Samenvatting
Het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik in 2019 was 8,7 procent. In 2018 was dit 7,4 procent. In Europees verband is afgesproken dat Nederland in 2020 uitkomt op 14 procent hernieuwbare energie. De meeste hernieuwbare energie, namelijk 59 procent, komt uit biomassa en 21 procent uit windenergie. De bijdrage van zonne-energie is gegroeid naar 11 procent. De overige bronnen als waterkracht, bodemenergie en warmte uit de buitenlucht droegen gezamenlijk 9 procent bij.
In 2019 is bijna 22 miljard kilowattuur elektriciteit geproduceerd uit windenergie, waterkracht, zonne-energie en biomassa. Dat is 18 procent van het totale elektriciteitsverbruik; in 2018 was dit aandeel 15 procent. De productie van windmolens (gecorrigeerd voor de hoeveelheid wind) nam in 2019 met 7 procent toe; de groei van de capaciteit van het windmolenpark in Nederland was 2 procent. De productie van elektriciteit uit biomassa nam met 24 procent toe. De grootste productiestijgingen (relatief en absoluut)werden behaald bij de elektriciteitscentrales uit de meestook van biomassa en met zonnepanelen.
Het verbruik van hernieuwbare energie voor warmte steeg in 2019 met 12 procent ten opzichte van 2018. Het aandeel hernieuwbare energie in de warmtevoorziening groeide naar 6,9 procent. De stijging in het verbruik van hernieuwbare warmte kwam vooral door een toename van de productie van warmte met aardwarmte-installaties, door het gebruik van warmtepompen met benutting van buitenluchtwarmte en met warmtekrachtinstallaties op biomassa. Opvallend is ook de forse toename van de warmteproductie uit de meestook van biomassa bij de elektriciteitscentrales.
Hernieuwbare energie was in het vervoer goed voor 12 procent van het totale energieverbruik voor vervoer; ten opzichte van 2018 is het verbruik 25 procent gestegen. Deze opmerkelijke stijging is mede het gevolg van een verhoging van het wettelijk verplichte aandeel hernieuwbare energie voor vervoer dat geldt voor leveranciers van benzine en diesel. Hernieuwbare energie voor vervoer bestaat vooral uit biotransportbrandstoffen. Ongeveer 75 procent van de gebruikte biobrandstoffen waren milieutechnisch goede biobrandstoffen die, volgens Europese afspraken, dubbel tellen bij de berekening van het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer. In Europees verband is afgesproken dat het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer in 2020 minimaal 10 procent moet zijn. Dit doel heeft Nederland in 2019 dus al gehaald.