Het aantal Europese handelsrelaties van exporteurs
Bekend is hoeveel bedrijven in Nederland exporteren. Ook is bekend wat de waarde van deze export is en hoeveel goederen en diensten dit betreffen. Wat niet bekend is, is hoeveel handelsrelaties Nederlandse exporteurs hebben met het buitenland. Dat is dan ook het onderwerp van dit hoofdstuk. Hoeveel afnemers zijn er in elk EU-land, welk type exporteur beschikt over de meeste handelsrelaties, en hoe ontwikkelt de omvang van handelsrelaties van exporterende bedrijven zich na het starten met exporteren?
Foto omschrijving: Medewerken tussen de karren vol bloemen op de veiling.
4.1Inleiding
Bedrijven die exporteren naar het buitenland zijn bijzondere bedrijven. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat exporteurs groter, productiever en winstgevender zijn dan bedrijven die niet exporteren (zie bijvoorbeeld Bernard et al., 2007; Creusen & Lejour, 2011; Groot & Weterings, 2013). Een verklaring hiervoor is dat exporteren gepaard gaat met meer onzekerheid en hogere kosten, die alleen door de best presterende en meest productieve bedrijven gedragen kunnen worden (Creusen et al., 2011; Wagner, 2005).
Echter, de ene exporteur is de andere niet. Er bestaan flinke verschillen tussen exporteurs. Exemplarisch hiervoor is dat in 2017 één procent van de Nederlandse goederenhandelaren verantwoordelijk is voor 72 procent van de exportwaarde en 80 procent van de importwaarde. Een relatief kleine groep bedrijven zorgt dus voor het leeuwendeel van de Nederlandse handel. Naast de omvang van de export zijn er ook aanzienlijke verschillen met betrekking tot het aantal landen waar bedrijven goederen en diensten naartoe exporteren. Circa driekwart van de Nederlandse goederenexporteurs voert uit naar één land. Een aanzienlijk kleinere groep van circa 4 procent exporteert naar meer dan 20 verschillende landen. Ook zit er een aanzienlijk verschil in het aantal type producten dat exporteurs uitvoeren. Eerder onderzoek van Jaarsma (2012) heeft uitgewezen dat bijna driekwart van de startende exporteurs één type goed exporteert. Na verloop van tijd groeit hun portofolio aan producten. Vijf jaar na het starten met exporteren voert ruim vier op de tien bedrijven nog maar één type product uit.
Groei langs de intensieve en extensieve marge
In de economische literatuur is de nodige aandacht voor de exportwaarde van bedrijven, het aantal landen waar ze naar toe exporteren en het aantal producten dat ze uitvoeren. Deze indicatoren staan namelijk centraal in de discussie in hoeverre bedrijven hun exportgroei langs de ‘intensieve’ of ‘extensieve marge’ bewerkstellen (Besedeš & Prusa, 2011; Mion & Muûls, 2014). Groei via de intensieve marge houdt in dat een bedrijf zijn export ziet groeien doordat verkopen aan bestaande klanten toenemen. Met andere woorden, de intensieve marge heeft betrekking op veranderingen in de omvang van de export doordat de gemiddelde exportwaarde per bedrijf, product of bestemming toeneemt. Uit onderzoek blijkt dat exportgroei van bestaande exporteurs meestal groeit via de intensieve marge (Besedeš & Prusa, 2010; Creusen et. al, 2011; Jaarsma, 2012; Smeets et al., 2010). Anderzijds heeft de extensieve marge betrekking op veranderingen in de omvang van de export doordat het aantal exporterende bedrijven toeneemt, of bijvoorbeeld het aantal geëxporteerde producten of exportbestemmingen. Denk aan startende bedrijven die gaandeweg hun scala producten en diensten uitbreiden, of nieuwe buitenlandse markten aanboren.
Beleidsrelevantie
Dit hoofdstuk richt zich op de extensieve marge van de internationale handel, en dan in het bijzonder op het aantal handelsrelaties die exporteurs in Nederland hebben met het buitenland, in business-to-business setting. Dit is namelijk een aspect van de extensieve marge waar voor Nederland nog weinig over bekend is. In een aantal van de eerder aangehaalde onderzoeken is wel onderzocht naar hoeveel landen bedrijven exporteren en/of hoeveel typen producten men exporteert, maar niet het aantal handelsrelaties met het buitenland. Zo wordt niet duidelijk of een bedrijf met één of meerdere partijen zaken doet binnen een bepaald land. Dit is wel een belangrijke nuance en voor beleid relevante informatie, omdat dit inzicht biedt in de afhankelijkheid van bedrijven van één of enkele handelsrelaties met betrekking tot hun export.
Voor beleidsmakers is het tevens interessant om meer inzicht te krijgen in de kenmerken van de exporteurs in Nederland. Zijn kleine zelfstandige bedrijven afhankelijker van een kleine groep buitenlandse afnemers dan grote bedrijven? Welke exporterende bedrijfstakken zijn afhankelijk van een select aantal buitenlandse handelsrelaties? En welke bedrijfstakken hebben een wijdverbreid internationaal netwerk?
Ook biedt deze nieuwe informatie mogelijkheden om groeimodellen van exporteurs in beeld te brengen. Kiezen startende exporteurs ervoor om hun netwerk van afnemers op de buitenlandse markt verder uit te bouwen of kiezen zij ervoor om te groeien door bijvoorbeeld de stap te zetten naar andere landen? noot 1 Vanwege de beleidsmatige focus op het stimuleren van bedrijven – en met name het (zelfstandig) midden- en kleinbedrijf – om de stap naar buitenlandse markten te zetten, is het van belang om zicht te hebben op de dominante groeimodellen van exporteurs. Het verrijken van deze analyses met de afnemersdimensie in de vorm van handelsrelaties is daarbij een nieuwe, relevante toevoeging. Omdat de beschikbare gegevens alleen betrekking hebben op EU-landen, beperkt dit onderzoek zich enkel tot deze landen. Deze landen zijn goed voor bijna 75 procent van de goederenexport en bijna 60 procent van de dienstenexport (Voncken & Cremers, 2018).
Samengevat staan de volgende drie onderzoeksvragen in dit hoofdstuk centraal:
- Hoeveel bedrijven in Nederland exporteren goederen en diensten naar de rest van de Europese Unie, en hoeveel handelsrelaties hebben deze bedrijven?
- Welk type bedrijven hebben hoeveel handelsrelaties in de Europese Unie?
- Wat is de ontwikkeling van het aantal handelsrelaties in buitenlandse markten van startende exporteurs in Nederland, in de periode 2014–2017?
Handelsrelaties van exporteurs, waar hebben we het eigenlijk over?
We spreken van een internationale handelsrelatie wanneer een bedrijf met een Nederlands btw-nummer diensten of goederen inkoopt of levert aan een bedrijf met een buitenlands btw-nummer. Het product of de dienst is dan ook daadwerkelijk de grens over gegaan. Deze informatie is afkomstig van de Intracommunautaire Prestaties (ICP) van de Belastingdienst.
We spreken bewust van handelsrelaties van een exporteur en niet van het aantal buitenlandse klanten van een exporteur in Nederland. De reden hiervoor is dat één buitenlands bedrijf mogelijk over meerdere btw-nummers beschikt. Tien buitenlandse btw-nummers kunnen dus mogelijk overeenkomen met tien verschillende buitenlandse bedrijven, maar kunnen mogelijk ook tot slechts één bedrijf in het buitenland behoren. De regelgeving hieromtrent verschilt namelijk per land. Over de bedrijven achter de buitenlandse btw-nummers is geen verdere informatie beschikbaar.
Van de bedrijven gevestigd in Nederland is wel bekend welke btw-nummers tot welke bedrijven behoren, ook wanneer een bedrijf in Nederland over meerdere btw-nummers beschikt. Zodoende kunnen we ook de bedrijfskenmerken van exporteurs in Nederland meenemen in onze analyses. Echter, omdat het niet mogelijk is om het aantal buitenlandse bedrijven te achterhalen op basis van de buitenlandse btw-nummers, is er voor gekozen om de handelsrelatie op het niveau van het btw-nummer te definiëren. Met andere woorden, een Nederlands bedrijf dat beschikt over drie btw-nummers, die elk exportrelaties hebben met twee buitenlandse btw-nummers, worden in dit hoofdstuk gepresenteerd als een bedrijf met zes handelsrelaties.
Voor meer informatie over de gehanteerde data en methoden zie paragraaf 4.6.
Leeswijzer
De uitkomsten van de onderzoeksvragen worden gepresenteerd in paragrafen 4.2, 4.3 en 4.4. Paragraaf 4.2 gaat in op het aantal goederen- en dienstenexporteurs in Nederland dat actief is op de EU-markt en het aantal handelsrelaties van deze exporteurs naar elk EU-land. Paragraaf 4.3 geeft meer inzicht in de kenmerken van de exporteurs in relatie tot het aantal handelsrelaties. Hebben exporteurs in het midden- en kleinbedrijf minder afnemers dan exporteurs behorend tot het grootbedrijf? En in hoeverre is de omvang van de exportwaarde en sector van belang voor de omvang van het internationale netwerk? In paragraaf 4.4 wordt vervolgens extra aandacht geschonken aan startende exporteurs, en wordt onderzocht hoe het aantal handelsrelaties van deze bedrijven zich in de eerste jaren na de start van exporteren ontwikkelt. De belangrijkste bevindingen van dit hoofdstuk zijn opgesomd in paragraaf 4.5. Om de onderzoeksvragen in dit hoofdstuk te beantwoorden, is op bedrijfsniveau een dataset samengesteld met bedrijfskenmerken, handelsgegevens en handelsrelaties. De technische toelichting is aan het eind van dit hoofdstuk te vinden, in paragraaf 4.6.
4.2Aantal handelsrelaties van exporteurs
Nederland telde in 2017 circa 52 duizend goederenexporteurs die actief zijn op de EU-markt. noot 2 Hoewel Duitsland wat betreft exportwaarde de belangrijkste afzetmarkt is voor Nederlandse exporteurs (Voncken & Cremers, 2018), zijn de meeste exporteurs actief in België. Bijna driekwart van de bedrijven die goederen uitvoeren naar de EU, heeft minimaal één afnemer bij onze zuiderbuur. Dat komt overeen met bijna 38 duizend exporteurs, zie figuur 4.2.1. Duitsland volgt op een tweede plek met bijna 34 duizend bedrijven, hetgeen overeenkomt met 65 procent van alle in de EU-actieve goederenexporteurs. De top-5 wordt gecompleteerd door het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Spanje. In dit hoofdstuk zijn alleen goederen- en dienstenexporteurs meegenomen die in 2017 een exportwaarde hebben van minimaal 5 duizend euro. De som van het aantal exporteurs per EU-land komt niet overeen met de eerder genoemde 52 duizend bedrijven. Een bedrijf kan namelijk naar meerdere landen exporteren. In dat geval komt het desbetreffende bedrijf meerdere malen voor in de figuur.
Bij de dienstenexporteurs zijn de top-5 landen vergelijkbaar, zo blijkt uit figuur 4.2.1. België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn de landen waar de meeste bedrijven diensten naartoe exporteren. Wel troeft Italië Spanje af bij de strijd om de vijfde plek. In totaal zijn minder dienstenexporteurs actief op de EU-markt dan goederenexporteurs. In totaal zetten bijna 40 duizend exporteurs in Nederland diensten af bij bedrijven in andere EU-landen. Naar de ‘kleine’ EU-landen Kroatië, Litouwen en Slovenië exporteren de minste bedrijven diensten.
Uiteraard kan een exporteur binnen een land met meerdere partijen handel drijven. Figuur 4.2.2 toont het totaal aantal handelsrelaties per land. Dit betreft het totaal aantal handelsrelaties dat alle exporteurs samen in Nederland op jaarbasis in een EU-land hadden. De relatie staat hierin centraal. In het geval dat een exporteur in Nederland elke maand goederen naar een afnemer in Slowakije uitvoert, dan definiëren we dat als één handelsrelatie. Er is immers sprake van één relatie tussen één partij in Nederland en één afnemer in het buitenland op jaarbasis. Het is echter ook mogelijk dat een viertal andere exporterende bedrijven uit Nederland goederen uitvoeren naar diezelfde afnemer in Slowakije. Ondanks dat er sprake is van in totaal één unieke Slowaakse afnemer waarmee zaken wordt gedaan, spreken we toch van vijf handelsrelaties. Met andere woorden, het aantal handelsrelaties is niet gelijk aan het aantal unieke afnemers waarmee wordt gehandeld. Het aantal handelsrelaties tussen Nederland en een EU-land is dus afhankelijk van zowel het aantal exporteurs in Nederland als het aantal Europese afnemers die er bij betrokken zijn.
Figuur 4.2.2 laat zien dat verreweg de meeste handelsrelaties plaatsvinden met onze buurlanden. Met name bij de goederenhandelaren is het verschil met de overige landen groot. België en Duitsland zijn samen goed voor 62 procent van de exportrelaties in de EU op het gebied van goederen. Dit onderstreept de grote verwevenheid van het Nederlandse bedrijfsleven met de Belgische en Duitse economie. Op het gebied van diensten is dit aandeel lager, namelijk 52 procent. Toch zijn ook hier Duitsland en België de belangrijkste afzetmarkten voor het Nederlandse bedrijfsleven. In totaal hebben exporteurs in Nederland ruim 2,1 miljoen handelsrelaties gerelateerd aan de goederenexport met de andere EU-lidstaten en 712 duizend handelsrelaties gerelateerd aan de dienstenexport.
Tabel 4.2.3 geeft een overzicht van de informatie uit de figuren 4.2.1 en 4.2.2. Het laat tevens zien hoeveel handelsrelaties een gemiddeld exporterend bedrijf in Nederland heeft per EU-land, hetgeen een indicatie is van de mate van afhankelijkheid van exporteurs van afnemers binnen een bepaald land. Hoe minder exportrelaties men heeft, hoe afhankelijker men van die partijen is.
4.2.3Aantal exporteurs en handelsrelaties van goederen en diensten naar EU-land, 2017*
| Goederen | Diensten | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| exporteurs | handelsrelaties | gemiddeld | exporteurs | handelsrelaties | gemiddeld | |
| x1 000 | x1 000 | |||||
| EU-land | ||||||
| België | 37,5 | 779,7 | 20,8 | 20,8 | 182,7 | 8,8 |
| Bulgarije | 3,9 | 8,1 | 2,1 | 1,1 | 3,8 | 3,3 |
| Cyprus | 2,3 | 3,9 | 1,7 | 1,1 | 2,2 | 2,0 |
| Denemarken | 10,4 | 42,1 | 4,0 | 4,5 | 16,1 | 3,6 |
| Duitsland | 33,5 | 550,6 | 16,4 | 19,8 | 189,9 | 9,6 |
| Estland | 3,4 | 6,4 | 1,9 | 0,9 | 2,4 | 2,7 |
| Finland | 6,4 | 20,4 | 3,2 | 2,3 | 7,2 | 3,1 |
| Frankrijk | 16,8 | 185,1 | 11,0 | 8,6 | 56,2 | 6,5 |
| Griekenland | 5,2 | 15,2 | 2,9 | 1,3 | 4,4 | 3,3 |
| Hongarije | 5,6 | 13,4 | 2,4 | 1,7 | 5,3 | 3,1 |
| Ierland | 5,7 | 16,2 | 2,8 | 3,6 | 9,2 | 2,6 |
| Italië | 11,6 | 88,4 | 7,7 | 5,5 | 34,6 | 6,3 |
| Kroatië | 2,6 | 5,0 | 1,9 | 0,7 | 2,0 | 2,9 |
| Letland | 2,9 | 5,4 | 1,8 | 0,8 | 1,6 | 2,0 |
| Litouwen | 3,8 | 7,4 | 1,9 | 1,0 | 2,9 | 3,0 |
| Luxemburg | 6,1 | 15,6 | 2,5 | 3,3 | 9,4 | 2,8 |
| Malta | 2,1 | 3,4 | 1,6 | 1,0 | 1,8 | 1,9 |
| Oostenrijk | 9,7 | 50,6 | 5,2 | 3,9 | 14,9 | 3,8 |
| Polen | 10,9 | 41,7 | 3,8 | 3,7 | 20,7 | 5,6 |
| Portugal | 6,4 | 20,7 | 3,3 | 2,1 | 6,6 | 3,2 |
| Roemenië | 5,9 | 15,9 | 2,7 | 1,7 | 7,8 | 4,6 |
| Slovenië | 3,5 | 7,2 | 2,1 | 0,9 | 2,9 | 3,4 |
| Slowakije | 4,0 | 8,0 | 2,0 | 1,1 | 3,0 | 2,7 |
| Spanje | 11,6 | 61,1 | 5,2 | 5,4 | 25,6 | 4,8 |
| Tsjechië | 7,4 | 19,0 | 2,6 | 2,3 | 9,3 | 4,0 |
| Verenigd Koninkrijk | 17,1 | 117,2 | 6,9 | 12,1 | 72,9 | 6,0 |
| Zweden | 9,2 | 38,2 | 4,2 | 4,3 | 16,8 | 3,9 |
| Totaal | 52,0 | 2145,9 | 41,3 | 39,6 | 712,3 | 18,0 |
De 52 duizend goederenexporteurs die actief zijn op de EU-markt zijn goed voor ruim 2,1 miljoen handelsrelaties binnen de EU. Dat betekent dat de gemiddelde goederenexporteur in Nederland over circa 41 exportrelaties in de EU beschikt. Met name in de omliggende landen is het gemiddeld aantal handelsrelaties per exporteur hoog. België en Duitsland zijn wederom de uitschieters. Een doorsnee exporteur die goederen levert aan België en Duitsland, heeft daar gemiddeld 21 respectievelijk 16 handelsrelaties mee. Bij de kleinere en verder afgelegen Europese economieën is dat gemiddelde vele malen lager. Zo heeft de gemiddelde exporteur met relaties in Malta, Cyprus, Kroatië en de Baltische staten daar minder dan twee handelsrelaties.
De dienstenexporteurs laten een vergelijkbaar beeld zien, al is de omvang van het relatiebestand vele malen kleiner. Dienstenexporteurs hebben – met een gemiddelde van circa 18 – minder handelsrelaties binnen de EU dan goederenexporteurs. België en Duitsland staan wederom bovenaan de lijst met gemiddeld genomen de meeste handelsrelaties per exporteur. Exporteurs naar Malta hebben in dat land de minste afnemers van diensten, gemiddeld genomen minder dan twee.
Handelsrelaties gecategoriseerd
Het gemiddeld aantal handelsrelaties per bedrijf is een eerste indicatie van de afhankelijkheid van het Nederlandse bedrijfsleven met betrekking tot afnemers in een bepaald land. Echter, hieraan is ook een nadeel verbonden. Enkele bedrijven met een zeer groot aantal handelsrelaties – in statistische zin uitbijters – kunnen het gemiddelde cijfer (flink) beïnvloeden. Een alternatief is het noemen van de modus, het meest voorkomende aantal handelsrelaties van bedrijven. Dit heeft hier echter weinig toegevoegde waarde aangezien in vrijwel alle gevallen dit zou leiden tot één handelsrelatie. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de mediaan.
Om die reden wordt in de rest van dit hoofdstuk het aantal handelsrelaties gecategoriseerd in zes groepen. Vanwege de leesbaarheid is er tevens voor gekozen om alleen de vier belangrijkste EU-landen – in termen van aantal handelsrelaties – afzonderlijk weer te geven en de overige EU-landen in te delen naar EU15- en EU13-lidstaten. noot 3 Ook worden de totaalcijfers telkens gepresenteerd.
In figuur 4.2.4 is te zien dat 17 procent van alle goederenexporteurs in Nederland slechts één internationale handelsrelatie heeft binnen de Europese Unie. Dat komt overeen met 9 duizend van de in totaal 52 duizend goederenexporteurs. Ruim 40 procent van alle goederenexporteurs heeft 10 of meer handelsrelaties in de EU. In het totaalcijfer zijn het aantal handelsrelaties weergegeven ongeacht het land van bestemming. Op landniveau wijken deze aandelen per definitie af. Een bedrijf met 26 exportrelaties in het Verenigd Koninkrijk en 28 exportrelaties in Duitsland, komt in de linker balk met totaalcijfers bij ’50+’ terecht. Echter, bij de afzonderlijke landen komt dit bedrijf in beide gevallen bij ’10–49’ terecht.
Goederenexporteurs die actief zijn op de Britse markt, zijn daar naar verhouding het vaakst afhankelijk van één afnemer. Ruim 7 duizend exporteurs van goederen hebben één afnemer in het Verenigd Koninkrijk, hetgeen overeenkomt met 43 procent van alle goederenexporteurs die naar het Verenigd Koninkrijk goederen exporteren. Hoewel in absolute termen meer goederenexporteurs naar ‘slechts’ één afnemer in België exporteren ten opzichte van het Verenigd Koninkrijk, is dat Belgische aandeel lager. Van de 37,5 duizend exporteurs die in België goederen afzetten, exporteert 25 procent naar één Belgische ondernemer. Dit komt overeen met 9,4 duizend exporteurs.
Zoals reeds uit tabel 4.2.3 bleek, is de doorsnee dienstenexporteur afhankelijker van een kleine groep afnemers dan de doorsnee goederenexporteur. Dat is ook terug te zien in figuur 4.2.5. Circa 14,5 duizend dienstenexporteurs beschikken binnen de Europese Unie over één handelsrelatie, oftewel 37 procent van alle dienstenexporteurs in Nederland. Circa 20 procent heeft minimaal 10 handelsrelaties met de andere EU-lidstaten. Van alle exporteurs die diensten verkopen op de Franse markt, is meer dan de helft afhankelijk van één handelsrelatie. Dat geldt overigens ook voor exporteurs naar het Verenigd Koninkrijk. De categorieën ‘Overig EU15’ en ‘EU13’ vertekenen dit beeld iets, omdat dat meerdere landen betreffen.
43% van alle goederenexporteurs actief in het VK, heeft daar één handelsrelatie. Voor de dienstenexporteurs is dat 55 procent.
Samenvatting
Deze paragraaf geeft een overzicht van het aantal goederen- en dienstenexporteurs in Nederland dat actief is op de EU-markt en de omvang van hun Europese netwerk aan afnemers. In 2017 telde ons land 52 duizend goederenexporteurs en 40 duizend dienstenexporteurs die actief zijn op de EU-markt. Een groot deel van deze exporteurs heeft ten minste één handelsrelatie met onze buurlanden. Ook wat betreft het aantal handelsrelaties zijn België en Duitsland erg belangrijk. Ze zijn samen goed voor meer dan de helft van alle handelsrelaties die Nederlandse exporteurs hebben in de EU. De gemiddelde exporteur heeft dan ook gemiddeld genomen de meeste handelsrelaties met deze landen. Een aanzienlijk deel van de exporteurs beschikt echter over slechts één handelsrelatie binnen de EU. Met name exporteurs actief op de Britse en Franse markt, exporteren vaak naar slechts één partij. In de volgende paragraaf zoomen we in op de bedrijfskenmerken van de exporteurs in Nederland die naar EU-lidstaten goederen of diensten exporteren.
4.3Bedrijfskenmerken van exporteurs naar omvang handelsrelaties
De ICP-data, die geraadpleegd zijn voor deze analyses, bieden geen additionele bedrijfsinformatie over de buitenlandse afnemers. De karakteristieken van de Nederlandse bedrijven behorend tot de Nederlandse btw-nummers kunnen wel achterhaald worden. In deze paragraaf wordt het aantal handelsrelaties naar bedrijfstype, de omvang van de export en de sector waarin een exporteur actief is, beschreven.
Merendeel zmkb-ers met dienstenexport naar VK en Frankrijk afhankelijk van één relatie
Negen van de tien goederenexporteurs in Nederland behoren tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zmkb). Dat komt neer op ruim 47 duizend exporteurs, die actief zijn op de Europese markt. Het zelfstandig midden- en kleinbedrijf is een ‘smallere’ definitie dan de traditionele definitie van het MKB. Tot het zelfstandig midden- en klein bedrijf worden enkel bedrijven gerekend die geen onderdeel zijn van een concern met 250 of meer werkzame personen, en tegelijkertijd niet in handen zijn van een buitenlandse onderneming (CBS, 2016a). De overige 5 duizend exporteurs behoren tot het grootbedrijf. Hiertoe behoren dus exporteurs die onderdeel uitmaken van een concern met minstens 250 werkzame personen en/of een onderdeel zijn van een buitenlandse firma.
Uit figuur 4.3.1 blijkt dat een groot bedrijf vaak over een groter internationaal netwerk beschikt dan een zelfstandige mkb-er. Zo heeft een derde van de goederenexporteurs behorend tot het grootbedrijf 50 of meer handelsrelaties binnen de Europese Unie. Van de exporteurs in het zelfstandig midden- en kleinbedrijf heeft gemiddeld 13 procent minstens 50 afnemers in de EU. Heel verrassend is dat natuurlijk niet, omdat een groot concern in de praktijk vaak toegang heeft tot meer kennis (bijvoorbeeld via het buitenlandse moederbedrijf), financiering, innovaties of in staat is om schaalvoordelen in de productie te realiseren. Mede hierdoor kunnen grote bedrijven dus ook een groter internationaal netwerk van afnemers onderhouden.
Net als bij de goederenexporteurs, behoort circa 90 procent van de exporteurs van diensten die de Europese markt bedienen tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf. Dat komt overeen met 35 duizend bedrijven die in de Europese Unie diensten verkopen. Een beperkt aandeel van de dienstenexporteurs behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf heeft 50 of meer Europese handelsrelaties, namelijk 4 procent. Ruim 16 procent van deze exporteurs heeft minstens 10 handelsrelaties in de EU. Op landniveau zijn deze aandelen nog lager. Dat staat in schril contrast met het grootbedrijf. Bij exporteurs die onderdeel zijn van een groot en/of buitenlands concern zijn deze aandelen respectievelijk 14 en 41 procent. Opvallend is wederom dat – ook wat betreft de dienstenexport – het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de landen zijn waar de doorsnee zelfstandig mkb-er en het grootbedrijf het minste aantal exportrelaties mee heeft. Meer dan de helft van alle zelfstandig mkb-ers die naar het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk exporteren, doet dat naar slechts één partij.
Meer export, meer handelsrelaties
Exporteurs met een hogere totale exportwaarde hebben meer Europese handelsrelaties dan exporteurs met minder export. Dat geldt zowel voor de goederen- als de dienstenexporteurs, zie de figuren 4.3.3 en 4.3.4. Hier zijn bedrijven ingedeeld naar de totale waarde die zij exporteren naar het buitenland (dus niet per land afzonderlijk). Het is uitzonderlijk dat een exporteur voor 1 miljoen euro of meer goederen of diensten uitvoert en maar één afnemer in de EU heeft. Toch komt het voor. Dit is het geval bij 245 exporteurs van goederen en 315 exporteurs van diensten. Maar dit zijn uitzonderingen. De helft van alle goederenexporteurs die voor 1 miljoen of meer euro goederen uitvoeren, heeft minimaal 50 handelsrelaties. Bij dienstenexporteurs is dit ongeveer een derde. Exporteurs die in totaal voor minder dan 100 duizend euro goederen of diensten uitvoeren hebben slechts zelden 50 of meer handelsrelaties.
Industrie en groothandel hebben meeste exportrelaties
De meeste bedrijven die goederen naar de Europese markt exporteren, zijn actief in de groothandel (21,5 duizend), zakelijke dienstverlening (10,1 duizend) en de industrie (9,8 duizend). Figuur 4.3.5 laat zien dat industriële bedrijven en groothandelaren wat betreft hun export van goederen het minst vaak afhankelijk zijn van één of enkele Europese handelsrelaties. Ongeveer de helft van de bedrijven in deze bedrijfstakken heeft 10 of meer handelsrelaties. Voor de andere bedrijfstakken ligt dit aandeel flink lager. Tussen een kwart en een derde van de goederenexporteurs in de zakelijke dienstverlening, transport en opslag en overige bedrijfstakken hebben slechts één handelsrelatie in de Europese Unie.
Bij de dienstenexporteurs is de sector transport en opslag juist het minst afhankelijk van één partij, zo blijkt uit figuur 4.3.6. Dit komt met name door de vervoer- en transportdiensten die deze bedrijven voor buitenlandse ondernemers uitvoeren. Verrassend is dat de zakelijke dienstverlening verhoudingsgewijs vaker van één of enkele handelsrelaties afhankelijk is dan de industrie en groothandel, wat betreft het aantal relaties voor de dienstenexport. De bedrijfstakken die vallen onder de categorie ‘Overig’ – hiertoe behoren bedrijven in de delfstofwinning, energie-, waterbeheer-, en bouwbedrijven – exporteren naar verhouding het vaakst goederen of diensten naar één afnemer in de Europese Unie. Het detailniveau op landniveau is weergegeven in figuur 4.7.1 en 4.7.2 in de bijlage van dit hoofdstuk.
Samenvatting
In deze paragraaf stonden de bedrijfskenmerken van exporteurs die actief zijn op de EU-markt centraal. De resultaten laten zien dat ongeveer negen op de tien exporteurs in Nederland tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zmkb) behoort. Deze bedrijven hebben doorgaans een minder groot internationaal netwerk van afnemers dan bedrijven die tot het grootbedrijf behoren. Voor grote bedrijven is het vanwege grotere toegang van onder andere kennis, financiering en de toepassing van schaalvoordelen, eenvoudiger om een groot netwerk aan te boren en te onderhouden. Ook bedrijven met een hogere totale exportsom, beschikken doorgaans over meer handelsrelaties. Gemiddeld genomen is de omvang van het relatiebestand van de bedrijven actief in de groothandel en industrie het grootst. Alleen vervoer- en transportbedrijven zijn wat betreft de uitvoer van diensten minder afhankelijk van één partij in de EU.
4.4Ontwikkeling handelsrelaties van startende exporteurs
De resultaten in de vorige paragraaf hadden steeds betrekking op (alle) goederen- en dienstenexporteurs die in 2017 5 duizend euro of meer exporteerden. In deze paragraaf zoomen we in op de handelsrelaties van startende exporteurs in Nederland behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf. Er wordt specifiek ingezoomd op het zelfstandig midden- en kleinbedrijf omdat deze groep bedrijven voor beleidsmakers interessant is vanwege de beleidsmatige focus op het stimuleren van kleine en middelgrote bedrijven om de stap naar buitenlandse markten te zetten (zie bijvoorbeeld Kaag, 2018).
We focussen op de bedrijven behorend tot het midden- en kleinbedrijf die in 2014 gestart zijn met het exporteren van goederen of diensten en volgen deze bedrijven tot en met 2017. Een startende exporteur is hier gedefinieerd als een in Nederland gevestigd bedrijf dat in verslagjaar 2014 voor minimaal 5 duizend euro goederen of diensten naar het buitenland exporteerde, maar in de periode 2009–2013 in geen enkel jaar meer dan 5 duizend euro aan goederen of diensten uitvoerde. Zodoende zijn bedrijven die toch al enige internationale handelservaring in voorgaande jaren hadden, uitgesloten van deze analyse. noot 4
In figuur 4.4.1 is te zien dat in 2014 circa 7,5 duizend bedrijven gestart zijn met het exporteren van goederen en ongeveer evenveel met het exporteren van diensten naar de EU. noot 5 Hierin kan ook overlap zitten. Eén bedrijf kan in 2014 zowel gestart zijn met het exporteren van goederen als van diensten. Dit bedrijf wordt dan zowel als startende goederen- als dienstenexporteur geclassificeerd.
Gedurende de jaren die volgen nemen deze aantallen af. Hoewel exporterende bedrijven een grotere ‘overlevingskans’ hebben dan bedrijven zonder internationale handel (Bernard & Jensen, 1999; Wagner, 2013), toonde eerder CBS-onderzoek al aan dat circa 40 procent van de bedrijven die alleen exporteren, en circa 30 procent van de bedrijven die zowel importeren als exporteren, vijf jaar na hun start niet meer bestaan (Pouwels-Urlings & Wijnen, 2012). De resultaten uit figuur 4.4.1 sluiten hierbij aan. In 2017 was nog maar 43 procent van de in 2014 gestarte goederenexporteurs – die naar de EU exporteerden – en 40 procent van dienstenexporteurs actief als exporteur. Dat wil zeggen, deze bedrijven hebben in 2017 geen ICP-aangifte gedaan (ook niet voor minder dan 5 duizend euro). Dat kan twee redenen hebben. Oftewel het desbetreffende bedrijf is gestopt met het exporteren van goederen of diensten, óf het bedrijf bestaat niet meer. Het is van belang om deze afnemende bedrijvenaantallen in het achterhoofd te houden bij het interpreteren van de resultaten in deze paragraaf.
57 procent van de in 2014 gestarte goederenexporteurs is in 2017 niet meer actief, 60 van de dienstenexporteurs
Ontwikkeling extensieve marge startende goederenexporteurs
We onderzoeken nu de ontwikkeling van het aantal handelsrelaties en het aantal landen waar naar toe geëxporteerd wordt voor de startende goederen- en dienstenexporteurs behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf afzonderlijk. Tabel 4.4.2 laat voor de startende goederenexporteurs de ontwikkeling zien langs de extensieve marge van het aantal handelsrelaties en landen.
4.4.2Ontwikkeling extensieve marge goederenhandelaren bij start exporteren (2014) en drie jaar later (2017)*
| Aantal landen | |||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6–10 | 11–15 | 16–27 | totaal | |
| % | |||||||||
| Aantal handelsrelaties | |||||||||
| 2014 | |||||||||
| 1 | 40 | . | . | . | . | . | . | . | 40 |
| 2 | 8 | 9 | . | . | . | . | . | . | 17 |
| 3 | 3 | 3 | 2 | . | . | . | . | . | 9 |
| 4 | 2 | 2 | 2 | 1 | . | . | . | . | 6 |
| 5 | 1 | 1 | 1 | 1 | 0 | . | . | . | 4 |
| 6–10 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | . | . | 10 |
| 11–15 | 1 | 1 | 1 | 0 | 0 | 1 | 0 | . | 4 |
| 16–20 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 2 |
| 21–100 | 1 | 1 | 1 | 0 | 0 | 1 | 1 | 0 | 5 |
| 101 of meer | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 |
| Totaal | 58 | 20 | 9 | 4 | 2 | 4 | 1 | 1 | 100 |
| 2017 | |||||||||
| 1 | 19 | . | . | . | . | . | . | . | 19 |
| 2 | 6 | 6 | . | . | . | . | . | . | 12 |
| 3 | 2 | 3 | 2 | . | . | . | . | . | 8 |
| 4 | 2 | 2 | 1 | 1 | . | . | . | . | 6 |
| 5 | 1 | 1 | 2 | 1 | 0 | . | . | . | 5 |
| 6–10 | 2 | 3 | 4 | 3 | 2 | 1 | . | . | 16 |
| 11–15 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 0 | . | 8 |
| 16–20 | 0 | 1 | 1 | 1 | 0 | 2 | 0 | 0 | 5 |
| 21–100 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 5 | 3 | 1 | 16 |
| 101 of meer | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 1 | 4 |
| Totaal | 34 | 21 | 13 | 8 | 5 | 11 | 4 | 2 | 100 |
Noot: Vanwege afrondingen kan het voorkomen, dat de totalen niet precies overeenstemmen met de som der opgetelde getallen.
Tabel 4.4.2 toont dat 40 procent van alle bedrijven die in 2014 zijn gestart met het exporteren van goederen in dat jaar één klant hebben in één land. Slechts 6 procent van de startende goederenexporteurs is in het eerste jaar actief in meer dan vijf EU-landen. noot 6 Drie jaar later heeft van de overgebleven exporteurs nog maar 19 procent één klant in één land, en is het aandeel bedrijven dat actief is in meer dan vijf EU-lidstaten toegenomen tot 18 procent.
Het aantal handelsrelaties van goederenexporteurs neemt dus duidelijk toe in de beginjaren na het starten met exporteren. Figuur 4.4.3 laat de relatieve groei zien van het aantal handelsrelaties per EU-land vanaf het startjaar 2014 tot en met 2017. Voor een gedetailleerd overzicht van het aantal goederenexporteurs gestart in 2014 en het aantal handelsrelaties met elk EU-land – voor de periode 2014–2017 – zie tabel 4.7.3 in de bijlage.
De verslagjaren 2015, 2016 en 2017 zijn steeds afgezet tegen het startjaar (de rode nullijn). Duidelijk is te zien dat het aantal handelsrelaties van de startende goederenexporteurs over de jaren heen aanzienlijk is toegenomen. Absolute uitschieter is Spanje. Van de bedrijven die in 2017 nog goederen exporteerden naar Spanje, lag het totaal aantal handelsrelaties 81 procent hoger dan het aantal waar in 2014 mee gestart werd. In 2014 hadden de startende goederenexporteurs namelijk tezamen ruim 1,7 duizend handelsrelaties en drie jaar later ruim 3,1 duizend. Deze groei wordt mogelijk gemaakt door bedrijven die in 2014 al begonnen met exporteren naar Spanje en gaandeweg het aantal handelsrelaties zagen toenemen. Maar de groei wordt ook veroorzaakt door startende goederenexporteurs die weliswaar in 2014 begonnen met exporteren, maar in dat jaar nog niet actief waren op de Spaanse markt maar in 2017 wel.
Spanje wordt wat betreft de relatieve groei van het aantal handelsrelaties op gepaste afstand gevolgd door Portugal, met een gerealiseerde groei van 68 procent in 2017 ten opzichte van 2014. Het aantal handelsrelaties naar België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk groeide in de periode 2014–2017 met respectievelijk 49, 22 en 17 procent. Zoals uit figuur 4.4.3 blijkt, groeit het aantal handelsrelaties niet met elk EU-land met dergelijke cijfers. In de periode 2014–2017 nam het aantal handelsrelaties van startende exporteurs met Luxemburg met 5 procent toe, de laagste groei van alle EU-landen. Daarbij dient wel aangetekend te worden dat in 2016 de groei ten opzichte van het startjaar 17 procent was. De resultaten suggereren dat ook Cyprus en Griekenland landen zijn waar startende exporteurs het naar verhouding lastig hebben om het relatiebestand uit te breiden. Desondanks groeide ook hier het aantal handelsrelaties met respectievelijk 9 en 10 procent in de periode 2014–2017.
Hoewel de mate waarin dus verschilt per land, nam het aantal handelsrelaties wel voor elk land toe in de periode 2014–2017. Dat geldt echter niet voor het aantal bedrijven dat actief is in de verschillende EU-landen in deze periode, zie figuur 4.4.4. De grootste groei vindt plaats naar Kroatië. Van alle startende exporteurs in 2014, voerden 67 bedrijven goederen uit naar Kroatië. In 2017 voerden 94 bedrijven goederen uit naar Kroatië, een groei van 40 procent. Overigens was de groei ten opzichte van het startjaar in 2016 nog 63 procent. De relatief hoge groei wordt mede veroorzaakt doordat relatief weinig startende goederenexporteurs actief zijn op de Kroatische markt. In geen ander EU-land startten in 2014 minder bedrijven met het uitvoeren van hun producten. Daartegenover staat dat landen waar veel meer startende exporteurs naar toe exporteren – zoals België en Duitsland – ook dergelijke aandelen halen. Echter, in het geval van deze landen is er geen sprake van een toename maar van een afname van het aantal actieve bedrijven. Voerden in 2014 nog circa 4,3 duizend startende exporteurs goederen uit naar België, waren er dit 2,2 duizend in 2017 van alle bedrijven die in 2014 startte met exporteren. Dat komt neer op een afname van 48 procent. Naar Duitsland daalde het aantal goederenexporteurs met 42 procent en naar het Verenigd Koninkrijk met 29 procent. Dit lijken wellicht hoge percentages, maar vergeet niet dat in 2017 nog maar 43 procent van de in 2014 gestarte goederenexporteurs actief is als exporteur (zie figuur 4.4.1).
Ontwikkeling extensieve marge dienstenexporteurs
Voor de startende dienstenexporteurs behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf is eenzelfde analyse mogelijk als bij de goederenexporteurs. Tabel 4.4.5 laat zien dat startende dienstenexporteurs in hun beginjaren een stuk afhankelijker zijn van een handjevol Europese handelsrelaties ten opzichte van de goederenexporteurs. Dienstenexporteurs exporteren in het startjaar in 59 procent van de gevallen naar één klant in één land. Drie jaar na het starten met exporteren is dit aandeel 34 procent. Ter vergelijking, bij de startende goederenexporteurs was dit respectievelijk 40 en 19 procent.
Het is voor dienstenexporteurs behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf blijkbaar lastiger om hun klantenbestand uit te breiden na het starten met exporteren, zowel gemeten in aantal handelsrelaties als in aantal landen waar men naartoe exporteert. Zoals eerder aangehaald, is 18 procent van de goederenhandelaren – die in 2014 gestart zijn met exporteren – actief op meer dan vijf landen in 2017. Dit is een toename van 12 procentpunt. Bij de startende dienstenexporteurs is dat percentage 9 procent, een toename van 6 procentpunt ten opzichte van 2014. Eenzelfde trend zien we ook terug bij het aantal klanten. Van de startende goederenexporteurs heeft 21 procent 3 jaar naar de exportstart meer dan 20 handelsrelaties, hetgeen een toename betekent van 15 procentpunt. De startende dienstenexporteurs hebben in 2017 in 7 procent van de gevallen meer dan 20 relaties, hetgeen overeenkomt met een toename van 5 procentpunt.
4.4.5Ontwikkeling extensieve marge dienstenhandelaren bij start exporteren (2014) en drie jaar later (2017) *
| Aantal landen | |||||||||
| 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6–10 | 11–15 | 16–27 | totaal | |
| % | |||||||||
| Aantal handelsrelaties | |||||||||
| 2014 | |||||||||
| 1 | 59 | . | . | . | . | . | . | . | 59 |
| 2 | 8 | 9 | . | . | . | . | . | . | 17 |
| 3 | 2 | 3 | 2 | . | . | . | . | . | 7 |
| 4 | 1 | 1 | 1 | 1 | . | . | . | . | 4 |
| 5 | 1 | 1 | 1 | 0 | 0 | . | . | . | 3 |
| 6–10 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 0 | . | . | 5 |
| 11–15 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | . | 1 |
| 16–20 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 |
| 21–100 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 2 |
| 101 of meer | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal | 73 | 16 | 5 | 3 | 1 | 2 | 0 | 0 | 100 |
| 2017 | |||||||||
| 1 | 34 | . | . | . | . | . | . | . | 34 |
| 2 | 9 | 10 | . | . | . | . | . | . | 19 |
| 3 | 2 | 5 | 3 | . | . | . | . | . | 10 |
| 4 | 2 | 2 | 2 | 1 | . | . | . | . | 7 |
| 5 | 1 | 1 | 1 | 1 | 0 | . | . | . | 5 |
| 6–10 | 1 | 2 | 3 | 2 | 1 | 1 | . | . | 12 |
| 11–15 | 0 | 1 | 1 | 0 | 1 | 1 | 0 | . | 4 |
| 16–20 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 2 |
| 21–100 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 2 | 1 | 0 | 6 |
| 101 of meer | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 |
| Totaal | 50 | 21 | 11 | 5 | 4 | 6 | 2 | 1 | 100 |
Noot: Vanwege afrondingen kan het voorkomen, dat de totalen niet precies overeenstemmen met de som der opgetelde getallen.
Voor een gedetailleerd overzicht van het aantal dienstenexporteurs gestart in 2014 en het aantal handelsrelaties met elk EU-land – voor de periode 2014–2017 – zie tabel 4.7.4 in de bijlage.
Hoewel uit figuur 4.4.5 blijkt dat de dienstenexporteurs die drie jaar na hun exportstart in 2014 over het algemeen naar meer handelsrelaties en landen exporteren, toont figuur 4.4.6 dat het aantal handelsrelaties niet in alle EU-landen gegroeid is. Sterker nog, in 10 van de 27 EU-landen is het aantal handelsrelaties van dienstenexporteurs afgenomen in de periode 2014–2017. De grootste relatieve daling van exportrelaties van dienstenexporteurs was naar Malta (–39 procent). In absolute termen was de daling bij België het grootst (–1,2 duizend), gevolgd door Duitsland (–311). Dit is opvallend, want de goederenexporteurs wisten tezamen juist in elk EU-land hun relatiebestand te vergroten in de periode 2014–2017. In de overige 17 EU-landen wisten de bedrijven in Nederland met dienstenexport wel een toename te bewerkstelligen van het aantal handelsrelaties. Zo bedroeg de groei van het aantal handelsrelaties naar het Verenigd Koninkrijk 5 procent in deze periode. In relatieve termen was de groei het grootst naar Litouwen, namelijk een toename van 50 procent van het aantal handelsrelaties in 2017 (72 procent in 2016). Een mogelijke verklaring voor het verschil in ontwikkeling van het aantal handelsrelaties van goederen- en dienstenexporteurs, is de hogere moeilijkheidsgraad om een continue stroom van export van diensten te bewerkstelligen ten opzichte van de goederenstroom. In vergelijking tot een product is een dienst namelijk meer klant- en marktgebonden.
Naar slechts drie EU-landen exporteerde in 2017 meer bedrijven diensten dan 2014, het startjaar van exporteren. Alleen naar Slowakije (+12 procent), Roemenië (+5 procent) en Finland (+4 procent) exporteerden meer bedrijven diensten, zo blijkt uit figuur 4.4.7. In 2016 waren dat nog zes Europese landen. Ook hier speelt mee dat in 2017 nog maar 40 procent van dienstenexporteurs – gestart in 2014 – actief is als exporteur.
Samenvatting
In deze paragraaf stonden de startende exporteurs centraal, en is beschreven hoe het aantal handelsrelaties van deze bedrijven zich in de eerste jaren na de start met exporteren ontwikkelt. Specifiek is gekeken naar startende exporteurs behorend tot het zelfstandig mkb. In 2014 zijn circa 7,5 duizend bedrijven gestart zijn met het exporteren van goederen en ongeveer evenveel met het exporteren van diensten naar één of meerdere EU-lidstaten. In 2017 was nog maar 43 procent van de van deze goederenexporteurs en 40 procent van de dienstenexporteurs actief als exporteur. De bedrijven die ‘overleven’ weten hun relatiebestand groter te maken en meer divers (naar meer landen). Desondanks wijzen de resultaten er op dat het voor dienstenexporteurs behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf – ten opzichte van de goederenexporteurs – lastiger is om hun om diensten in de EU te blijven afzetten en hun klantenbestand uit te breiden na het starten met exporteren. Met slechts een paar EU-landen waren in 2017 meer exportrelaties dan in 2014, het startjaar van het exporteren van diensten. Dit is opmerkelijk, want de goederenexporteurs wisten tezamen wel in elk land in de Europese Unie het aantal handelsrelaties te vergroten in de periode 2014–2017.
4.5Samenvatting en conclusie
Het CBS publiceert al vele jaren over de export van het Nederlandse bedrijfsleven. Bekend is dan ook wat de totale jaarlijkse waarde is van deze export, welke producten en diensten het betreffen en welke bedrijven exporteren (zie onder andere CBS, 2018). Wat nog niet onderzocht is, is het aantal exportrelaties dat het Nederlandse bedrijfsleven heeft met het buitenland. Voor het eerst kunnen we nu achterhalen of de exportsom van een bedrijf over één of meerdere partijen wordt verdeeld. Voor beleid is dit relevante informatie omdat dit een indicatie geeft hoe afhankelijk bedrijven in Nederland zijn van één of enkele actoren in het buitenland. Bijzondere aandacht is besteed aan startende exporteurs behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zmkb). Onderzocht is wat de ontwikkeling is van deze bedrijven gedurende de periode 2014–2017 wat betreft het aantal handelsrelaties en het aantal bedrijven dat exporteert.
Nederland telde in 2017 volgens de Intracommunautaire Prestaties (ICP) van de Belastingdienst circa 52 duizend goederenexporteurs die actief zijn op de EU-markt. Bijna driekwart van de bedrijven die goederen uitvoeren naar de EU, heeft minimaal één afnemer in België. De 52 duizend goederenexporteurs zijn goed voor ruim 2,1 miljoen handelsrelaties binnen de EU. Dat betekent dat de gemiddelde goederenexporteur in Nederland over circa 41 handelsrelaties beschikt in de EU. Een aanzienlijk deel heeft echter één handelsrelatie in de EU. Met name met de omliggende landen is het gemiddeld aantal handelsrelaties per exporteurs hoog. Bij de kleinere en verder afgelegen Europese economieën is dat gemiddelde vele malen lager. De dienstenexporteurs – in totaal een kleine 40 duizend – laten een vergelijkbaar beeld zien, al is de omvang van het relatiebestand meestal vele malen kleiner.
Bedrijven die goederen of diensten exporteren naar het Verenigd Koninkrijk zijn – in vergelijking tot de andere belangrijke handelspartners – het meest afhankelijk zijn van één afnemer in dat land. Ruim 7 duizend exporteurs van goederen hebben één afnemer in het Verenigd Koninkrijk, hetgeen overeenkomt met 43 procent van alle goederenexporteurs die naar het VK goederen exporteren. Bij de dienstenexporteurs is dat ruim de helft.
Uit het onderzoek blijkt tevens dat exporterende bedrijven behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf in het algemeen over minder handelsrelaties beschikken dan het grootbedrijf. Dat komt niet als een verrassing, want een groot (internationaal) concern heeft in de praktijk vaak toegang tot meer kennis, financiering, innovaties en schaalvoordelen. Mede hierdoor heeft men ook een groter internationaal netwerk van handelsrelaties. Ook bedrijven met relatief grote exportsommen zijn zelden afhankelijk van één of enkele Europese handelsrelaties. Van de doorsnee groothandelaren en industriële bedrijven is de omvang van hun relatiebestand het grootst. Dat geldt voor zowel de export van goederen als van diensten. Alleen vervoer- en transportbedrijven zijn wat betreft de uitvoer van diensten minder afhankelijk van één partij in de EU.
Volgens de ICP-data zijn in 2014 circa 7,5 duizend bedrijven behorend tot het zelfstandig midden- en kleinbedrijf gestart zijn met het exporteren van goederen en ongeveer evenveel met het exporteren van diensten. In 2017 was nog maar 43 procent van de in 2014 gestarte goederenexporteurs en 40 procent van dienstenexporteurs actief als exporteur. Dit sluit aan bij eerdere bevindingen van het CBS (Pouwels-Urlings & Wijnen, 2012). De bedrijven die ‘overleven’ wisten hun relatiebestand uit te breiden en meer divers te maken. Er wordt naar meer afnemers geëxporteerd in meer landen. Hoewel hun aantal dus afneemt in de periode 2014–2017, weten de startende goederenexporteurs behorende tot het zelfstandig mkb tezamen in alle EU-landen het relatiebestand groter te maken. Dit is echter niet het geval bij de dienstenexporteurs. De resultaten suggereren dat het voor dienstenexporteurs in vergelijking moeilijker is om hun om diensten in de EU te blijven afzetten en hun klantenbestand uit te breiden na het starten met exporteren. Met slechts een paar EU-landen waren in 2017 meer exportrelaties dan in 2014, het startjaar van het exporteren van diensten.
Dit onderzoek kent tevens enkele beperkingen. De informatie over handelsrelaties van bedrijven zijn afkomstig van de Intracommunautaire Prestaties (ICP) van de Belastingdienst. Deze databron wordt al langer gebruikt voor het maken van de statistiek Internationale Handel in Goederen en de statistiek Internationale Handel in Diensten. Echter, deze statistieken maken ook gebruik van andere databronnen, hetgeen betekent dat de ICP-data een subset is van deze statistieken. Om die reden wijken totaalcijfers over het aantal exporteurs af van de totaalcijfers die gebaseerd zijn op die statistieken. Een andere belangrijke beperking is dat de ICP-data alleen gegevens bevat over de handelsrelaties van Nederlandse bedrijven met andere bedrijven (op het niveau van btw-nummers) binnen de Europese Unie. Dit hoofdstuk schetst dus niet het volledige beeld. Desalniettemin bevat dit hoofdstuk veel nieuwe informatie over de Europese handelsrelaties van bedrijven in Nederland. Voor meer informatie over de gebruikte databronnen, methoden en beperkingen, zie paragraaf 4.6.
4.6Data en methoden
Deze paragraaf licht toe welke databronnen gebruikt zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Tevens wordt beschreven hoe de nieuwe dataset is samengesteld, welke methodologische keuzes gemaakt zijn en wat de kwaliteit van de nieuw ontwikkelde data is.
Data
Dit onderzoek biedt meer inzicht in het aantal handelsrelaties – in B2B setting – die exporteurs in Nederland hebben binnen de Europese Unie. Het onderzoek beperkt zich tot de landen van de EU omdat dit de scope is van de enige beschikbare databron, die het aantal internationale klanten op bedrijfsniveau identificeert.
Intracommunautaire Prestaties
Informatie over het aantal handelsrelaties in de EU-landen van goederen- en dienstenexporteurs is afkomstig van de Intracommunautaire Prestaties (ICP) van de Belastingdienst. Wanneer een bedrijf goederen of diensten levert aan het buitenland, dient het bedrijf naast de btw-aangifte ook een zogenaamde ICP-aangifte te doen. In deze aangifte worden alle intracommunautaire leveringen en diensten opgegeven, die geleverd zijn aan ondernemers die in andere EU-landen btw-aangifte moeten doen. De btw-heffing vindt plaats in het land waar de afnemer is gevestigd. Omdat afnemers de btw in de meeste gevallen kunnen verrekenen, hoeven zij per saldo niet te betalen. Dat is positief voor hun cashflow (Belastingdienst, 2018a).
In de ICP-aangifte wordt een onderscheid gemaakt tussen goederen-, diensten- en transitohandel. Van deze handel is de waarde bekend, alsmede het btw-nummer van het ontvangende bedrijf en het land waar dit bedrijf gevestigd is. In Europees verband worden deze gegevens vervolgens onderling uitgewisseld. Nederland levert dus alle Franse btw-nummers aan Frankrijk met de gegevens over de leveringen uit Nederland, en vice versa. Zo beschikt elk EU-land – voor zover de kwaliteit voldoende is – over alle leveringen met hun waarde van goederen en diensten van en naar de bedrijven in het betreffende land, met een indicatie of het goederen-, diensten- of transitohandel betreft (Belastingdienst, 2018a; Smit & Wong, 2017).
Bedrijfsdemografisch kader
Het bedrijfsdemografisch kader (BDK) van het CBS wordt geraadpleegd voor informatie over de bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. Het BDK is gebaseerd op het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS. Dit ABR vormt de ruggengraat van het statistisch proces voor de bedrijfsstatistieken. In het ABR staan onder andere identificerende gegevens, informatie over de economische activiteit (SBI) en het aantal werkzame personen van alle bedrijven, instellingen en zelfstandigen in Nederland. Het BDK is een doorontwikkelde versie van het ABR waarin gecorrigeerd is voor methodebreuken zodat de volgtijdelijkheid van de bedrijfsinformatie gewaarborgd is.
In dit hoofdstuk richten we ons uitsluitend op het Nederlandse bedrijfsleven, ook wel bekend als de non-financial business economy. Dat wil zeggen dat alle bedrijfstakken die primair met overheidsgeld gefinancierd worden niet zijn opgenomen in de analyses. Hierdoor vallen de sectoren openbaar bestuur (SBI 84), onderwijs (SBI 85) en zorg (SBI 86-88) buiten de onderzoekspopulatie. Ook de landbouwsector (SBI 01-03) en financiële sector (SBI 64-66) worden buiten beschouwing gelaten, omdat van deze bedrijven geen informatie beschikbaar is over het uiteindelijke land van zeggenschap (UCI).
Foreign Affiliates Statistics
De Foreign Affiliates Statistics (FATS) bevat op ondernemingsniveau informatie over de locatie van de Ultimate Controlling Institutional Unit (UCI) van een bedrijf. Uit deze gegevens kan worden afgeleid in welk land het bedrijf met de uiteindelijke zeggenschap resideert. Deze informatie is van belang om te achterhalen of een bedrijf onderdeel uitmaakt van een grotere internationale onderneming (CBS, 2016b). De FATS-cijfers van verslagjaar 2017 hebben een voorlopig karakter.
Statistiek Internationale Handel in Goederen
De statistiek IHG bevat per verslagjaar gegevens over de invoer en uitvoer van goederen. Op basis van deze bron kan worden bepaald welke bedrijven producten invoeren en uitvoeren, en in veel gevallen van en naar welke landen, welk type goederen het betreffen én de daarbij horende waarde in euro’s (CBS, 2016c).
Statistiek Internationale Handel in Diensten
De statistiek Internationale Handel in Diensten (IHD) geeft onder meer aan welke bedrijven diensten in- en uitvoeren, welke dienstensoorten én de daarbij horende waarde in euro’s. Nederland is een van de weinige landen ter wereld die de handel in diensten op bedrijfsniveau ter beschikking heeft. Dit onderzoek richt zich alleen op de internationale handel in diensten van bedrijven en niet die van natuurlijke personen. Op het niveau van bedrijven is bij de dienstenhandel alleen landinformatie beschikbaar daar waar het handel met EU-lidstaten betreft. Voor meer informatie over de ontwikkeling van deze statistiek zie de CBS-onderzoeken van Smit en Wong (2016/2017). Deze IHD-cijfers hebben een voorlopig karakter.
Methoden
Het doel van dit hoofdstuk is om inzicht te bieden in de handelsrelaties van exporterende bedrijven in Nederland. Om dit te bewerkstelligen is een koppeling gemaakt tussen de ICP-data van de Belastingdienst en het bedrijfsdemografisch kader (BDK) van het CBS. Er moet ook nog een extra koppeling worden gemaakt, namelijk van het Nederlandse btw-nummer naar het BE-nummer van een bedrijfseenheid. Deze koppeling is niet perfect. Zo is een klein gedeelte van de data niet te koppelen om diverse redenen (miskoppelingen, gecompliceerde bedrijfsconstructies, ontbrekende informatie). Daarnaast is een groter gedeelte van de data niet te koppelen omdat deze handel plaatsvindt door buitenlandse bedrijven met een Nederlands btw-nummer. Deze laatste groep bedrijven wordt echter niet tot het Nederlandse bedrijfsleven gerekend, dus behoort sowieso niet tot de onderzoekspopulatie van dit hoofdstuk.
Om de ICP-data handzamer te maken, is het aantal handelsrelaties van te voren geaggregeerd naar Nederlands btw-nummer. Per Nederlands btw-nummer is aangegeven wat voor type export het betreft: goederen-, diensten- of abc-handel. ABC-handel is handel waarbij minstens drie partijen uit één of meerdere landen betrokken zijn. Bij een levering verkoopt ondernemer A aan B en verkoopt ondernemer B door aan C. A levert dan de goederen direct aan C (Belastingdienst, 2018b). Deze handel is ook bekend als transitohandel. Omdat alleen informatie bekend is van bedrijven die fysiek in Nederland gevestigd zijn, wordt de ABC-handel verder buiten beschouwing gelaten in onze analyses.
Naast het type handel is aangegeven hoeveel unieke buitenlandse btw-nummers dit Nederlandse btw-nummer per land heeft. Het kan echter voorkomen dat een bedrijf in Nederland over meerdere btw-nummers beschikt, waardoor unieke klanten dubbel voorkomen. Deze unieke klanten staan gelijk aan buitenlandse btw-nummers. Om deze dubbele unieke klanten (buitenlandse btw-nummers) in acht te nemen, spreken we daarom in dit hoofdstuk over handelsrelaties en niet over unieke klanten. Zo kan een bedrijf buiten Nederland meerdere btw-nummers hebben, maar één bedrijf zijn. Ten slotte is het ook mogelijk dat een Nederlands btw-nummer tot meerdere bedrijven behoort. In zulke gevallen geldt de beslisregel dat het bedrijf met de meeste werkzame personen het btw-nummer krijgt toegekend. Het kan dus zo zijn dat een bedrijf twee handelsrelaties heeft, maar dat dit één uniek bedrijf is.
Naast de koppeling tussen het BDK en de ICP, is er ook een koppeling gemaakt met de IHG- en de IHD-statistieken. Op basis van de IHG en de IHD wordt namelijk beslist of een bedrijf een startende exporteur is. Daarnaast is vanuit de IHG ook een grens getrokken wat betreft de exportwaarde van een bedrijf ter waarde van 5 duizend euro. Dit is gedaan om alleen bedrijven mee te nemen met een substantiële exportwaarde. Omdat de IHD echter nog niet voor 2017 gepubliceerd is, is deze grens voor de diensten op basis van de ICP gemaakt, waardoor deze alleen voor de EU-landen bekend is. Er wordt gebruik gemaakt van de IHG-gegevens omdat de ICP-data slechts een van de vele bronnen is om de waarde van goederenexporteurs te bepalen. De dienstenhandel is daarentegen grotendeels op de ICP-data gebaseerd. De IHG en IHD worden naast deze afbakeningen niet voor andere doeleinden gebruikt. Alle besproken resultaten in dit hoofdstuk zijn dus louter gebaseerd op data van het gekoppelde bestand tussen het BDK en de ICP.
De cijfers in dit hoofdstuk zijn ook niet vergelijkbaar met de cijfers uit de IHG en IHD, aangezien deze statistieken op meerdere bronnen zijn gebaseerd. De ICP is een subset van deze statistieken. Om die reden kunnen het aantal exporteurs genoemd in dit hoofdstuk afwijken van andere hoofdstukken. De ICP is echter wel een bron van goede kwaliteit en biedt dus vernieuwende inzichten die in dit hoofdstuk verder worden uitgelicht.
Het is de eerste keer dat het CBS cijfers publiceert over het aantal handelsrelaties van bedrijven in Nederland. Mogelijk dat in vervolgonderzoek met voortschrijdend inzicht voor andere definities en afbakeningen gekozen wordt. Mede om die reden hebben de cijfers in dit hoofdstuk een voorlopig karakter.
4.7Bijlage
4.7.3Aantal goederenexporteurs en handelsrelaties, gestart met exporteren in 2014
| Goederenexporteurs | Handelsrelaties | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
| Land | ||||||||
| AT | 460 | 456 | 462 | 459 | 1245 | 1498 | 1818 | 2053 |
| BE | 4251 | 2805 | 2410 | 2222 | 24787 | 33755 | 33494 | 36941 |
| BG | 116 | 147 | 148 | 154 | 185 | 254 | 254 | 310 |
| CY | 86 | 78 | 89 | 92 | 111 | 109 | 114 | 121 |
| CZ | 258 | 271 | 276 | 259 | 436 | 497 | 545 | 597 |
| DE | 3229 | 2377 | 2052 | 1860 | 15510 | 17717 | 19006 | 18934 |
| DK | 480 | 499 | 473 | 456 | 1076 | 1287 | 1349 | 1400 |
| EE | 119 | 124 | 116 | 125 | 155 | 171 | 159 | 202 |
| EL | 189 | 213 | 206 | 200 | 486 | 556 | 468 | 535 |
| ES | 582 | 583 | 600 | 548 | 1731 | 2109 | 2387 | 3128 |
| FI | 254 | 265 | 250 | 240 | 502 | 490 | 561 | 649 |
| FR | 1001 | 910 | 830 | 826 | 4347 | 5100 | 5585 | 6219 |
| GB | 1162 | 987 | 882 | 822 | 3448 | 3987 | 3956 | 4030 |
| HR | 67 | 79 | 109 | 94 | 106 | 115 | 152 | 170 |
| HU | 201 | 212 | 211 | 199 | 299 | 354 | 376 | 453 |
| IE | 269 | 290 | 257 | 261 | 507 | 626 | 628 | 698 |
| IT | 603 | 583 | 561 | 521 | 2306 | 2878 | 3014 | 3641 |
| LT | 137 | 147 | 129 | 150 | 184 | 205 | 197 | 274 |
| LU | 296 | 296 | 305 | 279 | 495 | 521 | 577 | 522 |
| LV | 97 | 84 | 97 | 96 | 117 | 117 | 127 | 158 |
| MT | 76 | 80 | 69 | 76 | 93 | 108 | 111 | 120 |
| PL | 515 | 504 | 477 | 479 | 1091 | 1301 | 1365 | 1292 |
| PT | 250 | 269 | 292 | 265 | 466 | 592 | 680 | 783 |
| RO | 244 | 239 | 229 | 213 | 419 | 498 | 447 | 522 |
| SE | 441 | 438 | 409 | 382 | 910 | 1181 | 1236 | 1378 |
| SI | 93 | 113 | 129 | 115 | 157 | 200 | 233 | 259 |
| SK | 120 | 141 | 140 | 142 | 167 | 201 | 220 | 277 |
Legenda: Oostenrijk (AT), België (BE), Bulgarije (BG), Cyprus (CY), Tsjechië (CZ), Duitsland (DE), Denemarken (DK), Estland (EE), Griekenland (EL), Spanje (ES), Finland (FI), Frankrijk (FR), Verenigd Koninkrijk (GB), Kroatië (HR), Hongarije (HU), Ierland(IE), Italië (IT), Litouwen (LT), Luxemburg (LU), Letland (LV), Malta (MT), Polen (PL), Portugal (PT), Roemenië (RO), Zweden(SE), Slovenië (SI), Slowakije (SK).
4.7.4Aantal dienstenexporteurs en handelsrelaties, gestart met exporteren in 2014
| Dienstenexporteurs | Handelsrelaties | |||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
| Land | ||||||||
| AT | 281 | 256 | 236 | 230 | 495 | 658 | 746 | 513 |
| BE | 3188 | 2170 | 1838 | 1576 | 10240 | 9778 | 9764 | 9079 |
| BG | 71 | 65 | 59 | 54 | 93 | 95 | 115 | 105 |
| CY | 86 | 69 | 61 | 53 | 99 | 102 | 86 | 84 |
| CZ | 119 | 120 | 129 | 113 | 155 | 208 | 230 | 200 |
| DE | 2708 | 1902 | 1636 | 1434 | 8093 | 8688 | 8784 | 7782 |
| DK | 334 | 296 | 283 | 275 | 508 | 700 | 722 | 598 |
| EE | 42 | 37 | 47 | 41 | 51 | 54 | 61 | 64 |
| EL | 74 | 67 | 65 | 60 | 161 | 124 | 124 | 121 |
| ES | 479 | 378 | 377 | 331 | 1110 | 994 | 1178 | 1092 |
| FI | 114 | 123 | 126 | 119 | 197 | 282 | 269 | 233 |
| FR | 741 | 629 | 608 | 557 | 1873 | 2396 | 2372 | 1900 |
| GB | 1509 | 1149 | 980 | 814 | 2759 | 3016 | 3133 | 2890 |
| HR | 45 | 38 | 43 | 33 | 73 | 67 | 92 | 77 |
| HU | 88 | 86 | 85 | 77 | 217 | 302 | 151 | 161 |
| IE | 369 | 331 | 280 | 244 | 460 | 496 | 447 | 399 |
| IT | 463 | 384 | 378 | 328 | 1272 | 1458 | 1347 | 1214 |
| LT | 46 | 42 | 58 | 44 | 60 | 82 | 103 | 90 |
| LU | 274 | 242 | 250 | 217 | 378 | 418 | 445 | 395 |
| LV | 38 | 32 | 27 | 36 | 48 | 41 | 36 | 44 |
| MT | 82 | 57 | 51 | 47 | 110 | 75 | 85 | 67 |
| PL | 240 | 228 | 234 | 207 | 451 | 544 | 666 | 600 |
| PT | 127 | 117 | 115 | 110 | 206 | 214 | 244 | 250 |
| RO | 92 | 84 | 89 | 97 | 139 | 161 | 166 | 193 |
| SE | 319 | 278 | 275 | 252 | 467 | 552 | 556 | 549 |
| SI | 44 | 43 | 49 | 38 | 60 | 74 | 90 | 77 |
| SK | 49 | 57 | 56 | 55 | 75 | 114 | 95 | 97 |
Legenda: Oostenrijk (AT), België (BE), Bulgarije (BG), Cyprus (CY), Tsjechië (CZ), Duitsland (DE), Denemarken (DK), Estland (EE), Griekenland (EL), Spanje (ES), Finland (FI), Frankrijk (FR), Verenigd Koninkrijk (GB), Kroatië (HR), Hongarije (HU), Ierland(IE), Italië (IT), Litouwen (LT), Luxemburg (LU), Letland (LV), Malta (MT), Polen (PL), Portugal (PT), Roemenië (RO), Zweden(SE), Slovenië (SI), Slowakije (SK).
4.8Literatuur
Literatuur
Amador, J., & Opromolla, L. D. (2013). Product and destination mix in export markets. Review of World Economics, 149(1), 23–53.
Belastingdienst (2018a). Toelichting bij de opgaaf intracommunautaire prestaties 2018. Geraadpleegd op de website van de Belastingdienst: https://download.belastingdienst.nl/belastingdienst/docs/toelichting_digi8tale_opgaaf_intracommunautaire_pres_ob1291t81fd.pdf, op 19 juli 2018.
Belastingdienst (2018b). ABC-levering binnen de EU. Geraadpleegd op de website van de Belastingdienst: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/btw/zakendoen_met_het_buitenland/goederen_en_diensten_naar_andere_eu_landen/export_van_specifieke_goederen_en_in_bijzondere_situaties/abc_levering/, op 16 augustus 2018.
Bernard, A. B., & Jensen, J. B. (1999). Exceptional exporter performance: cause, effect, or both?. Journal of international economics, 47(1), 1–25.
Bernard, A. B., Jensen, J. B., Redding, S. J., & Schott, P. K. (2007). Firms in international trade. Journal of Economic perspectives, 21(3), 105–130.
Besedeš, T., & Prusa, T. J. (2011). The role of extensive and intensive margins and export growth. Journal of Development Economics, 96(2), 371–379.
CBS (2016a). CBS Internationaliseringsmonitor 2016, vierde kwartaal: Zelfstandig MKB.
Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2016b). Documentatierapport Inward FATS. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2016c). Documentatierapport Internationale Handel in Goederen (IHG). Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
CBS (2018). De positie van Nederland. Internationaliseringsmonitor 2018, eerste kwartaal. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Creusen, H., Kox, H., Lejour, A., & Smeets, R. (2011). Exploring the margins of Dutch exports: A firm-level analysis. De Economist, 159(4), 413.
Creusen, H. & Lejour, A. (2011). Uncertainty and the export decisions of Dutch firms. CPB Discussion Paper No. 183. Centraal Planbureau: Den Haag.
Groot, S. & Weterings, A. (2013). Internationalisation and firm and regional and firm productivity: level effects. In CBS Internationalisation Monitor 2013. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Iacovone, L., & Javorcik, B. S. (2010). Multi‐product exporters: Product churning, uncertainty and export discoveries. The Economic Journal, 120(544), 481–499.
Jaarsma, M. (2012). Enterprise dynamics and international trade. In Internationalisation monitor 2012, Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Kaag, S. (2018). Beleidsnota Investeren in perspectief. Goed voor de wereld, goed voor Nederland. Ministerie van Buitenlandse Zaken: Den Haag.
Mion, G., & Muûls, M. (2014). Investigation into the extensive and intensive margins of growth in the value of UK exports and the role of SME exporters . Project Report. United Kingdom Trade and Investment.
Muûls, M., & Pisu, M. (2009). Imports and Exports at the Level of the Firm: Evidence from Belgium. World Economy, 32(5), 692–734.
Pouwels-Urlings, N. & Wijnen, R. (2012). Enterprise demography of international and domestic firms. In Internationalisation monitor 2012, Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Smeets, R., Creusen, H., Lejour, A., & Kox, H. (2010). Export margins and export barriers: Uncovering market entry costs of exporters in the Netherlands. CPB Document, 208(1).
Smit, R. & Wong, K. F. (2016), Eerste stappen op een nieuwe weg: microdata over de internationale handel in diensten. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Smit, R. & Wong, K. F. (2017). Ontwikkeling microdata 2012–2016 Internationale handel in diensten. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Voncken, R. & Cremers, D. (2018). Welke bedrijven exporteren waarheen? In Internationaliseringsmonitor 2018, eerste kwartaal: de positie van Nederland. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Wagner, J. (2007). Exports and productivity: A survey of the evidence from firm‐level data. World Economy, 30(1), 60–82.
Wagner, J. (2013). Exports, imports and firm survival: first evidence for manufacturing enterprises in Germany. Review of World Economics, 149(1), 113–130.
Noten
Ook bekend als de ‘stepping-stone-theorie’ (zie o.a. Creusen & Lejour, 2011).
Het aantal goederen- en dienstenexporteurs in dit hoofdstuk wijkt af van de totalen gepresenteerd in hoofdstuk 1 van deze publicatie. Voor meer informatie hieromtrent zie paragraaf 4.6.
Overig EU15 refereert naar de samenstelling van de EU per 1 januari 1995, exclusief België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. EU13 betreffen de lidstaten die op 1 mei 2004, of later, zijn toegetreden tot de Europese Unie.
Wel is het mogelijk dat bedrijven in die in 2014 starten met exporteren niet in elk jaar dat volgt weer exporteert.
Het betreffen bedrijven die een ICP-aangifte hebben gedaan en voorkomen in de microdata van de IHG-statistieken.
Omdat de meeste bedrijven die beginnen met exporteren beginnen met één afnemer in één land, hebben bedrijven die in januari begonnen zijn met exporteren in theorie een grotere kans om in datzelfde jaar nog uit te breiden met meerdere handelsrelaties en landen t.o.v. exporteurs die in december van datzelfde jaar beginnen met exporteren.