Voorwoord
De wereld stond er 100 jaar geleden heel anders voor. De Grote Oorlog ging de laatste fase in en de economische, maatschappelijke en staatkundige consequenties voor Europa en Nederland waren enorm. Ondanks Nederlandse neutraliteit merkte ook ons land de serieuze gevolgen van de oorlog om ons heen. Het gevolg van de blokkades en sabotage op zee was dat er in ons land grote tekorten aan allerlei producten ontstonden. Onze internationale georiënteerde economie werd sterk op zichzelf teruggeworpen en noodgedwongen zelfvoorzienender. De steenkoolmijnen en de ijzer- en staalindustrie groeiden sterk en het bedrijfsleven kon door achterblijvende buitenlandse concurrentie nieuwe innovaties en technieken (door)ontwikkelen (Kruizinga, 2011). Deze ontwikkelingen en de gevolgen hiervan voor de internationale handel zijn ook duidelijk terug te zien in cijfers. In deze oorlogsjaren startte het destijds bijna twintig jaar oude Centraal Bureau voor de Statistiek met het waarnemen van de internationale goederenhandel. Het CBS is in 1899 opgericht om onafhankelijk en objectief de samenleving met behulp van betrouwbare statistieken in kaart te brengen, daarover te rapporteren en dit efficiënt en betrouwbaar te organiseren.
In de afgelopen eeuw heeft Nederland – ondanks de nodige crises – zijn positie als handelsnatie verder weten uit te bouwen en verstevigen. Nederland behoort al jaren tot de top tien landen met de meeste export van goederen en diensten. Onze ligging, grote mainports en goede infrastructuur faciliteren een alsmaar groeiende wederuitvoerstroom naar het Europese achterland. Producten van Nederlandse makelij weten eveneens in toenemende mate de weg naar het buitenland te vinden. En dit buitenland is steeds verder weg. De ons omringende lidstaten waren toen en zijn nu onze belangrijkste exportbestemming. Dit aandeel is echter tanende. Met name de in Nederland geproduceerde goederen hebben steeds vaker een bestemming in Zuidoost-Azië of Noord-Amerika. Grote bedrijven en buitenlandse multinationals spelen hierin een belangrijke rol. Bovendien speelt hier ook het proces van wereldwijd opgeknipte productieketens. Daar waar vroeger producten veelal op één plaats in één land werden geproduceerd én geconsumeerd, is dit sinds een aantal decennia steeds minder vaak het geval. Export bereikt steeds vaker dan vroeger niet meteen de eindbestemming, maar wordt steeds vaker in het land van de afnemer (bijvoorbeeld de EU) verder verwerkt om vervolgens verder geëxporteerd te worden (bijvoorbeeld naar China). Daarmee is de EU voor Nederland niet minder belangrijk dan vroeger, maar de verandert relatie van karakter; van consument naar ‘gateway’ naar de rest van de wereld.
Het honderdjarig bestaan van de statistiek Internationale Handel in goederen wordt in deze editie van de Internationaliseringsmonitor gevierd met een hoofdstuk over de trends en ontwikkelingen in de afgelopen eeuw. Bezoek ook het dossier Globalisering voor een visualisatie van de trends in de in- en uitvoer van Nederland. Hier vindt u tevens een nieuwe set kernindicatoren op het gebied van globalisering en eerdere edities van de Internationaliseringsmonitor.
Directeur-Generaal,
Dr. T.B.P.M. Tjin-A-Tsoi
Den Haag/Heerlen/Bonaire, april 2018