Steeds vaker telewerkvoorzieningen

Foto omschrijving: Apple Pay nu ook beschikbaar voor ABN Amro-klanten

ICT-gebruik bij bedrijven

Auteur: Raymond Kleingeld

De rol van ICT in het Nederlandse bedrijfsleven blijft groeien. Vrijwel alle Nederlandse bedrijven hebben in 2019 toegang tot internet en beschikken veelal over snellere internetverbindingen dan gemiddeld in Europa. Ruim zeven op de tien werkzame personen gebruiken internet voor het werk. Ook zijn steeds meer bedrijven actief op sociale media. Facturering aan andere bedrijven of aan overheden vindt in toenemende mate digitaal plaats.

4.1Internettoegang en –gebruik

Informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zijn de laatste decennia in hoog tempo doorgedrongen in het Nederlandse bedrijfsleven. Door middel van het inzetten van ICT proberen bedrijven in veel sectoren een voorsprong te verwerven op hun concurrenten door nieuwe producten en processen te ontwikkelen of bestaande te optimaliseren. Bedrijfstakken verschillen in de manieren waarop zij ICT gebruiken. Een transportbedrijf kan bijvoorbeeld veel baat hebben bij technologie die de locatie van objecten zichtbaar maakt, terwijl voor veel hotels een website met boekingsmogelijkheid van vitaal belang is. Dergelijke strategische en bedrijfseconomische afwegingen bepalen hoe een bedrijf ICT inzet. Ook tussen grote en kleine bedrijven bestaan verschillen in de manier waarop ICT van toegevoegde waarde is, zoals zal blijken in het vervolg van dit hoofdstuk.

Enquête ‘ICT-gebruik bij bedrijven’

De enquête ‘ICT-gebruik bij bedrijven’ verzamelt jaarlijks gegevens over de automatisering en de toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) bij bedrijven in Nederland. Ze beschrijft onder andere het computergebruik, internet, in- en verkoop via elektronische netwerken, software en ICT-applicaties. De enquête ‘ICT-gebruik bij bedrijven’ hanteert een steekproef van ongeveer 11,5 duizend bedrijven. De onderzoekspopulatie bestaat uit bedrijven met 10 of meer werkzame personen. In 2017, 2018 en 2019 is dit onderzoek, met een iets minder uitgebreide vragenlijst, ook uitgevoerd onder bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen.noot1 Niet alle bedrijfstakken behoren tot de onderzoekspopulatie van het onderzoek; landbouwbedrijven vallen hier bijvoorbeeld niet onder.

De meeste vragen in de enquête gaan over de actuele situatie in een bedrijf. Omdat het onderzoek in 2019 is gehouden heeft in dat geval het cijfer betrekking op het verslagjaar 2019. Andere vragen gaan over het laatste volledige kalenderjaar. Het verslagjaar is dan 2018. Dit is bijvoorbeeld van toepassing als de vraag te maken heeft met een afgerond boekjaar, zoals bij vragen over e-commerce. Doordat ICT-toepassingen zich zeer snel ontwikkelen, wijzigt de inhoud van de enquête ‘ICT-gebruik bij bedrijven’ vrijwel jaarlijks. Waar in de jaren ’80 centraal stond of bedrijven überhaupt computers en automatiseringspersoneel hadden, ligt in recente jaren de nadruk meer op onderwerpen zoals internet, e-commerce, en toepassingen van software. Deze sterk inhoudelijke veranderingen zorgen ervoor dat lange tijdreeksen niet beschikbaar zijn. Het is wel mogelijk Nederland te vergelijken met andere landen in de Europese Unie (EU) doordat EU-lidstaten hebben afgesproken het onderzoek geharmoniseerd uit te voeren; er is afgestemd welke populatie en definities worden gebruikt en welke vragen in de enquête worden opgenomen. Naast deze internationaal afgesproken populatie heeft het CBS voor een breder beeld nog enkele extra bedrijfstakken in het onderzoek betrokken, namelijk de financiële instellingen en de gezondheidszorg. Door dit methodologische verschil kunnen de totaaluitkomsten van Nederland bij de internationale vergelijkingen in dit hoofdstuk, afwijken van het nationale beeld.

Bij de internationale vergelijkingen is gekozen voor een vaste groep landen om de cijfers van Nederland tegen af te zetten. Deze landen zijn België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Noorwegen, Polen, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Waar mogelijk komt in dit hoofdstuk de vergelijking van de Nederlandse cijfers met die van deze groep landen aan bod. Daarnaast valt ook het cijfer van de EU-28 binnen deze vergelijkingen.

Toegang tot internet vanzelfsprekend

Toegang tot internet is voor bedrijven in Nederland al jaren vanzelfsprekend. Praktisch alle bedrijven met 10 of meer werkzame personen gebruiken een hoogwaardige vaste of mobiele internetverbinding zoals glasvezel, kabel, DSL of 3G/4G. Verbindingen met een snelheid van ten minste 30 Mbit per seconde worden steeds gebruikelijker bij bedrijven. Waar 36 procent van de bedrijven in 2012 over een dergelijke snelle verbinding beschikte, was dit aandeel in 2019 gegroeid naar 76 procent (figuur 4.1.1). Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen beschikte 94 procent van de bedrijven over een internetverbinding van tenminste 30 Mbit per seconde. Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen was dit aandeel 70 procent. Van de kleinste bedrijven, met 2 tot 10 werkzame personen, had 62 procent een verbinding sneller dan 30 Mbit per seconde in 2019.

4.1.1 Snel internet1) (% van bedrijven met 10 of meer werkzame personen)
jaar Bedrijven met snel internet
2012 36
2013 41
2014 44
2015 49
2016 52
2017 66
2018 70
2019 76
1)Internetverbinding met een downloadsnelheid van ten minste 30 Mbit/sec volgens het abonnement/contract.

Nederlandse bedrijven hebben sneller internet dan gemiddeld in EU

Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen beschikken over snellere internetverbindingen dan gemiddeld in de EU. Driekwart (75 procent) had een internetverbinding met een snelheid van ten minste 30 Mbit per seconde in 2019 (figuur 4.1.2). Gemiddeld was dit 50 procent in de EU in dat jaar. Koploper is Denemarken, waar 87 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen een dergelijke snelle verbinding had. Internetverbindingen langzamer dan 2 Mbit per seconde komen steeds minder voor in Europa (3 procent), maar in 2019 had nog altijd 9 en 6 procent van de bedrijven in respectievelijk Frankrijk en België een internetverbinding met deze beperkte snelheid.

4.1.2 Snelheid internetverbinding, 20191)2) (% van bedrijven met 10
of meer werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))
landen 100 Mbit/s of meer 30 tot 100 Mbit/s 10 tot 30 Mbit/s 2 tot 10 Mbit/s Minder dan 2 Mbit/s
Denemarken 62 25 10 2 0
Zweden 59 17 12 5 0
Finland 39 24 17 7 0
Spanje 39 22 16 13 2
Nederland 35 40 15 10 0
België 31 29 20 10 6
Noorwegen 30 26 21 13 2
Polen 24 23 21 16 2
EU-28 22 28 23 15 3
Ierland 22 33 22 13 0
Duitsland 21 34 22 13 3
Verenigd Koninkrijk 18 36 25 11 4
Italië 13 25 29 22 3
Frankrijk 13 18 23 32 9
Bron: Eurostat.
1)Exclusief mobiele internetverbindingen.
2) Percentages tellen niet op tot 100 doordat niet alle bedrijven over een (vaste) internetverbinding beschikken.

Bijna 2 op 3 bedrijven verstrekt apparatuur voor mobiel internet

In 2019 verschafte 63 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen draagbare apparatuur aan het personeel, waarmee voor het werk via een mobiel netwerk verbinding kon worden gemaakt met het internet (tabel 4.1.3).noot2 Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen is dit anno 2019 vrijwel gemeengoed; 94 procent van de bedrijven verstrekte een smartphone of laptop. Bij bedrijven van 10 tot 20 werkzame personen verschafte 52 procent een apparaat met mobiel internet aan het personeel in dat jaar. Dit betekent overigens niet dat alle werkzame personen van een bedrijf over een door de werkgever verstrekt apparaat beschikten (zie figuur 4.2.2).

4.1.3Apparatuur verstrekt aan personeel voor mobiel internet, 2019

% van bedrijven van 10 of meer werkzame personen
Totaal 63
 
Bedrijfsomvang
10 tot 20 werkzame personen 52
20 tot 50 werkzame personen 68
50 tot 100 werkzame personen 78
100 tot 250 werkzame personen 86
250 tot 500 werkzame personen 92
500 of meer werkzame personen 94

Bron:CBS

Bijna alle Nederlandse bedrijven hebben website

In 2019 had 92 procent van de Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen een eigen website.noot3 Daarmee scoort Nederland aanzienlijk hoger dan het EU-gemiddelde van 78 procent. In Denemarken was het aandeel bedrijven met een website het grootst: 94 procent. Zweden en Oostenrijk scoorden ook hoog. Van de Zweedse bedrijven had 90 procent een website, van de Oostenrijkse bedrijven 89 procent. In Frankrijk en Polen was dit aandeel flink lager: respectievelijk 72 en 70 procent.

Cijfers over websites voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.

Bedrijven met 10 of meer werkzame personen gebruiken de website vaak om hun goederen of diensten te beschrijven of prijzen te tonen. Ruim vier op de vijf Nederlandse bedrijven had in 2019 een overzicht van producten en prijzen online geplaatst (figuur 4.1.4). Bedrijven gebruikten hun website ook vaak om te verwijzen naar hun pagina op sociale media (59 procent). Bij ruim een derde van de bedrijven bood de website de mogelijkheid om online te bestellen, boeken of reserveren. Bij 10 procent konden klanten via de website ook de voortgang van hun bestelling volgen, of was informatie over de status van de bestelling beschikbaar. Ruim een kwart van de bedrijven gebruikte de website om klantspecifieke informatie voor reguliere bezoekers aan te bieden. De functionaliteit die klanten in staat stelt zelf hun product te ontwerpen of aan te passen via de website wordt maar door weinig bedrijven aangeboden (7 procent).

4.1.4 Mogelijkheden website, 2019 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Heeft deze mogelijkheid
Beschrijvingen van producten, prijslijst 81
Verwijzing naar sociale media 59
Online bestellen, boeken of reserveren 34
Klantspecifieke info voor vaste bezoeker 26
Bestelling online volgen 10
Productaanpassing door klant 7

Kleine bedrijven hebben minder vaak een eigen website dan grote. Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen had 74 procent een website tegen 81 procent van de bedrijven met 10 werkzame personen of meer. In 2019 had 62 procent van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen een overzicht van producten en prijzen online geplaatst. Zij gebruikten hun website niet vaak om te verwijzen naar hun pagina op sociale media (35 procent).

Meer informatie over websites en het gebruik ervan is opgenomen in deze StatLine-tabel.

Onderzoekspopulatie enquête ‘ICT-gebruik bij bedrijven’

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de bedrijfstakken die de enquête ‘ICT-gebruik bij bedrijven’ omvat. De tabel bevat per bedrijfstak ook de korte benaming van de bedrijfstak die in dit hoofdstuk gebruikt is om de tekst leesbaarder te maken.

Naam in deze publicatie Bedrijfstakken volgens SBI 2008
Industrie C Industrie
Energie en water D Productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht, E Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering
Bouw F Bouwnijverheid
Handel G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
Transport H Vervoer en opslag
Horeca I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
Informatie en communicatie J Informatie en communicatie
ICT-sector 261–264, 268, 465, 582, 61, 62, 631, 951noot4
Financiële instellingen K Financiële instellingennoot5
Onroerend goed L Verhuur en handel in onroerend goed
Advies en onderzoek M Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening
Researchinstellingen 72 Research
Overige dienstverlening N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening
Gezondheidszorg Q Gezondheids- en welzijnszorg

Hoe een website wordt ingezet is sterk afhankelijk van de bedrijfstak waartoe het bedrijf behoort. Onder bedrijven met 10 of meer werkzame personen bieden websites van hotels e.d. (logiesaccommodaties) en bedrijven actief in de reisbranche het vaakst de mogelijkheid om te boeken, reserveren of bestellen (beide 82 procent in 2019). Het beschrijven van producten en tonen van prijzen op de website komt eveneens veel voor bij logiesaccommodaties (91 procent), maar ook bedrijven in de gezondheids- en welzijnszorg, telecom- en verzekeringsbranche (respectievelijk 90, 89 en 88 procent) hebben deze informatie relatief vaak op de websites staan. Ruim vier op de tien bedrijven actief in verzekeringen boden klantspecifieke informatie voor vaste bezoekers. Verwijzen naar een profiel op sociale media is vooral in trek bij uitgeverijen, reclamebureaus en telecommunicatiebedrijven.

Meer informatie over het bezit en gebruik van websites door bedrijven met 10 of meer werkzame personen, naar bedrijfstak, is opgenomen in deze StatLine-tabel.

4.2Personeel en ICT

Bedrijven kunnen ICT gebruiken om zich als aantrekkelijk werkgever te presenteren, bijvoorbeeld door het aanbieden van telewerkfaciliteiten of het verstrekken van mobiele apparatuur. Dit kan een voordeel zijn bij het werven van personeel. Bedrijven hebben nog altijd moeite om ICT-vacatures te vervullen.

Ruim 7 op de 10 werkzame personen gebruiken internet

In 2019 gebruikte 72 procent van het personeel bij bedrijven met 10 of meer werkzame personen geregeld een computer met internet voor het werk.noot6 Dit aandeel is de laatste twee jaren vrij constant. In 2008 werkte 57 procent van de werkzame personen met een internet-pc.noot7 De verschillen tussen bedrijfstakken zijn groot (figuur 4.2.1). In de bedrijfstak informatie en communicatie en ICT-sector werkt vrijwel al het personeel met internet (beide 96 procent). In de horeca is dit aandeel veel kleiner: 36 procent.

4.2.1 Gebruik computer met internet op het werk, 2019 (% van personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Gebruikt computer met internet op het werk
Totaal 72
Bedrijfstak .
Informatie en communicatie 96
ICT-sector 96
Onroerend goed 95
Financiële instellingen 95
Advies en onderzoek 94
wo. researchinstellingen 95
Gezondheidszorg 84
Energie & water 84
Overige dienstverlening 75
Bouw 72
Transport 65
Handel 60
Industrie 57
Horeca 36
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 70
20 tot 50 werkzame personen 67
50 tot 100 werkzame personen 70
100 tot 250 werkzame personen 72
250 tot 500 werkzame personen 73
500 of meer werkzame personen 75

Van het personeel bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gebruikte 70 procent geregeld een computer met toegang tot het internet in 2019. Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen was dit aandeel 75 procent. Bij bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen was het aandeel nog hoger: 76 procent. Deze bedrijven hebben voor een deel vaker een eigen kantoor aan huis, waar dergelijke voorzieningen noodzakelijk of al beschikbaar zijn.

Nederland: meer werkzame personen met internet dan gemiddeld in EU

In Nederland werkt een aanzienlijk groter deel van de werkzame personen met internet dan gemiddeld in de EU. Het gemiddelde van de 28 EU-landen bedroeg 55 procent in 2019; in Nederland was dit 69 procent (volgens de Europese meetmethode). In Scandinavische landen was het percentage eveneens hoger dan 70 procent. Roemenië (31 procent) en Bulgarije (29 procent) scoorden aanzienlijk lager dan het EU-gemiddelde. Deze verschillen tussen landen hangen sterk samen met nationale economische structuren. In bepaalde bedrijfstakken zoals de zakelijke dienstverlening en ICT-sector is het immers meer vanzelfsprekend dat het personeel internet gebruikt dan in andere. Daardoor scoren landen met veel industriële bedrijven bijvoorbeeld lager dan landen met een grote dienstverlenende sector.

Cijfers over het gebruik van computers met internet voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.

Derde werkzame personen heeft mobiel apparaat van het werk

In 2019 had 33 procent van het personeel van Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen een laptop, tablet of smartphone met mobiel internet van het bedrijf (figuur 4.2.2). Ruim zes op de tien bedrijven verstrekten dergelijke draagbare apparatuur voor mobiel internet in dat jaar (zie tabel 4.1.3). De bedrijfstak onroerend goed had het grootste aandeel werkzame personen dat de beschikking had over een apparaat waarmee mobiel kon worden geïnternet: 61 procent. In de informatie- en communicatiebranche en de ICT-sector had 58 procent van de werkzame personen mobiele apparaten van het bedrijf. In de horeca is dit cijfer veel lager: 6 procent.

4.2.2 Personeel in bezit van apparaat1) voor mobiel internet, 2019 (% van personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
bedrijfstak Heeft door bedrijf verstrekt apparaat voor mobiel internet
Totaal 33
Bedrijfstak .
Onroerend goed 61
Informatie en communicatie 58
ICT-sector 58
Energie & water 50
Advies en onderzoek 48
wo. researchinstellingen 40
Financiële instellingen 47
Bouw 47
Overige dienstverlening 42
Transport 34
Gezondheidszorg 31
Industrie 22
Handel 19
Horeca 6
1)Door het bedrijf verstrekte draagbare apparatuur, zoals draagbare computers of smartphones, waarmee voor het eigen werk een mobiele verbinding gelegd kan worden met het internet. Wanneer de verbinding uitsluitend via wifi gelegd kan worden, en niet via mobiele telefoonnetwerken, wordt deze apparatuur niet meegeteld.

In 2019 werkte een derde van het personeel van bedrijven met 10 of meer werkzame personen met een draagbaar apparaat met mobiel internet. Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen beschikte 38 procent van het personeel over een smartphone of laptop van het bedrijf. Bij kleine bedrijven, met 10 tot 20 werkzame personen, lag dit percentage op 22 procent.

Meer informatie over toegang tot en gebruik van internet is opgenomen in deze StatLine-tabel.

Telewerken kan bij 8 op de 10 van de bedrijven

In 2019 ondersteunde 80 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen telewerken (figuur 4.2.3). Telewerken betekent hier dat medewerkers van buiten de bedrijfsvestiging de ICT-systemen van het bedrijf kunnen gebruiken. Het gaat daarbij niet alleen om toegang tot e-mail, maar ook om toegang tot bestanden, intranet en softwaresystemen. Het aandeel bedrijven dat telewerken ondersteunt bedroeg in 2004 nog 31 procent, maar liep in 2009 al op naar 56 procent. De laatste jaren is het verder toegenomen.

4.2.3 Telewerken, 2019 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Bedrijven met telewerkvoorzieningen
Totaal 80
Bedrijfstak .
Informatie en communicatie 96
ICT-sector 96
Onroerend goed 96
Financiële instellingen 95
Advies en onderzoek 94
wo. researchinstellingen 97
Gezondheidszorg 86
Industrie 80
Handel 80
Energie & water 79
Overige dienstverlening 79
Bouw 77
Transport 73
Horeca 46
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 72
20 tot 50 werkzame personen 82
50 tot 100 werkzame personen 91
100 tot 250 werkzame personen 95
250 tot 500 werkzame personen 97
500 of meer werkzame personen 99

Vooral in de informatie- en communicatiebranche, ICT-sector en onroerendgoedsector wordt telewerken ondersteund. Bijna alle bedrijven in deze bedrijfstakken hadden een mogelijkheid om toegang te krijgen tot het ICT-systeem van buiten de bedrijfsvestiging.

Bij horecabedrijven is telewerken minder gebruikelijk; toch biedt bijna 1 op de 2 bedrijven telewerken aan. Grote bedrijven ondersteunen vaker telewerken dan kleine; van de bedrijven met meer dan 500 werkzame personen bood 99 procent de mogelijkheid tot telewerken tegen 72 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen biedt 94 procent de mogelijkheid tot telewerken. Deze groep bedrijven hebben vaker al een eigen kantoor aan huis, waardoor telewerken vanzelfsprekend is.

Telewerken door ruim 1 op 3 werkzame personen

Als een bedrijf telewerken ondersteunt, hebben vaak niet alle medewerkers die mogelijkheid. Het type werk laat dat immers niet altijd toe. In 2019 werkte ruim een derde van alle werkzame personen regelmatig buiten de bedrijfsvestiging en had van daaruit toegang tot het ICT-systeem van het bedrijf (figuur 4.2.4). Het aandeel telewerkers verschilt sterk per bedrijfstak. Vooral bij bedrijven in de ICT-sector en in de informatie- en communicatiebranche kunnen relatief veel medewerkers telewerken (beide 59 procent). In de horeca was dit slechts 7 procent. Bij grote bedrijven is het percentage telewerkers hoger dan bij kleine. Het aandeel bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen was 39 procent; bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen 27 procent.

4.2.4 Telewerkers, 2019 (% van personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Telewerkers
Totaal 34
Bedrijfstak .
ICT-sector 59
Informatie en communicatie 59
Financiële instellingen 54
Energie & water 51
Advies en onderzoek 51
wo. researchinstellingen 49
Onroerend goed 44
Overige dienstverlening 41
Bouw 37
Gezondheidszorg 37
Transport 28
Industrie 22
Handel 20
Horeca 7
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 27
20 tot 50 werkzame personen 27
50 tot 100 werkzame personen 28
100 tot 250 werkzame personen 30
250 tot 500 werkzame personen 33
500 of meer werkzame personen 39
59% van werkzame personen in ICT-sector werkt geregeld thuis Buitenvorm Binnenvorm

Ruim kwart bedrijven heeft ICT-specialisten in loondienst

In 2018 had 26 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen ICT-specialisten in loondienst (figuur 4.2.5). ICT-specialisten zijn medewerkers voor wie ICT hun belangrijkste werk vormt. Zij kunnen bijvoorbeeld ICT-systemen ontwerpen, ontwikkelen, installeren en beheren. Of bedrijven ICT-specialisten in loondienst hebben, verschilt sterk per bedrijfstak. Vooral bij bedrijven in de ICT-sector en in de informatie- en communicatiebranche werken relatief veel ICT-specialisten (respectievelijk 74 en 77 procent). In de horeca en bouw kwam dit veel minder voor. Niet alleen de bedrijfstak maar ook de bedrijfsomvang speelt een rol bij het in dienst hebben van ICT-specialisten. Van de grote bedrijven, met 500 of meer werkzame personen, had 84 procent minstens één ICT-specialist in loondienst tegenover 13 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij de bedrijven tot 10 werkzame personen, was het aandeel ICT-specialisten nog iets lager (8 procent).

4.2.5 ICT-specialisten in loondienst, 2018 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Heeft ICT-specialisten in loondienst
Totaal 26
Bedrijfstak .
Informatie en communicatie 77
ICT-sector 74
Financiële instellingen 56
Advies en onderzoek 35
wo. researchinstellingen 52
Onroerend goed 32
Energie & water 31
Handel 27
Gezondheidszorg 26
Industrie 25
Transport 20
Overige dienstverlening 18
Bouw 10
Horeca 4
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 13
20 tot 50 werkzame personen 25
50 tot 100 werkzame personen 40
100 tot 250 werkzame personen 65
250 tot 500 werkzame personen 76
500 of meer werkzame personen 84

ICT-vacatures vaak moeilijk te vervullen

Bedrijven kunnen hun ICT-kennis niet alleen uitbreiden door het bestaande personeel cursussen aan te bieden, maar ook door nieuwe ICT-specialisten aan te nemen. In 2018 had 12 procent van de bedrijven vacatures voor ICT-specialisten (figuur 4.2.6). Meer dan de helft van die bedrijven had moeite deze vacatures te vervullen.

4.2.6 Bedrijven met ICT-vacatures1), 2018 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
cat ICT-vacatures Moeilijke vervulbare ICT-vacatures
Totaal 12 8
Bedrijfstak . .
Informatie en communicatie 53 43
ICT-sector 53 44
Financiële instellingen 38 25
Energie & water 23 16
Advies en onderzoek 15 11
wo. researchinstellingen 20 12
Gezondheidszorg 11 7
Handel 11 7
Onroerend goed 10 4
Overige dienstverlening 9 6
Industrie 9 5
Transport 8 5
Bouw 4 2
Horeca 1 0
Bedrijfsomvang . .
10 tot 20 werkzame personen 6 4
20 tot 50 werkzame personen 11 8
50 tot 100 werkzame personen 16 10
100 tot 250 werkzame personen 26 18
250 tot 500 werkzame personen 46 32
500 of meer werkzame personen 62 47
1)Bedrijven die ICT-specialisten hebben aangenomen, of hadden willen aannemen.

Ruim de helft van de bedrijven in zowel de bedrijfstak informatie en communicatie als de ICT-sector had ICT-vacatures in 2018. Ook relatief veel financiële instellingen (38 procent) hadden ICT-vacatures uitstaan in dat jaar. Bedrijven in deze sectoren hadden vaak moeite om de ICT-vacatures te vervullen. Ruim 4 op de 10 bedrijven in de sector informatie en communicatie en ICT-sector hadden in 2018 ICT-vacatures die moeilijk te vervullen waren, terwijl dit aandeel voor alle bedrijfstakken gemiddeld 8 procent bedroeg.

Grote bedrijven hebben veel vaker ICT-vacatures dan kleine bedrijven; in 2018 wierf 62 procent van de bedrijven met ten minste 500 werkzame personen ICT-specialisten, tegen 6 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij de bedrijven van 2 tot 10 werkzame personen had 3 procent ICT-vacatures. Ook het aandeel moeilijk vervulbare vacatures is hoger bij grotere bedrijven; 47 procent van de bedrijven met ten minste 500 werkzame personen had in 2018 moeite om ICT-vacatures te vervullen, terwijl dit aandeel bij kleine bedrijven (10 tot 20 werkzame personen) op 4 procent lag. Bij bedrijven die minder dan 10 werkzame personen in dienst hadden was dit 3 procent.

Nederland: relatief veel bedrijven met ICT-vacatures

In vergelijking met andere Europese landen kende Nederland in 2018 relatief veel bedrijven met ICT-vacatures (figuur 4.2.7). Het aandeel was in Nederland, met 12 procent, aanzienlijk hoger dan het EU-gemiddelde van 9 procent. In België en Denemarken was het aandeel bedrijven met ICT-vacatures het grootst. In Spanje hadden relatief weinig bedrijven moeite ICT-vacatures in te vullen. In Nederland was dat anders; daar hadden bijna 7 op de 10 bedrijven met ICT-vacatures moeite deze te vervullen.

4.2.7 ICT-vactures1), 2018 (% van bedrijven met 10
of meer werkzame personen
(exclusief financiële instellingen
en gezondheidszorg))
landen Makkelijk vervulbare ICT-vacatures Moeilijk vervulbare ICT-vacatures
België 5 9
Denemarken 5 8
Nederland 4 8
Finland 4 8
Spanje 9 3
Ierland 5 6
Verenigd Koninkrijk 5 5
Frankrijk 4 6
Zweden 3 7
EU-28 4 5
Noorwegen 4 3
Polen 2 2
Italië 3 3
Bron: Eurostat.
1)Bedrijven die ICT-specialisten hebben aangenomen, of hadden willen aannemen.

4.3Elektronische en digitale facturen

Digitale facturen zijn in opkomst als alternatief voor traditionele papieren facturen die bedrijven per post versturen. Het kost bedrijven veel tijd om facturen te verzenden, ontvangen en verwerken in hun administratie. Bedrijven kunnen kosten besparen als zij facturen elektronisch verzenden en ontvangen in plaats van op papier. Door digitale facturen te gebruiken, verminderen bedrijven hun papierverbruik, en verlagen ze hun verzendkosten. Als bedrijven de facturen volledig geautomatiseerd kunnen verwerken, wordt de efficiencywinst nog groter, en is de kans op administratieve fouten kleiner. Dit is mogelijk met zogenaamde ‘e-facturen’ (zie kader ‘E-facturen en digitale facturen’).

E-facturen en digitale facturen

In de enquête ‘ICT-gebruik bij bedrijven’ worden twee soorten digitale facturen onderscheiden:

  • Facturen in elektronische vorm die niet geschikt zijn voor automatische verwerking, zoals e-mails en e-mailbijlagen in Pdf-formaat.
  • Facturen in een standaardopmaak die geschikt zijn voor automatische verwerking (bijvoorbeeld EDI, XML, UBL). Deze worden e-facturen genoemd. Zij worden ofwel direct uitgewisseld door elektronische systemen van bedrijven onderling, of via elektronische systemen van dienstverleners zoals ‘Billing Service Providers’.

Het betreft hier alleen facturen die aan andere bedrijven, of aan overheden zijn verstuurd. Facturen die verzonden zijn aan consumenten zijn niet meegeteld.

Ruim kwart bedrijven verstuurt e-facturen

In 2018 verzond 27 procent van de Nederlandse bedrijven e-facturen naar andere bedrijven, of aan overheden (figuur 4.3.1). In de gezondheids- en welzijnszorg en bij researchinstellingen is het verzenden van e-facturen het meest gebruikelijk; in 2018 verstuurde 38 procent van de bedrijven in deze sectoren rekeningen die volledig automatisch verwerkbaar zijn. Ook veel bedrijven in de handel en ICT-sector verzonden relatief veel e-facturen (beide 31 procent). Bedrijven in de onroerendgoedbranche en horeca scoren in dit opzicht aanzienlijk lager. In die bedrijfstakken verzond respectievelijk 14 en 17 procent van de bedrijven e-facturen in 2018.

4.3.1 E-facturen verzenden1), 2018 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Verzond E-facturen
Totaal 27
Bedrijfstak .
Gezondheidszorg 38
Handel 31
ICT-sector 31
Energie & water 28
Industrie 28
Informatie en communicatie 28
Advies en onderzoek 27
wo. researchinstellingen 38
Transport 25
Overige dienstverlening 25
Bouw 24
Financiële instellingen 24
Horeca 17
Onroerend goed 14
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 24
20 tot 50 werkzame personen 27
50 tot 100 werkzame personen 33
100 tot 250 werkzame personen 36
250 tot 500 werkzame personen 46
500 of meer werkzame personen 56
1)Het betreft hier alleen facturen die aan andere bedrijven, of aan overheden zijn verstuurd.

Bij grote bedrijven is het verzenden van e-facturen veel gebruikelijker dan bij kleinere. Meer dan de helft van de bedrijven met 500 of meer werkzame personen verstuurde automatisch verwerkbare rekeningen in 2018, terwijl dat aandeel onder bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen 24 procent bedroeg. Bij de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen was dat aandeel nog iets lager (18 procent).

E-facturen verzenden in Nederland rond EU-gemiddelde

In Nederland verzenden ongeveer evenveel bedrijven e-facturen als gemiddeld in alle EU-landen (figuur 4.3.2). Ruim 1 op de vijf Nederlandse bedrijven deed dit in 2017. Het verschil tussen EU-landen is aanzienlijk. In Scandinavië is het erg gebruikelijk om e-facturen te verzenden. Met name Finland en Denemarken scoren op dit punt hoog. Respectievelijk 79 en 55 procent van de bedrijven in die landen stuurde in 2017 e-facturen aan zakenpartners. Het aandeel was veel kleiner in het Verenigd Koninkrijk: 12 procent.

4.3.2 E-facturen verzenden, 2017 (% van bedrijven met 10
of meer werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))
landen Verzond E-facturen
Finland 79
Denemarken 55
Noorwegen 54
Italië 42
Zweden 36
Spanje 33
Frankrijk 25
EU-28 23
Nederland 22
België 21
Ierland 20
Duitsland 17
Polen 16
Verenigd Koninkrijk 12
Bron: Eurostat.

Bijna helft bedrijven ontvangt e-facturen

E-facturen ontvangen is aanmerkelijk gebruikelijker bij bedrijven dan e-facturen verzenden. In 2018 ontving 49 procent van de bedrijven e-facturen (figuur 4.3.3). Dat betekent dat het aandeel bedrijven dat e-facturen ontving bijna 2 keer zo groot was als het aandeel bedrijven dat e-facturen verzond. De gezondheidszorg en onroerendgoedbranche scoren met het ontvangen van e-facturen hoger dan het gemiddelde van alle bedrijfstakken, maar in de meeste andere bedrijfstakken wijkt het aandeel bedrijven dat e-facturen ontvangt hiervan niet veel af. De verschillen tussen diverse branches zijn op dit punt dus niet erg groot.

4.3.3 E-facturen ontvangen, 2018 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Ontving E-facturen
Totaal 49
Bedrijfstak .
Gezondheidszorg 63
Onroerend goed 53
Financiële instellingen 52
Informatie en communicatie 51
ICT-sector 49
Advies en onderzoek 49
wo. researchinstellingen 51
Bouw 49
Horeca 48
Handel 48
Overige dienstverlening 47
Transport 47
Industrie 47
Energie & water 42
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 47
20 tot 50 werkzame personen 50
50 tot 100 werkzame personen 51
100 tot 250 werkzame personen 53
250 tot 500 werkzame personen 57
500 of meer werkzame personen 71

Net als bij het verzenden van e-facturen zijn er ook voor het ontvangen van e-facturen verschillen tussen bedrijven van verschillende omvang. Bij bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen was het aandeel bedrijven dat e-facturen ontving 46 procent in 2018. Van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen ontving 47 procent e-facturen in dat jaar terwijl dit aandeel 71 procent bedroeg bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen.

In het voorgaande deel kwamen cijfers aan bod over het aandeel bedrijven dat digitale facturen verzendt of ontvangt. In het volgende deel gaat het niet langer over het aandeel bedrijven maar over het aandeel van de facturen dat digitaal verzonden en ontvangen wordt. Deze cijfers gaan over de situatie bij een gemiddeld bedrijf. Ze geven weer welk aandeel van de facturen een gemiddeld bedrijf digitaal verzendt of ontvangt. Bedrijven die veel facturen verzenden of ontvangen, tellen in deze cijfers even zwaar mee als bedrijven die weinig facturen verzenden en ontvangen. Op deze manier ontstaat een goed beeld van de situatie bij een gemiddeld bedrijf.

Ruim driekwart facturen digitaal verzonden

In 2018 verliep voor een gemiddeld bedrijf ruim driekwart van de facturering digitaal; 22 procent van de zakelijke facturen werd nog op papier verstuurd (tabel 4.3.4). In 2016 bedroeg het aandeel papier nog 44 procent. In 2017 ging 65 procent van de facturen digitaal de deur uit: 10 procent als e-factuur en 55 procent in een andere digitale vorm zoals e-mails en e-mailbijlagen in Pdf-formaat. Bedrijven in de ICT-sector en informatie en communicatie versturen relatief het grootste deel van hun facturen als e-factuur. E-facturen worden vooral door grote bedrijven met meer dan 500 werkzame personen verzonden; kleinere bedrijven kiezen vaker voor facturen in een andere digitale vorm.

4.3.4Aandeel digitale facturen voor een gemiddeld bedrijf, 2018

Verzonden Ontvangen
e-factuur digitaal, maar geen e-factuur e-factuur
% van verzonden facturen1)2)3) % van ontvangen facturen1)2)
Totaal 15 63 20
 
Bedrijfstak
ICT-sector 16 75 17
Informatie en communicatie 16 75 19
Overige dienstverlening 15 72 19
Advies en onderzoek 14 69 18
waaronder
researchinstellingen 14 68 22
Industrie 15 65 20
Energie & water 12 67 15
Transport 12 67 19
Financiële instellingen 15 63 20
Bouw 13 65 22
Handel 15 60 21
Gezondheidszorg 32 42 25
Onroerend goed 7 61 20
Horeca 9 58 20
 
Bedrijfsomvang
10 tot 20 werkzame personen 15 63 20
20 tot 50 werkzame personen 15 65 21
50 tot 100 werkzame personen 16 64 21
100 tot 250 werkzame personen 16 63 21
250 tot 500 werkzame personen 21 57 23
500 of meer werkzame personen 27 50 30

Bron:CBS

1)Door bedrijven met tien of meer werkzame personen.

2)Deze cijfers zijn bepaald door het rekenkundige gemiddelde te nemen van de percentages die bedrijven hebben gerapporteerd. Het aantal facturen van een bedrijf speelt hier dus geen rol.

3)Dit betreft uitsluitend facturen die bedrijven naar andere bedrijven of overheidsorganisaties hebben gestuurd.

Voor ontvangen facturen geldt hetzelfde beeld als voor verzonden facturen; een gemiddeld bedrijf ontving maar een klein deel van de facturen in een automatisch verwerkbaar formaat. In 2018 was een op de vijf van de ontvangen facturen een e-factuur. Het aandeel stijgt; een jaar eerder was 18 procent van de ontvangen facturen een e-factuur. Het aandeel ontvangen e-facturen is daarmee groter dan het aandeel verzonden e-facturen. De verschillen tussen de bedrijfstakken zijn niet groot. Bij bedrijven in de gezondheidszorg (25 procent) ligt het aandeel het hoogst. Bij de grootste bedrijven (500 of meer werkzame personen) ligt het aandeel ontvangen e-facturen hoger dan bij de kleinere (10 tot 20 werkzame personen): respectievelijk 30 tegen 20 procent.

4.4E-commerce

Paragraaf 3.5 van deze publicatie geeft een beschrijving van de wijze waarop personen online winkelen. Naast de websites die consumenten gebruiken om goederen te bestellen, bestaan ook andere vormen van ‘e-commerce’. Bedrijven handelen bijvoorbeeld ook elektronisch met elkaar. Dit gebeurt via websites, maar ook via andere elektronische kanalen zoals EDI.

Wat is e-commerce?

E-commerce staat voor handel via elektronische netwerken, zoals internet. De OESO definieert e-commerce als volgt: ‘het verkopen of kopen van goederen of diensten via computernetwerken, met methoden die specifiek ontworpen zijn voor het ontvangen of plaatsen van orders’ (OESO, 2011). Statistiekbureaus sluiten zich bij deze definitie aan als ze e-commerce meten.

Niet alleen goederen maar ook diensten komen voor e-commerce in aanmerking. Wanneer een consument bijvoorbeeld online een verzekering afsluit, is dit ook een vorm van e-commerce. Een bestelling via e-mail valt niet onder e-commerce. E-mail is immers niet specifiek ontworpen om bestellingen te plaatsen.

Websites waarop bedrijven producten verkopen, zijn de bekendste vorm van e-commerce. Het verkopende bedrijf hoeft daarbij niet de eigenaar van de website te zijn. Intermediairs die via hun website meerdere aanbieders in contact brengen met een grote groep klanten, vervullen ook een belangrijke rol in de e-commerce-markt. Veel consumenten winkelen online, maar ook bedrijven kunnen klanten zijn van webwinkels. Ook als de koper niet elektronisch betaalt, valt verkoop via een website onder e-commerce. Het maakt ook niet uit welk apparaat een koper gebruikt om zijn bestelling te plaatsen: een desktop, laptop, tablet of smartphone.

Consumenten handelen ook onderling via websites. Marktplaats en Speurders zijn hiervan bekende voorbeelden. Dit type onlinehandel komt in deze paragraaf niet aan bod. Een minder bekende vorm van e-commerce loopt via EDI: Electronic Data Interchange. Deze vorm komt alleen voor bij handel tussen bedrijven onderling. Bedrijfssystemen communiceren via EDI-berichten met elkaar. Deze berichten zijn opgemaakt in een standaardformaat, dat geschikt is voor automatische verwerking. Voorbeelden van bekende formaten zijn XML en EDIFACT. Bedrijven kunnen deze berichten automatisch verzenden via internet of via andere elektronische netwerken.

De cijfers in deze paragraaf betreffen alleen e-commerce van bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. Bestellingen van Nederlandse consumenten bij bedrijven in het buitenland zijn niet meegenomen. Andersom zijn aankopen van buitenlandse consumenten bij Nederlandse bedrijven wel meegeteld in de cijfers.

Ruim kwart van de bedrijven verkoopt via e-commerce

In 2018 heeft 26 procent van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht (figuur 4.4.1). Verkoop via een website is gebruikelijker dan verkoop via EDI; 22 procent van de bedrijven verkocht goederen of diensten via een website, tegen 8 procent via EDI. Het aandeel elektronisch verkopende bedrijven is sinds 2013 nauwelijks toegenomen: het bedroeg toen 23 procent.

Vooral reisbureaus en logiesaccommodaties verkopen elektronisch

De toeristische sector kent het grootste aandeel bedrijven die elektronisch verkopen. Van de bedrijven actief met logiesvertrekking, zoals hotels en campings, verkocht 61 procent via e-commerce in 2018 en van de reisbureaus 57 procent. Deze bedrijven verkopen hoofdzakelijk via websites. Ook in de voedings- en genotmiddelenindustrie verkopen veel bedrijven elektronisch; het ging om 56 procent van de bedrijven in deze bedrijfstak in 2018.

4.4.1 Elektronische verkopen, 2018 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categegorie Via een website en/of EDI Via een website Via EDI
Totaal 26 22 8
Bedrijfstak . . .
Handel 48 42 14
Transport 29 16 18
Horeca 28 27 1
wo. logiesverstrekking 61 61 4
Industrie 26 19 11
wo. voedings- en genotmiddelenindustrie 56 37 25
ICT-sector 23 19 8
Informatie en communicatie 22 20 4
Financiële instellingen 20 20 4
Energie & water 18 17 3
Overige dienstverlening 15 14 2
wo. reisbureaus 57 57 1
Advies en onderzoek 14 11 4
wo. researchinstellingen 11 10 2
Gezondheidszorg 13 9 5
Onroerend goed 11 10 2
Bouw 10 8 2
Bedrijfsomvang . . .
10 tot 50 werkzame personen 25 21 6
50 tot 250 werkzame personen 32 23 15
250 of meer werkzame personen 36 26 20

Elektronisch verkopen is gangbaarder onder grote dan onder kleine bedrijven. In 2018 deed 36 procent van de bedrijven met 250 of meer werkzame personen aan elektronische verkoop, tegen 25 procent van de bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen. Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen verkocht 18 procent via elektronische verkoop. De verschillen tussen grote en kleine bedrijven zijn vooral zichtbaar bij verkopen via EDI. Van de grote bedrijven verkocht 20 procent via EDI tegen 6 procent van de kleine (met 10 tot 50 werkzame personen). Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen verkocht 2 procent via EDI. Om EDI te kunnen gebruiken, moeten bedrijven aanzienlijke investeringen doen voor het ontwikkelen en onderhouden van deze systemen. Dit maakt EDI voor een beperkte groep bedrijven aantrekkelijk; vooral voor grote bedrijven zijn dergelijke investeringen rendabel. Daarentegen zijn websites om elektronisch te verkopen, laagdrempeliger. Daarom maken ook veel kleine bedrijven gebruik van webwinkels, van henzelf of van intermediairs zoals online platformen. Het aandeel bedrijven dat aan e-commerce deed via websites, verschilt dan ook met respectievelijk 21 en 26 procent minder tussen kleine (10 tot 50 werkzame personen) en grote (meer dan 250 werkzame personen) bedrijven dan bij verkopen via EDI. De bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen blijven hier wel iets bij achter (18 procent).

Elektronische verkopen Nederland boven EU-gemiddelde

Volgens de Europese meetmethode heeft 27 procent van de Nederlandse bedrijven in 2018 elektronisch verkocht. Het EU-gemiddelde bedroeg 20 procent in 2018 (figuur 4.4.2). Nederlandse bedrijven verkopen vaker via websites (23 procent) dan gemiddeld in de 28 EU-lidstaten (17 procent). Het aandeel bedrijven dat via EDI verkoopt, was in Nederland (8 procent) ook groter dan gemiddeld in de EU (6 procent).

4.4.2 Elektronische verkopen, 2018 (% van bedrijven met 10
of meer werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))
land Via een website en/of EDI Via een website Via EDI
Ierland 39 32 17
Denemarken 34 26 13
Zweden 33 25 13
België 31 25 10
Finland 29 23 9
Noorwegen 28 25 6
Nederland 27 23 8
Verenigd Koninkrijk 26 23 6
Spanje 21 17 6
Duitsland 20 16 6
EU-28 20 17 6
Frankrijk 19 14 7
Polen 16 13 4
Italië 14 12 3
Bron: Eurostat.

Meeste web-verkoop aan bedrijven

In 2018 behaalde een gemiddeld bedrijf 44 procent van de totale web-omzetnoot8 door verkoop aan Nederlandse consumenten en 7 procent door de verkoop aan buitenlandse consumenten (figuur 4.4.3). Verkoop aan andere bedrijven en overheden was goed voor respectievelijk 46 en 3 procent van de totale web-omzet van een gemiddeld Nederlands bedrijf. In 2018 vormde de internethandel tussen bedrijven onderling dus een iets grotere markt dan de verkoop aan consumenten.

4.4.3 Verkoop via websites per type klant, 2018 (% van web-omzet1)
van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Nederlandse consumenten Buitenlandse consumenten Bedrijven Overheidsorganisaties
Gewogen met web-omzet* 47 10 34 8
Via een website, niet gewogen met web-omzet 44 7 46 3
1)De totale omzet die een bedrijf heeft behaald door verkopen via websites.
*Voorlopige cijfers.

Twee verschillende ‘gemiddelden’

In deze paragraaf worden onderwerpen die samenhangen met de omzet uit e-commerce, soms op twee verschillende manieren weergegeven.

  • Gewogen met het aantal bedrijven. Deze methode houdt geen rekening met de omzet van een bedrijf. Een klein bedrijf met weinig omzet telt hierbij even zwaar mee als een grote multinational. Deze cijfers zeggen iets over het percentage e-commerce in de omzet van een ‘gemiddeld bedrijf’.
  • Gewogen met de omzet. Deze methode houdt wél rekening met de omzet van een bedrijf. Een bedrijf met veel omzet weegt daardoor zwaarder mee in het gemiddelde dan een bedrijf met weinig omzet. Deze insteek levert informatie op over het aandeel van e-commerce in de totale omzet van alle bedrijven in de onderzoekspopulatie.

De cijfers over e-commerce worden sterk beïnvloed door de bedrijven met de grootste omzet. Cijfers volgens deze twee weegmethoden vertellen elk dus een ander verhaal. Bij de inkoopwaarde die bedrijven via e-commerce realiseren, speelt een vergelijkbaar onderscheid. Figuur 4.4.6 geeft cijfers weer over elektronische inkopen van bedrijven bij Nederlandse en buitenlandse handelspartners. In het ene geval zijn deze cijfers gewogen met het aantal bedrijven, in het andere geval met de totale inkoopwaarde van bedrijven via websites en EDI. Ook daar leveren beide invalshoeken een iets ander beeld op.

Als bedrijven met veel web-omzet zwaarder in de cijfers meewegen dan bedrijven met weinig web-omzet, ontstaat een iets ander beeld. Het aandeel van bedrijven is vanuit dit perspectief aanzienlijk kleiner; van de totale web-omzet die bedrijven in 2018 hebben behaald, werd 34 procent gerealiseerd door te verkopen aan andere bedrijven. Dit aandeel was voor een gemiddeld bedrijf, zonder te wegen met de web-omzet, aanzienlijk groter: 46 procent. Het aandeel van buitenlandse consumenten is vanuit dit perspectief daarentegen groter; van de totale web-omzet die bedrijven in 2018 behaalden, werd 10 procent gerealiseerd door verkopen aan buitenlandse consumenten. Dit aandeel was voor een gemiddeld bedrijf, zonder te wegen met de web-omzet, niet groter dan 7 procent. Het verschil tussen deze cijfers wordt veroorzaakt doordat een klein aantal bedrijven met een hoge web-omzet een groot deel van de omzet behaalt door verkoop via websites aan buitenlandse consumenten.

84% web-omzet door verkoop aan Nederlandse klanten Buitenvorm Binnenvorm

Buitenlandse klanten goed voor 16 procent web-omzet

In 2018 behaalde een gemiddeld bedrijf 84 procent van zijn web-omzet door verkopen aan Nederlandse bedrijven of consumenten (figuur 4.4.4). Het overige deel was het resultaat van verkopen aan buitenlandse klanten: 13 procent aan klanten binnen de EU en 3 procent aan klanten buiten de EU. EDI-verkopen zijn vaker internationaal dan internationale verkopen via een website. In 2018 realiseerde een gemiddeld bedrijf 21 procent van zijn EDI-omzet door te verkopen aan klanten in het buitenland.

4.4.4 Verkoop via e-commerce per afzetmarkt, 2018 (% van omzet
via het betreffende kanaal
van bedrijven met 10 of meer
werkzame personen)
omzetkanaal Klanten in Nederland Klanten in andere EU-landen Klanten in landen buiten de EU
Via EDI, gewogen met omzet* 71 15 14
Via een website, gewogen met omzet* 66 19 14
. . .
Via EDI, niet gewogen met omzet 79 18 3
Via een website, niet gewogen met omzet 84 13 3
*Voorlopige cijfers.

Wanneer het niet gaat om het gemiddelde bedrijf, maar als bedrijven met veel e-commerce zwaarder in de cijfers meewegen dan bedrijven met weinig e-commerce, ontstaat het beeld dat zichtbaar is in de bovenste helft van figuur 4.4.4. Verkopen aan het buitenland besloegen 33 procent van alle omzet behaald door verkoop via websites in 2018. Van de EDI-omzet was 29 procent het resultaat van handel met het buitenland; klanten binnen en buiten de EU nemen elk ongeveer de helft van deze verkopen voor hun rekening. Hieruit blijkt dat bedrijven met veel web- of EDI-omzet een groter deel van deze omzet genereren uit internationale handel dan bedrijven die weinig omzet behalen via e-commerce.

Ruim twee derde bedrijven koopt elektronisch in

Bedrijven gebruiken elektronische kanalen niet alleen voor verkoopdoeleinden, maar ook om in te kopen. In 2018 kocht 69 procent van alle bedrijven elektronisch in (figuur 4.4.5). Elektronisch inkopen kwam vooral veel voor in de informatie- en communicatiebranche en gezondheidszorg (respectievelijk 79 en 78 procent). Ook de ICT-sector had een groot aandeel bedrijven dat elektronisch inkocht (76 procent). De bedrijfsomvang heeft weinig invloed op het wel of niet gebruikmaken van elektronisch inkopen. Wel is het zo dat bij de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen elektronische inkopen iets minder gangbaar waren (61 procent).

4.4.5 Elektronische inkopen, 2018 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Elektronisch ingekocht
Totaal 69
Bedrijfstak .
Informatie en communicatie 79
Gezondheidszorg 78
ICT-sector 76
Advies en onderzoek 75
wo. researchinstellingen 72
Onroerend goed 73
Industrie 72
Bouw 69
Financiële instellingen 67
Horeca 67
Handel 66
Overige dienstverlening 64
Transport 59
Energie & water 54
Bedrijfsomvang .
10 tot 50 werkzame personen 69
50 tot 250 werkzame personen 71
250 of meer werkzame personen 72

Hoewel relatief veel bedrijven via e-commerce inkopen, gaat het hierbij meestal niet om een substantieel deel van de totale inkoop van het bedrijf. Voor 42 procent van de bedrijven vertegenwoordigde de elektronische inkoop ten minste 1 procent van de totale inkoopwaarde in 2018. Dat betekent dat 58 procent van de bedrijven weliswaar incidenteel elektronisch inkocht, maar dat het voor hen gaat om een aandeel van minder dan 1 procent van de totale inkoop. Voor 12 procent van de bedrijven bedroeg de elektronische inkoop minimaal de helft van de totale inkoopwaarde. E-commerce vormt voor deze bedrijven dus wel een substantieel inkoopkanaal. In 2017 bedroeg het percentage bedrijven dat incidenteel elektronisch inkocht nog 68 procent. In dat jaar bedroeg het percentage bedrijven waarvan de elektronische inkoop minimaal de helft van de totale inkoop vertegenwoordigde nog 7 procent.

Bedrijven kopen vaker in via websites dan via EDI

EDI is bij bedrijven veel minder in trek als inkoopkanaal dan websites. In 2018 kocht 6 procent van de bedrijven in via EDI, terwijl 68 procent inkopen deed via websites en/of apps. Bedrijven in de handel kochten relatief vaak in via EDI (11 procent). In veel andere bedrijfstakken lag het aandeel van EDI-inkoop onder de 6 procent. Bij grote bedrijven komen inkopen via EDI-systemen vaker voor dan bij kleine. Van de bedrijven met 250 tot 500 werkzame personen gebruikte 14 procent EDI om in te kopen in 2018; bij bedrijven met meer dan 500 werkzame personen was dit zelfs 19 procent. Evenals verkopen via EDI, is inkopen via EDI voor veel kleine bedrijven niet rendabel vanwege de ontwikkel- en onderhoudskosten van dergelijke systemen. Van de bedrijven met minder dan 20 werkzame personen gebruikte 5 procent EDI om in te kopen.

Elektronisch inkopen vooral binnen Nederland

In 2018 kocht een gemiddeld bedrijf voor 92 procent van zijn web-inkoopwaarde in bij leveranciers in Nederland (figuur 4.4.6). De overige 8 procent van dit bedrag kocht een gemiddeld bedrijf in bij buitenlandse bedrijven: 6 procent bij leveranciers binnen de EU en 2 procent bij partners buiten de EU. EDI-inkopen zijn vaker internationaal dan inkopen via een website. Een gemiddeld bedrijf kocht voor 15 procent van zijn totale EDI-inkoopwaarde in via handel met het buitenland.

4.4.6 Elektronisch inkopen per inkoopmarkt, 2018 (% van inkoopwaarde
via het betreffende kanaal
van bedrijven met 10 of meer
werkzame personen)
categorie Aanbieders in Nederland Aanbieders in andere EU-landen Aanbieders in landen buiten de EU
Via EDI, gewogen met inkoopwaarde* 60 24 15
Via een website, gewogen met inkoopwaarde* 80 11 8
. . .
Via EDI, niet gewogen met inkoopwaarde 85 11 4
Via een website, niet gewogen met inkoopwaarde 92 6 2
*Voorlopige cijfers.

Wanneer het niet gaat om het gemiddelde bedrijf, maar als bedrijven die veel elektronisch inkopen zwaarder in de cijfers meewegen dan bedrijven die weinig elektronisch inkopen, ontstaat een ander beeld. Van het totale bedrag dat bedrijven via websites hebben ingekocht in 2018, betrof 19 procent een besteding bij buitenlandse leveranciers, waarvan het aandeel van leveranciers binnen de EU (11 procent) iets groter was dan het aandeel van leveranciers buiten de EU (8 procent). Van het bedrag dat bedrijven via EDI uitgaven, betrof 39 procent handel met het buitenland, waaronder 24 procent handel met klanten binnen de EU. Hier geldt dus dat bedrijven met veel web- of EDI-inkopen een groter deel van deze bestedingen steken in internationale handel dan bedrijven die weinig via e-commerce inkopen.

Internationaal gezien behoort Nederland samen met Zweden en Denemarken tot de landen waar bedrijven het vaakst inkopen via elektronische kanalen. In 2017 deed twee derde van de Nederlandse bedrijven inkopen via e-commerce. In Zweden was dit het hoogst: 78 procent.

Cijfers over het inkopen via elektronische kanalen voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.

4.5ICT-beveiligingsmaatregelen van bedrijven

De voorgaande paragrafen in dit hoofdstuk schetsten het beeld dat ICT een vitaal onderdeel is van veel processen binnen en tussen bedrijven. De rol van ICT in het bedrijfsleven blijft bovendien groeien. Verstoring ervan zal de belangen van bedrijven vrijwel altijd ondermijnen. Veel bedrijven nemen daarom ICT-veiligheidsmaatregelen. Bedrijven zullen daarbij altijd een belangenafweging (moeten) maken (NCTV, 2020). Cybersecuritymaatregen kosten immers tijd en geld, twee schaarse middelen die ook anders ingezet kunnen worden. Deze paragraaf beschrijft cijfers over het soort ICT-beveiligingsmaatregelen dat bedrijven nemen en de mate waarin ICT-veiligheidsincidenten optreden.

Antivirussoftware meest genomen ICT-veiligheidsmaatregel

Bedrijven namen in 2019 allerlei maatregelen om hun ICT te beschermen tegen beveiligingsrisico’s (figuur 4.5.1). Antivirussoftware en het updaten van software en/of besturingssysteem zijn maatregelen die door een groot deel van de bedrijven werden genomen (respectievelijk 96 en 93 procent). Relatief veel bedrijven hadden hun gegevens ook op een andere locatie opgeslagen (87 procent). Ruim driekwart van de bedrijven had beleid voor het gebruik van sterke wachtwoorden. Encryptie voor het versturen of opslaan van data werd minder vaak genomen als veiligheidsmaatregel; 49 procent van de bedrijven deed dit in 2019.

4.5.1 Gebruikte ICT-veiligheidsmaatregelen, 2019 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
maatregel Heeft maatregel gebruikt
Antivirussoftware 96
Updaten software/besturingssysteem 93
Gegevens op andere fysieke locatie 87
Beleid voor sterke wachtwoorden 77
Logbestanden voor analyse incidenten 64
VPN bij internetgebruik buiten het bedrijf 60
Network access control 53
Methodes voor beoordelen ICT-veiligheid 52
Authenticatie via soft- of hardwaretoken 52
Risicoanalyses 51
Encryptie voor het opslaan van data 49

Bij grote bedrijven komt het gebruik van encryptie bij het versturen en opslaan van data vaker voor dan bij kleine. Waar 44 procent van de bedrijven van 10 tot 50 werkzame personen encryptiemaatregelen nam, gold dat bij 81 procent van de bedrijven met meer dan 250 werkzame personen. Bij bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen werd door slechts een derde encryptie gebruikt. Voor kleine bedrijven is encryptie waarschijnlijk minder rendabel vanwege hoge aanschaf-, ontwikkel- en onderhoudskosten van dergelijke systemen.

Meer cijfers over genomen ICT-veiligheidsmaatregelen zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.

Bijna 1 op 2 bedrijven heeft ICT-incident gehad

Bij 47 procent van de bedrijven heeft in 2018 een ICT-veiligheidsincident plaatsgevonden (tabel 4.5.2). Het aandeel bedrijven met ICT-incidenten was het grootst in de onroerendgoedsector; 61 procent van de bedrijven had er mee te maken. In de horeca kwamen ICT-incidenten het minste voor (28 procent). Ruim een vijfde van alle bedrijven heeft kosten gehad aan een ICT-incident. Financiële instellingen, energie- en waterbedrijven, bedrijven actief in advies en onderzoek, en bouwbedrijven leden relatief het vaakst schade door een ICT-incident. Bij 11 procent van alle bedrijven werd het ICT-veiligheidsincident veroorzaakt door een aanval van buiten het bedrijf. Financiële instellingen hadden hier het vaakst mee te maken (1 op de 5). In de horeca komen aanvallen van buitenaf maar beperkt voor: bij 7 procent van de bedrijven in 2018.

4.5.2Optreden van ICT-veiligheidsincidenten, 2018

Incident opgetreden Kosten gehad aan ICT-incident Incident door aanval van buiten Kosten incident (aanval buitenaf)
% van bedrijven met 10 of meer werkzame personen
Totaal 47 21 11 6
 
Bedrijfstak
Industrie 49 22 11 6
Energie & water 60 25 11 4
Bouw 46 24 14 7
Handel 49 22 14 7
Transport 44 20 11 6
Horeca 28 13 7 3
Informatie en communicatie 45 19 14 6
ICT-sector 45 18 13 5
Financiële instellingen 60 27 20 7
Onroerend goed 61 20 13 6
Advies en onderzoek 54 24 10 4
waaronder
  researchinstellingen 47 17 14 6
Overige dienstverlening 41 15 9 5
Gezondheidszorg 53 23 9 4
 
Bedrijfsomvang
10 tot 20 werkzame personen 41 18 10 5
20 tot 50 werkzame personen 47 20 11 5
50 tot 100 werkzame personen 56 25 13 7
100 tot 250 werkzame personen 60 28 13 6
250 tot 500 werkzame personen 62 31 16 7
500 of meer werkzame personen 73 38 24 11

Bron:CBS

Bij grote bedrijven meer incidenten

Bij 73 procent van de bedrijven met 500 werkzame personen of meer vond een ICT-incident plaats in 2018, terwijl dat voor 41 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gold. Van de grootste bedrijven heeft 24 procent een incident door een aanval van buiten gehad tegenover 10 procent bij de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen vond bij een kwart een ICT-incident plaats. In deze groep bedrijven was in 10 procent van de gevallen sprake van een aanval van buiten.

Meer informatie over ICT-incidenten is opgenomen in de CBS-publicatiereeks Cybersecuritymonitor. In die publicatiereeks schetst het CBS o.a. een beeld van de ICT-incidenten waar bedrijven en personen slachtoffer van zijn geworden en de maatregelen die ze ertegen nemen.

4.6Sociale media

Steeds meer bedrijven maken gebruik van sociale media. Daarbij gaat het niet alleen om marketing en klantrelaties, maar het kan ook gaan om bijvoorbeeld dienstverlening, inkoop, R&D en innovatie of de interne inzet van sociale media. De inzet van sociale media kan in principe alle facetten van een bedrijf raken. Men verwacht dat de inzet van sociale media bedrijven groot competitief voordeel kan opleveren. Bedrijven die niet meedoen prijzen zich op den duur uit de markt.

Bijna driekwart bedrijven gebruikt sociale media

Van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen maakte 74 procent gebruik van sociale media in 2019. Het aandeel bedrijven dat sociale media gebruikt, was het grootst in de informatie en communicatie, ICT-sector en advies en onderzoek (respectievelijk 92, 90 en 82 procent). In de bouw- en transportsector hadden bedrijven minder vaak een socialemedia-account, maar toch gold dit voor 66 procent van de bouwbedrijven en 58 procent van de transportbedrijven.

4.6.1 Socialemediagebruik bedrijven, 2019 (% van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Bedrijfstak Gebruikt sociale media
Totaal 74
Bedrijfstak .
Informatie en communicatie 92
ICT-sector 90
Advies en onderzoek 82
wo. researchinstellingen 79
Onroerend goed 81
Horeca 80
Handel 76
Gezondheidszorg 75
Financiële instellingen 71
Overige dienstverlening 71
Industrie 68
Energie & water 68
Bouw 66
Transport 58
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 70
20 tot 50 werkzame personen 75
50 tot 100 werkzame personen 80
100 tot 250 werkzame personen 86
250 tot 500 werkzame personen 88
500 of meer werkzame personen 93

In 2019 werd door 93 procent van de bedrijven met 500 werkzame personen sociale media ingezet, terwijl dat voor 70 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gold. Bij de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen zijn sociale media nog geen gemeengoed; 52 procent van de bedrijven zette een vorm van sociale media in in 2019.

93% van grote bedrijven gebruikt sociale media Buitenvorm Binnenvorm

De meest ingezette vorm van sociale media in 2019 waren sociale netwerken. Bijna driekwart van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen maakte gebruik van een sociaal netwerk, zoals Facebook, LinkedIn of Yammer (tabel 4.6.2). Multimedia delen (bijvoorbeeld via YouTube) deed 29 procent van de bedrijven. Twitter of andere (micro)blogs werden door iets minder dan een kwart van de bedrijven gebruikt. Het maken van wiki’s om kennis te delen kwam het minst vaak voor (6 procent).

4.6.2Type sociale media, 2019

Sociale netwerken (bijv. Facebook) Blogs of microblogs (bijv. Twitter) Multimedia delen (bijv. YouTube) Wiki’s om kennis te delen
% van bedrijven met 10 of meer werkzame personen
Totaal 73 24 29 6
 
Bedrijfstak
Industrie 66 16 29 5
Energie & water 65 26 34 10
Bouw 64 15 20 2
Handel 75 24 33 4
Transport 57 11 19 4
Horeca 80 15 17 3
Informatie en communicatie 90 57 51 27
ICT-sector 87 52 48 25
Financiële instellingen 69 33 28 10
Onroerend goed 79 36 35 6
Advies en onderzoek 81 37 36 10
waarvan
researchinstellingen 77 42 41 11
Overige dienstverlening 70 22 25 3
Gezondheidszorg 63 23 20 4
 
Bedrijfsomvang
10 tot 20 werkzame personen 68 18 21 4
20 tot 50 werkzame personen 74 25 30 6
50 tot 100 werkzame personen 78 29 38 7
100 tot 250 werkzame personen 84 35 48 10
250 tot 500 werkzame personen 87 46 55 16
500 of meer werkzame personen 92 59 71 25

Bron:CBS

Het aandeel bedrijven dat een sociaal netwerk gebruikt, was het grootst in de informatie en communicatie en ICT-sector in 2019 (respectievelijk 90 en 87 procent). Ook de andere vormen van sociale media (blogs, multimedia en wiki’s) werden het vaakst ingezet door bedrijven in deze bedrijfstakken. Niet alleen de bedrijfstak waarin een bedrijf actief is, is van invloed op het gebruik van sociale media, ook de bedrijfsomvang speelt een rol.

Het aandeel grote bedrijven dat sociale media gebruikt, is groter dan het aandeel van kleine. Ruim 9 op de 10 bedrijven met 500 of meer werkzame personen gebruikten sociale netwerken, terwijl dat voor 71 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gold. Van de bedrijven met 500 werkzame personen zette 59 procent blogs of microblogs in en werd door 71 procent multimedia gedeeld. Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen werden deze twee vormen van sociale media door ongeveer een vijfde van de bedrijven gebruikt. Bij bedrijven van 2 tot 10 werkzame personen worden de verschillende vormen van sociale media nog minder ingezet. Zo zette de helft van deze bedrijven sociale netwerken in en was het gebruik van (micro)blogs en het delen van multimedia beperkt (respectievelijk 11 en 14 procent) in 2019.

4.7Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2020). Cybersecuritybeeld Nederland CSBN 2020. Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, Den Haag.

OESO (2011). Guide to measuring the information economy 2011. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, Parijs.

Noten

Enkele uitkomsten uit het onderzoek onder kleine bedrijven (met 2 tot 10 werkzame personen) zijn in dit hoofdstuk opgenomen. Voor meer cijfers over deze groep bedrijven, zie StatLine: ICT-gebruik bij kleine bedrijven 2017, 2018 en 2019.

Wanneer de verbinding uitsluitend via wifi gelegd kan worden, en niet via mobiele telefoonnetwerken, telt deze apparatuur niet mee.

Zowel volgens de Europese als volgens de Nederlandse meetmethode.

In hoofdstuk 2 (tabel 2.1.1) zijn de omschrijvingen van de SBI 2008-groepen in de ICT-sector opgenomen.

Alleen SBI 2008-groepen 6419, 6492, 651, 652, 6612 en 6619.

Tot computers behoren desktops, laptops en andere draagbare apparaten zoals tablets en smartphones.

Een tijdreeks met cijfers van 2002 tot en met 2019 is opgenomen in deze StatLine-tabel.

De web-omzet is de totale omzet die een bedrijf heeft gerealiseerd door verkopen via websites.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2019–2020 2019 tot en met 2020
2019/2020 Het gemiddelde over de jaren 2019 tot en met 2020
2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2019 en eindigend in 2020
2017/’18–2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2017/’18 tot en met 2019/’20

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Judit Arends-Tóth

Nico Heerschap

Ron de Heij

Raymond Kleingeld

Bart Klijs

Rik van Roekel

Overige bijdragen

John Bechholz

Hugo de Bondt

Linda Bruls

David Gies

Cor Kragt

Ilham Malkaoui

Eelco van Vliet

Eric Wassink

Eindredactie

Ron de Heij