Samenvatting
In deze negende editie van ICT, kennis en economie beschrijft het CBS de meest actuele gegevens over de Nederlandse kenniseconomie in brede zin. Officiële statistieken over de thema’s ICT, R&D en innovatie vormen de leidraad voor de structuur van deze publicatie. De onderlinge raakvlakken van deze thema’s komen aan bod en ontwikkelingen in Nederland worden vergeleken met die in het buitenland. In de oneven jaren ligt het accent van deze publicatiereeks op kennisontwikkeling, in de even jaren op technologie en toepassing. ICT, kennis en economie 2019 omvat een inleidend hoofdstuk, zes statistisch inhoudelijke hoofdstukken en als afsluiting een capita selecta.
Hoofdstuk 1 Inleiding
- In 2018 behoorde Nederland tot de meest concurrerende economieën van de wereld. De goede kwaliteit van de Nederlandse ICT-infrastructuur heeft hier een groot aandeel in.
- Met de ‘Nederlandse Digitaliseringsstrategie’ geeft het kabinet-Rutte III richting aan de Nederlandse digitaliseringsagenda. Het kabinet streeft ernaar om de digitale koploper van Europa worden, digitale basisvaardigheden vroeg aan te leren en mensen zich te laten blijven ontwikkelen voor veranderende beroepen en taken. Dat waarden en grondrechten gewaarborgd blijven in een economie en samenleving die getransformeerd wordt door digitalisering, is een ander belangrijk speerpunt van de Nederlandse regering.
- Door de Europese Commissie wordt ingezet op een digitale eengemaakte markt voor Europa door betere toegang tot online goederen- en diensten. De juiste randvoorwaarden scheppen ter bevordering van digitale netwerken zijn daarbij een belangrijk aandachtspunt.
- De belangrijkste Nederlandse beleidslijnen op het thema innovatie richten zich op maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën die niet alleen belangrijk zijn voor vernieuwing, maar ook voor de toekomstige samenleving en economie.
- De speerpunten van het EU-beleid voor onderzoek en innovatie zijn zorgen voor vrije circulatie van kennis, snellere verspreiding van kennis en stimulering van internationale samenwerking.
Hoofdstuk 2 ICT en economie
- ICT speelt een voorname rol in de Nederlandse economie. Eind 2018 hadden bedrijven in de ICT-industrie, groothandel in ICT-apparatuur en ICT-dienstensector gezamenlijk een aandeel van 4,5 procent in het totale aantal Nederlandse bedrijven. Ruim negen op de tien ICT-bedrijven zijn dienstverlenende bedrijven. In 2018 werden ruim 9 000 ICT-bedrijven opgericht en 5 380 ICT-bedrijven opgeheven.
- Door Nederlandse ICT-bedrijven werd een hogere productiewaarde van goederen en diensten behaald in 2017 dan in het jaar ervoor. De groei bedroeg 5,2 procent. Deze groei was sterker dan die van de totale economie. Ook de bruto toegevoegde waarde van ICT-bedrijven groeide in 2017 sterker dan die van de Nederlandse economie als geheel. Er werd minder geïnvesteerd door bedrijven in de ICT-sector, terwijl de investeringen van de totale economie toenamen. Het arbeidsvolume in de ICT-sector steeg in 2017 met 3,9 procent.
- De bijdrage van de telecomsector aan het bruto binnenlands product bedroeg 1 procent. De telecombranche investeerde ruim 3,2 miljard euro in 2017. Het arbeidsvolume in de sector nam licht toe.
- In 2018 waren 415 duizend ICT’ers werkzaam in diverse bedrijfstakken van de economie. Dat is meer dan in 2017, toen 380 duizend ICT’ers actief waren. De gemiddelde leeftijd van ICT’ers neemt toe: in 2018 was 40 procent ouder dan 45 jaar. In 2018 stonden er een recordaantal vacatures open in de ICT-sector.
- De investeringen in ICT namen af in 2017. Vooral in computer hardware werd minder geïnvesteerd dan een jaar eerder. Gezamenlijk investeerden Nederlandse bedrijven en overheden ruim 151 miljard euro: 19 procent daarvan betrof een investering in ICT.
- De uitgaven aan ICT-goederen en diensten (intermediair verbruik door bedrijven en overheden en bestedingen door huishoudens) namen wel toe. De totale consumptie van huishoudens bedroeg in 2017 bijna 507 miljard euro. Daarvan ging 2,3 procent naar ICT.
- In 2017 importeerde Nederland voor bijna 62 miljard euro aan ICT-goederen en –diensten. Dat is 1,5 procent meer dan in 2016. Ook de export van ICT nam toe, met 0,6 procent. De ICT-import en -export nam minder sterk toe dan de totale Nederlandse import en export. Een groot deel van de Nederlandse ICT-export betreft wederuitvoer. Het aandeel van wederuitvoer in de totale ICT-export neemt de laatste jaren licht toe. De meeste ICT-goederen die Nederland importeert, komen uit China. Nederlandse exporteert zijn ICT-goederen vooral naar Duitsland.
Hoofdstuk 3 ICT-gebruik van huishoudens en personen
- Nederlanders doen steeds meer online. In 2018 had 95 procent van de huishoudens toegang tot internet. Nederland behoort tot de kopgroep van Europese landen met de meeste huishoudens met toegang tot internet. Vooral smartphones en laptops worden gebruikt om mee te internetten. In 2018 was 86 procent van de Nederlanders vanaf 12 jaar dagelijks of vrijwel dagelijks online; 6 procent van de Nederlanders was nog nooit online geweest.
- E-mailen is net als in eerdere jaren de meest voorkomende vorm van online communicatie. Ook sociale media zijn populair. Nederlanders gebruiken het internet ook steeds vaker om te bellen; vooral jongeren doen dit. Van de sociale netwerken wordt WhatsApp (of gelijksoortige diensten) het vaakst gebruikt: ruim 8 op de 10 Nederlanders vanaf 12 jaar wisselden in 2018 op deze manier berichten uit.
- Internet is voor velen een belangrijke informatiebron. In 2018 zocht 84 procent van de personen vanaf 12 jaar online informatie over goederen of diensten. Nederlanders zoeken ook steeds vaker informatie over gezondheid en leefstijl op internet. In 2018 maakte 76 procent van de Nederlanders gebruik van een overheidswebsite. Het online televisiekijken heeft de laatste jaren een hoge vlucht genomen. Meer dan de helft (56 procent) van de Nederlanders van 12 jaar of ouder keek in 2018 televisie via internet.
- In 2018 maakte 45 procent van alle Nederlanders van 12 jaar of ouder gebruik van cloud-computing. In 2014 was dit nog niet een derde. Vooral foto’s worden opgeslagen in de cloud. Een andere populaire dienst is internetbankieren. Nederland heeft, samen met Denemarken en Finland, het hoogste percentage mensen van 16 tot 75 jaar dat internetbankiert.
- Het aandeel Nederlanders dat online aankopen (e-shoppen) doet is verder gestegen. In 2018 kocht 78 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder iets via internet. Vooral 25- tot 45‑jarigen kopen graag via internet. Het aandeel online kopers is het sterkst gestegen bij de 75‑plussers. Vooral kleding of sportartikelen, reizen en vakanties worden vaak via internet aangeschaft.
- De smartphone is een veel gebruikt apparaat om te internetten. Veel Nederlandse smartphonegebruikers nemen maatregelen vanwege zorgen om de veiligheid en privacy. Ruim twee derde heeft bij het installeren of gebruik van een app de toegang tot persoonlijke gegevens zoals locatie, foto’s of een lijst met contactpersonen geweigerd. Vooral jongeren en hoogopgeleiden nemen dit soort maatregelen.
Hoofdstuk 4 ICT-gebruik bij bedrijven
- Toegang tot internet is voor bedrijven in Nederland al jaren vanzelfsprekend en Nederlandse bedrijven beschikken over snellere internetverbindingen dan gemiddeld in Europa. Bijna alle bedrijven hebben een website en steeds vaker wordt aan het personeel draagbare apparatuur verstrekt voor het werk. In 2018 had 34 procent van de Nederlandse werkzame personen een laptop, tablet of smartphone met mobiel internet van het bedrijf.
- Bijna vier van de vijf bedrijven ondersteunden telewerken. Bedrijven besteden aandacht aan het uitbreiden van ICT-kennis door het bestaande personeel ICT-cursussen aan te bieden: meer bedrijven boden deze mogelijkheid. Het merendeel van de bedrijven met ICT-vacatures had moeite deze te vervullen.
- Bijna een kwart van de bedrijven verstuurde elektronische facturen: met name in de gezondheidszorg is dit gangbaar. Vaker ontvangen bedrijven elektronische facturen.
- Bedrijven handelen via websites, maar ook via andere elektronische kanalen, zoals EDI, met elkaar. In 2017 heeft 26 procent van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht. Verkoop via een website is gebruikelijker dan verkoop via EDI: 22 procent van de bedrijven verkocht goederen of diensten via een website, tegen 8 procent via EDI. In 2017 behaalde een gemiddeld bedrijf 86 procent van zijn web-omzet door verkopen aan Nederlandse bedrijven of consumenten.
- ICT is een vitaal onderdeel binnen bedrijfsprocessen. Verstoring ervan zal de belangen van bedrijven vrijwel altijd ondermijnen. Veel bedrijven nemen daarom ICT-veiligheidsmaatregelen. Bij bijna de helft van de bedrijven heeft in 2017 een ICT-veiligheidsincident plaatsgevonden. Door bijvoorbeeld een storing in hard- of software was 17 procent van de bedrijven genoodzaakt kosten te maken.
- Door toenemend gebruik van sociale media en mobiele apparaten zoals smartphones en tablets worden steeds meer data geproduceerd en geregistreerd. Door deze data te combineren en analyseren kunnen bedrijven nieuwe inzichten opleveren. In 2018 voerde 22 procent van de bedrijven dergelijke big-data-analyses uit. Bij grote bedrijven is big-data-analyse gebruikelijker dan bij kleine bedrijven.
- Andere innovatieve ICT-toepassingen als cloud-computing, robotica en 3D-printing vinden hun weg in het bedrijfsleven. De helft van de bedrijven maakte gebruik van de cloud. De inzet van robots en 3D-printers is nog minder gebruikelijk.
Hoofdstuk 5 Kennispotentieel
- Een groter deel van de jongeren blijft onderwijs volgen als zij niet meer leerplichtig zijn, of pakken hun opleiding na een onderbreking weer op. In het schooljaar 2018/’19 had het vmbo relatief minder leerlingen dan in 2000/’01. Op de havo en het vwo is de onderwijsdeelname in deze periode relatief groter geworden.
- Steeds meer havo- en vwo-leerlingen hebben sinds het schooljaar 2010/’11 diploma’s behaald met een natuurprofiel, en steeds minder met een maatschappijprofiel.
- In het studiejaar 2018/’19 waren 456 duizend studenten ingeschreven in het hbo. In 2008/’09 waren dat er nog 384 duizend.
- Ook het aantal ingeschreven studenten in het wetenschappelijk onderwijs is tussen 2008/’09 en 2018/’19 gestegen. Het grootste deel van de groei komt door personen met een niet-westerse migratieachtergrond.
- In het studiejaar 2017/’18 behaalden 70 duizend personen een hbo-bachelordiploma. De richtingen ‘Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’, ‘Gezondheidszorg en welzijn’ en ‘Onderwijs’ waren de grootste studierichtingen in het hbo.
- Het aantal eerstejaars hbo-studenten is tussen 2015/’16 en 2018/’19 elk jaar toegenomen. In alle studierichtingen is het aantal eerstejaarsstudenten in het studiejaar 2018/’19 hoger dan drie jaar eerder. Ook het totale aantal eerstejaars ingeschrevenen in het wo nam toe in deze periode.
- In Nederland is bijna een derde van de 15- tot 75‑jarigen hoogopgeleid. Het aandeel hoogopgeleiden neemt al jaren gestaag toe. Doordat het onderwijsniveau toeneemt, beschikken steeds meer Nederlanders van 15 tot 75 jaar over een startkwalificatie.
- Een ‘leven lang leren’ wordt steeds belangrijker. De maatschappij verandert constant en nieuwe technologieën zorgen er voor dat de manier van werken ook verandert. In 2018 volgde 19 procent van de Nederlandse bevolking van 25 tot 65 jaar een opleiding of cursus. Personen die actief zijn op de arbeidsmarkt – werkzame of werkzoekende (werkloze) personen – volgen vaker opleidingen en cursussen dan personen die behoren tot de niet-beroepsbevolking.
- Wereldwijd volgen steeds meer jongeren een groot of klein deel van hun studie in het buitenland. Voor Nederlanders die in het buitenland gaan studeren is vooral België aantrekkelijk. Daarnaast zijn de Engelstalige landen populair.
- In het studiejaar 2016/’17 studeerden ruim 96 duizend internationaal mobiele studenten in Nederland. Een groot deel van hen kwam uit Duitsland: 23,5 procent.
- Studenten in het hoger onderwijs volgen veel vaker dan mbo’ers een deel van hun opleiding in het buitenland.
Hoofdstuk 6 Research & Development
- In 2017 hebben Nederlandse bedrijven en instellingen bijna 16,1 miljard euro uitgegeven aan Onderzoek en Ontwikkeling (R&D). Het Nederlandse bedrijfsleven verrichtte twee derde van alle R&D in Nederland. Instellingen voor hoger onderwijs waren goed voor 28 procent van de totale R&D-uitgaven.
- De R&D-intensiteit in Nederland bedroeg 2,18 procent in 2017. Dit is licht hoger dan het gemiddelde van de EU-28, dat uitkwam op 2,06 procent.
- In 2017 besteedden Nederlandse bedrijven en instellingen samen ruim 150 duizend arbeidsjaren aan R&D.
- De industrie neemt in 2017 de helft van de R&D-uitgaven van de bedrijvensector voor haar rekening. Een groot deel van de bedrijven die R&D verrichten, zijn kleine bedrijven. Van de bedrijven die in 2017 R&D verrichtten, had 82 procent minder dan 50 werkzame personen.
- Voor de gehele bedrijvensector geldt dat 20 procent van alle bedrijven die aan R&D doen ICT-bedrijven betreft.
- Bedrijven financieren meer dan de helft van R&D in Nederland. De overheid is de tweede grote financier van R&D in Nederland. In 2017 was ruim 4,7 miljard euro afkomstig van de overheid; dat is 29 procent van het totaal. Per sector is het niet altijd dezelfde financier die van het grootste belang is.
- In 2017 financierden Nederlandse bedrijven voor bijna 3,2 miljard euro aan R&D in het buitenland; dit was ruim 26 procent van hun totale bestedingen aan R&D.
Hoofdstuk 7 Innovatie in internationaal perspectief
- Bijna 60 procent van de Nederlandse bedrijven was innovatief in de periode 2014–2016. Nederland staat hiermee op de zevende plek op de lijst van 28 EU-landen en scoort hoger dan gemiddeld. Een combinatie van technologische (vernieuwing van een product of productieproces) en niet-technologische innovatie (vernieuwing van marketing- of organisatieproces) komt in Nederland, en ook in praktisch alle andere landen van de EU, het meest voor.
- In Nederland heeft 52 procent van de bedrijven in de periode 2014–2016 technologische innovaties doorgevoerd of was hiermee bezig. Nederlandse bedrijven zijn vooral sterk in productinnovatie. In 2016 bestond de omzet van de bedrijven in Nederland voor bijna 11 procent uit nieuwe of sterk verbeterde producten. In Nederland werkte 29 procent van de technologische innovatoren samen met een of meerdere partners.
- Nederland scoort onder het EU-gemiddelde op het gebied van niet-technologische innovatie. Ruim 32 procent van de bedrijven in Nederland voerde niet-technologische innovaties door in de periode 2014–2016. Gemiddeld in Europa was dit ruim 4 procentpunten hoger. In Nederland innoveerde bijna 25 procent van de bedrijven op organisatorisch gebied en voerde ruim 19 procent een marketinginnovatie door.
Hoofdstuk 8 Capita selecta
- Blijven leren tijdens het werkzame leven draagt eraan bij dat werkenden flexibel en inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt. Van de werkende 25- tot 65‑jarigen volgen twee op de drie een opleiding of cursus om werkgerelateerde redenen.
- Werknemers met een vaste arbeidsrelatie doen het vaakst aan werkgerelateerde scholing; zelfstandigen het minst. In de bedrijfstakken financiële dienstverlening, en overheid en zorg doen werkenden relatief vaak aan scholing in relatie tot het werk.
0.0.1Kernindicatoren, nationaal
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
volumemutatie t.o.v. het voorgaand jaar (%) | |||||||
ICT en economie | |||||||
ICT-investeringen | . | . | . | . | −5,5 | −5,1 | . |
Productiewaarde ICT-sector | . | . | . | . | 2,0 | 5,2 | . |
Arbeidsvolume werkzame personen ICT-sector | . | . | . | . | 3,2 | 3,9 | . |
Bruto toegevoegde waarde ICT-sector | . | . | . | . | 5,9 | 5,9 | . |
waarvan: | . | . | . | . | . | ||
ICT-industrie | . | . | . | . | 1,4 | 6,7 | . |
Groothandel in ICT-apparatuur | . | . | . | . | 4,7 | 0,3 | . |
ICT-diensten | . | . | . | . | 6,9 | 7,2 | . |
aantal x 1 000 | |||||||
Bedrijven in de ICT-sector1) | 61 | 63 | 67 | 70 | 72 | 74 | 77 |
Vacatures in de ICT-sector2) | 7,0 | 6,5 | 7,8 | 9,8 | 10,8 | 12,7 | 15,5 |
Werkzame beroepsbevolking met een ICT-beroep | 336 | 339 | 349 | 370 | 378 | 380 | 415 |
% van huishoudens3) | |||||||
ICT-gebruik huishoudens en personen | |||||||
Thuis toegang tot internet | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 96 | 95 |
Apparatuur om te internetten: mobiele telefoon of smartphone | 50 | 59 | 68 | 73 | 80 | 85 | 87 |
% van personen vanaf 12 jaar | |||||||
E-shoppers | 64 | 68 | 70 | 70 | 73 | 76 | 78 |
recente e-shoppers4) | 46 | 50 | 53 | 54 | 57 | 62 | 64 |
minder recente e-shoppers5) | 18 | 18 | 17 | 16 | 16 | 14 | 14 |
Nooit goederen of diensten besteld of gekocht | 19 | 17 | 17 | 15 | 14 | 13 | 11 |
Geen internetgebruiker | 10 | 9 | 9 | 8 | 8 | 6 | 6 |
% van bedrijven6) | |||||||
ICT-gebruik bedrijven7) | |||||||
Bedrijven met toegang tot internet | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Bedrijven met een website | 84 | 84 | 90 | 90 | 89 | 86 | 94 |
Telewerken ondersteunt | 59 | 64 | 69 | 74 | 73 | 78 | 79 |
% van werkzame personen8) | |||||||
Personeel dat werkt met een computer | 66 | 68 | 70 | 71 | 72 | 75 | 76 |
Personeel dat werkt met internet | 60 | 61 | 65 | 66 | 68 | 72 | 73 |
Telewerkers | 22 | 25 | 27 | 26 | 27 | 33 | 34 |
Bron:CBS.
1)Situatie vierde kwartaal; nader voorlopig cijfer 2018.
2)Gemiddelde van vier kwartalen.
3)Particuliere huishoudens met ten minste één persoon in de leeftijd van 12 jaar of ouder.
4)In de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek online aankopen gedaan.
5)Uitsluitend meer dan drie maanden voor het onderzoek online aankopen gedaan.
6)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen.
7)Het cijfer van 2012 heeft betrekking op januari 2012; cijfers vanaf 2013 betreffen juni.
8)Personen werkzaam bij bedrijven met 10 of meer werkzame personen.
0.0.2Kernindicatoren, internationaal
EU-28 | België | Denemarken | Duitsland | Finland | Frankrijk | Ierland | Nederland | Verenigd Koninkrijk | Zweden | Verenigde Staten | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
% | |||||||||||
ICT en economie | |||||||||||
Aandeel ICT-sector1) in totale economie, 20162) | . | 3,7 | . | 5,0 | 6,5 | 4,6 | . | 4,6 | 4,9 | . | 5,4 |
Aandeel ICT-specialisten, 2017 | 3,7 | 4,6 | 4,4 | 3,8 | 6,8 | 3,7 | 4,4 | 5,0 | 5,1 | 6,6 | . |
% van huishoudens3) | |||||||||||
ICT-gebruik huishoudens en personen, 2018 | |||||||||||
Huishoudens met internettoegang, thuis | 89 | 87 | 93 | 94 | 94 | 89 | 89 | 98 | 95 | 92 | . |
% van internetgebruikers4) | |||||||||||
Gebruik van cloud-computing, 20185) | 31 | 34 | 61 | 28 | 46 | 27 | 40 | 48 | 47 | 59 | . |
% van bedrijven6) | |||||||||||
ICT-gebruik bedrijven, 2018 | |||||||||||
Bedrijven met internetsnelheid van ten minste 30 Mbit/sec | 43 | 57 | 75 | 47 | 56 | 29 | 52 | 69 | 44 | 70 | . |
Bedrijven die elektronisch verkopen7) | 20 | 30 | 32 | 22 | 24 | 19 | 35 | 27 | 22 | 32 | . |
Bedrijven die elektronisch inkopen8) | . | 49 | 66 | . | . | . | 52 | 66 | 53 | 78 | . |
% van bbp | |||||||||||
Research & Development (R&D) | |||||||||||
R&D-intensiteit, 20179) | 2,06 | 2,58 | 3,05 | 3,02 | 2,76 | 2,19 | 1,05 | 2,18 | 1,66 | 3,40 | 2,79 |
% van bedrijven10) | |||||||||||
Innovatie, 2014−2016 | |||||||||||
Totaal innovatoren | 50,6 | 68,1 | 51,5 | 63,7 | 64,8 | 57,7 | 57,3 | 59,7 | 58,7 | 54,2 | . |
Alleen technologische innovatie | 14,0 | 22,1 | 8,5 | 16,8 | 18,9 | 11,3 | 7,8 | 27,3 | 18,2 | 17,1 | . |
Beide typen innovatie | 25,5 | 40,0 | 28,1 | 33,3 | 39,3 | 31,9 | 35,1 | 24,9 | 26,3 | 25,5 | |
Alleen niet-technologische innovatie | 11,1 | 6,0 | 12,0 | 13,7 | 6,5 | 14,5 | 14,5 | 7,4 | 14,2 | 11,6 | . |
Bron:OESO, Eurostat.
1)De ICT-sector is hier gedefinieerd als SBI 2008-codes 26, 61, 62 en 63.
2)Duitsland: 2015.
3)Particuliere huishoudens met ten minste één persoon van 16 tot en met 74 jaar.
4)Personen van 16 tot en met 74 jaar die in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek gebruik hebben gemaakt van internet.
5)Bestanden opgeslagen op internet in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek.
6)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen, beperkt aantal bedrijfstakken (zie paragraaf 4.1).
7)Via een website en/of via EDI; 2017.
8)2017.
9)Voorlopige cijfers; Duitsland, Frankrijk: schatting; Finland, Ierland, Zweden: definitief.
10)Bedrijven met tien of meer werkzame personen.