Windenergie

Windenergie is een zeer zichtbare vorm van hernieuwbare energie. Windmolens staan vooral in de kustprovincies, omdat het daar het meeste waait. Ook op zee staan molens. De bijdrage van windenergie aan het totale eindverbruik van hernieuwbare energie in Nederland lag op 25 procent in 2021.

Ontwikkelingen

Het opgestelde vermogen voor windenergie is in 2021 toegenomen en stond einde jaar op 7 700 megawatt; eind 2020 was dit nog 6 700 megawatt. De groei is volledig te danken aan de toename van capaciteit op het land, wat met 24 procent groeide en eind 2021 goed was voor 5 300 megawatt. Op zee zijn er in 2021 geen nieuwe windparken gerealiseerd.

De elektriciteitsproductie (genormaliseerd) is in 2021 met 36 procent gestegen naar 19 miljard kWh. Wind op zee was in 2021 goed voor 45 procent van de totale elektriciteitsproductie uit wind.

4.0.1 Opgesteld vermogen windenergie (MW)
Op land Op zee
00 447 0
01 485 0
02 672 0
03 905 0
04 1075 0
05 1224 0
06 1453 108
07 1641 108
08 1921 228
09 1994 228
10 2009 228
11 2088 228
12 2205 228
13 2485 228
14 2637 228
15 3034 357
16 3300 957
17 3245 957
18 3436 957
19 3527 957
20 4235 2460
21** 5258 2460
**Nader voorlopige cijfers
4.0.2 Elektriciteitsproductie uit windenergie (mln kWh)
Op land genormaliseerd Op zee genormaliseerd Op land niet-genormaliseerd Op zee niet-genormaliseerd
00 744 0 829 0
01 822 0 825 0
02 1020 0 947 0
03 1359 0 1320 0
04 1763 0 1871 0
05 2034 0 2067 0
06 2477 63 2666 68
07 2862 303 3108 330
08 3376 549 3664 596
09 3762 719 3846 735
10 3737 765 3315 679
11 3982 743 4298 802
12 4156 782 4193 789
13 4632 736 4856 771
14 5060 750 5049 748
15 5882 1035 6420 1130
16 6041 2323 5901 2269
17 6267 3375 6869 3700
18 6578 3452 6918 3630
19 7429 3345 7935 3573
20** 8953 4987 9801 5484
21* 10509 8504 10028 7952
**Nader voorlopige cijfers

Financiële ondersteuning van de overheid heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opstart van windenergie. In 2006 sloot de minister van Economische Zaken de destijds belangrijkste subsidieregeling, de Regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP), vanwege de grote populariteit en daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen. De ondersteuning voor toen bestaande en ingediende projecten bleef bestaan en in 2017 hebben de laatste projecten het einde van de looptijd van die ondersteuning bereikt (RVO, 2017). Als opvolger van de MEP werd in april 2008 een nieuwe subsidieregeling voor nieuwe windmolens gestart: de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE, vanaf 2011 SDE+ en vanaf 2020 SDE++). Inmiddels is deze subsidieregeling alleen nog beschikbaar voor windmolens op het land.

4.0.3Hernieuwbare energie uit wind
Bruto energetisch eindverbruik Vermeden verbruik fossiele primaire energie Vermeden emissie CO2
TJ TJ kton
Totaal
1990 202 539 39
2000 2 678 6 745 481
2010 16 210 38 320 2 583
2015 24 900 60 218 4 691
2019 38 784 84 017 5 377
2020** 50 215 108 777 6 168
2021** 68 448 142 601 8 085
Op land
2019 26 743 56 519 3 617
2020** 32 264 63 132 3 580
2021** 37 832 78 818 4 469
Op zee
2019 12 041 27 498 1 760
2020** 17 951 45 645 2 588
2021** 30 615 63 783 3 616

Bron:CBS

**Nader voorlopige cijfers

4.0.4Aantal en vermogen opgestelde windmolens
Aantal windmolens Vermogen (MW)
bijgeplaatst uit gebruik genomen opgesteld1) bijgeplaatst (MW) uit gebruik genomen (MW) opgesteld (MW)1)
Totaal
1990 70 0 323 15 0 50
2000 47 9 1 291 38 2 447
2010 28 28 1 970 30 16 2 236
2015 191 144 2 168 583 58 3 389
2019 49 45 2 321 159 68 4 484
2020** 379 63 2 637 2 247 37 6 695
2021** 266 38 2 865 1 077 53 7 718
Op land
2019 49 45 2 032 159 68 3 527
2020** 206 63 2 175 745 37 4 235
2021** 266 38 2 403 1 077 53 5 258
Op zee
2019 0 0 289 0 0 957
2020** 173 0 462 1 503 0 2 460
2021** 0 0 462 0 0 2 460

Bron:CBS

1)Aan einde verslagjaar.

**Nader voorlopige cijfers

De windmolens op zee produceren meer elektriciteit per eenheid vermogen dan de windmolens op land. Daar staat tegenover dat windmolens op zee duurder zijn. De hogere opbrengst per eenheid vermogen van wind op zee woog lange tijd niet op tegen de hogere kosten per eenheid vermogen en per eenheid geproduceerde elektriciteit was wind op zee dan ook duidelijk duurder dan wind op land (Lensink et al., 2012).

Echter, dit beeld is de laatste paar jaar omgeslagen. Medio 2016 werd een bod van 7,27 cent per kilowattuur (Dong Energy; Ørsted) en eind 2016 een nog lager bod van 5,45 cent (het consortium Shell, Van Oord, Eneco en Mitsubishi/DGE) op een tender voor windparken geaccepteerd. De uit te keren subsidie is genoemd bod minus de jaarlijks achteraf vastgestelde gemiddelde marktprijs voor elektriciteit. Beide worden overtroffen door Nuon/Vattenfall die in maart 2018 een tender won voor de vergunning om zonder subsidie een windpark te bouwen op kavels I en II van de locatie Hollandse Kust (zuid) (Rijksoverheid, 2018). Dit is weer door Vattenfall herhaald in juli 2019 dat in het zelfde windenergiegebied de tender wint voor kavels III en IV (Rijksoverheid, 2019). Eind juli 2020 heeft het consortium Crosswind (Shell en Eneco) eveneens een tender gewonnen voor een subsidieloos windpark in de locatie Hollandse Kust (noord) (Rijksoverheid, 2020b). Dit wordt het derde subsidieloze windpark op zee; wel is het zo dat voor de nieuwe windparken op zee de landelijke netbeheerder de kosten draagt voor de aansluiting van de windparken op het landelijk stroomnet.

Er komen kavels vrij voor nieuwe windparken op de locaties Hollandse Kust (west), IJmuiden Ver en Ten Noorden van de Waddeneilanden. Deze locaties zullen respectievelijk voor 1 400 megawatt , 4 gigawatt (duizend megawatt) en 700 megawatt aan stroom leveren aan het Nederlandse elektriciteitsnet. De winnaar van de vergunningsaanvraag voor kavels VI en VII bij Hollandse Kust (west) wordt na de zomer van 2022 bekend. Voor de andere twee locaties gaat de Nederlandse overheid tenderprocedures uitschrijven (RVO 2022d).

In juni 2022 heeft het kabinet aangegeven 21 gigawatt opgesteld vermogen van windmolens op zee te willen realiseren rond 2030 (Rijksoverheid 2022b). Hiermee kan ongeveer 75 procent van het huidige elektriciteitsverbruik van Nederland gedekt worden. Eind 2021 stond er 2,5 gigawatt aan opgesteld vermogen op zee.

4.0.5Hernieuwbare energie uit wind en elektriciteitsproductie per capaciteit
Productiefactor1) Vollasturen2) Elektriciteitsproductie per rotoroppervlak3)
% uur kWh per m2
Totaal
2010 21 1 797 798
2015 27 2 382 1 032
2019 29 2 575 1 015
2020** 32 2 852 1 106
2021** 28 2 479 937
Op land
2010 19 1 662 740
2015 26 2 249 987
2019 26 2 259 945
2020** 29 2 551 1 036
2021** 24 2 092 801
Op zee
2010 34 2 976 1 280
2015 41 3 592 1 387
2019 43 3 733 1 214
2020** 41 3 618 1 257
2021** 37 3 233 1 192

Bron:CBS

1)De productiefactor is gedefinieerd als de daadwerkelijke productie gedeeld door de maximale productie berekend op basis van het vermogen aan het einde van elke maand. Deze factor wordt ook wel capaciteitsfactor genoemd.

2)Het aantal vollasturen is het aantal uur dat de windmolens op de maximale capaciteit zouden moeten draaien om de gerealiseerde productie te halen. Het aantal vollasturen is recht evenredig met de productiefactor.

3)Berekend als het gemiddelde van de maandelijkse elektriciteitsproductie per rotoroppervlak aan het einde van de maand. Daarbij is gewogen met het aantal dagen per maand en de rotoroppervlak aan het einde van de maand.

**Nader voorlopige cijfers

StatLine – Windenergie op land; productie en capaciteit naar ashoogte (cbs.nl)

Op grotere hoogte van het maaiveld staat meer wind dan op het maaiveldniveau. Daardoor produceren hoge molens per eenheid vermogen (in de tabel opgenomen als productiefactor) over het algemeen meer windenergie.

Door de jaren heen worden steeds meer grote en dus hoge molens bijgeplaatst en kleine molens afgebroken. Maar ook in de andere categorieën windmolens met een ashoogte van 31 tot en met 95 meter lijkt bijna geen groei meer plaats te vinden. Sinds 2015 neemt het totale opgestelde vermogen van de grootste molens met een ashoogte groter dan 95 meter wel gestaag toe.

Opgesteld vermogen windenergie op land naar RES-regio1), 2020*
RES regio Opgesteld vermogen
Groningen 618
Friesland 198
Drenthe 43
Twente
West-Overijssel 66
Flevoland 1169
Achterhoek 30
Arnhem/Nijmegen 18
Foodvalley 6
Noord-Veluwe
Rivierenland (Fruitdelta) 79
Stedendriehoek/Cleantech 6
Amersfoort
U10/U16 34
Noord-Holland Noord 536
Noord-Holland Zuid 106
Alblasserwaard 9
Drechtsteden 9
Goeree-Overflakkee 77
Hoeksewaard 56
Holland Rijnland 24
Midden-Holland 12
Rotterdam/Den Haag 258
Zeeland 525
Hart van Brabant 37
Metropoolregio Eindhoven 21
Noordoost-Brabant 2
West-Brabant 199
Noord- en Midden-Limburg 21
Zuid-Limburg

StatLine – Windenergie op land; productie en capaciteit per provincie (cbs.nl)

De meeste windmolens staan in de kuststreek. Dat is niet verwonderlijk, gezien het grotere windaanbod. Bij de plaatsing van de windmolens is het windaanbod echter niet de enige factor. Ook de beleving van de inpasbaarheid in het landschap speelt een belangrijke rol. Dat verklaart waarom in Flevoland de meeste windmolens staan, ondanks de minder gunstige windcondities in deze provincie ten opzichte van de kuststreek (SenterNovem, 2005).

Begin 2013 zijn afspraken gemaakt tussen Rijk en IPO/provincies over de bijdragen per provincie aan de totale opgestelde capaciteit van windmolens op land; afgesproken is dat in 2020 in totaal 6 000 megawatt staat opgesteld. Dit doel is niet behaald, zoals staat beschreven in de Monitor Wind op Land over 2021 9e editie (rvo.nl) (RVO, 2022e). Wel is de verwachting dat het tekort ruimschoots gerealiseerd zal zijn in 2023; er zou dan 6 190 MW aan operationeel windvermogen op het land moeten staan. In de monitor worden de provinciale standen en de plannen om de bijdrage te halen verder uitgelicht.

Gerealiseerde windenergie draagt tevens bij aan het in het klimaatakkoord vastgestelde doel om in 2030 tenminste 35 TWh duurzame elektriciteit op land (wind en grootschalige zonne-energie-installaties >15 kW) te realiseren (PBL, 2021). In de Regionale Energiestrategie (RES) wordt het regionale aandeel voor de landelijke opgave zo concreet mogelijk uitgewerkt. Gemeenten, provincies en waterschappen stellen deze RES-en op en er wordt door het CBS nu ook vanaf RES-niveau gepubliceerd over het vermogen en de productie van wind op land: Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio, hyperlink naar StatLine.

Methode

Zie voor een omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden van de normalisatie 4.1 Windenergie uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie (RVO en CBS, 2022).

Het vermogen is bepaald aan de hand van een CBS-database met alle windmolenprojecten. Elk jaar vernieuwt het CBS deze database op basis van gegevens uit de administraties van CertiQ. Het moment van het in en uit gebruik nemen van een molen is bepaald aan de hand van de elektriciteitsproductiegegevens van CertiQ, in combinatie met openbare gegevens op internet en Windstats.

Tussen de uitkomsten van het CBS over het opgestelde windenergievermogen en die van andere bronnen, zoals de Monitor Wind op land en Windstats, treden soms verschillen op. Doorgaans worden deze veroorzaakt door verschillen in het moment van in of uit gebruik nemen van windmolens of (delen van) windmolenparken.

Sinds 2016 is met name in de provincie Groningen een groot aantal kleine windmolens geplaatst; in de meeste gevallen bij landbouwbedrijven voor stroomproductie voor eigen gebruik. In 2021 betreft het in totaal circa 200 windmolens met per stuk een vermogen van 50 kilowatt of kleiner en met een gezamenlijk vermogen van drie megawatt; deze molens staan geregistreerd bij CertiQ. Gezien de geringe omvang in totaal en om praktische redenen worden deze molens niet in de statistiek meegenomen.

De elektriciteitsproductie is berekend aan de hand van de administratie achter de certificaten voor de Garanties van Oorsprong van CertiQ. Daarnaast is er een bijschatting gemaakt voor windparken waarvan de productie niet bij CertiQ bekend is. Deze schatting is gemaakt op basis van het vermogen en de gemiddelde productiefactor en bedroeg 143 GWh in 2021, minder dan 1 procent van de totale productie.

De onzekerheid in de CBS-cijfers over de elektriciteitsproductie uit windenergie in 2021 wordt geschat op 2 procent.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.