Inleiding
In 2021 was corona volop actueel. Mede door de hoogwaardige digitale infrastructuur en het grote aandeel inwoners dat over digitale vaardigheden beschikt, kon, wanneer nodig, snel geschakeld worden tussen het fysieke en digitale domein. Nederland is al een van de meest geavanceerde digitale economieën van Europa. In de komende jaren wordt door de overheid verder gewerkt aan een veilige en kansrijke digitale samenleving voor alle Nederlanders.
1.1Beleidskader ICT en innovatie
ICT speelt, als sleuteltechnologie, een belangrijke rol bij onderzoek en ontwikkeling (R&D) en innovatie. Voor de open Nederlandse economie zijn R&D en innovatie van groot belang met het oog op de concurrentiepositie van Nederland. Bijzonder aan 2021 was dat corona volop actueel was. Dat Nederland over een hoogwaardige digitale infrastructuur en groot aandeel inwoners beschikt met digitale vaardigheden, maakte dat ons land relatief goed in staat was te reageren op de snel wisselende omstandigheden gedurende de coronacrisis.
Nederland derde meest geavanceerde digitale economie
In 2021 had Nederland de derde meest geavanceerde digitale economie van Europa (figuur 1.1.1). Finland en Denemarken gingen Nederland voor (Europese Commissie, 2022). De overallscore waarmee landen worden gerangschikt is gebaseerd op een samengestelde index van indicatoren voor digitale prestaties.noot1 Dat Nederland tot de best presterende landen in Europa behoort, komt onder andere doordat digitale technologieën breed worden ingezet door bedrijven, de grote beschikbaarheid van online diensten en een groot aandeel inwoners dat over digitale vaardigheden beschikt. Nederland steeg een plaats ten opzichte van de ranglijst van 2020.
Land | Connectiviteit | Menselijk kapitaal | Integratie van digitale technologieën | Digitale overheidsdienstverlening |
---|---|---|---|---|
Finland | 15,1 | 17,8 | 14,8 | 21,8 |
Denemarken | 19,3 | 14,8 | 14,5 | 20,8 |
Nederland | 17,5 | 15,8 | 13,0 | 21,0 |
Zweden | 15,1 | 15,5 | 14,1 | 20,6 |
Ierland | 15,4 | 15,7 | 10,8 | 20,9 |
Malta | 13,3 | 14,1 | 12,0 | 21,5 |
Spanje | 17,4 | 12,8 | 9,6 | 20,9 |
Luxemburg | 14,8 | 14,4 | 8,7 | 20,8 |
Estland | 11,1 | 13,5 | 9,1 | 22,8 |
Oostenrijk | 14,1 | 12,7 | 9,8 | 18,0 |
Slovenië | 15,0 | 11,1 | 10,0 | 17,4 |
Frankrijk | 16,0 | 12,5 | 8,0 | 16,8 |
Duitsland | 16,8 | 11,2 | 9,0 | 15,9 |
Litouwen | 12,3 | 10,6 | 9,3 | 20,4 |
EU-27 | 15,0 | 11,4 | 9,0 | 16,8 |
Portugal | 12,9 | 11,5 | 9,4 | 17,0 |
België | 10,0 | 12,2 | 12,0 | 16,2 |
Letland | 12,5 | 11,0 | 6,5 | 19,7 |
Italië | 15,3 | 9,1 | 10,2 | 14,6 |
Tsjechië | 13,2 | 11,4 | 8,5 | 16,1 |
Cyprus | 14,7 | 10,4 | 8,8 | 14,4 |
Kroatië | 12,0 | 13,0 | 9,2 | 13,4 |
Hongarije | 14,4 | 9,6 | 5,4 | 14,4 |
Slowakije | 12,5 | 11,0 | 7,0 | 13,0 |
Polen | 11,6 | 9,3 | 5,7 | 13,9 |
Griekenland | 12,4 | 10,0 | 6,7 | 9,8 |
Bulgarije | 12,7 | 8,1 | 3,9 | 13,0 |
Roemenië | 13,8 | 7,7 | 3,8 | 5,3 |
Bron: Europese Commissie | ||||
1)Verslagjaar 2021. | ||||
2)De score van landen is bepaald met de volgende gewichten: connectiviteit (25%), menselijk kapitaal (25%), integratie van digitale technologieën (25%) en digitale overheidsdienstverlening (25%). |
Op de indicator ‘connectiviteit’ behoorde Nederland tot de best presterende landen in Europa (tweede positie). Nederland kent een fijnmazige infrastructuur waar het gaat om snelle internetverbindingen. Op het terrein van ‘menselijk kapitaal’ bekleedde Nederland eveneens de tweede positie van de 27 landen in de EU. De basis en gevorderde digitale vaardigheden van Nederlanders liggen in Nederland ruim boven het gemiddelde van inwoners in de EU. Het aandeel vrouwelijke ICT-specialisten blijft echter achter bij het EU-gemiddelde, ondanks een lichte toename in de afgelopen jaren. Ook het aandeel afgestudeerde ICT’ers ligt onder het gemiddelde in de EU. Van alle afgestudeerden in Nederland rondde 3,4 procent een ICT-opleiding af tegen gemiddeld 3,9 procent in Europa. Wat betreft ‘integratie van digitale technologieën’ stond Nederland op een vierde plaats in 2021. Driekwart van het midden- en kleinbedrijf had ten minste een basisniveau van digitale intensiteit.noot2 Het gebruik van Artificial Intelligence-technologie (13,1 procent) lag boven het EU-gemiddelde, maar blijft ver achter bij de EU-doelstelling dat in 2030 van alle bedrijven 75 procent AI gebruikt. De inzet van ICT om groene maatregelen (bijvoorbeeld het beperken van het energieverbruik of het zakelijk reizen) te gaan gebruiken, bleef wat achter ten opzichte van andere landen in Europa. Op de indicator ‘digitale overheidsdienstverlening’ bekleedde Nederland een vierde positie.
Nederland: digitale transitie aan de hand van vier thema’s
Het nieuwe kabinet-Rutte IV dat in 2022 aantrad, beoogt een veilige, inclusieve en kansrijke digitale samenleving voor alle Nederlanders. Het beleid wordt vormgegeven rondom vier thema’s die sterk met elkaar verbonden zijn (TK, 2022). Allereerst wordt verder gebouwd aan een sterk digitaal fundament waar zaken als cyberveiligheid, privacy, inclusie, digitale vaardigheden en infrastructuur een belangrijke rol spelen. Naast deze digitale basis zijn digitale overheid, digitale samenleving en digitale economie andere belangrijke thema’s. Digitalisering bij de overheid heeft tot doel mensen maximaal te ondersteunen en te komen tot structurele verbeteringen in de informatiehuishouding van overheden. Om deze doelen te bereiken wordt ingezet op een moderne IT-architectuur en het aantrekken en behouden van digitaal talent. Op het thema digitale samenleving gaat het om het benutten van geboden kansen door technologieën op diverse maatschappelijke terreinen zoals gezondheidszorg, onderwijs en wetenschap. Ook de inzet van moderne technieken bij mobiliteit- en klimaatvraagstukken zijn andere speerpunten binnen dit thema. De digitale economie vormt het laatste thema van de digitale transitie. De overheid stimuleert een digitale economie die open, eerlijk en veilig is, waarin bedrijven goed kunnen innoveren, consumenten goed beschermd zijn en die bijdraagt aan duurzame economische groei.
Europa: digitaal kompas 2030
Digitalisering houdt niet op bij de landsgrenzen. In het ‘Digitaal Kompas 2030’ heeft de Europese Commissie (EC) vier kernpunten vastgelegd voor de periode tot 2030 (Europese Commissie, 2021). De Commissie stelt dat in 2030 van de personen tussen 16 en 79 jaar minstens 80 procent over digitale basisvaardigheden (zie paragraaf 3.7) moet beschikken en dat er 20 miljoen ICT-specialisten aan het werk moeten zijn, met een gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen. Naast een digitaal vaardige bevolking is er blijvend aandacht voor de digitale infrastructuur. Het streven is om in 2030 alle Europese huishoudens toegang te laten hebben tot een gigabitnetwerk. Tevens is het doel om alle bevolkte gebieden gedekt te laten zijn met 5G. Op dit thema zijn onder andere ook de productie van halfgeleiders in Europa en de zorg voor toegang tot snelle datadiensten speerpunten. Een ander spoor richt zich op de digitale transformatie van bedrijven. In 2030 moet 75 procent van de Europese ondernemingen clouddiensten, big data en Artificial Intelligence gebruiken. Waar het gaat om kleine en middelgrote ondernemingen is de doelstelling dat ten minste 90 procent een basisniveau van digitale intensiteit (onder meer gebruik ICT-specialisten, website met geavanceerde functies, snel breedband) behaalt. Ook een betere toegang tot financiering voor innovatieve scale-ups valt binnen dit thema. Ten slotte is de doelstelling overheidsdiensten te moderniseren zodanig dat ze beantwoorden aan de behoeften van de samenleving. Het gaat onder andere om het altijd online beschikbaar zijn van essentiële overheidsdiensten voor burgers en bedrijven, maar ook de online toegang tot medische dossiers valt binnen dit thema.
Topsectorenbeleid voortgezet
In het coalitieakkoord 2021–2024 is afgesproken om het Topsectorenbeleid te continueren. Sinds 2011 wordt er door ondernemers, wetenschappers en overheid in topsectoren gewerkt aan (kennis)ontwikkeling en innovatie in Nederland. In de voorbije jaren is de innovatiekracht van de topsectoren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen gekoppeld. Bij deze missiegedreven aanpak ligt de nadruk van de innovatie niet alleen op technologieontwikkeling, maar bijvoorbeeld ook op veranderen van gedrag en regelgeving. Het doel hiervan is om de transitie naar een duurzame, gezonde, veilige en klimaatneutrale samenleving te versnellen en de concurrentiekracht van Nederland te vergroten. De publiek-private samenwerking op het terrein van kennis en innovatie blijft een belangrijk onderdeel hierbij. Gezamenlijk zetten publieke en private partijen zich in voor 25 missies op de maatschappelijke thema’s: Energietransitie en Duurzaamheid; Gezondheid en Zorg; Landbouw, Water, Voedsel en Veiligheid. Dit doen zij met een gezamenlijke jaarlijkse inzet van 4,9 miljard euro (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2021). Onderzoek en ontwikkeling is een van de drie pijlers van het Nationaal Groeifonds. Met dit fonds investeert het kabinet 20 miljard euro tussen 2021 en 2025 in projecten die zorgen voor economische groei voor de lange termijn.
Onderzoek en innovatie cruciaal voor Green Deal
Met ‘Horizon Europe’ wil de Europese Commissie het concurrentievermogen van Europa vergroten door wetenschap en innovatie te stimuleren, maar daarbij maatschappelijke uitdagingen niet uit het oog verliezen. Onderzoek en innovatie spelen daarom een cruciale rol bij de realisatie van de ‘European Green Deal’: een klimaatneutraal Europa tegen 2050. Het investeringsprogramma voor onderzoek en innovatie in de EU, ‘Horizon Europe’, is hierop sterk gericht (Europese Commissie, 2020). Vier van de vijf missies uit ‘Horizon Europe’ zijn direct gerelateerd aan de ‘Green Deal’ namelijk gezonde oceanen, klimaatneutrale en slimme steden, bodemgezondheid en aanpassing aan klimaatverandering. ‘Horizon Europe’ levert instrumenten die nodig zijn voor het aanbrengen van systematische veranderingen om het doel – een klimaatneutraal Europa – te bereiken. Het programma loopt van 2021 tot en met 2027 en minstens 35 procent uit het budget is beschikbaar voor klimaatdoelen.
1.2Doel van de publicatie
Het doel van ICT, kennis en economie is om een actueel en samenhangend beeld van de Nederlandse kenniseconomie te schetsen. Statistieken over het ICT-gebruik bij bedrijven, ICT-gebruik bij personen, research en development (R&D) en innovatie vormen hierbij de kern. Tevens worden gegevens uit de nationale rekeningen, de kwartaalenquête vacatures en de enquête beroepsbevolking gebruikt. De ontwikkelingen op deze terreinen in Nederland worden veelvuldig in internationaal perspectief geplaatst. De publicatie beoogt een breed overzicht te geven van beschikbaar cijfermateriaal en de samenhang te tonen tussen de beschreven onderwerpen. Daarmee is ook deze editie van ICT, kennis en economie weer een waardevolle informatiebron voor onderzoekers, beleidsmakers en andere geïnteresseerden.
De begrippen en statistische gegevens in deze publicatie zijn grotendeels vastgesteld in overleg met andere statistische bureau in de Europese Unie (EU). Eurostat, het statistische bureau van de EC, vervult hierbij een coördinerende rol. Hierdoor is een vergelijking van de prestaties van Nederland met andere Europese landen goed mogelijk. De definities die worden gehanteerd door Eurostat, sluiten vaak aan op die van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Dit maakt het mogelijk om cijfers over Nederland ook te vergelijken met niet-EU-landen.
1.3Leeswijzer
In ICT, kennis en economie zijn drie thema’s met elkaar verweven. Het eerste thema is gebaseerd op de economische betekenis van de ICT-sector voor de Nederlandse economie. Langlopende statistieken over onder andere productie, werkgelegenheid en aantal bedrijven in de ICT-sector zijn aangevuld met de laatste inzichten. Het tweede thema gaat over de wijze waarop personen en bedrijven ICT gebruiken. Beide thema’s komen jaarlijks aan bod. Kennis, waartoe in deze context R&D, innovatie en kennispotentieel worden gerekend, vormt het derde thema. De inhoud van dit thema wisselt per editie. Nieuwe uitkomsten over R&D verschijnen jaarlijks. Waar het gaat om innovatie worden in de even jaren de nationale cijfers over innovatie uitvoerig besproken, in de oneven jaren zijn ook de internationale uitkomsten van de innovatie-enquête beschikbaar. Het onderwerp kennispotentieel maakt in de even jaren geen deel uit van de publicatie, maar komt in de oneven jaren uitgebreid aan bod. De afwisseling van onderwerpen resulteert in een publicatiereeks waarvan het accent in de oneven jaren ligt op kennisontwikkeling en in de even jaren op technologie en toepassing.
De editie 2022 is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 behandelt de bijdrage van ICT aan de Nederlandse economie. Het heeft als onderwerpen de ICT-sector en de Nederlandse economie, ICT-gerelateerde werkgelegenheid, ICT-bestedingen en de internationale handel in ICT- goederen en –diensten. Hoofdstuk 3 richt zich op het internetgebruik bij personen. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op online communicatie, informatie zoeken en vermaak via internet en het gebruik van online diensten zoals overheidswebsites en internetbankieren. Ook online winkelen en privacy op internet komen aan bod. Het hoofdstuk sluit af met paragrafen over digitale vaardigheden en digitale radio DAB+. Hoofdstuk 4 bespreekt hoe bedrijven ICT toepassen. Wat voor internetverbindingen hebben bedrijven en hoe worden websites ingezet? Ook hoe het personeel van bedrijven ICT gebruikt komt aan de orde. Vervolgens wordt aandacht besteed aan e‑commerce, clouddiensten en slimme apparaten (Internet of Things). Na een paragraaf over de invloed van de coronacrisis op het ICT-gebruik completeert een beschrijving van het ICT-gebruik door zzp’ers dit hoofdstuk. Hoofdstuk 5 over R&D beschrijft de investeringen in kennis. Er wordt ingegaan op R&D in Nederland, met specifiek aandacht voor R&D in de bedrijvensector. Ook wordt beschreven in welke mate verschillende partijen R&D in Nederland financieren. Het afsluitende hoofdstuk gaat in op de uitkomsten van het meest recente CBS-onderzoek naar innovatie bij Nederlandse bedrijven. Onderwerpen als het percentage innovatieve bedrijven en het omzetaandeel uit nieuwe of sterk verbeterde producten komen aan bod.
1.4Literatuur
Literatuur
Europese Commissie (2020). Research and innovation for the European Green Deal. Europese Commissie, Brussel.
Europese Commissie (2021). Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium. Europese Commissie, Brussel.
Europese Commissie (2022). Index van de digitale technologie en maatschappij (DESI) 2022 – Nederland. Europese Commissie, Brussel.
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (2021). Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. Ministerie van Economische zaken en Klimaat, Den Haag.
TK (2022). Hoofdlijnen beleid voor digitalisering. Brief van de staatsecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, de minister van Economische Zaken, de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Rechtsbescherming. Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 26 643, nr. 842.
Noten
De overallscore van landen is bepaald met de volgende gewichten: connectiviteit (25 procent), menselijk kapitaal (25 procent), integratie van digitale technologieën (25 procent) en digitale overheidsdienstverlening (25procent).
Een basisniveau van digitale intensiteit houdt in dat minstens 4 technologieën worden gebruikt uit een lijst van 12. Enkele voorbeelden van technologieën die op deze lijst staan zijn het gebruik van sociale media, het gebruik van clouddiensten en CRM. Voor de volledige lijst, zie pagina 5 van DESI 2022 – Integration of Digital Technology.