Werkgelegenheid – een introductie
Over de relatie tussen globalisering en werkgelegenheid is weinig consensus tussen economen. Al tijdens de eerste grote globaliseringsgolf die in de jaren 70 en 80 over de westerse wereld rolde, was een veel gehoorde angst dat buitenlandse invloeden ten koste zouden gaan van nationale werkgelegenheid. In de jaren 90, de jaren van ongekende groei in handel, welvaart en rijkdom, waren deze geluiden er natuurlijk ook, maar was er een groot vertrouwen in de voordelen van vrijhandel, globalisering en in zogenaamde ‘trickle down economics’. De gedachtegang was dat er economische groei kan ontstaan door ondernemers en bedrijven te stimuleren en vrijheid te bieden te ondernemen. De voordelen hiervan zouden automatisch ook ‘doorsijpelen’ naar de mensen in de lagere inkomensklassen.
Internationale handel en buitenlandse investeringen hebben de economische groei in de afgelopen decennia flink aangejaagd (OESO, 2017b en 2017c). Dat globalisering ook nadelige consequenties kan hebben voor bepaalde groepen in de maatschappij was bekend – bijvoorbeeld doordat werknemers hun baan verliezen door offshoring of hun inkomen onder druk van toenemende buitenlandse concurrentie weinig zien stijgen – maar werd vaak gezien als een logische, onvermijdelijke gang van zaken. Werknemers in bedrijfstakken die bloot stonden aan concurrentie uit het buitenland konden toch nog altijd ergens anders aan de slag of gecompenseerd worden? Na het uitbreken van de grote economische crisis in 2008 en onder invloed van het groeiend populisme in de wereld is er structureel meer aandacht voor en onderzoek naar wat soms de ‘verliezers’ van globalisering wordt genoemd. Piketty (2014) laat in zijn werk ‘Kapitaal in de 21e eeuw’ met een grote verzameling aan cijfermateriaal en statistieken zien dat door de eeuwen heen de economische groei doorgaans lager is dan het rendement op kapitaal (vermogen). Studies zoals bijvoorbeeld van Milanovic (2016) zorgen voor meer focus op wereldwijde ongelijkheid en de dynamiek hier achter. En wat betreft de trickle down economics¸ daarvan concludeerden de auteurs van een IMF-studie dat when the rich get richer, the benefits do not trickle down (Dabla-Norris et al., 2015).
In deze editie van de internationaliseringsmonitor staat de Nederlandse werkgelegenheid en de relatie met internationalisering centraal. Het eerste hoofdstuk begint met een algemeen overzicht van de werkgelegenheid bij internationaal actieve bedrijven. Voor bedrijven onder buitenlandse zeggenschap, Nederlandse zeggenschap en internationale handel in goederen wordt onder andere gepresenteerd hoeveel werknemers er in dienst zijn, de verhouding man/vrouw en wat het onderwijsniveau van deze werknemers is. Zo blijken mannen relatief oververtegenwoordigd bij internationaal actieve bedrijven. Ook als we de indirecte werkgelegenheid meetellen die samenhangt met export blijken mannen vaker hun werk aan export te danken dan vrouwen. In dit hoofdstuk wordt ook de bijdrage van internationale kenniswerkers en studenten in de economie onder de loep genomen. Voor wie werkt de doorsnee internationale kenniswerker? En de buitenlandse studenten die aan Nederlandse universiteiten een diploma behalen, welk gedeelte blijft daarna in Nederland om bijvoorbeeld een bedrijf te starten?
Dat export doorgaans samengaat met (meer) werkgelegenheid lijkt op voorhand evident. Een bedrijf dat start met exporteren, vergroot zijn afzetmarkt en productie, wat op termijn tot meer werkgelegenheid kan leiden. Eerder onderzoek toonde al aan dat exporteurs groter zijn in aantal werknemers en omzet dan bedrijven zonder export. Voor importeurs is de relatie met werkgelegenheid minder evident. Toegenomen import uit het buitenland kan negatieve gevolgen hebben voor de werknemers in de bedrijfstakken waar deze import mee concurreert. In het tweede hoofdstuk van deze Internationaliseringsmonitor wordt onderzocht welk effect starten met internationaal handelen heeft op de ontwikkeling en samenstelling van het personeelsbestand van het bedrijf. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijven die ‘duurzaam’ starten (oftewel starten én doorgaan met internationale goederenhandel), bedrijven die incidenteel internationaal handelen en vergelijkbare bedrijven die niet starten met internationaal handelen.
Het verplaatsen van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland is ook een kenmerk van globalisering waar vanuit de pers en politiek vaak aandacht voor is. Door het opknippen van productieketens en het offshoren van bedrijfsonderdelen naar het buitenland verdwijnen er geregeld banen. Hoe groot dit fenomeen is, hoeveel banen er naar het buitenland verdwijnen en welke trends er te ontdekken zijn in het offshoren door bedrijven in Nederland staat centraal in het derde hoofdstuk. Een van de conclusies is dat tussen 2014 en 2016 meer dan 30 duizend banen in Nederland verloren gingen door offshoring. Bijna driekwart hiervan bestond uit banen van middelbaar- en laagopgeleiden.
Globalisering brengt tevens met zich mee dat in de afgelopen decennia de concurrentie in de wereldhandel is toegenomen. In het vierde en laatste hoofdstuk van deze Internationaliseringsmonitor gaan we dieper in op de relatie tussen (de toegenomen) importconcurrentie uit lagelonenlanden op de werkgelegenheid in de Nederlandse industrie. De Nederlandse arbeidsmarkt verandert sterk en met name het middensegment staat onder druk. De beroepen van hoogopgeleiden bestaan vaak uit een groot gedeelte niet-routinematig cognitief of analytisch werk, en dat van laagopgeleiden uit een relatief groot gedeelte niet-routinematig, handmatig werk. Beide typen werkzaamheden staan minder bloot aan concurrentie uit het buitenland en technologisering dan de werkzaamheden van de middelbaar opgeleiden. De analyse laat onder andere zien de Nederlandse industrie blootstaat aan toenemende importconcurrentie en dat dit de stijgende relatieve vraag naar niet-routinematige vaardigheden versterkt.
Literatuur
Literatuur
Dabla-Norris, E. & Kochhar, K. & Suphaphiphat, N., Ricka, F. & Tsounta, E. (2015), Causes and consequences of income inequality: a global perspective. International Monetary Fund IMF Staff Discussion Note SDN/15/13.
Fourage, D., Smits, W., de Vries, J., & de Vries, R. (2017), Ongelijkheid en veranderingen in de beroepenstructuur. Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt, 46 - 67.
Kaag, S. (2018), Beleidsnota Investeren in perspectief. Goed voor de wereld, goed voor Nederland. Ministerie van Buitenlandse Zaken: Den Haag.
Milanovic, B. (2016) Global inequality. A new approach for the age of globalization. Harvard University Press: Cambridge.
OESO (2017a), Employment outlook 2017. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling: Parijs.
OESO (2017b), Making trade work for all. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling: Parijs.
OESO (2017c), Economic outlook, Volume 2017 Issue 1. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling: Parijs.
Piketty, T. (2013) Capital in the twenty-first century. Harvard University Press: Cambridge.
World Economic Forum (2016), The Future of Jobs: Employment, Skills and Workforce Strategy for the Fourth Industrial Revolution. World Economic Forum: Genève.