Samenvatting

Deze publicatie omvat een inleidend hoofdstuk, drie statistisch inhoudelijke hoofdstukken en als afsluiting enkele capita selecta. In deze samenvatting komen per hoofdstuk puntsgewijs de belangrijkste feiten aan bod.

1.Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft het overheidsbeleid rond digitalisering. Wat zijn de speerpunten van de Nederlandse beleidsmakers? Daarna volgt een korte beschrijving van het doel van de publicatie. Het hoofdstuk sluit af met een leeswijzer.

Beleidskader digitalisering (1.1)

  • Voor de Nederlandse economie is kennis een belangrijk middel om economische groei te realiseren. Bedrijven en instellingen investeren in onderzoek en ontwikkeling om nieuwe producten en processen te realiseren, en daardoor een voorsprong te verwerven op concurrenten.
  • Nederland kan volgens het kabinet Rutte III digitaal koploper worden van Europa.
  • Digitalisering is volgens het kabinet nodig op terreinen als de zorg, mobiliteit, en het openbaar bestuur.
  • Het kabinet versterkt noodzakelijke basisvoorwaarden als digitale veiligheid, privacy, digitale geletterdheid, mededinging, innovatie, en modernisering van wetregelgeving.
  • Het kabinet zet in op verdere versterking van de Europese digitale interne markt.

Doel van de publicatie (1.2)

  • ‘ICT, kennis en economie’ beschrijft de economische en maatschappelijke rol van kennis en technologie. De verschillende hoofdstukken vergelijken de ontwikkelingen in Nederland veelvuldig met die in het buitenland.
  • Dit rapport heeft een beschrijvend statistisch karakter. Officiële statistieken over de thema’s ICT en innovatie vormen de leidraad voor de structuur van deze publicatie. De onderlinge raakvlakken van deze thema’s komen ook veelvuldig aan bod.

Opzet van de publicatie (1.3)

  • De wijze waarop huishoudens en bedrijven ICT gebruiken, vormt de kern van het thema ICT in deze publicatie.

2.ICT en economie

ICT speelt een voorname rol in de Nederlandse economie. Dit hoofdstuk bespreekt het aandeel van ICT in diverse macro-economische indicatoren.

De ICT-sector en de Nederlandse economie (2.1)

  • Eind 2017 was ruim 4,5 procent van de Nederlandse bedrijven actief in de ICT-sector. Het aandeel van de ICT-sector is in de loop der jaren steeds verder gegroeid. Dit komt vrijwel uitsluitend doordat de ICT-dienstensector steeds verder uitbreidt.
  • In 2017 werden in Nederland bijna 159 duizend bedrijven opgericht. Hiervan ging bijna 5 procent aan de slag in de ICT-sector: 7 795 bedrijven. In 2017 werden bijna 89 duizend Nederlandse bedrijven opgehevennoot1, waarvan 5,5 procent actief was in de ICT-sector.
  • In 2016 behaalden Nederlandse ICT-bedrijven een hogere omzet dan in 2015. De groei bedroeg 2,0 procent en is daarmee minder sterk dan de groei in de totale economie (2,6 procent). De bruto toegevoegde waarde van ICT-bedrijven groeide in 2015 sterker dan die van de Nederlandse economie als geheel. In de totale economie bedroeg de groei namelijk 2,9 procent, tegen 6,6 procent in de ICT-sector. In 2015 investeerde de ICT-sector 8,2 procent meer dan in 2014. De totale economie liet een sterkere stijging zien: 11,0 procent.
  • Het arbeidsvolume in de ICT-sector steeg in 2016 met 2,1 procent. Het totale arbeidsvolume in Nederland nam ook toe: met 1,6 procent
  • In 2014 zorgden ICT-bedrijven voor 4,5 procent van de totale toegevoegde waarde in Nederland. Dat is in internationaal perspectief geen groot aandeel.
  • De productie van de Nederlandse telecomsector bedroeg 15,4 miljard euro in 2016. Dat was ongeveer even veel als in 2015, maar 19 procent minder dan in 2006. De toegevoegde waarde van de telecomsector bedroeg 7,2 miljard euro. Dit komt overeen met 1,02 procent van het bruto binnenlands product (bbp).

ICT en werkgelegenheid (2.2)

  • In 2017 waren 374 duizend ICT’ers werkzaam in diverse bedrijfstakken van de Nederlandse economie (Figuur 2.2.1). Dat is meer dan in 2016, toen 365 duizend ICT’ers actief waren. Sinds 2012 neemt het aantal werkzame ICT’ers in Nederland onafgebroken toe.
  • In 2016 maakten ICT’ers 4,3 procent uit van de totale werkzame beroepsbevolking van Nederland. In de bedrijfstak ‘Informatie en communicatie’, maar ook bij energiebedrijven, financiële instellingen en de overheid komen relatief veel ICT’ers voor.
  • In het eerste kwartaal van 2018 stonden bijna 16 duizend vacatures open in de ICT-sector (Figuur 2.2.5). Daarmee heeft het aantal ICT-vacatures een nieuw hoogtepunt bereikt sinds begin 2008. In het tweede kwartaal van 2008 stonden bijna 15 duizend vacatures open bij ICT-bedrijven.

ICT-bestedingen (2.3)

  • In 2016 investeerden Nederlandse bedrijven en overheden samen ruim 144 miljard euro. Van dat bedrag investeerden zij bijna 30 miljard euro in ICT-kapitaal. Dat komt overeen met 21 procent van de totale investeringen. Na dalende investeringen in 2012 en 2013, stegen deze in 2014 weer. In 2016 namen de totale investeringen weer af.
  • In 2016 investeerden Nederlandse bedrijven en overheden samen 21 miljard euro in software. Dat kwam overeen met 69 procent van de totale investeringen in ICT, minder dan in de voorgaande jaren, toen het aandeel van software rond de 75 procent lag.
  • De uitgaven aan ICT-goederen bedroegen 23,6 miljard euro in 2016. Dat was 6,6 procent minder dan in 2015. Deze afname komt voor een groot deel voor rekening van de bedrijven en overheden. Huishoudens besteedden in 2016 minder aan ICT-goederen dan een jaar eerder.
  • In 2016 gaven bedrijven, overheden en consumenten samen bijna 60 miljard euro uit aan ICT-goederen en -diensten 1,7 procent minder dan in 2015, toen nog bijna 62 miljard euro werd uitgegeven. ICT-uitgaven bestaan ten eerste uit bestedingen van bedrijven en overheden aan ICT, die niet het karakter hebben van investeringen.

Internationale handel in ICT (2.4)

  • In 2016 importeerde Nederland voor 61 miljard euro aan ICT-goederen en -diensten. Dat is 3,6 procent minder dan in 2015.
  • In 2016 exporteerde Nederland voor bijna 41,1 miljard euro aan ICT. Dat is 5,9 procent minder dan een jaar eerder. De ICT-export nam sterker af dan de totale Nederlandse export, die met 3,3 procent afnam ten opzichte van een jaar eerder.
  • In 2016 realiseerde Nederland voor 31,8 miljard euro aan ICT-wederuitvoer. Dit komt overeen met 44 procent van de totale ICT-export.
  • In 2015 nam Nederland 7,8 procent van de wereldwijde exportwaarde van ICT-diensten voor zijn rekening.
  • De gemiddelde jaarlijkse groei van de exportwaarde van ICT-diensten tussen 2014 en 2016 verschilt fors tussen verschillende landen onderling. In Nederland daalde de ICT-dienstenexport het hardst: gemiddeld -16,2 procent per jaar.
  • Nederland zag de import van ICT-goederen met gemiddeld 20,3 procent dalen. Daarmee laat Nederland internationaal de sterkste daling zien.
  • De meeste ICT-goederen die Nederland importeert, komen uit China. Eind 2017 importeerde Nederland nog steeds bijna 2 keer zo veel ICT-goederen uit China als uit Duitsland. Ongeveer 13 procent van de importwaarde van ICT-goederen was toen afkomstig uit Duitsland.

3.ICT-gebruik van huishoudens en personen

Vrijwel iedere Nederlander heeft toegang tot internet; thuis via een vaste verbinding of elders via een smartphone. Dit hoofdstuk beschrijft welke apparaten en internetverbindingen Nederlanders gebruiken, en welke toepassingen populair zijn.

ICT-voorzieningen en internetgebruik (3.1)

  • In 2017 beschikte 91 procent van de huishoudens over een desktop of laptop (Tabel 3.1.1). Het betrof 7,1 miljoen huishoudens. Nederland behoort tot de kopgroep van Europese landen met de meeste huishoudens met toegang tot internet. In 2017 had 98 procent van de Nederlandse huishoudens thuis internet.
  • In 2017 waren smartphones en laptops de meest gebruikte apparaten voor huishoudens om mee te internetten. Smartphones waren aanwezig in 85 procent van de huishoudens en laptops bij 78 procent.
  • In 2017 ging 86 procent van de Nederlanders dagelijks of vrijwel dagelijks het internet op. In 2012 was dat nog 76 procent. Meer dan 95 procent van de 12- tot 45-jarigen en hoogopgeleiden gebruikten het internet in 2017 dagelijks.
  • In 2017 gebruikte 82 procent mobiel internet, terwijl dat in 2012 nog 52 procent was. In recente jaren werd vooral de smartphone erg populair. In 2017 gebruikte 79 procent een smartphone om te internetten, tegen 40 procent in 2012.

Activiteiten en diensten op internet (3.2)

  • In 2017 gebruikte 88 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder internet om te e-mailen. Dit aandeel is ten opzichte van 2012 licht gestegen. Telefoneren via internet is, evenals in eerdere jaren, in 2017 verder toegenomen.
  • In 2017 deden voor het eerst meer dan 8 op de 10 mensen aan bankieren via internet: het ging toen om 82 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder, tegen 72 procent in 2012. Personen tussen de 25 en 45 jaar maakten het vaakst gebruik van internetbankieren: 95 procent van hen deed dit in 2017.
  • Waar in 2014 nog 31 procent van alle Nederlanders van 12 jaar of ouder gebruik maakte van de cloud, steeg dit gebruik in de jaren daarna fors tot 46 procent in 2017.

Online winkelen (3.3)

  • In 2017 heeft 76 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online aankopen gedaan. Dit aandeel was in 2016 nog 73 procent. Het ging in 2017 om 11,2 miljoen e-shoppers, tegen 2,6 miljoen internetgebruikers die niet online winkelden. Daarnaast gebruikten 0,8 miljoen personen helemaal geen internet.
  • Nederland kent relatief meer online aankopers dan veel andere EU-landen. In Nederland winkelde 79 procent van de 16- tot 75-jarigen in 2017 online; het EU-gemiddelde bedroeg 57 procent.
  • Vooral 25- tot 45-jarigen kopen graag via internet. In 2017 heeft 94 procent in deze leeftijdsgroep online goederen of diensten gekocht.
  • Van de hoogopgeleiden winkelde 91 procent online in 2017. Onder laagopgeleiden bedroeg dit aandeel 57 procent.
  • Mannen zijn actievere e-shoppers dan vrouwen. In 2017 winkelde 79 procent van de mannen online. Bij vrouwen was het aandeel 74 procent.
  • Van de e-shoppers die in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek online aankopen deden, kocht een meerderheid kleding of sportartikelen via internet. Ook online reizen boeken, en kaartjes voor evenementen bestellen, zijn populair.
  • In 2017 kocht 94 procent van de e-shoppers producten bij Nederlandse webwinkels. 1 op de 3 kocht (ook) goederen of diensten uit andere EU-landen. Ruim een kwart kocht producten van buiten de EU (28 procent).
  • In 2017 heeft 45 procent van de recente e-shoppers problemen ervaren met online winkelen gedurende de voorafgaande periode van twaalf maanden. In 2015 gold dat nog voor 40 procent van de personen die recentelijk een online aankoop hadden gedaan. Te late levering van het bestelde product kwam verreweg het meest voor: bij 24 procent van de e-shoppers.

ICT-vaardigheden (3.4)

  • In 2017 had 17 procent van de Nederlanders die internet hebben gebruikt, weinig vaardigheden in het gebruik van ICT (Figuur 3.4.1). De meeste Nederlanders hadden ten minste basisvaardigheden in ICT (31 procent). Het grootste deel (44 procent) bezat zelfs meer dan basale vaardigheden met computers en internet.
  • In 2017 had 71 procent van de jongeren van 12 tot 25 jaar meer dan basisvaardigheden in het gebruik van ICT (Tabel 3.4.2). Ook in de leeftijdsgroep van 25 tot 45 jaar was dit aandeel groot: 60 procent. Ouderen scoren aanzienlijk lager: van de 65-plussers had 10 procent meer dan basis ICT-vaardigheden.
  • Niet alleen tussen jongeren en ouderen maar ook tussen hoog- en laagopgeleiden bestaat een flinke kloof.
  • In 2017 had 84 procent van de Nederlanders meer dan basale vaardigheden op ‘informatie’. Ook op ‘communicatie’ en ‘computers/online diensten’ had een ruime meerderheid (meer dan 70 procent) vaardigheden die het basisniveau ontstijgen. ‘Software’ is een wat lastiger deelgebied voor veel Nederlanders. Op dit terrein beschikte 52 procent over meer dan basisvaardigheden.

4.ICT-gebruik van bedrijven

ICT is essentieel voor bedrijven. Een groot deel van de communicatie binnen en tussen bedrijven verloopt bijvoorbeeld elektronisch. Een goede ICT-infrastructuur en apparaten zoals computers en smartphones zijn hierbij onmisbaar, en ze worden ook steeds belangrijker. Telkens opnieuw komen nieuwe toepassingen beschikbaar die bedrijven helpen processen te verbeteren en efficiënter te maken.

Internettoegang en -gebruik (4.1)

  • Praktisch alle bedrijven hebben internettoegang. De laatste jaren gebruiken nagenoeg alle bedrijven met 10 of meer werknemers een hoogwaardige vaste of mobiele verbinding zoals via glasvezel, kabel, DSL of 3G/4G.
  • In 2017 had 79 procent van de bedrijven een mobiele verbinding. In 2009 gebruikte nog maar 28 procent mobiel internet.
  • Van de Nederlandse bedrijven had 66 procent in 2017 een internetverbinding van ten minste 30 Mbit per seconde. Gemiddeld in de EU was dit 39 procent.
  • In 2017 gaf 77 procent van de Nederlandse bedrijven het personeel laptops, tablets, of smartphones om mobiel te internetten.
  • In 2017 had 86 procent van de Nederlandse bedrijven een eigen website. Daarmee scoort Nederland aanzienlijk hoger dan het EU-gemiddelde, dat 77 procent bedroeg.

Personeel en ICT (4.2)

  • In 2017 gebruikte 72 procent van de werknemers geregeld een computer met internet voor het werk. Dit aandeel bedroeg een jaar eerder 68 procent. In Nederland werkt een aanzienlijk groter deel van de werknemers met internet dan gemiddeld in de EU. Het gemiddelde van de 28 EU-landen bedroeg 51 procent in 2017.
  • In 2017 ondersteunde 78 procent van de bedrijven telewerken.
  • Een derde van alle werkzame personen telewerkte geregeld.
  • In 2016 bood 16 procent van de bedrijven hun eigen ICT-specialisten de mogelijkheid om een vakcursus te volgen. In 2011 was dat nog 13 procent.
  • In 2016 had 12 procent van de bedrijven vacatures voor ICT-specialisten. Ongeveer de helft van die bedrijven had moeite deze vacatures te vervullen.

Bedrijven en sociale media (4.3)

  • In 2017 gebruikte 69 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen ten minste een van de gemeten vormen van sociale media. Vooral veel bedrijven in de ‘Informatie en communicatie’ gebruiken sociale media: 84 procent.
  • In Nederland zijn veel meer bedrijven actief op sociale media dan gemiddeld in Europa. In de EU als geheel maakte 47 procent van de bedrijven in 2017 gebruik van sociale media, tegen 68 procent in Nederland.
  • Sociale netwerken zijn onder bedrijven de populairste vorm van sociale media.
  • Veel Nederlandse bedrijven gebruikten in 2017 toepassingen voor multimedia zoals YouTube. Het verschil met andere landen is aanzienlijk: in Nederland was het aandeel met 29 procent bijna 2 keer zo groot als het gemiddelde in de EU van 16 procent

Elektronische en digitale facturen (4.4)

  • In 2016 heeft 20 procent van de Nederlandse bedrijven e-facturen verzonden: facturen die volledig automatisch verwerkbaar zijn.
  • In 2016 verstuurde 36 procent van de bedrijven in deze sector rekeningen die volledig automatisch verwerkbaar zijn.
  • In 2016 ontving 42 procent van de bedrijven e-facturen.
  • Voor een gemiddeld bedrijf verliep de facturering in 2016 voor een groot deel nog via papier: 44 procent van de zakelijke facturen werd op papier verstuurd. De overige 56 procent ging digitaal de deur uit: 9 procent als e-factuur en 47 procent in een andere digitale vorm.

E‑commerce (4.5)

  • In 2016 heeft 24 procent van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht. Verkoop via een website is gebruikelijker dan verkoop via EDI: 21 procent van de bedrijven verkocht goederen of diensten via een website, tegen 7 procent via EDI.
  • De toeristische branche kent het grootste aandeel bedrijven die elektronisch verkopen. Van de reisorganisaties verkocht 56 procent in 2016 via e‑commerce.
  • Een gemiddeld bedrijf behaalde in 2016 43 procent van de totale web-omzet door verkoop aan Nederlandse consumenten en 6 procent door de verkoop aan buitenlandse consumenten.
  • Verkoop aan andere bedrijven en aan overheden is goed voor respectievelijk 46 en 4 procent van de totale web-omzet van een gemiddeld Nederlands bedrijf.
  • In 2017 deed meer dan de helft van de Nederlandse bedrijven inkopen via e‑commerce: 57 procent. Dat is meer dan het EU-gemiddelde van 45 procent.

ICT-beveiligingsmaatregelen van bedrijven (4.6)

  • Antivirussoftware en het opslaan van gegevens op een andere fysieke locatie zijn maatregelen die door een groot deel van de bedrijven worden genomen (respectievelijk 94 procent en 82 procent).
  • Bij 50 procent van de bedrijven heeft in 2016 een ICT-bedrijfsincident plaatsgevonden.
  • Bij 73 procent van de bedrijven van 500 werknemers of meer vond in 2016 een ICT-incident plaats, terwijl dat bij bedrijven met 10 tot 20 werknemers slechts voor 43 procent van de bedrijven het geval was.

Bedrijven en big data (4.7)

  • In 2016 voerde 23 procent van de bedrijven analyses uit op big data.
  • In 2016 gebruikte 13 procent van de bedrijven die big data analyseerden, daarbij geen eigen personeel (Figuur 4.7.2). Zij besteedden dus al hun big-data-analyses uit aan andere bedrijven.

5.Capita selecta

Het laatste hoofdstuk in deze publicatie bestaat uit vier bijdragen die de thematiek verder verdiepen.

Cross-border E‑commerce (5.1)

  • Bij business-to-consumer e‑commerce ontbraken de aankopen van Nederlandse consumenten bij webwinkels gevestigd buiten Nederland. In dit stuk wordt een eerder door het CBS gepresenteerd e‑commerce-overzicht aangevuld met een nieuwe statistiek: de aankopen van Nederlandse consumenten bij webwinkels gevestigd in andere EU-landen.
  • De cijfers laten een duidelijk seizoenspatroon zien met pieken in het tweede en vierde kwartaal. De jaar-op-jaar mutaties in procenten lijken gestaag te dalen. De verkopen omvatten zowel de verkopen aan Nederlandse als aan buitenlandse consumenten.

Online platformen (5.2)

  • In dit stuk wordt ingegaan op de achtergrond van online platformen, de definitie en afbakening van verschillende typen online platformen, de voordelen en risico’s voor bedrijven en consumenten en de statistische uitdagingen om online platformen in de praktijk te kunnen meten
  • Online platformen bieden ook mogelijkheden om de relatie tussen burgers en overheid te versterken en nieuwe ideeën sneller uit te wisselen. Dit draagt bij aan een beter democratisch proces. Ten slotte kunnen online platformen bijdragen aan de mogelijkheid van mensen om tijdelijk producten te gebruiken, die zij zich daarvoor niet konden veroorloven.
  • Online platformen creëren ook nieuwe banen en nieuwe manieren van werken, die soms beter aansluiten bij bepaalde groepen in de samenleving, bijvoorbeeld gebaseerd op meer flexibiliteit. Ook inwoners van minder ontwikkelde landen kunnen via online platformen direct en sneller toegang krijgen tot delen van de wereldwijde arbeidsmarkt, vooral als het gaat om de productie van digitale producten.
  • De opkomst van online platformen brengt echter, in vergelijking met bestaande structuren, ook ontwikkelingen met zich mee die als minder positief worden ervaren en beoordeeld. Zo moeten gebruikers om toegang te krijgen tot online platformen meestal hun gegevens achterlaten via een profiel. Ook wordt hun surfgedrag op het platform gevolgd. Niet altijd is even duidelijk welke data een online platform nu precies verzamelt en wat men daarmee doet, bijvoorbeeld of deze worden doorverkocht aan derden.

Radio: van morse-signalen tot DAB+ (5.3)

  • In 2017 had 37 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder wel eens van DAB+ gehoord (tabel 5.3.1). Dit aandeel is flink groter dan in 2016, toen 29 procent bekend was met DAB+. In eerdere jaren was digitale radio nog minder bekend.
  • In 2017 was 10 procent van de Nederlandse huishoudens in het bezit van een DAB+-apparaat (figuur 5.3.2). Het kan dan gaan om een apparaat in huis, maar ook om een DAB+-radio in de auto. Dit aandeel is hoger dan in de afgelopen jaren. In 2016 en 2015 had 6 procent van de huishoudens een apparaat om digitale radio via de ether te ontvangen.

Patenten (5.4)

  • In 2012 vroegen Nederlandse partijen (bedrijven, instellingen en particulieren) per miljard euro aan R&D-uitgaven 271 patenten aan bij het Europees octrooibureau. Dit aantal ligt voor Nederland ruim hoger dan het gemiddelde van de Europese Unie, dat 210 bedroeg.
  • Van alle patentaanvragen die Nederlandse partijen in 2011 indienden bij het EOB, was 29 procent gerelateerd aan ICT. Zuid-Korea had met 55 procent een aanzienlijk groter aandeel ICT-patentaanvragen. Het gemiddelde van de EU bedroeg 26 procent.
  • In 2012 werden vanuit Nederland 42 hightech-patenten per miljoen inwoners aangevraagd bij het EOB (figuur 5.4.3). Ten opzichte van het jaar ervoor betekent dit een lichte daling. Hightech-patenten hebben bijvoorbeeld betrekking op luchtvaart-, communicatie- en lasertechnologie.

Noten

Een opgeheven bedrijf is in deze cijfers een bedrijf dat zijn activiteiten heeft stopgezet, zonder dat een ander bedrijf een belangrijk deel van de werkzaamheden voortzet. Het bekendste voorbeeld is een faillissement. Als een bedrijf zijn activiteiten staakt als onderdeel van een fusie, of als het alleen een andere naam krijgt, telt dit niet mee in deze cijfers.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Copyright foto’s: Hollandse Hoogte

Disclaimer en copyright

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2017–2018 2017 tot en met 2018
2017/2018 Het gemiddelde over de jaren 2017 tot en met 2018
2017/’18 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2017 en eindigend in 2018
2015/’16–2017/’18 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2015/’16 tot en met 2017/’18

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

C. Atmé

J. Arends-Tóth

J.W.A. van Beuningen

A.J. Dieleman

N.M. Heerschap

H.N. de Heij

R. Kleingeld

V.S. Lalta

G.J.H. Linden

Q.A. Meertens

N.R.M. Pouw

Overige bijdragen

J.B.G. Boskamp

J.J.T. Bechholz

H. de Bondt

D.J. Gies

C.M. Kragt

A.D. Kuipers

A. van Loon

M.H.J. Souren

Eindredactie

V.S. Lalta

G.H. Wassink

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 7 maart 2019

In de tekst behorende bij tabel 2.4.1 is geschreven dat Nederland in 2016 voor 51 miljard euro aan ICT-goederen en -diensten importeerde. Dit moet echter 61 miljard zijn zoals ook in de tabel is vermeld. Deze fout is ook in de samenvatting terecht gekomen. Hierin staat onder het kopje Internationale handel in ICT (2.4) ook dat Nederland in 2016 voor 51 miljard euro aan ICT-goederen en -diensten importeerde. Dit moet 61 miljard euro zijn.