die van exporteurs die uitsluitend diensten uitvoeren in de groot- en detailhandel
Als we vervolgens dienstenhandelaren met goederenhandelaren vergelijken, zien we dat bedrijven die alleen diensten uitvoeren hogere marges realiseren dan bedrijven die alleen goederen exporteren. In de groot- en detailhandel, bijvoorbeeld, is de mediane winstmarge van bedrijven die uitsluitend diensten exporteren 6,1 procent in 2016, dat ten opzichte van 5,3 procent onder bedrijven die alleen goederen exporteren. Groot- en detailhandelaars die zowel goederen als diensten exporteren hadden met 4,2 procent de laagste mediane winstmarge onder exporteurs. Een vergelijkbaar beeld van de verschillen tussen exporteurs en niet-exporteurs en tussen groepen exporteurs ontstaat als we naar een alternatieve maatstaaf van winstgevendheid kijken zoals de rentabiliteit van het totaal vermogen, ofwel hoeveel winst een bedrijf genereert per euro totaal vermogen.
1.3Exporteurs: lagere winstmarges maar toch meer winst
Dat exporteurs lagere winstmarges hebben dan niet-exporteurs betekent niet dat ze minder winst boeken. Figuur 1.3.1 laat zien dat exporteurs, met name bedrijven die zowel goederen als diensten exporteren, aanzienlijk hogere winsten boeken dan niet-exporteurs. Dit is intuïtief logisch, omdat bedrijven anders niet direct een reden hebben om de stap naar het buitenland te zetten, in eerste aanleg gaat het een bedrijf er natuurlijk om dat het wat oplevert onder de streep.
De resultaten laten dus zien dat de marges op internationale markten gemiddeld lager zijn, maar dat de omvang van de buitenlandse markt bedrijven wel in staat stelt om hogere totaalwinsten te realiseren. Tussen exporteurs die zich alleen op goederen richten en degene die alleen diensten exporteren wisselt het verschil daarbij per bedrijfstak. In dienstensectoren boeken dienstenexporteurs hogere winsten terwijl goederenexporteurs meer winst maken in de industrie en de groothandel.
1.4Productiviteit en winstgevendheid
Om het beeld van de relatie tussen winstgevendheid en internationalisering te vervolledigen is het van belang om niet alleen naar verschillen tussen bedrijfstakken te kijken maar ook naar andere relevante bedrijfskenmerken zoals productiviteit en bedrijfsomvang. Van den Berg, Van Marrewijk & Tamminen (2018) laten zien dat winstgevendheid (winstmarges) vooral samenhangt met productiviteit. Productievere bedrijven zijn gemiddeld winstgevender dan minder productieve bedrijven. Dit geldt zowel voor exporteurs als voor non-exporteurs. Als er rekening wordt houden met zaken als omvang, productiviteit en kapitaalintensiteit van het bedrijf en verschillen tussen bedrijfstakken, dan hebben goederenexporteurs meestal lagere, maar in ieder geval geen hogere, winstmarges dan bedrijven die niet in goederen handelen (Van den Berg et al., 2018).
We komen hier tot dezelfde conclusies als we de analyses van Van den Berg et al. (2018) repliceren voor zowel goederen- als dienstenhandelaars in de jaren 2012 tot en met 2016. We vinden eveneens dat winstmarges hoger zijn voor productievere bedrijven ongeacht hun exportstatus. Daarnaast vinden we dat deze lager zijn voor grotere bedrijven (in termen van werkgelegenheid) ongeacht hun exportstatus. Exporteurs zijn gemiddeld productiever dan niet-exporteurs. Tegelijkertijd zijn ze ook groter en betalen ze hun productievere personeel gemiddeld hogere lonen.
Verder zien we binnen de groep exporteurs dat bedrijven die zowel goederen als diensten exporteren minder winstgevend zijn dan exporteurs die alleen goederen of diensten exporteren. Hoewel productiever, zijn bedrijven die zowel goederen als diensten exporteren ook groter dan bedrijven die of alleen goederen of alleen diensten exporteren. Dit lijkt erop te duiden dat goederen- of dienstenexport een extra dimensie van de extensieve marge is. Oftewel, als een bedrijf al goederen exporteert naar een bepaalde markt is er nog een aanvullende investering nodig alvorens het daar ook diensten kan gaan afzetten en vice versa, wat ten koste gaat van de winstmarge.
1.5Literatuur
Literatuur
Ariu, A. (2012). Services versus goods trade: Are they the same? (National Bank of Belgium working paper series 237). Brussels: National Bank of Belgium.
Berg, van den, M., Marrewijk, van, C., & Tamminen, S. (2018). Trade, productivity and profitability: On profit levels and profit margins. World Economy, 41(8), 2149–2174.
Bernard, A., & Jensen, B. (1995). Exporters, jobs and wages in U.S. Manufacturing: 1976–1987. Brooking Papers: Microeconomics, 1995 (1995), 67–119. DOI: 10.2307/2534772
Bernard, A., & Jensen, B. (1999). Exceptional exporter performance: cause, effect or both?. Journal of International Economics, 47(1), 1–25. DOI: 10.3386/w6272
Bernard, A., Jensen, B., Redding, S., & Schott, P. (2007). Firms in international trade. Journal of Economic Perspectives, 21(3), 105–130. DOI: 10.3386/w13054
Breinlich, H., & Criscuolo, C. (2011). International trade in services: a portrait of importers and exporters. Journal of International Economics, 84(2), 188–206. DOI: 10.1016/j.jinteco.2011.03.006
Jaarsma, M. (2013). Werknemers bij internationaal opererende bedrijven beter betaald. In Sociaal Economische Trends 2013. Heerlen/Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Vos, S., & Jaarsma, M. (2017). Bedrijven met internationale handel in diensten, dezelfde prestaties als bedrijven met goederenhandel?. In CBS Internationaliseringsmonitor 2012. Heerlen/Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Wagner, J. (2007). Exports and productivity: A survey of the evidence from firm-level data. World Economy, 30(1), 60–82.
Wagner, J. (2012). Average wage, qualification of the workforce and export performance in German enterprises: Evidence from KombiFiD data (Working paper Series in Economics 224). Lüneburg: University of Lüneburg.
Walhout, J., (2017). Karakteristieken van bedrijven met internationale van bedrijven handel in diensten. In CBS Internationaliseringsmonitor 2017. Heerlen/Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.