ICT-gebruik bij personen
Internet speelt een rol in vrijwel alle aspecten van ons leven. In 2022 had bijna de gehele Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder thuis toegang tot internet (97 procent) en een groot deel (90 procent) was dagelijks online. De meest voorkomende online activiteiten waren e-mailen, tekstberichten versturen, internetbankieren, informatie zoeken en online bellen. De meeste online activiteiten werden in 2022 door een even groot of groter deel van de bevolking ontplooid dan een jaar eerder (2021). De uitzondering hierop was online winkelen. Deze activiteit werd juist door een kleiner deel van de bevolking uitgevoerd. Nederland behoorde in 2022 tot de Europese landen met het grootste aandeel inwoners dat thuis internettoegang had, online belde of online aankopen deed.
3.1Internettoegang en -gebruik
Internet is niet meer weg te denken uit het dagelijks leven van de meeste Nederlanders. Dankzij de goede kwaliteit van de Nederlandse ICT-infrastructuur kan men vrijwel altijd en overal online zijn. De coronacrisis, die mensen dwong thuis te studeren of te werken, heeft het gebruik van internet extra gestimuleerd de afgelopen jaren.
Het CBS doet jaarlijks onderzoek naar het ICT- en internetgebruik door de Nederlandse bevolking vanaf 12 jaar. Deze paragraaf beschrijft de toegankelijkheid van internet thuis en de mate waarin internet anno 2022 werd gebruikt. Ook worden de ontwikkelingen ten opzichte van vijf jaar eerder (2017) en tien jaar eerder (2012) weergegeven.
Enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’
Om informatie te krijgen over hoe huishoudens en personen ICT en internet gebruiken, voert het CBS sinds 2005 jaarlijks de enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’ uit. Elk jaar nemen ruim 5 duizend personen deel aan dit onderzoek. In 2022 deden 6 175 personen mee.
De onderzoekspopulatie bestaat uit alle inwoners van Nederland in de leeftijd van 12 jaar of ouder. In dit hoofdstuk wordt vanwege het leesgemak gesproken over ‘Nederlanders’, waar het eigenlijk gaat om inwoners van Nederland, ongeacht hun nationaliteit.
De lidstaten van de Europese Unie (EU) zijn overeengekomen dat zij het ICT-onderzoek geharmoniseerd uitvoeren; alle landen gebruiken (in principe) dezelfde vragen en definities. Het Europese onderzoek richt zich op de bevolking van 16 tot 75 jaar. Het CBS werkt met een uitgebreidere populatie voor Nederland, namelijk inwoners vanaf 12 jaar. Hierdoor kunnen de Nederlandse cijfers in internationale vergelijkingen iets afwijken van de nationale cijfers.
De dataverzameling vindt plaats via internet en telefoon. Het CBS vraagt in eerste instantie of de deelnemers de vragenlijst via internet willen invullen. Bij degenen die geen gehoor geven aan deze uitnodiging neemt het CBS de vragenlijst, indien mogelijk, telefonisch af.
Vrijwel iedereen heeft thuis toegang tot internet
In 2022 had 97 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder thuis toegang tot internet. Ten opzichte van vijf jaar eerder (2017) is dit aandeel onveranderd. Van de kleine groep personen die in 2022 thuis géén toegang tot internet had bestond het leeuwendeel uit 75‑plussers.
Tien jaar eerder, in 2012, was de situatie iets anders. Toen had nog 92 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder thuis toegang tot internet.
Nederlandse huishoudens Europees koploper met internet thuis
Binnen de EU is Nederland het land met het grootste aandeel huishoudens met internettoegang thuis. Volgens de Europese onderzoeksmethode (onderzoekspopulatie 16- tot 75‑jarigen) hadden in 2022 bijna alle Nederlandse huishoudens thuis internet (98 procent). Andere EU-landen met een hoog aandeel huishoudens met internettoegang waren Finland, Spanje en Denemarken. Het EU-gemiddelde van het aandeel huishoudens met een internetaansluiting was 92 procent. In 2017 was dat nog 86 procent en in 2012 was dit 75 procent.
9 op de 10 zijn dagelijks online
In 2022 was 90 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder (vrijwel) dagelijks online (figuur 3.1.1). In 2017 was dit nog 86 procent. Vooral bij 75‑plussers nam het dagelijks gebruik van internet sterk toe, namelijk van 44 procent in 2017 naar 61 procent in 2022. Personen van 25 tot 55 jaar waren met een dagelijks internetgebruik van 96 procent het vaakst dagelijks online.
In 2012 was 76 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder (vrijwel) dagelijks online. In tien jaar tijd is het dagelijks internetgebruik met 14 procentpunt toegenomen. Vooral bij 75‑plussers nam het dagelijkse internetgebruik in deze periode fors toe (van 16 naar 61 procent).
Kenmerk | 2022 | 2017 | 2012 |
---|---|---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) |
90 | 86 | 76 |
Leeftijd | . | . | . |
12 tot 25 jaar | 93 | 96 | 93 |
25 tot 35 jaar | 96 | 96 | 93 |
35 tot 45 jaar | 95 | 94 | 88 |
45 tot 55 jaar | 95 | 91 | 83 |
55 tot 65 jaar | 92 | 88 | 68 |
65 tot 75 jaar | 84 | 71 | 52 |
75 jaar of ouder | 61 | 44 | 16 |
Hoogopgeleiden zijn vaker dagelijks online dan lager opgeleiden.noot1 In 2022 was 97 procent van de hoogopgeleiden dagelijks online, van de middelbaar opgeleiden was dit 94 procent en van de laagopgeleiden 79 procent. Bij middelbaar opgeleiden en laagopgeleiden was in 2022 het aandeel personen dat dagelijks internet gebruikte 5 procentpunt hoger dan in 2017. Bij hoogopgeleiden bleef het dagelijks internetgebruik onveranderd in deze periode.
Binnen de EU behoort Nederland, samen met Zweden, Denemarken en Ierland tot de landen met het hoogste aandeel inwoners dat dagelijks online is. In 2022 gebruikte 93 procent van de Nederlanders (van 16 tot 75 jaar) dagelijks internet. Het EU-gemiddelde bedroeg dat jaar 84 procent. Cijfers over dagelijks internetgebruik in de afzonderlijke EU-landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.
Vijf procent maakt geen gebruik van internet
In 2022 gaf 5 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder aan nooit internet te hebben gebruikt (figuur 3.1.2). Dat zijn 773 duizend mensen. In 2017 gaf 6 procent aan nooit online te zijn geweest en in 2012 was dat 10 procent.
Vooral bij ouderen daalde het percentage dat nooit online is geweest. In 2017 gaf ruim een derde van de 75‑plussers (36 procent) aan nooit internet te hebben gebruikt. In 2022 was dit gedaald naar minder dan een kwart (23 procent). Ook bij 65- tot 75‑jarigen daalde het percentage dat nooit online is geweest fors, van 13 procent in 2017 naar 7 procent in 2022. Personen van 12 tot 65 jaar maakten in 2022 bijna allemaal gebruik van internet. Slechts 2 procent deed dat niet.
Kenmerk | 2022 | 2017 | 2012 |
---|---|---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) |
5 | 6 | 10 |
Leeftijd | . | . | . |
12 tot 25 jaar | 3 | 1 | . |
25 tot 45 jaar | 2 | 1 | 1 |
45 tot 65 jaar | 2 | 2 | 6 |
65 tot 75 jaar | 7 | 13 | 26 |
75 jaar of ouder | 23 | 36 | 66 |
Bij 75‑plussers zijn het vaker vrouwen dan mannen die geen internet gebruiken. In 2022 gaf 30 procent van de vrouwen tegen 17 procent van de mannen van 75 jaar of ouder aan nooit online te zijn geweest. Laagopgeleide 75‑plussers gebruikten vaker geen internet dan hun hoogopgeleide leeftijdsgenoten (35 tegen 3 procent). Ook in de andere leeftijdscategorieën gaven laagopgeleiden vaker aan nooit online te zijn geweest.
Meer informatie over personen die nooit internet hebben gebruikt is opgenomen in deze Statline-tabel.
Smartphone meest gebruikt voor internettoegang
Voor de toegang tot internet gebruikte 89 procent van de Nederlanders in 2022 een smartphone. Ook laptops en tablets werden met 73 en 49 procent relatief vaak gebruikt om te internetten. Desktopcomputers werden het minst vaak gebruikt (40 procent).
Meer informatie over apparaten gebruikt voor toegang tot het internet (totalen en naar persoonskenmerken) is opgenomen in deze Statline-tabel.
Negen op de tien 16‑plussers hebben een smartphone
In 2022 had 91 procent van de mensen van 16 jaar of oudernoot2 een smartphone. Ruim 70 procent had een laptop en ruim de helft had een tablet. Een minderheid (ruim 30 procent) had een pc. Acht procent van de mensen van 16 jaar of ouder had geen enkele van de in figuur 3.1.3 genoemde apparaten (smartphone, tablet, laptop of pc).
Device | Heb ik op dit moment | Heb ik ooit gehad |
---|---|---|
Smartphone | 91 | 1 |
Laptop | 75 | 9 |
Tablet | 54 | 19 |
Pc/desktop | 34 | 42 |
3.2Online communicatie
Internet wordt veel gebruikt voor communicatie zoals het versturen van berichten, bellen of deelnemen aan een sociaal netwerk. In deze paragraaf komen deze vormen van online communicatie aan bod.
9 op de 10 e-mailen en versturen tekstberichten
E-mailen en tekstberichten versturen, onder meer via WhatsApp, waren in 2022 de meest voorkomende vormen van online communicatie (tabel 3.2.1). Negen op de tien personen van 12 jaar of ouder gebruikten deze digitale communicatievormen. In de leeftijdsgroepen tussen 25 tot 75 jaar waren e-mailen en het versturen van tekstberichten even populair. 75‑plussers e-mailden vaker dan dat ze tekstberichten verstuurden. Jongeren van 12 tot 25 jaar verstuurden juist vaker tekstberichten dan dat ze e-mailden.
In vergelijking met 2017 is het gebruik van alle vormen van online communicatie toegenomen. Vooral bellen via internet (bijvoorbeeld via WhatsApp, Skype, Zoom, MS Teams of FaceTime) heeft een hoge vlucht genomen. In 2022 belde 79 procent van de Nederlanders via internet. In 2017 was dit nog 43 procent. Bijna 90 procent van de bevolking wisselde in 2022 berichten uit via diensten als WhatsApp, terwijl dit vijf jaar eerder nog 80 procent was. Ook is een groter aandeel personen actief geworden op sociale netwerken. In 2022 maakte 70 procent van de Nederlandse bevolking gebruik van sociale netwerken zoals Facebook, Twitter, Instagram of Snapchat (tegen 63 procent in 2017). Het gebruik van e-mail is de afgelopen vijf jaar niet veranderd
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|
% personen van 12 jaar of ouder | ||||||
E-mailen | 88 | 88 | 89 | 89 | 89 | 90 |
Tekstberichten versturen, bijv. met WhatsApp | 80 | 81 | 84 | 86 | 88 | 89 |
Deelnemen aan een sociaal netwerk | 63 | 62 | 63 | 67 | 69 | 70 |
Bellen via internet | 43 | 55 | 58 | 79 | 78 | 79 |
Bron:CBS
Vooral 12- tot 45‑jarigen bellen via internet
In 2022 belde 89 procent van de 12- tot 45‑jarigen via internet. Door personen van 65 tot 75 jaar en personen van 75 jaar of ouder werd minder gebeld via internet (65 procent en 43 procent, figuur 3.2.2). Hoogopgeleiden belden vaker via internet dan middelbaar opgeleiden of laagopgeleiden. Mannen en vrouwen belden even vaak via internet.
Kenmerk | 2022 | 2017 | 2012 |
---|---|---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) |
79 | 43 | 23 |
Leeftijd | . | . | . |
12 tot 25 jaar | 87 | 66 | 34 |
25 tot 45 jaar | 90 | 53 | 28 |
45 tot 65 jaar | 80 | 35 | 21 |
65 tot 75 jaar | 65 | 21 | 10 |
75 jaar of ouder | 43 | 14 | 4 |
Onderwijsniveau | . | . | . |
Laag | 67 | 36 | 19 |
Middelbaar | 80 | 42 | 23 |
Hoog | 92 | 53 | 31 |
Nederland koploper internetbellen in de EU
In 2022 stond Nederland met 82 procent op een gedeelde eerste plaats met Cyprus op de ranglijst van EU-landen met het hoogste percentage inwoners dat belt via internet (figuur 3.2.3). Ierland volgde met 81 procent en Malta met 80 procent. Het laagst was het percentage internetbellers in Polen en Oostenrijk (beide 55 procent). Het EU-gemiddelde in 2022 bedroeg 66 procent.
Land | Online bellen |
---|---|
Nederland | 82 |
Cyprus | 82 |
Ierland | 81 |
Malta | 80 |
Spanje | 76 |
Zweden | 75 |
België | 75 |
Hongarije | 74 |
Finland | 74 |
Litouwen | 74 |
Denemarken | 73 |
Letland | 72 |
Griekenland | 70 |
Portugal | 69 |
Luxemburg | 68 |
Bulgarije | 67 |
Italië | 67 |
EU-gemiddelde | 66 |
Slowakije | 65 |
Kroatië | 63 |
Roemenië | 62 |
Frankrijk | 62 |
Tsjechië | 61 |
Estland | 61 |
Duitsland | 59 |
Slovenië | 56 |
Oostenrijk | 55 |
Polen | 55 |
Bron: Eurostat |
Steeds meer 65‑plussers versturen tekstberichten
Tekstberichten versturen nam de laatste jaren in alle leeftijdsgroepen toe, maar de groei was het sterkst bij 65‑plussers. Onder 65- tot 75‑jarigen nam het percentage tussen 2017 en 2022 toe van 44 naar 82 en onder 75‑plussers was er in dezelfde periode een toename van 27 naar 56 procent. Van de 12- tot 65‑jarigen verstuurde in 2022 meer dan 90 procent tekstberichten (figuur 3.2.4). Het aandeel verschilde in 2022 niet tussen mannen en vrouwen.
Leeftijd | Tekstberichten versturen | Sociale netwerken gebruiken |
---|---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) |
89 | 70 |
12 tot 25 jaar | 93 | 87 |
25 tot 45 jaar | 95 | 84 |
45 tot 65 jaar | 93 | 69 |
65 tot 75 jaar | 82 | 48 |
75 jaar of ouder | 56 | 24 |
Bijna 9 op de 10 jongeren actief op sociale netwerken
In 2022 was 87 procent van de 12- tot 25‑jarigen actief op sociale netwerken zoals Facebook, Twitter, Instagram, Snapchat of TikTok. De laatste jaren zijn ook steeds meer ouderen op sociale netwerken actief geworden. Onder 65- tot 75‑jarigen steeg het aandeel sociale netwerkgebruikers tussen 2017 en 2022 van 27 naar 48 procent. Onder 75‑plussers was er een toename van 17 naar 24 procent. Laagopgeleiden maakten in 2022 minder vaak gebruik van sociale netwerken dan hoogopgeleiden en middelbaar opgeleiden. Vrouwen waren even vaak actief op sociale netwerken als mannen.
Meer informatie over communiceren via internet is opgenomen in deze Statline-tabel.
3.3Informatie zoeken en vermaak
Internet is een belangrijke bron van informatie, nieuwsgaring en vermaak. Deze paragraaf beschrijft welk soort informatie gezocht wordt via het internet, hoe vaak nieuwssites geraadpleegd worden, en hoe het internet als bron van vermaak gebruikt wordt.
Nederland EU-koploper in online informatie zoeken
Nederland behoorde in 2022 samen met Finland en Denemarken tot de groep van EU-landen met het grootste deel van de bevolking dat online informatie zoekt over goederen en diensten. In Nederland, Finland en Denemarken zochten dat jaar 9 op de 10 inwoners van 16 tot 75 jaar informatie hierover op internet (figuur 3.3.1). Ook in Zweden was het aandeel inwoners dat online informatie zocht relatief hoog (89 procent). Roemenië en Italië scoorden met respectievelijk 49 en 54 procent het laagst. Het EU-gemiddelde bedroeg 70 procent in 2022.
Land | Online informatie zoeken |
---|---|
Nederland | 90 |
Finland | 90 |
Denemarken | 90 |
Zweden | 89 |
Ierland | 84 |
Tsjechië | 82 |
Malta | 80 |
België | 79 |
Estland | 79 |
Hongarije | 78 |
Litouwen | 77 |
Kroatië | 76 |
Oostenrijk | 76 |
Spanje | 76 |
Slovenië | 75 |
Frankrijk | 74 |
Polen | 74 |
Griekenland | 74 |
Cyprus | 73 |
Portugal | 73 |
Letland | 70 |
EU-gemiddelde | 70 |
Luxemburg | 69 |
Slowakije | 67 |
Duitsland | 61 |
Bulgarije | 60 |
Italië | 54 |
Roemenië | 49 |
Bron: Eurostat | |
Drie kwart zoekt gezondheidsinformatie online
74 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder zocht in 2022 online naar informatie over gezondheid en leefstijl (figuur 3.3.2). Het gaat hier bijvoorbeeld om informatie over ziekten, voeding of beweging. Dit percentage is ongeveer gelijk aan dat voor twee jaar eerder. Toch is er de afgelopen jaren wat veranderd. Vijf jaar eerder (in 2017) gebruikte namelijk nog 66 procent van de Nederlanders het internet om gezondheidsinformatie te zoeken.
Kenmerk | Online zoeken naar gezondheidsinformatie |
---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) | 74 |
Geslacht | . |
Man | 70 |
Vrouw | 77 |
Leeftijd | . |
12 tot 25 jaar | 67 |
25 tot 45 jaar | 84 |
45 tot 65 jaar | 78 |
65 tot 75 jaar | 67 |
75 jaar of ouder | 51 |
Onderwijsniveau | . |
Laag | 58 |
Middelbaar | 79 |
Hoog | 86 |
Het aandeel vrouwen dat online gezondheidsinformatie zocht was hoger dan het aandeel mannen (77 tegen 70 procent). Gezondheidsinformatie werd in 2022 vooral online gezocht door 25- tot 45‑jarigen (84 procent) en 45- tot 65‑jarigen (78 procent). 75‑plussers zochten het minst vaak online naar gezondheidsinformatie. Wel was er een sterke toename bij deze groep. In 2022 zocht de helft van de 75‑plussers online naar gezondheidsinformatie terwijl dit in 2020 nog 39 procent was. Het aandeel personen dat in 2022 online naar gezondheidsinformatie zocht was hoger onder hoogopgeleiden (86 procent) dan onder middelbaar opgeleiden (79 procent) en laagopgeleiden (58 procent).
Nederlanders op kop in EU met online gezondheidsinformatie zoeken
Nederland behoorde in 2022 samen met Finland tot de EU-landen met het hoogste aandeel van de bevolking dat online zoekt naar gezondheidsinformatie (figuur 3.3.3). In Nederland zocht 78 procent van de bevolking van 16 tot 75 jaar dergelijk informatie online. In Finland was dit aandeel 81 procent. Het EU-gemiddelde in 2022 bedroeg 52 procent. Vergeleken met 2021 is het percentage mensen dat online gezondheidsinformatie zocht gedaald in twintig EU-lidstaten. De daling was het grootst in Ierland (van 66 naar 52 procent). In zeven EU-landen, waaronder Nederland, was er juist een stijging. Deze stijging was het grootst in Polen (van 47 naar 52 procent).
Land | Gezondheid info zoeken |
---|---|
Finland | 81 |
Nederland | 78 |
Cyprus | 73 |
Denemarken | 71 |
Hongarije | 68 |
Zweden | 67 |
Malta | 66 |
Spanje | 65 |
Oostenrijk | 63 |
Tsjechië | 62 |
Litouwen | 62 |
Estland | 59 |
Kroatië | 59 |
Griekenland | 57 |
België | 53 |
Ierland | 52 |
Italië | 52 |
Polen | 52 |
EU-gemiddelde | 52 |
Frankrijk | 51 |
Slovenië | 50 |
Portugal | 49 |
Luxemburg | 46 |
Slowakije | 43 |
Letland | 43 |
Bulgarije | 39 |
Duitsland | 37 |
Roemenië | 29 |
Bron: Eurostat | |
Meer cijfers over het online zoeken naar gezondheidsinformatie in de afzonderlijke EU-landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.
Drie kwart leest online nieuws
Het internet biedt toegang tot nieuwsberichten, kranten of nieuwsbladen. Deze nieuwsbronnen zijn online toegankelijk of kunnen worden gedownload. In 2022 las 75 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder op deze manier online nieuws (tabel 3.3.4). Dit percentage is hoger dan in 2017, toen nog 70 procent online nieuwsberichten, nieuwsbladen of kranten las of downloadde. Van de 25- tot 65‑jarigen nam 85 procent het nieuws via internet tot zich. Online nieuws lezen werd minder vaak gedaan door jongeren van 12 tot 18 jaar (40 procent) en 75‑plussers (49 procent).
% personen van 12 jaar of ouder | |
Totaal | 75 |
Geslacht | |
Man | 79 |
Vrouw | 71 |
Onderwijsniveau | |
Laag | 55 |
Middelbaar | 81 |
Hoog | 91 |
% personen | |
Leeftijd | |
12 tot 25 jaar | 60 |
waaronder | |
12 tot 18 jaar | 40 |
18 tot 25 jaar | 75 |
25 tot 45 jaar | 85 |
45 tot 65 jaar | 84 |
65 tot 75 jaar | 72 |
75 jaar of ouder | 49 |
Bron:CBS
Nederland behoort met Finland, Denemarken, Tsjechië, Hongarije en Zweden tot de EU-landen met het hoogste aandeel van de bevolking dat online nieuws leest. In 2022 (en ook in 2021) lazen acht op de tien Nederlanders van 16 tot 75 jaar online nieuws. Het EU-gemiddelde voor 2022 bedroeg 64 procent.
Cijfers over het online lezen of downloaden van nieuws voor de afzonderlijke EU-landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.
Drie kwart kijkt naar videowebsites, -apps en on demand streamingdiensten
77 procent van de personen vanaf 12 jaar keek in 2022 naar filmpjes of video’s via een videowebsite of -app zoals YouTube. 68 procent keek on demand films, series of programma’s via streamingdiensten als Netflix (figuur 3.3.5). Van de 12- tot 25‑jarigen keek 85 procent films of series via dit soort streamingdiensten. Video’s of filmpjes kijken via een videowebsite of -app was nóg populairder bij deze groep (90 procent).
Leeftijd | Videowebsites | On demand streamingdiensten | TV |
---|---|---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) |
77 | 67 | 68 |
12 tot 25 jaar | 90 | 85 | 71 |
25 tot 45 jaar | 89 | 86 | 77 |
45 tot 65 jaar | 79 | 69 | 73 |
65 tot 75 jaar | 57 | 38 | 55 |
75 jaar of ouder | 31 | 16 | 34 |
7 op de 10 kijken TV via internet
Van de Nederlanders van 12 jaar of ouder keek 68 procent in 2022 televisie via internet. In 2017 was dat 60 procent. Televisiekijken via internet was het populairst bij 12- tot 65‑jarigen (74 procent). Ouderen keken minder vaak televisie via internet. Onder 65- tot 75‑jarigen werd dat gedaan door 55 procent en onder 75‑plussers door 34 procent.
Naast het online kijken van tv en films is ook het online luisteren van muziek of het online (af)spelen of downloaden van spelletjes toegenomen, namelijk van 65 procent in 2017 naar 79 procent in 2022. Vooral onder jongeren was deze activiteit populair. Van alle 12- tot 25‑jarigen ondernam 92 procent een van deze activiteiten in 2022.
3.4Online dienstverlening
Deze paragraaf beschrijft het gebruik van overheidswebsites en gezondheidsdiensten anno 2022. Ook internetbankieren komt aan bod.
9 op de 10 gebruiken digitale overheid
In 2022 maakte 90 procent van de Nederlanders van 16 jaar of oudernoot3 gebruik van de digitale overheid via overheidswebsites of websites van publieke instanties. De sites werden vooral gebruikt om informatie te zoeken, om een afspraak te maken of om officiële documenten te versturen (figuur 3.4.1).
Overheidswebsites en websites van publieke instanties
Onder overheidswebsites vallen websites van overheidsinstanties voor bijvoorbeeld het doen van belastingaangifte, het aanvragen van uitkeringen en subsidies, het doorgeven van adreswijzigingen of het maken van een afspraak voor een paspoort of rijbewijs. Websites van publieke instanties zoals energieleveranciers, gezondheids- of onderwijsinstellingen of van bibliotheken worden ook tot overheidssites gerekend.
Gebruiksdoel | 2022 |
---|---|
Totaal gebruik | 90 |
Afspraak of reservering maken | 71 |
Informatie of advies opzoeken | 67 |
Officiële documenten ontvangen | 67 |
Persoonlijke gegevens bekijken | 65 |
Formulieren downloaden | 64 |
Belastingaangifte via internet | 54 |
Informatie in registers opzoeken | 30 |
Officiële documenten aanvragen | 19 |
Uitkeringen/subsidies aanvragen | 17 |
Andere aanvragen of klachten | 17 |
Nederland in EU-top 3 met gebruik digitale overheid
Nederland behoorde in 2022 tot de top drie van EU-landen met het grootste percentage inwoners dat gebruik maakt van de digitale overheid (figuur 3.4.2). Alleen Denemarken en Zweden scoorden hoger. Het gebruik van de digitale overheid was het laagst in Roemenië en Bulgarije. Het EU-gemiddelde in 2022 was 68 procent.
Landen | Gebruik overheidswebsite |
---|---|
Denemarken | 97 |
Zweden | 95 |
Nederland | 93 |
Finland | 93 |
Cyprus | 90 |
Luxemburg | 89 |
Estland | 86 |
Ierland | 84 |
België | 83 |
Frankrijk | 83 |
Spanje | 80 |
Tsjechië | 79 |
Malta | 76 |
Oostenrijk | 74 |
Slowakije | 74 |
Litouwen | 74 |
Slovenië | 73 |
Hongarije | 73 |
Letland | 71 |
Portugal | 69 |
EU-gemiddelde | 68 |
Griekenland | 68 |
Italië | 66 |
Kroatië | 57 |
Polen | 55 |
Duitsland | 51 |
Bulgarije | 26 |
Roemenië | 21 |
Bron: Eurostat |
Vooral 25- tot 65‑jarigen gebruiken overheidswebsites
Bijna alle 25- tot 65‑jarigen (94 procent) maakten in 2022 gebruik van een overheidswebsite. Jongeren (16- tot 25‑jarigen) deden dit met 91 procent iets minder vaak, evenals ouderen tussen de 65 en 75 jaar (87 procent). Veruit het laagst is het gebruik van overheidswebsites onder 75‑plussers (63 procent; figuur 3.4.3).
Van de hoogopgeleiden gebruikte 97 procent in 2022 een overheidswebsite. Van de middelbaar opgeleiden deed 94 procent dit en van de laagopgeleiden 78 procent. Mannen maakten iets vaker gebruik van de digitale overheid dan vrouwen (91 tegen 88 procent).
Kenmerk | 2022 |
---|---|
Leeftijd | . |
16 tot 25 jaar | 91 |
25 tot 35 jaar | 95 |
35 tot 45 jaar | 95 |
45 tot 55 jaar | 94 |
55 tot 65 jaar | 93 |
65 tot 75 jaar | 87 |
75 jaar of ouder | 63 |
Onderwijsniveau | . |
Laag | 78 |
Middelbaar | 94 |
Hoog | 97 |
Geslacht | . |
Mannen | 91 |
Vrouwen | 88 |
Ruim een kwart ervaart technische problemen bij gebruik digitale overheid
Van de Nederlanders die gebruik maakten van de digitale overheid in 2022 heeft 42 procent problemen ondervonden. Technische problemen tijdens het gebruik van de overheidswebsite of app, zoals het blijven hangen van de website of het traag functioneren van de app, was de meest genoemde klacht. Van de personen die gebruik maakten van de digitale overheid ervoer 27 procent dergelijke technische problemen. Op de tweede en derde plaats van meest genoemde problemen stonden gebruiksonvriendelijkheid van de site of gebruik van moeilijke woorden (17 procent) en problemen met het gebruiken van de elektronische handtekening of elektronische ID zoals DigiD (16 procent). Door 12 procent van de gebruikers werd aangegeven dat de website of dienstverlening niet geschikt was voor mobiele telefoon of tablet. Problemen met online betalen of een ander probleem werden door respectievelijk 7 en 6 procent genoemd. Bijna 6 op de 10 (58 procent) van de gebruikers van de digitale overheid hebben geen problemen ervaren.
Problemen | 2022 |
---|---|
Totaal | 42 |
. | |
Technische problemen | 27 |
Gebruiksonvriendelijkheid | 17 |
Problemen met elektrische handtekening |
16 |
Niet geschikt voor mobiele telefoon/tablet |
12 |
Problemen met betalen | 7 |
Ander probleem | 6 |
Bijna de helft maakt online afspraak met zorgverlener
In de eerste helft van 2022 maakte 46 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online een afspraak met de huisarts of medisch specialist. Twee jaar eerder was dit nog 31 procent. Ook bekijken steeds meer mensen medische gegevens online. In 2022 deed 37 procent dit, een jaar eerder was dit 33 procent en twee jaar eerder 18 procent. Het gebruik van online gezondheidsdiensten, zoals een online consult of het online aanvragen van herhaalrecepten, nam toe van 26 procent in 2020 tot 34 procent in 2022 (figuur 3.4.5). De toename was het sterkst tussen 2020 en 2021. Mogelijk komt dit door de coronapandemie die het noodzakelijk maakte dit soort medische diensten vaker digitaal aan te bieden, terwijl er in de eerste helft van 2022 weer vaker persoonlijk contact met zorgverleners mogelijk was.
Gezondheidsactiviteiten | 2022 | 2021 | 2020 |
---|---|---|---|
Afspraak maken | 46 | 43 | 31 |
Medische gegevens bekijken | 37 | 33 | 18 |
Online diensten, o.a. consult, herhaalrecept |
34 | 32 | 26 |
Drie op de tien 75‑plussers maken online medische afspraak
Van de 75‑plussers maakte 30 procent in 2022 online een medische afspraak. Van de jongeren van 12 tot 25 jaar, die relatief gezien het minst vaak medische klachten hebben, deed 37 procent dit. Of mensen via internet een afspraak met een zorgverlener maakten, verschilde sterk naar onderwijsniveau. Onder hoogopgeleiden maakte 54 procent de medische afspraak online, onder middelbaar opgeleiden deed 49 procent dit en onder laagopgeleiden was dit 35 procent.
Vooral 45- tot 75‑jarigen maken gebruik van online gezondheidsdiensten
In 2022 gebruikte 34 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online diensten van de huisarts of het gezondheidscentrum. 45- tot 75‑jarigen deden dit het vaakst (40 procent). Hoogopgeleiden en middelbaar opgeleiden maakten met respectievelijk 39 procent en 38 procent vaker van dit soort diensten gebruik dan laagopgeleiden (25 procent).
Nederland op derde plaats in EU met gebruik online gezondheidsdiensten
Nederland behoorde in 2022 tot de top drie van EU-landen met het grootste aandeel inwoners van 16 tot 75 jaar dat gebruik maakt van online gezondheidsdiensten (figuur 3.4.6). Alleen Finland en Denemarken scoorden hoger. Het gebruik van online gezondheidsdiensten was het laagst in Kroatië, Roemenië en Bulgarije. Het EU-gemiddelde was 18 procent in 2022.
Landen | Gebruik gezondheidsdiensten |
---|---|
Finland | 53 |
Denemarken | 44 |
Nederland | 36 |
Spanje | 35 |
Zweden | 29 |
Italië | 26 |
Hongarije | 25 |
Portugal | 25 |
Estland | 24 |
Tsjechië | 22 |
België | 22 |
Ierland | 20 |
Litouwen | 20 |
EU-gemiddelde | 18 |
Griekenland | 18 |
Slovenië | 16 |
Letland | 14 |
Polen | 14 |
Slowakije | 13 |
Malta | 12 |
Frankrijk | 11 |
Luxemburg | 11 |
Cyprus | 10 |
Oostenrijk | 6 |
Duitsland | 4 |
Roemenië | 3 |
Bulgarije | 3 |
Kroatië | 0,3 |
Bron: Eurostat |
Bijna 9 op de 10 doen aan internetbankieren
Internetbankieren is gemeengoed in Nederland. Net als in 2021 internetbankierde in 2022 86 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder (figuur 3.4.7). In 2017 deed 82 procent dit. Van de 25- tot 65‑jarigen internetbankierde bijna iedereen (93 procent) in 2022. Van de 75‑plussers deed 58 procent dat in 2022. Mannen internetbankierden iets vaker dan vrouwen (88 tegen 84 procent). Hoogopgeleiden bankierden met 97 procent vaker online dan middelbaar opgeleiden (92 procent) en laagopgeleiden (71 procent).
Kenmerk | Internetbankieren |
---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) | 86 |
Geslacht | . |
Man | 88 |
Vrouw | 84 |
Leeftijd | . |
12 tot 25 jaar | 79 |
25 tot 45 jaar | 94 |
45 tot 65 jaar | 92 |
65 tot 75 jaar | 82 |
75 jaar of ouder | 58 |
Onderwijsniveau | . |
Laag | 71 |
Middelbaar | 92 |
Hoog | 97 |
Nederland in EU top-3 met internetbankieren
Van alle EU-landen had Nederland in 2022 met 91 procent, na Finland en Denemarken met respectievelijk 95 en 94 procent, het grootste aandeel inwoners van 16 tot 75 jaar dat internetbankierde (figuur 3.4.8). Inwoners van Roemenië en Bulgarije internetbankierden het minst vaak (respectievelijk 19 en 22 procent). Het EU-gemiddelde van het aandeel van de bevolking dat internetbankierde in 2022 was 60 procent.
Land | Internetbankieren |
---|---|
Finland | 95 |
Denemarken | 94 |
Nederland | 91 |
Ierland | 86 |
Zweden | 84 |
Estland | 83 |
Letland | 83 |
België | 80 |
Tsjechië | 77 |
Litouwen | 75 |
Oostenrijk | 73 |
Luxemburg | 70 |
Spanje | 70 |
Frankrijk | 68 |
Malta | 66 |
Cyprus | 64 |
Hongarije | 61 |
EU-gemiddelde | 60 |
Kroatië | 58 |
Portugal | 58 |
Slovenië | 57 |
Polen | 56 |
Griekenland | 50 |
Duitsland | 49 |
Italië | 48 |
Slowakije | 48 |
Bulgarije | 22 |
Roemenië | 19 |
Bron: Eurostat |
3.5Online winkelen
In deze paragraaf staat het online kopen van producten en diensten centraal. Ook de andere kant van e-commerce, het online verkopen van producten en diensten komt aan de orde.
In 2022 kochten minder Nederlanders online dan in 2021
In 2022 zei 74 procent van de 12‑plussers, dat zijn ongeveer 11,2 miljoen mensen, iets online gekocht te hebben gedurende de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek (figuur 3.5.1). Dat is iets minder dan een jaar eerder, toen 77 procent iets online kocht. Mogelijk komt dit doordat mensen in 2021 tijdens de coronapandemie meer aan huis gebonden waren, waardoor een grotere noodzaak bestond om via internet te winkelen dan in 2022 toen de maatregelen tegen het coronavirus versoepeld en uiteindelijk afgeschaft werden. Het percentage online kopers was in 2022 wel iets hoger dan in 2020 (71 procent).
Jaartal | Langer dan 3 maanden geleden |
---|---|
2018 | 64 |
2019 | 64 |
2020 | 71 |
2021 | 77 |
2022 | 74 |
1)Het onderzoek wordt jaarlijks in de maanden april tot juli gehouden. |
Goederen en online producten of diensten
Bij online winkelen wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds het leveren van fysieke, tastbare goederen zoals meubels, kleding, gedrukte boeken, en anderzijds het leveren van online producten of diensten zoals e-books, online spellen, online kaartjes en apps. Gedrukte boeken vallen dus onder goederen en e-books onder online producten of diensten.
Toename in online aankoop van digitale diensten en producten
In 2022 kocht 46 procent van de 12‑plussers films of series via een streamingdienst of als download. Dit aandeel is gelijk aan dat voor 2021 maar hoger dan dat voor 2020. Het aandeel dat een abonnement voor internet of de mobiele telefoon kocht was in 2022 groter dan in beide voorgaande jaren. Hetzelfde geldt voor het aandeel dat muziek via een streamingdienst of via een download aanschafte.
Het online kopen van kaartjes voor de bioscoop, een concert of een cultureel evenement nam sterk toe, van 8 procent in 2021 – toen het fysieke bezoek van culturele instellingen en evenementen door de coronapandemie slechts beperkt mogelijk was – tot 34 procent in 2022, toen de coronamaatregelen versoepeld en afgeschaft werden. Ten opzichte van 2020, toen 29 procent kaartjes voor culturele instellingen en evenementen online kocht, is de toename veel minder sterk. Het percentage voor 2020 heeft voor een groot deel betrekking op de periode vóór de uitbraak van corona in Nederland in maart 2020. Het onderzoek werd namelijk gehouden van april tot juli en de cijfers over online kopen hebben betrekking op de drie maanden voorafgaand aan het moment van invullen van de vragenlijst.
Het online kopen van kaartjes voor een sportevenement of -wedstrijd steeg van 2 procent in 2021 naar 9 procent in 2022. Ook hier was de toename ten opzichte van 2020 (7 procent) veel minder sterk (figuur 3.5.2).
Diensten | 2022 | 2021 | 2020 |
---|---|---|---|
Streaming films | 46 | 46 | 42 |
Internetabonnement | 39 | 35 | 30 |
Streaming muziek | 37 | 35 | 32 |
Kaartjes culturele evenementen | 34 | 8 | 29 |
E-books | 18 | 18 | 16 |
Online spellen | 17 | 17 | 17 |
Computersoftware | 15 | 15 | 15 |
Andere betaalde apps | 10 | 9 | 9 |
Kaartjes sportevenement | 9 | 2 | 7 |
Gezondheids- of sportapps | 5 | 5 | 4 |
Afname in online aankoop van fysieke goederen
In 2022 kocht 53 procent van de bevolking van 12 jaar of ouder via internet kleding, sportkleding, schoenen of accessoires zoals tassen en sieraden. Dit percentage is iets lager dan dat voor een jaar eerder, toen 59 procent van de bevolking dergelijke goederen online aanschafte. Mogelijk speelt ook hier een rol dat in 2021 veel mensen door de coronapandemie aan huis gebonden waren en er daardoor een grotere noodzaak bestond tot het online aanschaffen van fysieke goederen of producten. Het aandeel van de bevolking dat online maaltijden bij een restaurant, fastfoodketen of cateraar bestelde was 43 procent in 2022. Ook dat was minder dan in 2021 (47 procent; figuur 3.5.3).
Verder kocht ongeveer een kwart van de bevolking in 2022 cosmetica, sportartikelen, meubels, woonaccessoires of etenswaren via internet. Dit was opnieuw minder dan het jaar ervoor. De afname in het percentage online aankopen ten opzichte van 2021 was het sterkst voor meubels, gedrukte boeken, kleding en maaltijden.
Goederen | 2022 | 2021 | 2020 |
---|---|---|---|
Kleding, schoenen | 53 | 59 | 48 |
Maaltijden besteld | 43 | 47 | 35 |
Cosmetica, parfum | 27 | 29 | 21 |
Sportartikelen | 26 | 28 | 23 |
Meubels, woonaccessoires | 25 | 30 | 23 |
Etenswaren | 24 | 25 | 18 |
Computers, smartphones | 22 | 24 | 22 |
Gedrukte boeken | 21 | 26 | 21 |
Elektronica, apparatuur | 18 | 22 | 17 |
Verzorgingsartikelen | 19 | 21 | 15 |
7 op de 10 doen online aankopen bij Nederlandse webshops
In 2022 kocht 70 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder goederen of producten bij Nederlandse webshops. Door 22 procent werden ook producten uit andere EU-landen gekocht en door 12 procent ook producten uit andere delen van de wereld.
Online kopen populairst onder 25- tot 45‑jarigen
25- tot 45‑jarigen kochten het vaakst via internet. In deze leeftijdsgroep deed 88 procent een of meer online aankopen in 2022, wat ongeveer gelijk is aan het percentage voor het jaar ervoor. Van de 75‑plussers deed 34 procent in 2022 online aankopen. Ook dit percentage is ongeveer gelijk aan dat voor een jaar eerder (figuur 3.5.4). In de andere leeftijdsgroepen, maar vooral onder 65- tot 75‑jarigen, nam het percentage online kopers af. In deze leeftijdsgroep was er een daling van 68 procent in 2021 naar 61 procent in 2022.
Leeftijd | 2022 | 2021 | 2020 |
---|---|---|---|
Totaal | 74 | 77 | 71 |
12 tot 25 jaar | 71 | 76 | 73 |
25 tot 45 jaar | 88 | 89 | 85 |
45 tot 65 jaar | 80 | 83 | 76 |
65 tot 75 jaar | 61 | 68 | 59 |
75 jaar of ouder | 34 | 35 | 25 |
Mensen met een laag inkomen winkelen minder vaak online
Tussen mensen met een hoog en laag (gestandaardiseerd) huishoudeninkomennoot4 bestaan grote verschillen als het gaat om online winkelen. Van personen in de hoogste inkomensgroep (vierde kwartiel) winkelde 86 procent in 2022 online. Van degenen in de laagste inkomensgroep (eerste kwartiel) deed 57 procent aankopen via internet.
Het aandeel mannen dat online winkelde was in 2022 iets groter dan het aandeel vrouwen (75 procent tegen 72 procent).
In Nederland vaakst online gewinkeld van alle EU-landen
Van alle EU-landen had Nederland in 2022, met 79 procent, het hoogste aandeel personen dat in de eerste helft van dat jaar online winkelde. Ook in Denemarken, Ierland en Zweden is online winkelen relatief populair (figuur 3.5.5). Het EU-gemiddelde voor online winkelen bedroeg 56 procent in 2022. Inwoners van Bulgarije en Roemenië winkelden met respectievelijk 24 en 27 procent het minst vaak online. Het aandeel van de bevolking dat online winkelt is in 2022 in de meeste landen licht afgenomen ten opzichte van het jaar ervoor.
Land | E-shoppers |
---|---|
Nederland | 79 |
Denemarken | 78 |
Ierland | 77 |
Zweden | 76 |
Luxemburg | 70 |
Tsjechië | 66 |
Duitsland | 66 |
Slowakije | 65 |
Frankrijk | 64 |
België | 63 |
Finland | 63 |
Hongarije | 61 |
Estland | 59 |
Malta | 59 |
Oostenrijk | 57 |
EU-gemiddelde | 56 |
Spanje | 55 |
Polen | 51 |
Slovenië | 50 |
Litouwen | 46 |
Griekenland | 46 |
Kroatië | 44 |
Portugal | 43 |
Letland | 42 |
Italië | 37 |
Cyprus | 34 |
Roemenië | 27 |
Bulgarije | 24 |
Bron: Eurostat | |
Verkopen van goederen of diensten: de andere kant van e-commerce
Net als voor online kopen was in 2022 het aandeel online verkopen in Nederland hoger dan in ieder ander EU-land. Van alle 16- tot 75‑jarige Nederlanders verkocht 41 procent dat jaar online goederen of diensten via sites als Marktplaats en eBay. Malta, Finland en Denemarken volgden als nummer twee, drie en vier met respectievelijke 36, 32 en 32 procent. In Griekenland, Roemenië en Cyprus werden door 5 procent van de bevolking of minder goederen of diensten online verkocht. Het EU-gemiddelde bedroeg 19 procent in 2022.
Cijfers over het verkopen van goederen of diensten via internet voor alle EU-landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.
3.6Internet der dingen
Koelkasten, speakers, verlichting, beveiligingssystemen, auto’s en nog veel meer apparaten kunnen verbonden zijn met internet. Deze apparaten en systemen versturen en ontvangen online gegevens. Het geheel aan dergelijke communicerende apparaten wordt ook wel ‘internet of things’ of, vertaald, het ‘internet der dingen’ genoemd. Het bezit en gebruik van apparaten die deel uitmaken van het internet der dingen is in 2022 en 2020 onderzocht.
Steeds meer Nederlanders gebruiken slimme apparaten
Ruim 8 op de 10 Nederlanders van 12 jaar of ouder hadden in 2022 een of meer slimme apparaten of systemen in huis. Van alle Nederlanders had 60 procent een smart tv en 55 procent een slimme water-, gas- of elektriciteitsmeter die je op afstand, bijvoorbeeld via een app, kunt aflezen. Bijna 4 op de 10 Nederlanders gebruikten een virtuele assistent (zoals Siri, Google Home, Amazon Alexa of Bixby) via een app of smart speaker of andere slimme audiosystemen (figuur 3.6.1).
IOT | 2022 | 2020 |
---|---|---|
Smart tv | 60 | 53 |
Slimme water-, gas- of elektriciteitsmeter |
55 | 59 |
Virtuele assistent via een app, audio system of smart speaker |
39 | 34 |
Slimme thermostaat | 25 | 27 |
Verlichting, slimme stekker of andere systemen voor slim wonen |
23 | 14 |
Rookmelder, beveiligingscamera of andere slimme veiligheidssystemen |
22 | 11 |
Slimme huishoudelijke apparaten |
15 | 6 |
Bezit slimme huishoudelijke apparaten tussen 2020 en 2022 meer dan verdubbeld
In 2022 is het gebruik van slimme huishoudelijke apparaten thuis meer dan verdubbeld ten opzichte van 2020. In 2020 had 6 procent van de Nederlanders een slim huishoudelijk apparaat zoals een robotstofzuiger, koelkast, koffiezetapparaat of robotgrasmaaier. In 2022 was dit 15 procent. Vergeleken met 2020 bezat ook een groter deel van de mensen slimme verlichting en slimme veiligheidssystemen.
Helft heeft slimme accessoires
In 2022 had de helft van de Nederlanders (51 procent) slimme accessoires zoals een smartwatch, fitnesstracker, sieraden of een draadloze koptelefoon (figuur 3.6.2). In 2020 was dit nog 17 procent. Ook gebruikte in 2022 een groter deel van de bevolking dan in 2020 slimme gezondheidsapparaten die met internet zijn verbonden zoals een bloeddrukmeter, tandenborstel of weegschaal (12 tegen 5 procent). Het aandeel mensen met een auto met ingebouwde internetverbinding nam ook toe.
IOT | 2022 | 2020 |
---|---|---|
Slimme accessoires | 51 | 17 |
Auto met ingebouwde internetverbinding |
17 | 10 |
Slimme gezondheids- apparaten |
12 | 5 |
Speelgoed verbonden met internet |
3 | 3 |
Gebruik slimme gezondheidsapparaten het hoogst in Nederland, Oostenrijk en Denemarken
12 procent van de Nederlanders van 16 tot 75 jaar gebruikte in 2022 slimme gezondheidsapparaten.noot5 In Oostenrijk was dit aandeel even groot als in Nederland. Alleen in Denemarken was het aandeel dat slimme gezondheidsapparaten gebruikt groter dan in Nederland (15 procent). Het EU-gemiddelde in 2022 was 6 procent (figuur 3.6.3). In vergelijking met 2020 is het gebruik van slimme gezondheidsapparaten het meest toegenomen in Nederland, Oostenrijk en Tsjechië.
Land | Slimme gezondheidsapparaten |
---|---|
Denemarken | 15 |
Nederland | 12 |
Oostenrijk | 12 |
Spanje | 10 |
Portugal | 8 |
Tsjechië | 7 |
Slovenië | 7 |
Ierland | 7 |
Luxemburg | 6 |
Finland | 6 |
Zweden | 6 |
EU-gemiddelde | 6 |
België | 5 |
Frankrijk | 5 |
Italië | 5 |
Slowakije | 5 |
Estland | 5 |
Malta | 5 |
Duitsland | 4 |
Hongarije | 3 |
Polen | 3 |
Litouwen | 3 |
Kroatië | 2 |
Griekenland | 2 |
Letland | 2 |
Cyprus | 2 |
Roemenië | 2 |
Bulgarije | 1 |
Bron: Eurostat |
1 op de 5 ervaart problemen bij gebruik slimme apparaten
Er kunnen problemen optreden rondom het gebruik van slimme apparaten. Zo heeft ruim een op de vijf personen problemen ervaren bij het installeren, instellen of het koppelen van slimme apparatuur. Een kleine groep (5 procent) had te maken met beveiligings- of privacyproblemen, bijvoorbeeld door een hack van het apparaat of systeem of doordat gegevens zonder toestemming gedeeld waren met anderen.
‘Geen behoefte’ meest genoemde reden om geen slimme apparatuur te hebben
Het gebruik van slimme apparaten neemt toe. Toch is er nog steeds een groep die geen slimme apparaten of systemen heeft aangeschaft. Van de mensen die aangaven thuis geen slimme apparaten of systemen te hebben, noemde ruim 80 procent als reden dat zij er geen behoefte aan hebben. Zorgen over de privacy en beveiliging of hoge kosten werden elk door een kwart als (een van de) redenen genoemd (figuur 3.6.4).
Reden geen slim apparaat in huis | 2022 | 2020 |
---|---|---|
Geen behoefte | 83 | 77 |
Te duur | 23 | 29 |
Zorgen over privacy en beveiliging | 25 | 25 |
Wist niet van het bestaan | 10 | 11 |
Weet niet hoe te gebruiken | 6 | 7 |
Gevaar voor gezondheid | 5 | 2 |
Andere apparaten niet aansluiten | 3 | 5 |
3.7Duurzaamheid
In de enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’ heeft in 2022 het thema duurzaamheid (‘green ICT’) voor het eerst een plek gekregen. Deze paragraaf gaat verder in op dit thema.
Ruim de helft laat oude mobieltjes verdwijnen in la
Van de mensen die in 2022 een smartphone hadden of er ooit een hebben gehad werd door 55 procent het (vorige) oude mobieltje of de oude smartphone nog thuis bewaard. 24 procent heeft het oude apparaat verkocht of weggegeven, 13 procent leverde het in voor recycling, en 2 procent gooide het weg. Ook oude laptops of tablets worden vaak thuis bewaard; ongeveer 40 procent gaf in 2022 aan dat te hebben gedaan (figuur 3.7.1).
Device | Niks mee gedaan, nog thuis | Verkocht of weggegeven | Ingeleverd voor recycling | Weggegooid maar niet voor recycling |
---|---|---|---|---|
Smartphone | 55 | 24 | 13 | 2 |
Laptop | 42 | 16 | 15 | 3 |
Tablet | 39 | 17 | 10 | 3 |
Pc/desktop | 23 | 19 | 36 | 8 |
Oude pc’s het vaakst ingeleverd voor recycling
Grotere apparaten zoals oude pc’s en desktops werden in 2022 relatief vaak aangeboden voor recycling (36 procent). Minder dan een kwart (23 procent) bewaarde deze apparaten thuis, 19 procent verkocht ze of gaf ze weg, en 8 procent gooide ze weg.
65‑plussers recyclen het vaakst
In 2022 gaf 22 procent van de 65‑plussers aan hun oude mobieltje of smartphone ingeleverd te hebben voor recycling. Onder personen jonger dan 65 jaar was dit 11 procent (figuur 3.7.2). 65‑minners verkochten of gaven hun oude mobieltjes vaker weg dan 65‑plussers (26 procent tegen 15 procent).
met een smartphone)Verberg tabel3.7.2 Wat men doet met oude mobieltjes, smartphones, 2022 (% personen van 16 jaar of ouder
met een smartphone)
Smartphone | 65-minners | 65-plussers |
---|---|---|
Niks mee gedaan, nog thuis |
56 | 51 |
Verkocht of weggegeven |
26 | 15 |
Ingeleverd voor recycling |
11 | 22 |
Weggegooid | 2 | 2 |
Technische prestaties en prijs bij aanschaf apparatuur belangrijker dan duurzaamheid
Bij het aanschaffen van nieuwe smartphones of andere (mobiele) apparaten letten kopers eerder op snelheid, geheugencapaciteit en prijs dan op duurzaamheid of milieu. In 2022 keek grofweg 60 à 70 procent bij de aanschaf van een nieuw apparaat vooral naar de snelheid en geheugencapaciteit. Ongeveer de helft vond de prijs het belangrijkst. Duurzaamheidsoverwegingen speelden bij de aanschaf een ondergeschikte rol: ongeveer 10 procent keek naar het energieverbruik en 5 procent lette op de milieuvriendelijkheid van het nieuwe apparaat. Een terugneemservice (waarbij de verkoper het verouderde apparaat gratis inneemt of korting of extra garantie aanbiedt bij een volgende aankoop) en de mogelijkheid om extra garantie te kopen waren elk voor 2 procent van doorslaggevend belang bij de aanschaf (figuur 3.7.3).
met een apparaat)Verberg tabel3.7.3 Waar let men op bij de aanschaf van apparaten? (% personen van 16 jaar of ouder
met een apparaat)
Device | Snelheid en grootte van geheugen | Prijs | Energieverbruk | Milieuvriendelijkheid | Extra garantie | Terugneemservice |
---|---|---|---|---|---|---|
Smartphone | 64 | 56 | 14 | 6 | 2 | 3 |
Laptop | 69 | 53 | 13 | 5 | 3 | 2 |
Tablet | 57 | 47 | 9 | 4 | 1 | 2 |
Pc/desktop | 62 | 46 | 9 | 4 | 2 | 2 |
3.8Bekendheid en bezit van digitale DAB+ radio
DAB+ is de digitale opvolger van FM. Hiermee is het mogelijk om via de digitale ether radio te luisteren. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk gaat over de bekendheid en bezit van DAB+ radio in Nederland.
Ruim helft Nederlanders bekend met DAB+
In 2022 gaf 53 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder aan weleens van DAB+ te hebben gehoord (tabel 3.8.1). In 2017 was dit nog 37 procent en in 2012 pas 12 procent.
DAB+ geniet aanzienlijk meer bekendheid onder mannen dan onder vrouwen. In 2022 zei 64 procent van de mannen weleens van DAB+ te hebben gehoord tegen 42 procent van de vrouwen. Ook zijn er verschillen naar onderwijsniveau. Onder hoogopgeleiden en middelbaar opgeleiden was respectievelijk 63 en 61 procent bekend met DAB+, onder lager opgeleiden was 39 procent dat.
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|
% personen van 12 jaar of ouder | ||||||
Totaal | 37 | 41 | 45 | 50 | 49 | 53 |
Geslacht | ||||||
Mannen | 53 | 55 | 59 | 62 | 61 | 64 |
Vrouwen | 22 | 28 | 32 | 38 | 37 | 42 |
Leeftijd | ||||||
12 tot 25 jaar | 28 | 32 | 35 | 36 | 29 | 30 |
25 tot 45 jaar | 47 | 48 | 54 | 58 | 55 | 60 |
45 tot 65 jaar | 43 | 48 | 53 | 58 | 61 | 65 |
65 tot 75 jaar | 30 | 39 | 39 | 50 | 50 | 55 |
75 jaar of ouder | 14 | 19 | 21 | 25 | 28 | 35 |
Onderwijsniveau | ||||||
Laag | 22 | 26 | 29 | 34 | 32 | 39 |
Middelbaar | 45 | 46 | 50 | 57 | 58 | 61 |
Hoog | 46 | 53 | 56 | 61 | 58 | 63 |
Bron:CBS
1)Heeft wel eens van DAB+ gehoord.
Digitale radio: betere kwaliteit en meer mogelijkheden
Digitale radio biedt voordelen boven het analoge (FM-)signaal, vergelijkbaar met de voordelen van digitale televisie. Het digitale signaal levert doorgaans een betere geluidskwaliteit op en biedt meer mogelijkheden dan analoge radio. Er bestaan verschillende manieren om digitaal naar radiozenders te luisteren, bijvoorbeeld online op een computer, smartphone, of tablet, al dan niet via een app. Sinds 2004 zenden radiostations in een groot deel van Nederland ook digitale radio via de ether uit, naast de FM of middengolf. Tot medio 2013 werd in Nederland veelal het T-DAB-signaal gebruikt voor digitale radio via de ether. Sindsdien maken vrijwel alle publieke en commerciële radiozenders met een etherfrequentie gebruik van het nieuwere DAB+. Om uitzendingen via het DAB+-signaal te kunnen beluisteren, is een specifieke ontvanger nodig.
DAB+-apparaat in kwart van de huishoudens
In 2022 was 24 procent van de Nederlandse huishoudens in het bezit van een DAB+-apparaat. Het kan dan gaan om een apparaat in huis, maar ook om een DAB+-radio in de auto. Dit percentage is meer dan twee keer zo hoog als in 2017, toen 10 procent in het bezit van een DAB+-apparaat was. In 2012 was 3 procent in het bezit van een DAB+-apparaat. Meer informatie over DAB+ is opgenomen in deze CBS-maatwerktabel.
Noten
Het opleidingsniveau wordt gedefinieerd op basis van het hoogste behaalde onderwijsniveau. Voor laagopgeleiden is dit onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo en de entreeopleiding (de voormalige assistentenopleiding (mbo1)), voor middelbaaropgeleiden is dit de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo2), de vakopleiding (mbo3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo4), en voor hoogopgeleiden is dit onderwijs op het niveau van hbo of wo.
De vraag naar het bezit van apparaten is aan enquêtedeelnemers van 16 jaar of ouder gesteld.
De vraag naar het gebruik van de digitale overheid is aan enquêtedeelnemers van 16 jaar of ouder gesteld.
Het gestandaardiseerd huishoudensinkomen is toegekend aan alle personen in het huishouden als een maat voor de welvaart. De huishoudens zijn naar hoogte van hun gestandaardiseerd inkomen in vier groepen (inkomenskwartielgroepen) met een gelijk aantal huishoudens verdeeld. Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden.
De vraagstelling was: Heeft u weleens gebruik gemaakt van slimme gezondheidsapparaten? Bijv. een met internet verbonden bloeddrukmeter, tandenborstel of weegschaal.