Zonne-energie
Zonne-energie valt uiteen in twee groepen:
- de omzetting van zonnestraling in elektriciteit (zonnestroom of fotovoltaïsche zonne-energie),
- de omzetting van zonnestraling in warmte (zonnewarmte of thermische zonne-energie).
De bijdrage van zonne-energie aan het totale eindverbruik van hernieuwbare energie in Nederland groeit en komt in 2021 uit op 16 procent.
Zonnestroom | Zonnewarmte | |
---|---|---|
1990 | 2 | 100 |
1991 | 2 | 113 |
1992 | 3 | 136 |
1993 | 4 | 154 |
1994 | 5 | 180 |
1995 | 5 | 211 |
1996 | 7 | 244 |
1997 | 9 | 294 |
1998 | 13 | 345 |
1999 | 20 | 404 |
2000 | 28 | 454 |
2001 | 42 | 511 |
2002 | 59 | 575 |
2003 | 91 | 624 |
2004 | 121 | 674 |
2005 | 128 | 719 |
2006 | 132 | 755 |
2007 | 135 | 798 |
2008 | 143 | 846 |
2009 | 162 | 926 |
2010 | 201 | 994 |
2011 | 376 | 1040 |
2012 | 686 | 1070 |
2013 | 1476 | 1106 |
2014 | 2611 | 1128 |
2015 | 3991 | 1137 |
2016 | 5767 | 1147 |
2017 | 7936 | 1144 |
2018 | 13354 | 1156 |
2019 | 19437 | 1180 |
2020** | 31553 | 1176 |
2021** | 40796 | 1176 |
**Nader voorlopige cijfers |
5.1Zonnestroom
Ontwikkelingen
Het opgesteld vermogen voor en de productie van zonnestroom is in 2021 weer sterk toegenomen. Eind 2021 bedroeg het totale opgestelde vermogen van zonnestroominstallaties in Nederland 14 418 megawatt (MW), een toename van 3 468 MW opzichte van eind 2020. De opwek van elektriciteit met zonnepanelen bedroeg in 2021 (voorlopige cijfers) 11 332 mln kWh, een toename van 29 procent ten opzichte van 2020 (Tabel 5.1.2). De bijdrage van zonnestroom aan het eindverbruik van hernieuwbare energie in Nederland is 15 procent.
In gebruik genomen vermogen | Opgesteld vermogen | |
---|---|---|
2010 | 21 | 90 |
2011 | 59 | 149 |
2012 | 138 | 287 |
2013 | 363 | 650 |
2014 | 357 | 1007 |
2015 | 519 | 1526 |
2016 | 609 | 2135 |
2017 | 776 | 2911 |
2018 | 1697 | 4608 |
2019 | 2618 | 7226 |
2020** | 3724 | 10950 |
2021* | 3468 | 14418 |
*Voorlopige cijfers | ||
**Nader voorlopige cijfers |
Het opgestelde vermogen aan zonnestroom blijft van jaar op jaar sterk groeien, zie figuur 5.1.1. Als de projecten waaraan subsidie is toegekend daadwerkelijk gerealiseerd worden, dan geldt dit ook voor het komende jaar. De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en klimaattransitie (SDE++) is veruit de grootste bron van subsidie. Voor zakelijk gebruikers zijn er naast de SDE++ nog de Energie-investeringsaftrek (EIA) en de InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE). Voor kleinverbruikers is er de salderingsregeling of als zij zich verenigen in een coöperatie of vereniging van eigenaars (VvE) is er de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE).
Niet alle geplande en voor subsidie beschikte projecten worden uiteindelijk gerealiseerd. RVO (RVO, 2021b) constateert in 2019 en 2020 voor de SDE-projecten een stijging van projecten die volledig werden ingetrokken (volledige vrijval) of waarbij er substantieel minder vermogen werd gerealiseerd dan beschikt (gedeeltelijke vrijval). De vrijval komt vooral voor bij dakinstallaties en niet of nauwelijks bij veldinstallaties. Als oorzaken voor volledige of gedeeltelijke vrijval noemt RVO aanpassing van de dakconstructie, tegenvallende business cases, netcapaciteit en verzekerbaarheid. De kortere realisatietermijn voor zon op daken projecten in de SDE maakt het voor zon op daken extra moeilijk om binnen de realisatietermijn van de SDE de knelpunten opgelost te krijgen. Voor de komende periode neemt mogelijk de ontoereikende netcapaciteit toe als beperkende factor bij de realisatie van projecten. Hierdoor kunnen regionale verschillen optreden in de vrijval, aangezien de netcapaciteit – en dus de ruimte voor nieuwe zonnestroominstallaties – regionaal sterk kan verschillen.
Ondanks de toenemende vrijval is de SDE op dit moment de belangrijkste motor voor de toename van zonnestroom in Nederland. RVO (RVO, 2022f) voorziet voor eind 2022 een toename van het geïnstalleerd vermogen tot 17 600 MWp, een toename van 3 200 MWp ten opzichte van eind 2021. Van de verwachte toename zou 2 000 MWp ondersteund worden via SDE. Als in 2023 de pijplijn beschikte projecten als voldoende ingeschat wordt om de 35 TWh doelstelling voor 2030 te halen kan volgens RVO (2022f) besloten worden de SDE niet langer open te stellen voor nieuwe aanvragen voor grootschalige zonnestroominstallaties. Door de voorraad van afgegeven beschikkingen zal echter ook daarna nog een aanzienlijke realisatie met SDE te zien zijn.
Voor de kleinverbruikers (particulieren en bedrijven met een laag elektriciteitsverbruik) blijft de salderingsregeling in combinatie met de hoge energiebelasting op elektriciteit een belangrijke stimulans om zonnepanelen aan te schaffen. Kleinverbruikers kunnen via de salderingsregeling net zoveel voor hun opgewekte elektriciteit krijgen als zij voor ingekochte elektriciteit betalen. Pas als er meer wordt opgewekt dan verbruikt geldt er alleen een door het energiecontract bepaalde terugleververgoeding. Door saldering hoeft geen btw en energiebelasting over de zelf geproduceerde stroom betaald te worden. Daar komt nog bij dat particulieren tot eind 2022 de btw op aangeschafte panelen terug kunnen vragen. De daadwerkelijk terugverdientijd van zonnepanelen hangt af van meerdere factoren, zoals de beschikbaarheid van een dak in de zon, de prijs van elektriciteit en het functioneren van de panelen op de lange termijn.
Eind 2020 is een wetsvoorstel voor de geleidelijke afbouw van de salderingsregeling naar de Kamer gestuurd. Het was de bedoeling om tussen 2023 en 2031 het salderen van gebruikte en teruggeleverde elektriciteit in stappen af te bouwen en te vervangen door een terugleververgoeding. Het verschil is dat bij de salderingsregeling ook alle belastingen kunnen worden gesaldeerd, terwijl bij een terugleververgoeding wel belastingen betaald worden. Door de val van het kabinet Rutte III is de afbouw van de salderingsregeling uitgesteld. Het is nu de bedoeling dat de afbouw in 2025 begint.
Tot slot is er voor energiecoöperaties (‘Vereniging van eigenaren’) en Verenigingen van Eigenaars (de ‘VvE’) de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE). Dit is de opvolger van de fiscale regeling verlaagd tarief, beter bekend als de postcoderoosregeling omdat de opwek dient plaats te vinden in coöperatief verband en in de eigen leefomgeving
Elektriciteits-productie | Vermeden verbruik van fossiele primaire energie | Vermeden emissie CO2 | |
---|---|---|---|
mln kWh | TJ | kton | |
1990 | 0 | 4 | 0 |
2000 | 8 | 70 | 5 |
2010 | 56 | 476 | 32 |
2015 | 1 109 | 9 639 | 751 |
2019 | 5 399 | 41 445 | 2 653 |
2020** | 8 765 | 65 736 | 3 727 |
2021* | 11 332 | 84 993 | 4 819 |
Bron:CBS
*Voorlopige cijfers
**Nader voorlopige cijfers
Methode
Zie voor een omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden 4.2.1 Zonnestroom uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie (RVO en CBS, 2022).
Tot 2018 bepaalde het CBS het opgestelde vermogen voor zonnestroom op basis van een enquête onder leveranciers van (importerende) zonnestroomsystemen. In 2018 is het CBS overgestapt op een nieuwe methode op basis van een combinatie van informatie uit registraties, met name het Productie-installatieregister (PIR) van de netbeheerders, de administratieve data van CertiQ en de teruggave van BTW voor particulieren. In 2020 is het PIR opgevolgd door de Centrale Registratie van Systeemelementen (CERES). De registerinformatie wordt op het niveau van adressen en aansluitingen geïntegreerd met de statistieken welke het CBS al langer maakt op basis van de klantenbestanden van de netbedrijven. Voordeel daarvan is dat plausibiliteitscontroles mogelijk zijn en dat het mogelijk is om op dezelfde wijze als in de andere statistieken uitsplitsingen te maken naar regio en naar sector. De registerinformatie is beschikbaar vanaf verslagjaar 2012. Voor de jaren daarvoor is de zonnestroomstatistiek nog steeds gebaseerd op de informatie uit de enquêtes onder leveranciers.
De nieuwe methode kent onzekerheden, omdat met name voor de kleinverbruikers het register niet compleet is en waarbij onduidelijk is in welke mate het register niet compleet is. Ook komt registerinformatie soms vertraagd beschikbaar. Echter, ook de oude methode kende onzekerheden, omdat het lastig is om de lijst met importerende leveranciers compleet te houden en om dubbeltellingen te vermijden. Per saldo denkt het CBS dat de nieuwe methode minstens even nauwkeurig als de oude methode (Kremer en Segers, 2018).
Voor zonnepanelen wordt uitgegaan van een levensduur van 25 jaar (RVO en CBS, 2022). Dit is een erg onzekere schatting, maar omdat verreweg de meeste panelen in recente jaren zijn geplaatst heeft het uit gebruik nemen van zonnepanelen op dit moment nauwelijks effect op de onzekerheid in de totale productie van zonnestroom.
Zowel in de schatting van het aantal geplaatste panelen als in de productie per geïnstalleerd vermogen zit een onzekerheid. De totale onnauwkeurigheid in de elektriciteitsproductie uit zonnepanelen schat het CBS op 15 tot 20 procent.
5.2Zonnewarmte
Bij de actieve zonthermische energiesystemen kan een uitsplitsing worden gemaakt naar afgedekte en onafgedekte systemen. Afgedekte systemen zijn gesloten systemen. Hierdoor wordt de temperatuur in de collector hoger en daardoor ook de warmteproductie per vierkante meter. Binnen de afgedekte systemen wordt nog een onderscheid gemaakt in systemen met een collectoroppervlak kleiner dan zes vierkante meter en systemen met een collectoroppervlak groter dan zes vierkante meter. De kleine afgedekte systemen zijn bekend als zonneboilers. Deze worden veel toegepast in de woningbouw. De grotere afgedekte systemen worden vooral in de utiliteitsbouw gebruikt. De onafgedekte systemen worden vooral bij zwembaden toegepast.
Er zijn twee typen afgedekte systemen: vlakkeplaatcollectoren en vacuümbuiscollectoren. Vlakkeplaatcollectoren komen in Nederland het meeste voor en de afdekking bestaat dan uit een glazen plaat. Vacuümbuiscollectoren zijn dubbelwandige buisvormige collectoren met tussen de twee wanden een isolerende vacuüm ruimte. In het binnenste gedeelte wordt de warmte opgevangen door een vloeistof.
Ontwikkelingen
Zonnewarmtesystemen worden al heel lang toegepast in Nederland. Een grote doorbraak is echter tot op heden uitgebleven. Reden daarvoor is dat er in het verleden geen langdurige aantrekkelijke subsidieregeling is geweest, zoals voor hernieuwbare elektriciteit. Ook zijn de prijsdalingen van deze systemen lang niet zo sterk als bij zonnestroom. In 2021 werd er 34 duizend vierkante meter aan zonnecollectoren bijgeplaatst, ongeveer dezelfde hoeveelheid als in 2020. Daartegenover staat dat 38 duizend vierkante meter uit gebruik is genomen (einde geschatte levensduur). Per saldo nam het totale oppervlak van de opgestelde zonnecollectoren daardoor met 4 duizend vierkante meter af tot afgerond 666 duizend vierkante meter.
In gebruik genomen collectoroppervlak | Uit gebruik genomen collectoroppervlak | Opgesteld collectoroppervlak | |
---|---|---|---|
1990 | 9,95 | 1,35 | 73,28 |
2000 | 35,63 | 8,73 | 275,94 |
2010 | 46,31 | 9,95 | 576,67 |
2015 | 24,40 | 20,75 | 647,97 |
2019 | 51,91 | 35,28 | 672,96 |
2020 | 32,82 | 35,63 | 669,16 |
2021** | 34,93 | 38,71 | 665,38 |
**Nader voorlopige cijfers |
StatLine – Zonnewarmte; aantal installaties, collectoroppervlak en warmteproductie (cbs.nl)
In 2018 en 2019 zijn een aantal grote systemen met zonnecollectoren geplaatst, wat de belangrijkste oorzaak was voor de groei in die jaren. Het overgrote deel van deze grotere systemen werd met ondersteuning van SDE+ in gebruik genomen en vond zijn weg naar landbouwbedrijven en utiliteitsgebouwen. In 2020 en 2021 is een afname te zien bij de geplaatste zonnecollectoren in de landbouw. Op woningen is in 2021 ongeveer evenveel geplaatst, met name zonneboilers, als in 2020.
Sinds begin 2016 is er een nieuwe subsidieregeling voor zonnewarmtesystemen: de ISDE (zie ook paragraaf 2.7). In 2019 werd er voor ongeveer 33 duizend vierkante meter ISDE subsidie aangevraagd. In 2020 ging de subsidieaanvraag omlaag naar 29 duizend vierkante meter oppervlakte zonneboiler. In 2021 is dit verder teruggezakt naar 16 duizend vierkante meter. Opgemerkt moet worden dat vooral bij bedrijven niet alle aanvragen daadwerkelijk zullen leiden tot een geplaatst systeem en dat er bij bedrijven een vertraging kan zitten tussen moment van aanvraag en moment van plaatsen. Analyse van de ISDE data laat zien dat er tussen 2017 en 2020 steeds ongeveer ruim 20 duizend vierkante meter aan zonnewarmtesystemen met ISDE is geplaatst. In 2021 is dit afgenomen naar 13 duizend vierkante meter, wat in lijn is met de afname in aanvragen.
Bruto eindverbruik | Vermeden inzet van fossiele primaire energie | Vermeden emissie CO2 | |
---|---|---|---|
TJ | TJ | kton | |
Totaal zonnecollectoren | |||
1990 | 100 | 84 | 5 |
2000 | 454 | 445 | 25 |
2010 | 994 | 1 016 | 57 |
2015 | 1 137 | 1 179 | 67 |
2019 | 1 180 | 1 271 | 72 |
2020 | 1 176 | 1 266 | 71 |
2021** | 1 171 | 1 266 | 71 |
Zonneboilers (afgedekt ≤ 6 m2) | |||
2019 | 822 | 886 | 50 |
2020 | 819 | 882 | 50 |
2021** | 807 | 869 | 49 |
Afgedekt > 6 m2 | |||
2019 | 254 | 273 | 15 |
2020 | 260 | 280 | 16 |
2021** | 273 | 294 | 17 |
Onafgedekt | |||
2019 | 104 | 76 | 4 |
2020 | 97 | 72 | 4 |
2021** | 91 | 67 | 4 |
Bron:CBS
StatLine - Zonnewarmte; aantal installaties, collectoroppervlak en warmteproductie (cbs.nl)
**Nader voorlopige cijfers
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021** | |
---|---|---|---|---|---|---|
% van collectoroppervlakte | ||||||
Sector | ||||||
Woningen | ||||||
Totaal | 80 | 75 | 56 | 49 | 77 | 76 |
Nieuwbouw | 19 | 13 | 3 | 7 | 7 | 7 |
Bestaande bouw | 51 | 54 | 41 | 38 | 64 | 63 |
Onbekend | 10 | 8 | 12 | 4 | 6 | 6 |
Utiliteitsgebouwen | 15 | 18 | 12 | 12 | 13 | 13 |
Landbouw | 5 | 7 | 32 | 39 | 10 | 11 |
Bron:CBS
**Nader voorlopige cijfers
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021** | |
---|---|---|---|---|---|---|
% van collectoroppervlakte | ||||||
Systemen kleiner dan 6m2 | ||||||
Vlakke plaat | 79 | 86 | 73 | 76 | 70 | 69 |
Vacuüm buis | 21 | 14 | 27 | 24 | 30 | 31 |
Systemen groter dan 6m2 | ||||||
Vlakke plaat | 81 | 65 | 76 | 57 | 67 | 66 |
Vacuüm buis | 19 | 35 | 24 | 43 | 33 | 34 |
Totaal | ||||||
Vlakke plaat | 80 | 78 | 75 | 64 | 69 | 68 |
Vacuüm buis | 20 | 22 | 25 | 36 | 31 | 32 |
Bron:CBS
**Nader voorlopige cijfers
Methode
Zie voor een omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden 4.2.2 Zonnewarmte uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie (RVO en CBS, 2022).
De basis voor de statistiek is de database die Ecofys heeft opgesteld voor de jaren tot en met 2002 (Warmerdam, 2003). Het CBS heeft vervolgens de database geactualiseerd. De gegevens voor de bijgeplaatste afgedekte systemen zijn verkregen via een enquête bij de leveranciers van deze systemen. De respons was 93 procent voor verslagjaar 2021. Non-respons is bijgeschat op basis van gegevens van vorig jaar. De lijst van leveranciers is opgesteld met hulp van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, brancheorganisatie Holland Solar en informatie uit de ISDE.
Onafgedekte systemen leveren een kleine bijdrage en worden vanaf verslagjaar 2012 geschat met een vaste aanname voor nieuw geplaatste systemen per jaar.
Vanaf verslagjaar 2020 wordt de afzet van PVT-systemen, een combinatie van een fotovoltaïsche cel en een zonnecollector, gevraagd aan leveranciers. Deze systemen worden vaak in combinatie met een warmtepomp aangesloten en hebben als voordeel dat elektriciteit en warmte tegelijk worden opgewekt, waardoor de energieopbrengst per vierkante meter hoger ligt dan bij losse panelen/collectoren. Voorlopig zijn de investeringskosten voor deze systemen nog vrij hoog en is subsidie alleen voor grotere installaties mogelijk. Begin 2021 is besloten dat er minimaal 600 m2 aan PVT-oppervlak moet liggen in combinatie met een warmtepomp met een vermogen van minimaal 500 kW om in aanmerking te komen voor SDE++ subsidie. Voor kleine systemen is er wel de BTW teruggave net als voor zonnestroom. Vanwege herleidbaarheid tot individuele bedrijven worden in deze publicatie geen verdelingen over PVT afzet in 2021 opgenomen.
De onzekerheid in de hernieuwbare energie uit zonnewarmte wordt nu bepaald door een combinatie van factoren: de productie per eenheid collectoroppervlak, de levensduur van de collectoren en het bijgeplaatste collectoroppervlak. Het CBS schat de onzekerheid in de productie van zonnewarmte op 25 procent.