ICT en economie

ICT speelt een belangrijke rol in de Nederlandse economie. Dit hoofdstuk beschrijft hoe groot die rol is. Hoe presteert de Nederlandse ICT-sector bijvoorbeeld? Welk deel van de werkenden in Nederland is ICT’er en wat zijn hun achtergrondkenmerken? En wat is het belang van ICT-goederen en -diensten voor de Nederlandse in- en uitvoer? Deze onderwerpen staan centraal in dit hoofdstuk.

2.1De ICT-sector en de Nederlandse economie

De ICT-sector bestaat uit drie onderdelen: de ICT-industrie, de groothandel in ICT-apparatuur en de ICT-dienstensector. De ICT-industrie omvat bedrijven die voornamelijk informatie- en communicatieapparatuur ontwerpen en produceren. Tot de groothandel in ICT-apparatuur behoren bedrijven die handelen in software, computers en overige elektronica, zoals telecommunicatieapparatuur. Ze leveren deze producten hoofdzakelijk aan dealers en andere niet-eindgebruikers. De ICT-dienstensector bestaat uit bedrijven die het proces rondom elektronische informatieverwerking en communicatie ondersteunen. Zij maken bijvoorbeeld software, verzorgen de telecommunicatie of leveren advies.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft de ICT-sector exact gedefinieerd. Tabel 2.1.1 laat zien welke bedrijfstakken volgens de OESO-definitie tot de ICT-sector behoren, uitgedrukt in termen van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI 2008). Veel landen gebruiken deze definitie in hun statistische publicaties. Dit maakt het eenvoudiger om cijfers over de ICT-sector internationaal te vergelijken. Ook dit hoofdstuk gebruikt deze OESO-definitie, tenzij anders vermeld is.

2.1.1Afbakening van de ICT-sector volgens SBI 2008

SBI 2008 Omschrijving activiteit
ICT-industriesector
261 Vervaardiging van elektronische componenten en printplaten
262 Vervaardiging van computers en randapparatuur
263 Vervaardiging van communicatieapparatuur
264 Vervaardiging van consumentenelektronica
268 Vervaardiging van informatiedragers
 
Groothandel in ICT-apparatuur
4651 Groothandel in computers en software
4652 Groothandel in overige elektronica
 
ICT-dienstensector
582 Uitgeverijen van software
61 Telecommunicatie
62 IT-dienstverlening
631 Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten; webportalen
951 Reparatie van computers en communicatieapparatuur

Bron:OESO / CBS.

ICT-diensten zorgen voor groei aantal ICT-bedrijven

Eind 2017 was ruim 4,5 procent van de Nederlandse bedrijven actief in de ICT-sector. In 2007 was dit nog 4,2 procent. Het aandeel van de ICT-sector is in de loop der jaren steeds verder gegroeid. Dit komt vrijwel uitsluitend doordat de ICT-dienstensector steeds verder uitbreidt. In het vierde kwartaal van 2014 waren bijna 60 duizend bedrijven actief als ICT-dienstverlener. Eind 2016 waren dit er ruim 65 duizend en eind 2017 ruim 68 duizend (Figuur 2.1.2). Daarnaast waren in 2017 bijna 5,5 duizend bedrijven actief in de ICT-groothandel, en 840 bedrijven in de ICT-industrie. Samen vormen zij de Nederlandse ICT-sector, die eind 2017 ruim 74 duizend bedrijven telde.

Eind 2017 bestond 91 procent van de ICT-sector uit dienstverlenende bedrijven. Het aandeel van de ICT-groothandel en de ICT-industrie was respectievelijk 7 en 1 procent. Sinds 2007 is het aandeel van de ICT-dienstensector flink gegroeid. In dat jaar was nog 83 procent van de bedrijven in de ICT-sector een dienstverlener. De ICT-groothandel en de ICT-industrie omvatten in 2007 respectievelijk 16 en 2 procent van het totaal; beide 2 keer zo veel als in 2016.

Meer oprichtingen en minder opheffingen

In 2017 werden in Nederland bijna 159 duizend bedrijven opgericht. Hiervan ging bijna 5 procent aan de slag in de ICT-sector: 7 795 bedrijven. In 2015 waren dat er nog 7 800 (Figuur 2.1.3). De nieuwe ICT-bedrijven zijn vooral dienstverleners: 7 465 in 2017, tegen 75 in de ICT-industrie. In de ICT-groothandel werden 255 bedrijven opgericht.

Een ICT-dienstenbedrijf starten is aanmerkelijk eenvoudiger dan een industrieel ICT-bedrijf oprichten. De opstartkosten zijn voor een dienstverlenend bedrijf immers fors lager dan voor een industrieel bedrijf. Dit gegeven kan het grote verschil in oprichtingen voor een deel verklaren.

In 2017 werden bijna 89 duizend Nederlandse bedrijven opgehevennoot1, waarvan 5,5 procent actief was in de ICT-sector. Het ging om 4 885 opgeheven ICT-bedrijven. Dat is ruim 1 700 minder dan in 2016, toen 6 585 ICT-bedrijven werden opgeheven.

Na 2012 daalde het aantal opgeheven bedrijven in de ICT-sector steeds. In 2015 kwam aan deze trend een einde en ook in 2016 was het aantal opheffingen groter dan in het jaar ervoor. In 2017 is het aantal opheffingen nu weer afgenomen. In de periode 2007–2017 zijn elk jaar meer ICT-bedrijven opgericht dan er zijn opgeheven. Per saldo kwamen er dus ieder jaar ICT-bedrijven bij.

Meer omzet ICT-sector

In 2016 behaalden Nederlandse ICT-bedrijven een hogere omzet dan in 2015. De groei bedroeg 2,0 procent (Tabel 2.1.4). Deze groei is minder sterk dan die in de totale economie (2,6 procent).noot2 In de periode 2010–2016 kende de ICT-sector uitsluitend toenemende omzetten.

In 2016 deed vooral de ICT-dienstensector het goed. Bedrijven in deze branche realiseerden samen bijna 8 procent meer omzet dan in 2015, na een groei van bijna 12 procent in het jaar ervoor. Binnen de ICT-diensten was de IT- en informatiedienstverlening de grote aanjager van de groei. Niet alle onderdelen van de ICT-sector lieten stijgende omzetten zien in 2016. Zo daalde de omzet in de ICT-industriesector met 8 procent ten opzichte van 2015, terwijl een jaar eerder nog sprake was van een groei van 9,5 procent. In 2015 vertoonde de omzet van de telecomsector was weliswaar ook een toename (1,7 procent), maar bleef achter bij de totale economie.

2.1.4De ICT-sector vergeleken met de Nederlandse economie

  2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
volumemutatie t.o.v. voorgaand jaar (%)
Productiewaarde (omzet)
Totaal Nederland 0,6 2,6 −0,8 −0,3 1,6 3,2 2,6
Totaal ICT-sector 0,3 7,0 1,4 3,5 5,5 9,8 2,0
waarvan
  ICT-industriesector 0,7 18,0 2,3 6,2 4,7 9,5 −8,1
  groothandel in ICT‑apparatuur 1,7 2,6 −2,2 −0,4 0,0 0,5 4,4
  ICT-dienstensector −0,2 3,3 1,7 2,9 7,0 11,9 7,9
  waaronder
    telecommunicatie −1,5 −2,8 −1,3 0,7 2,6 1,7 1,4
    IT- en informatie­dienstverlening 0,8 7,8 3,8 4,4 9,9 18,1 11,0
 
Bruto toegevoegde waarde
Totaal Nederland 1,7 2,0 −0,8 0,1 1,5 2,0 2,9
Totaal ICT-sector 0,7 3,5 1,4 4,0 4,3 3,1 6,6
waarvan
  ICT-industriesector −1,6 7,8 5,4 12,5 12,1 −15,6 10,2
  groothandel in ICT‑apparatuur 3,3 4,4 −2,5 2,0 1,1 −0,6 4,7
  ICT-dienstensector 0,5 2,7 1,7 3,4 4,0 6,3 6,9
  waaronder
    telecommunicatie −0,9 −3,7 −4,1 −2,8 2,1 0,9 −1,6
    IT- en informatie­dienstverlening 1,4 7,0 5,5 7,2 5,1 9,0 10,9
Investeringen
Totaal Nederland −6,5 5,6 −6,3 −4,3 2,3 11,0 6,8
Totaal ICT-sector −8,1 11,0 1,1 1,9 14,2 8,2 20,8
waarvan
  ICT-industriesector −14,3 10,2 7,4 8,0 20,6 −13,7 9,5
  groothandel in ICT‑apparatuur −21,6 20,9 −8,4 19,9 −3,6 6,6 −4,6
  ICT-dienstensector −5,3 10,0 1,3 −1,3 15,8 12,5 25,4
  waaronder
    telecommunicatie −13,5 16,4 −5,6 2,2 24,7 −15,6 −4,5
    IT- en informatie­dienstverlening 8,3 1,9 12,3 −6,2 3,7 60,4 58,1
 
Arbeidsvolume
Totaal Nederland −0,6 0,6 −0,6 −1,2 0,1 0,6 1,6
Totaal ICT-sector −1,9 1,8 0,8 0,1 3,3 3,3 2,1
waarvan
  ICT-industriesector −0,4 2,7 −1,8 3,9 −1,7 12,3 −9,0
  groothandel in ICT‑apparatuur −1,8 0,7 0,4 −0,6 −0,8 0,8 1,6
  ICT-dienstensector −2,0 2,0 1,2 0,0 5,0 3,0 3,4
  waaronder
    telecommunicatie −8,0 −0,5 −0,9 −2,9 1,8 −2,4 2,4
    IT- en informatie­dienstverlening −1,0 2,7 1,8 0,4 5,7 3,9 3,8

Bron:CBS, Nationale rekeningen.

De bruto toegevoegde waarde is het verschil tussen de productie en het intermediair verbruik. Met ‘productie’ worden in grote lijnen de inkomsten (omzet) van bedrijven en overheden bedoeld; met het ‘intermediair verbruik’ worden de uitgaven van bedrijven en overheden aangeduid, exclusief bijvoorbeeld loonkosten, afschrijvingen en investeringen. De bruto toegevoegde waarde van ICT-bedrijven groeide in 2015 sterker dan die van de Nederlandse economie als geheel. In de totale economie bedroeg de groei namelijk 2,9 procent, tegen 6,6 procent in de ICT-sector. Niet voor alle onderdelen van de ICT-sector was groei op dit vlak.

Zo liet de ICT-industrie de grootste toename van de toegevoegde waarde zien, na een afname van 15,6 procent een jaar eerder. Een klein aantal multinationals bepaalt het beeld van de Nederlandse ICT-industrie. Deze grote internationaal opererende bedrijven vallen deels onder de Nederlandse industrie, al is een flink deel ervan gevestigd in het buitenland. Cijfers over de Nederlandse economie geven alleen een beschrijving van bedrijven of bedrijfsonderdelen die gevestigd zijn in Nederland. Of een bedrijf eigendom is van Nederlandse partijen, speelt hierbij geen rol. Niet alle kosten en opbrengsten komen dus tot uitdrukking in Tabel 2.1.4. Dit kan een vertekend beeld geven wanneer Nederlandse vestigingen bijvoorbeeld kosten maken voor research en development, terwijl vestigingen in het buitenland daarvan de vruchten plukken door nieuwe ICT-goederen te verkopen.

In de ICT-dienstensector nam de bruto toegevoegde waarde eveneens toe, met 6,9 procent. Dit was vooral te danken aan de groei in de IT- en informatiedienstverlening.

Forse groei investeringen

In 2016 investeerde de ICT-sector 20,8 procent meer dan in 2015. De totale economie liet een minder sterke stijging zien: 6,8 procent. Voor de ICT-sector was 2014 het zesde opeenvolgende jaar met stijgende investeringen. In 2010 en vooral in 2009 daalden de investeringen in de ICT-sector nog fors. De industriële ICT-bedrijven investeerden in 2016 9,5 procent meer dan een jaar eerder, terwijl een jaar eerder nog sprake was van een daling van bijna 14 procent. De investeringen door groothandelsbedrijven laten een wisselend beeld zien: waar de investeringen in 2015 nog met 6,6 procent stegen, zijn de investeringen in 2016 met 4,6 procent afgenomen.

In de ICT-dienstensector namen de investeringen voor het derde jaar op rij toe. De stijging bedroeg 15,8 procent in 2014,12,5 procent in 2015 en is in 2016 opgelopen tot 25,4. Bedrijven in de IT- en informatiedienstverlening verhoogden hun investeringen in 2016 fors, net als in 2015.Binnen de ICT-dienstensector namen de investeringen door telecombedrijven met 4,5 procent af. In 2014 investeerden de telecombedrijven nog bijna een kwart meer dan in 2013. De telecomsector kenmerkt zich door sterk fluctuerende investeringen. In 2009 en 2010 namen de investeringen van telecombedrijven fors af; terwijl ze in 2011 juist weer aanzienlijk groeiden.

ICT-bedrijven investeerden 20,8% meer in 2016

Buitenvorm Binnenvorm

Arbeidsvolume ICT-sector neemt verder toe

Het arbeidsvolume in de ICT-sector steeg in 2016 met 2,1 procent. Dit betekent dat in 2016 meer arbeidsjaren gewerkt zijn dan een jaar eerder.noot3 Het totale arbeidsvolume in Nederland nam ook toe: met 1,6 procent. Binnen de ICT-dienstensector steeg het arbeidsvolume het sterkst bij IT- en informatiedienstverleners: met 3,8 procent. Dat betekende het zesde jaar op rij met een toenemend arbeidsvolume in deze sector. Bedrijven in de ICT-industriesector kenden weer een dalend arbeidsvolume, na de stijging in 2015.

Nederlandse ICT-sector internationaal niet groot

In 2015 zorgden ICT-bedrijven voor 4,7 procent van de totale toegevoegde waarde in Nederland. In Korea was het aandeel van de ICT-sector in de economie veel groter: 9,6 procent (Figuur 2.1.5). Ook in de Finse, Tsjechische en Duitse economie is de ICT-sector relatief belangrijk.

IT-dienstverleners zijn goed voor bijna 60 procent van de toegevoegde waarde van de Nederlandse ICT-sector. De bijdrage van deze bedrijven is in Nederland groter dan in andere Europese landen (behalve Zweden en IJsland). In andere landen is de ‘maakindustrie’ relatief belangrijker. Daar genereren vooral producenten van computers en elektronische apparaten een groot deel van de toegevoegde waarde van de ICT-sector. In Zweden en Finland bijvoorbeeld zorgt de maakindustrie voor ruim een derde van de toegevoegde waarde van de ICT-sector.

Bijdrage telecomsector aan bbp neemt verder af

De productie van de Nederlandse telecomsector bedroeg 15,4 miljard euro in 2016 (Tabel 2.1.6). Dat was ongeveer even veel als in 2015, maar 19 procent minder dan in 2006. De toegevoegde waarde van de telecomsector bedroeg 7,2 miljard euro. Dit komt overeen met 1,02 procent van het bruto binnenlands product (bbp). De bijdrage van de telecomsector aan het bbp is daarmee verder afgenomen. In 2006 bedroeg het aandeel van telecombedrijven nog 1,70 procent.

De telecombranche investeerde ruim 3 miljard euro in 2016. Dat is 5 procent minder dan in 2015. Telecombedrijven namen 2,12 procent van de investeringen van de totale economie voor hun rekening in 2016. In 2015 bedroeg het aandeel van de telecomsector nog 1,97 procent.

Het arbeidsvolume in de telecombranche bedroeg 28 duizend arbeidsjaren in 2016. Dit aantal ligt al enige jaren rond hetzelfde niveau. Het niveau is flink lager dan in 2006, toen het arbeidsvolume uitkwam op 39 duizend fte. Bedrijven in de telecomsector hadden in 2016 een aandeel van bijna 0,5 procent in het totale arbeidsvolume in Nederland, iets hoger dan in 2015. Sinds 2010 is dit aandeel vrij stabiel; maar in eerdere jaren was het groter.

2.1.6Kerncijfers sector telecommunicatie1)

  2010 2011 2012 2013 2014 20152) 20162)
x mln euro
Productie­waarde (omzet, basis­prijzen) 17 244 17 057 16 745 16 531 16 449 15 426 15 372
Bruto toege­voegde waarde (basisprijzen) 9 161 9 128 8 710 8 207 7 953 7 545 7 192
Investeringen in vaste activa (lopende prijzen) 1 859 2 162 2 048 2 090 2 603 3 226 3 063
x 1000 vte
Arbeidsvolume 30 30 29 28 29 28 28
% van bbp
Bruto toege­voegde waarde (basisprijzen) 1,45 1,42 1,35 1,26 1,20 1,10 1,02
% van de totale economie (bedrijven en overheid)
Investeringen in vaste activa 1,45 1,62 1,64 1,74 2,12 1,97 2,12
Arbeidsvolume 0,43 0,42 0,41 0,40 0,42 0,40 0,48

Bron:CBS, Nationale rekeningen.

1)SBI 2008 code 61 (telecommunicatie).

2)2015 en 2016: Na revisie.

2.2ICT en werkgelegenheid

Deze paragraaf heeft aandacht voor de werkgelegenheid in de ICT-sector. In welke bedrijfstakken zijn ICT’ers werkzaam, en wat zijn hun achtergrondkenmerken? Ook het aantal vacatures in de ICT-sector komt aan bod.

Aantal ICT’ers neemt verder toe

In 2017 waren 380 duizend ICT’ers werkzaamnoot4 in diverse bedrijfstakken van de Nederlandse economie (Figuur 2.2.1). Dat is iets meer dan in 2016, toen 378 duizend ICT’ers actief waren. Sinds 2011 neemt het aantal werkzame ICT’ers in Nederland onafgebroken toe.

De meeste ICT’ers hebben een vaste arbeidsrelatie: 278 duizend in 2017. Dat waren er 1 duizend minder dan een jaar eerder. Het aantal zelfstandige ICT’ers steeg licht: van 57 duizend in 2016 naar 59 duizend in 2017. Het aantal ICT’ers met een flexibele arbeidsrelatie steeg eveneens, van 42 duizend tot 44 duizend personen.

Sinds 2004 neemt het aandeel ICT’ers met een vast contract af. In dat jaar had 82 procent van de werkzame ICT’ers een vaste arbeidsrelatie. In de jaren daarna daalde dit aandeel vrijwel continu tot 73 procent in 2017. Het aandeel zelfstandige ICT’ers is in die periode juist flink gegroeid: van 11 procent in 2004 naar 15 procent in 2017. Het aandeel zelfstandigen ligt al sinds 2008 rond de 15–16 procent.

De statistische bijlage bij deze publicatie bevat een uitgebreide tabel met achtergrondkenmerken van werkzame ICT’ers over de periode 2003–2017 (Tabel 2.2.1a). Daaruit blijkt onder andere dat in 2017 86 procent van de werkzame ICT’ers uit mannen bestond, dat 80 procent ten minste 35 uur per week werkte, en dat 79 procent een Nederlandse achtergrond had. De tabel bevat ook cijfers over de beroepsgroepen, de leeftijdscategorieën, en de onderwijsniveaus van ICT’ers.

Ruim een derde werkt in ‘Informatie en communicatie’

De bedrijfstak ‘Informatie en communicatie’ heeft de meeste ICT’ers in dienst. In 2016 waren 134 duizend ICT’ers werkzaam in deze branche (Tabel 2.2.2). Dat betekent dat 35 procent van alle werkzame ICT’ers in Nederland actief was in deze bedrijfstak. Van hen werkte een groot deel in de dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie (86 procent). Ongeveer 2 op de 3 ICT’ers werken buiten de sector ‘Informatie en communicatie’. In vrijwel alle bedrijfstakken zijn zij vertegenwoordigd. Onder andere bij advies- en onderzoeksbureaus, bij de overheid, in de industrie en bij de financiële instellingen werken relatief veel ICT’ers.

2.2.2Werkzame ICT'ers naar bedrijfstak (SBI 2008)

  2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2016
x 1 000 % van werk­zame beroeps­bevolking (inter­nationaal)
Totaal bedrijfstakken 270 267 274 329 336 356 365 4,3
A - Landbouw, bosbouw en visserij 0 0 0 0 0 1 1 0,3
B - Winning van delfstoffen 0 1 1 1 1 1 1 .
C - Industrie 23 25 27 30 29 29 30 3,6
D - Energie 4 3 3 4 3 2 4 11,5
E - Water 1 0 1 2 1 1 1 2,2
F - Bouwnijverheid 7 6 6 9 10 10 9 2,1
G - Handel 15 18 19 24 28 28 29 2,3
H - Vervoer en opslag 6 6 6 6 6 8 9 2,3
I - Logies, maaltijd- en drankverstrekking 1 0 0 1 1 1 1 0,3
J - Informatie en communicatie 121 112 109 110 113 122 130 46,5
JA - Media 7 10 9 7 7 8 8 13,5
JB – Telecommu­nicatie. 15 12 14 9 10 12 11 32,7
JC – Informatie­dienst­verlening 99 91 86 95 96 102 111 59,9
K - Financiële instellingen 15 16 19 30 27 29 32 12,0
L - Onroerend goed 1 2 2 1 1 1 1 1,8
M – Advies en onderzoek 18 16 20 29 32 35 28 4,8
N - Overige zakelijke dienstverlening 7 8 8 10 11 11 11 2,4
O - Overheid 18 18 19 28 29 31 29 5,9
P - Onderwijs 10 12 9 10 10 12 12 2,0
Q - Gezondheids- en welzijnszorg 11 11 11 13 13 13 13 1,0
R - Cultuur, sport en recreatie 3 4 4 4 5 4 4 2,1
S - Overige dienst­verlening 5 4 3 4 4 5 4 2,4
T - Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 0 0 0 0 0 0 0 .
U - Extraterritoriale organisa­ties en lichamen 0 0 0 0 0 0 0 .
Onbekend 4 5 5 12 13 13 18 3,8

Bron:CBS, Enquête Beroepsbevolking (EBB).

In 2016 maakten ICT’ers 4,5 procent uit van de totale werkzame beroepsbevolking van Nederland. In sommige bedrijfstakken zijn ICT’ers veel sterker vertegenwoordigd dan dit gemiddelde. Het gaat dan vooral om de bedrijfstak ‘Informatie en communicatie’ (48 procent), maar ook bij energiebedrijven (12 procent), financiële instellingen (13 procent) en de overheid (6 procent) komen relatief veel ICT’ers voor. In de landbouw en horeca maken ICT’ers naar verhouding juist het kleinste deel uit van de werkzame beroepsbevolking in die bedrijfstakken (0,3 procent).

Relatief veel ICT’ers in Finland

In Finland was 6,6 procent van de werkzame beroepsbevolking in 2016 actief als ICT-specialist (Figuur 2.2.3). Dit aandeel was in Nederland aanzienlijk kleiner: 5,0 procent.noot5 Ook in Zweden was het aandeel ICT-specialisten een stuk groter dan in Nederland. Onder andere Duitsland en Frankrijk scoorden op dit gebied juist lager dan Nederland.

Gemiddelde leeftijd ICT’ers omhoog

De gemiddelde leeftijd van ICT’ers is tussen 2007 en 2017 flink toegenomen: waar in 2007 28 procent van alle werkzame ICT’ers 45 jaar of ouder was, gold dit in 2017 voor 40 procent (Figuur 2.2.4). Vooral het aandeel 55- tot 65-jarigen in deze beroepsgroep groeide sterk. Het aandeel werkzame ICT’ers tussen 25 en 34 jaar was met 27 procent in 2017 weinig veranderd ten opzichte van 2007, toen dit aandeel nog op 28 procent stond.

40% van de ICT’ers was 45 jaar of ouder in 2017

Buitenvorm Binnenvorm

Niet alleen ICT’ers vergrijzen. Tussen 2007 en 2017 steeg het aandeel 45-plussers in de gehele Nederlandse economie van 36 naar 44 procent. Daarmee zijn de werkzame personen in ICT-beroepen gemiddeld nog steeds iets jonger dan in de economie als geheel (zie ook Tabel 2.2.1a achter in deze publicatie).

Meer openstaande vacatures in de ICT-sector

In het eerste kwartaal van 2018 stonden bijna 16 duizend vacatures open in de ICT-sector (Figuur 2.2.5). Daarmee heeft het aantal ICT-vacatures een nieuw hoogtepunt bereikt sinds begin 2008. In het tweede kwartaal van 2008 stonden bijna 15 duizend vacatures open bij ICT-bedrijven. Daarna daalde het aantal vacatures in de sector sterk: met bijna 10 duizend in een jaar tijd. Vanaf 2010 volgde een periode van herstel. Medio 2011 zette echter weer een dalende trend in, maar vanaf begin 2014 zijn er weer steeds meer openstaande vacatures bij ICT-bedrijven. In 2015 tot en met het eerste kwartaal van 2018 groeide dit aantal flink verder. Ook in de economie als geheel zette het herstel op de arbeidsmarkt in 2016 gestaag door. In de gehele economie stonden in het eerste kwartaal van 2018 bijna 238 duizend vacatures open, tegen ruim 188 duizend een jaar eerder; een groei van bijna 26 procent.

Aandeel ICT-vacatures stijgt

Sinds 2005 is het aandeel van de ICT-sector in het totale aantal openstaande vacatures trendmatig toegenomen (Figuur 2.2.6). Waar de ICT-sector begin 2005 goed was voor ongeveer 5 procent van alle openstaande vacatures in Nederland, is dit aandeel eind 2015 gegroeid tot 8 procent. Begin 2018 was het aandeel ICT-vacatures licht gedaald tot 6,7 procent. Vooral na 2009 is het aandeel van de ICT-sector in het totale aantal openstaande vacatures veel groter geworden. Het aandeel van de ICT-sector in de openstaande vacatures is hiermee groter dan het aandeel van de ICT-sector in de werkgelegenheid (4,3 procent) en de totale economie (4,7 procent), wat duidt op een krappere arbeidsmarkt voor de ICT-sector.

Hoofdstuk 4.2 bespreekt ook cijfers over ICT-vacatures (Tabel 4.1.5). Daar gaat het echter om vacatures voor ICT-specialisten in alle bedrijfstakken, niet om alle vacatures in de ICT-sector zoals in dit hoofdstuk. De cijfers in hoofdstuk 4.2 laten zien dat 57 procent van alle bedrijven in 2016 vacatures voor ICT-specialisten had. Daarbij had 40 procent van deze bedrijven moeite deze te vervullen.

2.3ICT-bestedingen

ICT-goederen zijn sneller verouderd dan veel andere kapitaalgoederen. Daardoor zijn veel bedrijven genoodzaakt om te blijven investeren in ICT, zodat ze over actuele versies van hard- en software beschikken. De binnenlandse bestedingen aan ICT-goederen en -diensten omvatten drie categorieën:

  1. De investeringen van bedrijven en overheden in ICT-kapitaal zoals hardware, software en elektronische netwerken.
  2. Het intermediair verbruik. Dit zijn de uitgaven van bedrijven en overheid, bijvoorbeeld aan het onderhoud van computers. Loonkosten, afschrijvingen en investeringen vallen hier niet onder.
  3. De consumptie door huishoudens, zoals de aankoop van computers, tablets en smartphones.

In deze paragraaf komt elk van deze categorieën aan bod.

ICT-investeringen nemen af

In 2016 investeerden Nederlandse bedrijven en overheden samen ruim 144 miljard euro (Tabel 2.3.1). Van dat bedrag investeerden zij bijna 30 miljard euro in ICT-kapitaal. Dat komt overeen met 21 procent van de totale investeringen. Na dalende investeringen in 2012 en 2013, stegen deze in 2014 weer. In 2016 namen de totale investeringen weer af.

De investeringen in ICT lieten de afgelopen jaren een ander beeld zien. Zij namen sinds 2010 onafgebroken toe. Daardoor is het aandeel van ICT in het totaal van de investeringen de laatste jaren steeds verder opgelopen: van 14 procent in 2006 tot 21 procent in 2016.

Binnen de ICT-investeringen zijn de investeringen in software het grootst. In 2016 investeerden Nederlandse bedrijven en overheden samen 21 miljard euro in software. Dat kwam overeen met 69 procent van de totale investeringen in ICT, minder dan in de voorgaande jaren, toen het aandeel van software rond de 75 procent lag.

De afname van de totale ICT-investeringen komt ook vooral voor rekening van software. Het patroon bij investeringen in computerhardware en elektronische netwerken is grillig: flinke afnames en sterke groeicijfers wisselen elkaar af. In 2016 zijn de investeringen in computerhardware met 39 procent toegenomen.

2.3.1Investeringen in ICT-kapitaal

  2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Mln euro (lopende prijzen)
Totaal inves­teringen Neder­land 128 114 133 730 124 775 120 088 122 735 164 037 144 572
waarvan
  totaal ICT 20 161 20 910 21 209 21 467 22 865 32 351 30 233
  waarvan
    Computer­hardware 3 613 3 767 3 735 3 687 3 596 4 840 6 516
    Elektronische netwerken 1 495 2 020 1 897 1 837 2 150 2 818 2 813
    Software 15 053 15 123 15 577 15 943 17 119 24 693 20 904
 
% van totale investeringen in ICT
Computer­hardware 18 18 18 17 16 15 22
Elektronische netwerken 7 10 9 9 9 9 9
Software 75 72 73 74 75 76 69
 
% van totale investeringen Nederland
Totaal ICT 16 16 17 18 19 20 21
 
Volumemutatie t.o.v. voorgaand jaar (%)
Totaal inves­teringen Neder­land −6,2 5,3 −6,5 −4,1 2,4 33,6 −12,0
waarvan
  totaal ICT 3,4 6,4 2,3 0,7 6,6 41,4 −5,4
  waarvan
    Computer­hardware −2,8 9,5 1,2 −1,2 −2,1 37,8 38,9
    Elektronische netwerken −9,0 35,7 −6,6 −3,1 17,5 37,7 1,1
    Software 6,5 2,7 3,8 1,6 7,4 42,6 −14,8

Bron:CBS, Nationale rekeningen.

ICT-branche: 75 procent van investeringen gaat naar ICT

Het belang van ICT-investeringen verschilt per bedrijfstak. Voor de branche ‘Informatie en communicatie’ maken investeringen in ICT een groot deel uit van het totaal aan investeringen: 83 procent in 2016 (Figuur 2.3.2). Ook bedrijven in de financiële sector investeren relatief veel in ICT. In 2016 omvatten de ICT-investeringen 53 procent van het totaal in deze branche. Dit aandeel is na een daling in 2015 weer iets toegenomen in 2016. In 2011 was het nog 46 procent. Voor de industrie zijn ICT-investeringen relatief veel minder groot dan in ICT-intensieve bedrijfstakken zoals ‘Informatie en communicatie’ en de financiële sector. In 2016 ging 19 procent van alle investeringen in de industrie naar ICT-kapitaal, duidelijk meer dan in 2011, toen dat nog voor 13 procent gold.

De statistische bijlage bij deze publicatie bevat een tabel die het aandeel van ICT-investeringen laat zien voor meer bedrijfstakken, en voor meer jaren (Tabel 2.3.2a).

ICT-uitgaven nemen af

In 2016 gaven bedrijven, overheden en consumenten samen bijna 60 miljard euro uit aan ICT-goederen en -diensten (Tabel 2.3.3), 1,7 procent minder dan in 2015, toen nog bijna 62 miljard euro werd uitgegeven.

ICT-uitgaven bestaan ten eerste uit bestedingen van bedrijven en overheden aan ICT, die niet het karakter hebben van investeringen. In Tabel 2.3.3 is dit het ‘intermediair verbruik’: 49 miljard euro in 2016. De uitgaven die samenhangen met het onderhoud van software, vallen hier bijvoorbeeld onder. De ICT-uitgaven van bedrijven en overheden zijn de laatste jaren flink toegenomen. In 2009 ging het nog om 31,4 miljard euro.

Naast de uitgaven van bedrijven en overheden behoren ook de ICT-bestedingen van huishoudens tot de ICT-uitgaven. Dit bedrag is in de tabel weergegeven als ‘consumptie’: ruim 11,5 miljard euro in 2016. Bedrijven en overheden gaven dus ruim 4 keer zo veel uit aan ICT als huishoudens. Het aandeel van bedrijven en overheden in de totale ICT-uitgaven is de laatste jaren toegenomen: van 71 procent in 2009 naar 80 procent in 2016. Enerzijds komt dit doordat bedrijven en overheden steeds meer uitgeven aan ICT. Anderzijds zijn huishoudens trendmatig juist minder aan ICT gaan besteden. Vooral aan ICT-diensten geven huishoudens steeds minder geld uit.noot6

2.3.3Uitgaven aan ICT-goederen en -diensten

  2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
x mln euro (lopende prijzen)
Totaal ICT-uitgaven (goederen + diensten) 44 894 45 747 46 193 46 010 47 391 61 694 60 628
waarvan
  intermediair verbruik (bedrijven en overheden) 32 017 33 145 33 555 33 632 35 030 49 757 49 062
  consumptie (huishoudens) 12 878 12 602 12 638 12 378 12 361 11 937 11 566
 
Uitgaven aan ICT-goederen 10 215 10 871 11 202 11 345 11 748 25 278 23 614
waarvan
  intermediair verbruik (bedrijven en overheden) 6 180 7 084 7 261 7 538 7 811 20 723 19 341
  consumptie (huishoudens) 4 035 3 787 3 941 3 807 3 937 4 555 4 273
 
Uitgaven aan ICT-diensten 33 157 34 876 34 991 34 665 35 643 36 416 37 014
waarvan
  intermediair verbruik (bedrijven en overheden) 24 419 26 061 26 294 26 094 27 219 29 034 29 721
  consumptie (huishoudens) 8 738 8 815 8 697 8 571 8 424 7 382 7 293
 
Totale consumptie (huishoudens) 449 742 456 097 459 631 463 903 468 668 483 170 490 883

Bron:CBS, Nationale rekeningen.

De uitgaven aan ICT-goederen bedroegen 23,6 miljard euro in 2016. Dat was 6,6 procent minder dan in 2015. Deze afname komt voor een groot deel voor rekening van de bedrijven en overheden. Huishoudens besteedden in 2016 minder aan ICT-goederen dan een jaar eerder. Daarentegen groeiden de uitgaven aan ICT-diensten met 1,6 procent; van 36,4 naar 37 miljard euro. Deze stijging komt voor rekening van de bedrijven en overheden die in 2016 bijna 2,4 procent meer uitgaven aan ICT-diensten dan in 2015. Consumenten gaven juist 1,2 procent minder uit aan ICT-diensten.

De totale consumptie van huishoudens bedroeg in 2016 ruim 490 miljard euro. Daarvan ging 2,4 procent naar ICT. Dit aandeel is sinds 2006 flink kleiner geworden: in dat jaar gaven huishoudens nog 3,4 procent van hun totale bestedingen uit aan ICT. Ook deze afname komt vooral doordat huishoudens minder aan ICT-diensten zijn gaan uitgeven.

2.4Internationale handel in ICT

Bedrijven verhandelen ICT-goederen op grote schaal met internationale partners. Vooral dankzij internet is het ook steeds eenvoudiger geworden om ICT-diensten internationaal uit te wisselen. Fysieke afstanden zijn daardoor minder relevant geworden. In deze paragraaf staat de handel in ICT tussen Nederland en andere landen centraal.

Import en export van ICT dalen fors

In 2016 importeerde Nederland voor 61 miljard euro aan ICT-goederen en -diensten (Tabel 2.4.1). Dat is 3,6 procent minder dan in 2015. De ICT-import nam minder sterk af dan de totale Nederlandse import, die daalde met 5,3 procent. Daardoor maakte de import van ICT in 2016 een groter aandeel uit van de totale Nederlandse import: 12,3 procent, tegen 13,7 procent in 2015. Goederen vertegenwoordigen het leeuwendeel van de totale ICT-import: 83 procent in 2016. Dit was iets lager dan in eerdere jaren het geval was.

In 2016 exporteerde Nederland voor bijna 41,1 miljard euro aan ICT.noot7 Dat is 5,9 procent minder dan een jaar eerder. De ICT-export nam sterker af dan de totale Nederlandse export, die met 3,3 procent afnam ten opzichte van een jaar eerder.

Goederen waren goed voor ongeveer 26 miljard euro aan ICT-export en diensten voor 14,7 miljard euro. De exportwaarde van ICT-goederen daalde in 2016 met 11,7 procent, terwijl de exportwaarde van ICT-diensten met 6,7 procent steeg. In 2009 namen goederen 59 procent van de totale ICT-export voor hun rekening. Dit aandeel liep op tot 68 procent in 2015, maar in 2016 daalde het tot 64 procent.

Het belang van ICT voor de Nederlandse export neemt de laatste jaren iets toe. Het aandeel van ICT in de gehele Nederlandse uitvoer bedroeg 11,3 procent in 2016. Dit was in 2010 nog 8,4 procent.

€ 41,1 miljard aan ICT exporteerde Nederland in 2016

2.4.1Import en export ICT-goederen en -diensten

  2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
mln euro (lopende prijzen)
Totale import 449 667 498 560 470 505 468 954 478 608 520 898 493 346
waaronder
  Totale ICT-import 53 125 47 353 48 668 48 201 50 226 63 168 60 870
  waarvan
    ICT-goederen 46 413 40 971 41 997 41 583 43 972 53 486 50 854
    ICT-diensten 6 712 6 382 6 671 6 618 6 254 9 682 10 016
 
Totale export 268 891 295 810 310 031 315 575 324 438 366 377 354 322
waaronder
  Totale ICT-export 22 714 25 385 26 533 27 371 28 516 43 687 41 096
  waarvan
    ICT-goederen 13 939 16 213 16 677 17 287 17 969 29 911 26 397
    ICT-diensten 8 775 9 172 9 856 10 084 10 547 13 776 14 699
 
Totale wederuitvoer 233 589 257 654 222 420 223 197 226 055 206 280 211 357
waaronder
  Totale ICT-weder­uitvoer 40 594 35 528 36 965 36 589 38 387 33 359 31 791
  waarvan
    ICT-goederen 40 224 35 194 36 656 36 326 38 230 33 184 31 622
    ICT-diensten 370 334 309 263 157 175 169
 
Totale ICT-export (goederen, diensten en wederuitvoer) 63 308 60 913 63 498 63 960 66 903 77 046 72 887
 
%
Aandeel van ICT-goederen in totale
ICT-export
22,0 26,6 26,3 27,0 26,9 38,8 36,2
Aandeel van ICT-diensten in totale
ICT-export
13,9 15,1 15,5 15,8 15,8 17,9 20,2
Aandeel van ICT-wederuitvoer in totale ICT-export 64,1 58,3 58,2 57,2 57,4 43,3 43,6
 
Aandeel van ICT-goederen en -diensten in totale import 11,8 9,5 10,3 10,3 10,5 12,1 12,3
Aandeel van ICT-goederen en -diensten in totale export 8,4 8,6 8,6 8,7 8,8 11,9 11,6
Aandeel van ICT-goederen en -diensten in totale wederuitvoer 17,4 13,8 16,6 16,4 17,0 16,2 15,0

Bron:Bron CBS, Nationale rekeningen.

Groot deel ICT-export is wederuitvoer

Een groot deel van de Nederlandse ICT-export betreft wederuitvoer. Er is sprake van wederuitvoer als een ingezetene van Nederland een product importeert om dat vervolgens weer te exporteren, zonder het te bewerken. Nederlandse distributiecentra zijn voorbeelden van bedrijven die op deze manier werken. In 2016 realiseerde Nederland voor 31,8 miljard euro aan ICT-wederuitvoer. Dit komt overeen met 44 procent van de totale ICT-export. Het aandeel van wederuitvoer in de totale ICT-export is sinds 2005 sterk afgenomen: dat jaar omvatte wederuitvoer nog 68,8 procent van de totale ICT-exportwaarde. Ook het aandeel van ICT in de totale wederuitvoer van Nederland is de laatste jaren kleiner geworden. In 2016 omvatte ICT 15 procent van de totale Nederlandse wederuitvoer. In 2005 was dit nog ruim 24 procent.

Export Nederlandse ICT-diensten in internationale top

In 2015 nam Nederland 7,8 procent van de wereldwijde exportwaarde van ICT-diensten voor zijn rekening. Vooral Ierland en India zijn grote exporteurs van ICT-diensten. In 2015 had India een aandeel van 11,7 procent en Ierland van 13,7 procent. Ierland is al jarenlang een grote ICT-dienstenexporteur vanwege de aanwezigheid van grote Amerikaanse ICT-bedrijven. Het aandeel van het land stijgt nog steeds gestaag. Het aandeel van India in de ICT-dienstenexport nam tot 2008 toe en schommelt sindsdien rond de 12 procent. China heeft tussen 2011 en 2015 flink terrein gewonnen. Ook in Zweden, Polen en Zuid-Korea steeg het aandeel in de ICT-dienstenexport. Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zagen hun aandeel licht teruglopen.

De statistische bijlage bij deze publicatie bevat een tabel die het aandeel in de wereldwijde exportwaarde van ICT-diensten bevat voor meer landen (Tabel 2.4.2a). De tabel bevat ook cijfers over 2006.

Internationaal forse verschillen in ICT-export

De gemiddelde jaarlijkse groei van de exportwaarde van ICT-diensten tussen 2014 en 2016 verschilt fors tussen verschillende landen onderling (Figuur 2.4.2). In Nederland daalde de ICT-dienstenexport het hardst: gemiddeld –16,2 procent per jaar. Ook in Zweden, Canada en Finland daalde de gemiddelde ICT-dienstenexport fors.

In Polen en Zuid-Korea groeide de jaarlijkse exportwaarde van ICT-diensten met respectievelijk 12,1 en 11,5 procent het hardst. Voor beide landen geldt dat zij slechts een bescheiden aandeel hebben in de wereldhandel van ICT-diensten in vergelijking met Nederland. Dit biedt dan ook meer mogelijkheden voor groei. Ook in Japan en Duitsland groeide de ICT-dienstenexport flink.

De exportwaarde van ICT-goederen daalde in de periode 2014–2016 in de meeste landen. In Ierland steeg de ICT-goederenexport als een van de weinige landen, met gemiddeld 14,8 procent per jaar. Ierland zag ook de export van ICT-diensten sterk stijgen en vergrootte zijn marktaandeel dus op beide ICT-terreinen. Finland laat met –7,1 procent de grootste gemiddelde daling zien. Ook in Estland (–6,5 procent), Zweden (–6,4 procent) en Nederland (–6,1 procent) daalde de ICT-goederenexport fors. In een aantal landen, waaronder Polen, Denemarken en Japen, kenden de export van ICT-goederen en -diensten een tegenovergestelde ontwikkeling: de export van diensten steeg, maar die van goederen daalde over de periode 2014–2016.

De statistische bijlage bij deze publicatie bevat een tabel met cijfers over de export van ICT-goederen van diverse landen in 2016 (Tabel 2.4.3a).

Import ICT-diensten in Ierland sterk gegroeid

Ook op gebied van de importwaarde van ICT-diensten tussen 2014 en 2016 zijn forse verschillen tussen landen onderling te constateren (Figuur 2.4.4). In Japan, Duitsland en Ierland steeg de ICT-diensteninvoer relatief sterk. In Zuid-Korea was met 16 procent de sterkste groei te constateren. Verder steeg de ICT-goederenimport in Zuid-Korea met gemiddeld 0,7 procent per jaar. Omdat in de meeste landen juist een daling van de ICT-goederenimport is geconstateerd, is het land daarmee zowel op het gebied van ICT-import als de -export een van de grootste opkomende landen.

Nederland zag de import van ICT-goederen met gemiddeld 20,3 procent dalen. Daarmee laat Nederland internationaal de sterkste daling zien. Andere sterke dalers op dit gebied waren Estland (–9,8 procent), Canada (–8,5 procent) en Zweden (–‍6,4 procent).

De statistische bijlage bij deze publicatie bevat een tabel met cijfers over de import van ICT-goederen van diverse landen in 2016 (Tabel 2.4.3a).

Nederland importeert veel ICT-goederen uit China

De meeste ICT-goederen die Nederland importeert, komen uit China. Het gaat dan bijvoorbeeld om ingevoerde computers, printers en smartphones. Eind 2017 was 24 procent van de waarde van ICT-goederen die Nederland importeerde, afkomstig uit China (Figuur 2.4.5). Het aandeel van China in de Nederlandse ICT-goederenimport kende in de periode 2007–2017 een vrij grillig verloop, maar is gemiddeld genomen over de hele periode iets gestegen. Medio 2014 piekte het aandeel van China, met bijna 34 procent. Daarna slonk het weer. Toch steekt China er nog steeds met kop en schouders bovenuit. Eind 2017 importeerde Nederland nog steeds bijna 2 keer zo veel ICT-goederen uit China als uit Duitsland, het tweede land in de rangorde op dat moment. Ongeveer 13 procent van de importwaarde van ICT-goederen was toen afkomstig uit Duitsland. Ook Maleisië is een belangrijke handelspartner voor Nederland. Het aandeel van de Verenigde Staten vertoonde een scherpe daling in 2008. Sindsdien is dit aandeel tamelijk stabiel.

Vooral door de opkomst van China, importeert Nederland steeds minder ICT-goederen uit Europa. In 1996 was 55 procent van de importwaarde van ICT-goederen nog afkomstig uit Europa. In 2017 was dit teruggelopen naar 35 procent. Vanuit Azië kwamen juist steeds meer ICT-goederen naar Nederland: 55 procent in 2017, tegen 33 procent in 1996.

Nederlandse ICT-goederen vooral naar Duitsland

Nederland exporteert zijn ICT-goederen vooral naar Duitsland. Dat is al jarenlang zo. Eind 2017 ging 21 procent van de Nederlandse exportwaarde van ICT-goederen naar Duitsland (Figuur 2.4.6). In de periode 2007–2017 schommelde dit aandeel tussen 19 en 23 procent.

Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk waren eind 2017 goed voor respectievelijk 10 en 9 procent van de uitvoerwaarde van Nederlandse ICT-goederen. Het aandeel van het Verenigd Koninkrijk schommelde in de periode 2007–2017 tussen de 10 en 13 procent. De uitvoerwaarde van Nederlandse ICT-goederen naar Frankrijk in diezelfde periode lag tussen de 8 en 12 procent. België kwam eind 2017 uit op een aandeel van 6 procent van de Nederlandse exportwaarde.

Terwijl Azië bij de import van ICT-goederen naar Nederland een grote rol speelt, is dat bij de export veel minder het geval. Eind 2017 ging 8 procent van de exportwaarde van Nederlandse ICT-goederen naar Aziatische landen. Daarentegen was Europa voor 85 procent de bestemming.

Noten

Een opgeheven bedrijf is in deze cijfers een bedrijf dat zijn activiteiten heeft stopgezet, zonder dat een ander bedrijf een belangrijk deel van de werkzaamheden voortzet. Het bekendste voorbeeld is een faillissement. Als een bedrijf zijn activiteiten staakt als onderdeel van een fusie, of als het alleen een andere naam krijgt, telt dit niet mee in deze cijfers.

Totale economie: bedrijven en overheid.

Een arbeidsjaar is een fulltime-equivalent (fte).

De cijfers over het aantal werkzame ICT’ers zijn herzien ten opzichte van de voorgaande publicatie. In deze editie zijn voor alle verslagjaren ook ICT’ers meegenomen van wie niet op het meest gedetailleerde niveau kan worden vastgesteld welk ICT-beroep ze hebben, maar wel vaststaat dat ze ICT’ers zijn.

Dit cijfer is gebaseerd op de internationale definitie van "ICT-specialist" die afwijkt van de nationale definitie zoals gebruikt in de figuren 2.2.1 en 2.2.4 en tabel 2.2.2. Daarom is de uitkomst ook anders. Op de website van de Europese Commissie staat meer informatie over de gebruikte definitie.

Deze cijfers geven de ontwikkeling weer in lopende prijzen. De effecten van prijsontwikkelingen zijn daarin niet verdisconteerd.

In deze cijfers is de wederuitvoer niet meegerekend.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Copyright foto’s: Hollandse Hoogte

Disclaimer en copyright

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2017–2018 2017 tot en met 2018
2017/2018 Het gemiddelde over de jaren 2017 tot en met 2018
2017/’18 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2017 en eindigend in 2018
2015/’16–2017/’18 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2015/’16 tot en met 2017/’18

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

C. Atmé

J. Arends-Tóth

J.W.A. van Beuningen

A.J. Dieleman

N.M. Heerschap

H.N. de Heij

R. Kleingeld

V.S. Lalta

G.J.H. Linden

Q.A. Meertens

N.R.M. Pouw

Overige bijdragen

J.B.G. Boskamp

J.J.T. Bechholz

H. de Bondt

D.J. Gies

C.M. Kragt

A.D. Kuipers

A. van Loon

M.H.J. Souren

Eindredactie

V.S. Lalta

G.H. Wassink

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 7 maart 2019

In de tekst behorende bij tabel 2.4.1 is geschreven dat Nederland in 2016 voor 51 miljard euro aan ICT-goederen en -diensten importeerde. Dit moet echter 61 miljard zijn zoals ook in de tabel is vermeld. Deze fout is ook in de samenvatting terecht gekomen. Hierin staat onder het kopje Internationale handel in ICT (2.4) ook dat Nederland in 2016 voor 51 miljard euro aan ICT-goederen en -diensten importeerde. Dit moet 61 miljard euro zijn.