Innovatie
Innovatie is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse kenniseconomie. Innovatie is immers een stimulans voor de arbeidsproductiviteit, en kan mede daardoor bijdragen aan de internationale concurrentiepositie van Nederland. In de periode 2016–2018 heeft 37 procent van de Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen geïnnoveerd.
6.1Inleiding
Innovatie is de praktische toepassing van nieuwe inzichten die verworven zijn door kennis. Van innovatie is sprake als bedrijven producten of processen vernieuwen. Voor productinnovaties geldt als norm dat de vernieuwingen de functionele of gebruikseigenschappen van het product betreffen. Innovaties in het esthetisch ontwerp of de verpakking van producten, zijn bijvoorbeeld marketinginnovaties. Van oudsher wordt met innovatie voornamelijk het technologische aspect van vernieuwing bedoeld. De economie bouwt echter steeds meer op kennis, en daar horen ook strategische innovaties op het gebied van organisatie en marketing bij.
Community Innovation Survey als leidraad
De informatie in dit hoofdstuk is gebaseerd op de Europese innovatie-enquête (Community Innovation Survey – CIS -, periode 2016–2018). Dit tweejaarlijkse onderzoek wordt door de EU-lidstaten uitgevoerd in opdracht van het statistiekbureau van de EU: Eurostat. De landen hebben met elkaar afgesproken welke bedrijfstakken tot de onderzoekspopulatie behoren (CIS-populatie). De cijfers in dit hoofdstuk hebben betrekking op bedrijven behorend tot de onderzoekspopulatie van het CBS. Voor een compleet beeld over innovatie in Nederland verzamelt (en publiceert) het CBS gegevens van bedrijven uit een uitgebreidere verzameling van bedrijfstakken.noot1 Door dit methodologische verschil kunnen de cijfers in dit hoofdstuk afwijken van cijfers opgenomen in andere publicaties over innovatie in Nederland. Meer informatie over welke bedrijfstakken tot de CIS-populatie behoren en welke het CBS daaraan heeft toegevoegd, is beschikbaar via de CBS-website.
Het CIS-onderzoek wordt uitgevoerd onder bedrijven met 10 werkzame personen of meer. Het CBS hanteert een steekproef bij bedrijven met 10 tot 200 werkzame personen; bedrijven met 200 werkzame personen of meer ontvangen allemaal een uitnodiging voor het invullen van een vragenlijst. De resultaten worden vervolgens per cel van sector maal bedrijfsgrootte (SBI 2‑digit en grootteklasse) opgehoogd om de totale populatie te weerspiegelen. Door middel van deze methode beschrijven de resultaten de Nederlandse populatie van bedrijven met 10 of meer werkzame personen; het betreft bijna 55 duizend bedrijven. Op het moment van publicatie van deze editie van ICT, kennis en economie hebben de cijfers in dit hoofdstuk de status ‘nader voorlopig’.
Operationalisering innovatie
Het concept innovatie is in de Community Innovation Survey geoperationaliseerd in lijn met het algemeen erkende ‘Oslo Manual’ van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/Eurostat, 2019).noot2 Dit handboek biedt handvatten om innovatie bij bedrijven te meten. In het handboek worden twee hoofdvormen van innovatie omschreven, namelijk innovaties die bedrijfsproducten veranderen en innovaties die bedrijfsprocessen veranderen (zie ook figuur 6.1.1).
- Productinnovatie: een nieuw product of een significante verandering aan een bestaand product. Deze productinnovaties kunnen goederen of diensten zijn die nieuw voor de markt zijn, of alleen nieuw voor het bedrijf. Voor productinnovaties geldt als norm dat de vernieuwingen de functionele of gebruikseigenschappen van het product betreffen. Producten zijn in dit kader gedefinieerd als goederen of diensten die verhandeld kunnen worden, als input kunnen dienen voor de productie van andere goederen of diensten, geconsumeerd kunnen worden door bijvoorbeeld huishoudens of overheden en die als investering kunnen dienen.
- Bedrijfsprocesinnovatie: innovaties die te maken hebben met vernieuwingen in één of meer van de volgende
bedrijfsfuncties:
- Productie van goederen of diensten;
- Distributie en logistiek;
- Marketing en verkoop;
- Informatie- en communicatiesystemen;
- Administratie en management;
- Product- en bedrijfsprocesontwikkeling.
Alle bedrijfsfuncties kunnen onderhevig zijn aan innovatieactiviteiten. De term ‘bedrijfsproces’ omvat de kernprocessen die ten grondslag liggen aan de productie van goederen of diensten. Dit kunnen bijvoorbeeld ondersteunende processen zijn die distributie en logistiek omvatten, te maken hebben met marketing, verkoop en diensten na verkoop. Maar dit kunnen ook ondersteunende bedrijfsprocessen zijn die te maken hebben met de ICT in het bedrijf, de bedrijfsadministratie en het management. Het kunnen ook de processen zijn die direct betrekking hebben op het ontwerp van nieuwe producten of bedrijfsprocessen. Kort gezegd omvat het alle diensten waarvan het bedrijf zelf ‘de klant’ is. Ook kunnen bedrijfsprocessen intern worden geleverd of uitbesteed worden aan derden.
Vanwege veranderingen in de definitie van innovatie, is geen vergelijking met de uitkomsten van eerdere jaren mogelijk. In voorgaande jaren werd innovatie als technologisch en niet-technologisch geclassificeerd. Dit onderscheid wordt niet meer gemaakt. Nader onderzoek moet uitwijzen of de huidige resultaten in de tijdreeks kunnen worden opgenomen.
6.2Innovatie bij bedrijven in Nederland
Deze paragraaf gaat in op de innovatoren in Nederland. Welk aandeel van de onderzoekspopulatie heeft in de periode 2016–2018 innovatieactiviteiten ontplooid? Hoe verschilt de industrie van de dienstverlening, en wat doet de ICT-sector? De antwoorden op deze vragen geven een algemeen beeld over het innovatieve karakter van Nederlandse bedrijven.
37 procent bedrijven innovatief
In de periode 2016–2018 was 37 procent van de bedrijven innovatief (figuur 6.2.1). Het merendeel van deze bedrijven kon de innovatie in die periode ook succesvol afronden: 95 procent. Daarnaast werkte 5 procent aan innovaties zonder deze af te ronden (afgebroken of onvoltooid) in de onderzochte periode.
categorie | Succesvolle innovaties | Afgebroken of onvoltooide innovaties |
---|---|---|
Totaal | 35 | 2 |
Bedrijfstak | . | . |
Industrie | 51 | 4 |
Dienstverlening | 33 | 2 |
Overig | 25 | 3 |
Bedrijfsomvang | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 31 | 2 |
50 tot 250 werkzame personen | 47 | 4 |
250 of meer werkzame personen | 52 | 7 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | ||
**Nader voorlopige cijfers. |
Het aandeel bedrijven dat succesvol innoveerde in 2016–2018 was in de industrie groter dan onder dienstverleners: 51 tegen 33 procent. Daarnaast was ook het aandeel van bedrijven met niet-afgeronde innovaties groter bij industriële bedrijven (4 procent) dan dat van bedrijven in de dienstensector (2 procent). Grote bedrijven zijn vaker innovatief dan kleine. Onder bedrijven met 250 of meer werkzame personen bedroeg het aandeel bedrijven met afgeronde innovaties 52 procent, tegen 31 procent bij bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen. Grote bedrijven hadden ook vaker niet-afgeronde vernieuwingen dan kleine bedrijven in de periode 2016–2018.
Aardolie-, chemische en rubber-, en kunststofproductenindustrie zeer innovatief
Binnen de industrie zijn bedrijven actief in de aardolie-, chemische en rubber- en kunststofproductenindustrie het meest innovatief: 73 procent van hen innoveerde in de periode 2016–2018 (tabel 6.2.2). Ook het aandeel innovatieve bedrijven in de elektrotechnische en machine-industrie (70 procent) was relatief groot en ruim boven het gemiddeld aandeel innovatieve bedrijven in de industrie (55 procent). In de voedings- en genotmiddelenindustrie innoveerde 45 procent van de bedrijven. Dat is meer dan gemiddeld in Nederland (37 procent) in de jaren 2016–2018, maar het was binnen de industrie de bedrijfstak met het kleinste aandeel innovatieve bedrijven.
6.2.2Bedrijven1) met innovatieve activiteiten, naar bedrijfstak, 2016–2018**
% van bedrijven | |
Totaal | 37 |
Industrie | 55 |
Elektrotechnische en machine-industrie | 70 |
Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie | 73 |
Transportmiddelenindustrie | 54 |
Voedings- en genotmiddelenindustrie | 45 |
Basismetaal- en metaalproductenindustrie | 47 |
Overige industrie | 55 |
Dienstverlening | 35 |
Informatie en communicatie | 68 |
Advies, onderzoek en specialistische zakelijke dienstverlening | 40 |
Groot- en detailhandel; reparatie van auto's | 38 |
Vervoer en opslag | 30 |
Verhuur van en handel in onroerend goed | 35 |
Financiële instellingen | 37 |
Verhuur van roerende zaken en overige zakelijke dienstverlening | 25 |
Logies, maaltijd- en drankverstrekking | 12 |
Overig | 28 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 21 |
Delfstoffenwinning | 44 |
Bouwnijverheid | 29 |
Productie, winning en distributie van energie en water; afvalverwerking | 48 |
Bron:CBS
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen.
**Nader voorlopige cijfers.
De mate waarin bedrijven in de dienstensector innoveren hangt sterk af van het type dienst dat wordt verleend. Zo was 68 procent van de bedrijven binnen de informatie en communicatie innovatief en 40 procent van de bedrijven actief in advies, onderzoek en specialistische zakelijke dienstverlening (waarin ook de onderzoeks- en ontwikkelingssector is opgenomen). Dit zijn twee sectoren die ruim boven het gemiddelde van de dienstensector als geheel scoren (35 procent). Onder dit gemiddelde scoren de bedrijfstakken vervoer en opslag, verhuur van roerende zaken en overige zakelijke dienstverlening, en de horeca, met respectievelijk 30, 25 en 12 procent innovatieve bedrijven. Binnen de overige sectoren kennen de delfstoffenwinning en de productie, winning en distributie van energie en water en afvalverwerking relatief veel innovatoren: beide meer dan 40 procent in de jaren 2016–2018. Bedrijven in de bouwnijverheid (28 procent) en de landbouw (21 procent) voerden relatief het minst innovaties door. Gemiddeld was 28 procent van de bedrijven innovatief behorend tot de overige sectoren.
Ruim twee derde ICT-bedrijven innovatief
In 2016–2018 was 68 procent van de ICT-bedrijven innovatief (figuur 6.2.3). Dat percentage is hoger dan bij het totaal van bedrijven (37 procent). Vooral de ICT-dienstensector scoort flink hoger dan de dienstensector als geheel: 68 tegen 35 procent in de periode 2016–2018. Het verschil tussen het aandeel innovatoren in de ICT-industrie en de industriële sector als geheel is minder groot, maar toch aanzienlijk. Van de bedrijven in de ICT-industrie had bijna drie kwart ten minste één innovatie doorgevoerd in de jaren 2016–2018. Voor de industrie als geheel bedroeg dit aandeel 55 procent. ICT-bedrijven zijn dus relatief een stuk innovatiever ten opzichte van alle bedrijven, ongeacht of hun kernactiviteiten zich in de industrie of in de dienstverlening bevinden.
V1 | Aandeel innovatoren |
---|---|
Totaal bedrijven | 37 |
ICT-sector | 68 |
. | |
Totaal industrie | 55 |
ICT-industrie | 74 |
. | |
Totaal dienstverlening | 35 |
ICT-dienstverlening | 68 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | |
**Nader voorlopige cijfers. |
6.3Product- en bedrijfsprocesinnovatie
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de twee hoofdvormen van innovatie: productinnovatie en bedrijfsprocesinnovatie (vanaf nu procesinnovatie). In welke branches worden de verschillende vormen van innovatie individueel of tegelijkertijd gerealiseerd? Vervolgens wordt dieper ingegaan op productinnovatie: hoe belangrijk is het voor productinnovatoren om nieuwe producten te ontwikkelen in termen van hun omzet? En welke impact heeft dit op de totale omzet van een branche? Tot slot kijken we naar de verdeling van de innovatie-uitgaven van bedrijven en naar het type samenwerkingsverbanden van innovatoren.
12 procent innovatoren met uitsluitend productinnovatie
Van alle bedrijven die succesvolle innovaties hebben doorgevoerd in de periode 2016–2018 deed 12 procent uitsluitend aan productinnovatie (figuur 6.3.1). Bij ruim de helft van de innovatoren kwam alleen procesinnovatie voor. De overige 38 procent combineerde procesinnovatie met productinnovatie. In de industrie ligt de nadruk op productinnovatie. In deze sector deed 64 procent van de innovatoren aan productinnovatie tegen bijna de helft bij alle bedrijven. Wel werd productinnovatie in de industrie vaak gecombineerd met procesinnovatie (bijna de helft van innoverende industriële bedrijven). In de dienstensector voerde 49 procent productinnovaties door. Bij dienstverlenende bedrijven zijn procesinnovaties juist meer in trek dan bij industriële bedrijven. In 2016–2018 werkte 89 procent van de innovatoren in de dienstverlening aan procesinnovaties; 51 procent van de innovatieve dienstverleners voerde enkel procesinnovatie uit, zonder dit te combineren met productinnovatie. Bij de overige sectoren is procesinnovatie de hoofdvorm van innovatie: driekwart van de innovatoren in deze branches deed enkel aan procesinnovatie; een kwart voerde een nieuw product in.
Enkel productinnovatie | Zowel product- als procesinnovatie | Enkel procesinnovatie | |
---|---|---|---|
Totaal | 12,0 | 37,7 | 50,2 |
Industrie | 14,5 | 49,5 | 36,0 |
Dienstverlening | 11,6 | 37,2 | 51,3 |
Overig | 9,6 | 15,4 | 75,0 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | |||
**Nader voorlopige cijfers. |
Productinnovatoren: 22 procent omzet afkomstig van innovatief product
In 2018 waren nieuwe of sterk verbeterde producten goed voor 22 procent van de totale omzet van productinnovatoren (figuur 6.3.2). Bij industriële bedrijven en dienstverleners was het omzetaandeel vergelijkbaar met het totaal. De overige sectoren zijn minder afhankelijk van omzet uit nieuwe producten; bijna 14 procent van de omzet van productinnovatoren in deze bedrijfstakken komt van nieuwe of sterk verbeterde producten.
Niet alleen grote innovatieve bedrijven (250 of meer werkzame personen) realiseren een aanzienlijk deel van hun omzet met productinnovaties (ruim een kwart). Ook bij productinnovatoren met 10 tot 50 werkzame personen is het aandeel substantieel: 22 procent in 2018.
productinnovatoren)Verberg tabel6.3.2 Omzetaandeel nieuwe of sterk verbeterde producten van productinnovatoren, 2016-20181)** (% van omzet
productinnovatoren)
categorie | Nieuw markt voor de markt | Alleen nieuw voor het bedrijf |
---|---|---|
Totaal | 12,4 | 9,8 |
Bedrijfstak | . | . |
Industrie | 12,1 | 10,3 |
Dienstverlening | 12,9 | 9,9 |
Overig | 7,5 | 6,2 |
Bedrijfsomvang | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 12,8 | 9,3 |
50 tot 250 werkzame personen | 11,2 | 10,5 |
250 of meer werkzame personen | 13,4 | 12,5 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | ||
**Nader voorlopige cijfers. |
De omzet uit nieuwe of sterk verbeterde producten voor de markt maakt een iets groter deel uit van de omzet van productinnovatoren dan die uit innovatieve producten enkel nieuw voor het bedrijf: respectievelijk 12 tegen 10 procent. Deze verhoudingen verschillen niet veel tussen de sectoren, maar voor alle sectoren en grootteklassen uit figuur 6.3.2 geldt dat een nieuw product voor de markt iets belangrijker voor de omzet was dan een nieuw product voor het bedrijf zelf.
Alle bedrijven: productinnovaties goed voor 7 procent van totale omzet
In 2018 was 7 procent van de omzet van bedrijven (inclusief bedrijven die niet geïnnoveerd hebben) afkomstig van nieuwe of sterk verbeterde producten (figuur 6.3.3). In figuur 6.3.2 ging het om het omzetaandeel van enkel productinnovatoren. Figuur 6.3.3 toont daarmee een alternatieve manier om de economische effecten van innovatie te meten.
V1 | Nieuw voor de markt | Nieuw voor het bedrijf |
---|---|---|
Totaal | 4,0 | 3,1 |
Bedrijfstak | . | . |
Industrie | 10,7 | 6,7 |
Dienstverlening | 2,1 | 2,1 |
Overig | 1,7 | 1,6 |
Bedrijfsomvang | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 1,7 | 1,3 |
50 tot 250 werkzame personen | 2,4 | 2,8 |
250 of meer werkzame personen | 5,8 | 4,0 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | ||
**Nader voorlopige cijfers. |
Voor bedrijven in de industrie vormt de omzet uit nieuwe of sterk verbeterde producten een relatief groot deel van de totale omzet: ruim 17 procent in 2018. Bij de dienstverleners was dit ruim 4 procent. Het verschil tussen beide sectoren bestaat zowel bij het omzetaandeel uit producten die alleen nieuw zijn voor het eigen bedrijf als bij dat van producten die nieuw zijn voor de markt. Bij grote bedrijven zijn nieuwe producten belangrijker voor de omzet dan bij kleine bedrijven: het omzetaandeel bedroeg 10 procent bij bedrijven met ten minste 250 werkzame personen, tegen ongeveer 5 procent bij bedrijven met 50 tot 250 werkzame personen en 3 procent bij bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen.
Figuur 6.3.4 toont de input van innovatie: de uitgaven van bedrijven hieraan. Deze uitgaven bestaan uit vijf categorieën:
- eigen R&D: onderzoeks- en ontwikkelwerk dat bedrijven uitvoeren met eigen en ingeleend personeel,
- uitbestede R&D: onderzoeks- en ontwikkelwerk dat bedrijven uitbesteden aan andere bedrijven en instellingen,
- aankoop machines, apparatuur en software,
- aankoop van andere externe kennis, zoals licenties en octrooien,
- overige uitgaven, zoals interne en externe opleidingen voor het personeel, activiteiten voor marktintroductie, ontwerp/design en andere voorbereidingen.
60 procent van de innovatie-uitgaven betreft eigen R&D
Bedrijven besteedden meer dan de helft van hun innovatie-uitgaven aan eigen R&D: 60 procent in 2018 (figuur 6.3.4). Op de tweede plek stonden de uitgaven aan uitbestede R&D (29 procent), gevolgd door de aankoop van machines, apparatuur en software. Deze post was goed voor 9 procent van de uitgaven aan innovatie in 2018. Bedrijven gaven veel minder uit aan de aankoop van andere externe kennis: het betrof 1 procent van de innovatie-uitgaven in dat jaar.
uitgaven)Verberg tabel6.3.4 Innovatie-uitgaven, naar categorie, 20181)** (% van innovatie-
uitgaven)
categorie | Eigen R&D | Uitbestede R&D | Aankoop van machines, apparatuur en software | Aankoop van andere externe kennis | Overige innovatie-uitgaven |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 60 | 29 | 9 | 1 | 2 |
Bedrijfstak | . | . | . | . | . |
Industrie | 63 | 28 | 8 | 0 | 1 |
Dienstverlening | 58 | 28 | 10 | 1 | 2 |
Overig | 54 | 40 | 5 | 0 | 1 |
Bedrijfsomvang | . | . | . | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 53 | 16 | 25 | 2 | 5 |
50 tot 250 werkzame personen | 61 | 22 | 13 | 1 | 3 |
250 of meer werkzame personen | 61 | 33 | 5 | 0 | 1 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | |||||
**Nader voorlopige cijfers. |
Industriële bedrijven besteedden in 2018 een groter deel (63 procent) van hun innovatie-uitgaven aan eigen R&D dan bedrijven in andere sectoren, al is het verschil niet erg groot. De aankoop van machines en dergelijke maakte bij bedrijven uit de industrie een kleiner deel uit van de innovatie-uitgaven dan bij dienstverleners (respectievelijk 8 tegen 10 procent). Zowel de aankoop van externe kennis en overige innovatie-uitgaven, zoals opleiding van personeel en design van producten, maakt een zeer beperkt deel uit van het innovatiebudget van bedrijven in de industrie (beide 1 procent of minder).
Grote bedrijven trokken in 2018 een groter deel van hun innovatiebudget uit voor uitbestede R&D dan kleine bedrijven (respectievelijk 33 tegen 16 procent). Bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen besteedden juist een relatief groot deel van hun innovatie-uitgaven aan machines, apparatuur en software (25 procent) en aan overige uitgaven (5 procent).
24 procent van innovatoren werkt samen
In de periode 2016–2018 werkte 24 procent van de innovatoren samen met andere bedrijven of instellingen om te innoveren (tabel 6.3.5). Vooral samenwerking met leveranciers is in trek: 16 procent van de innovatoren werkte samen met leveranciers aan nieuwe producten of processen. Ook samenwerkingsverbanden met andere bedrijven binnen het eigen concern komen relatief veel voor. Bedrijven werken veel minder vaak samen met universiteiten, afnemers, concurrenten of de overheid aan innovaties.
6.3.5Samenwerking bij innovatie1), 2016–2018**
Bedrijven (afgerond op tientallen) | % van innovatoren | |
---|---|---|
Totaal innovatoren | 20 280 | 100 |
Samenwerkende innovatoren | 4 810 | 24 |
waarvan2) | ||
leveranciers | 3 310 | 16 |
andere bedrijven binnen het concern | 2 440 | 12 |
universiteiten of hogere onderwijsinstellingen | 1 590 | 8 |
afnemers | 1 260 | 6 |
concurrenten of andere bedrijven in de bedrijfstak | 1 270 | 6 |
overheids- of publieke researchinstellingen | 1 010 | 5 |
Bron:CBS
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen.
2)Bedrijven kunnen op meerdere manieren samenwerken.
**Nader voorlopige cijfers.
6.4Literatuur
Literatuur
OESO/Eurostat (2019). Oslo Manual 2018: Guidelines for Collecting, Reporting and Using Data on Innovation, 4th Edition, The Measurement of Scientific, Technological and Innovation Activities. OECD Publishing, Parijs/Eurostat, Luxemburg.
Noten
De quartaire sector is buiten beschouwing gelaten. Openbaar bestuur, onderwijs en zorg vallen daarom bijvoorbeeld buiten de onderzoekspopulatie.
In dit hoofdstuk wordt innovatie gemeten volgens een aantal indicatoren waarvan de hoofdmoot berust op het aantal innoverende bedrijven. Andere rapporten, zoals het European Innovation Scoreboard van de Europese Unie, gebruiken een andere definitie van innovatie en andere methodes om innovatie te meten. Conclusies in dit hoofdstuk kunnen dan ook afwijken van conclusies in andere rapporten.