De financieringsvraag: proces en uitkomsten
Het aandeel bedrijven in het mkb in de business economy dat daadwerkelijk overgaat tot een financieringsaanvraag is lager dan vorig jaar. Ook de mate van succes is iets lager dan een jaar geleden. Tussen juli 2019 en juli 2020 deed 59 procent van de bedrijven met een externe financieringsbehoefte een aanvraag. Daarvan was 79 procent succesvol. Een jaar eerder was dit respectievelijk 69 en 84 procent.noot1
Vooral kleine bedrijven, dochterbedrijven en innovatieve bedrijven haken af na het verkennen van de mogelijkheden. Ze hebben nieuwe inzichten gekregen waaruit bleek dat externe financiering niet de juiste zet was op dat moment, de timing bleek niet handig vanwege de coronacrisis of ze zagen op tegen de kosten van financiering.
Middelgrote bedrijven hebben de meeste kans op een succesvolle aanvraag. Bijna de helft van alle bedrijven met een succesvolle aanvraag investeert om groei mogelijk te maken. Daarnaast heeft een substantieel deel krediet aangevraagd om de gevolgen van het coronavirus het hoofd te bieden. Vooruitkijkend verwacht 14 procent van alle bedrijven in het mkb in de business economy een behoefte aan externe financiering te hebben in het komende jaar. Bedrijven die belemmeringen ondervinden vanwege het coronavirus voorzien dat bovendien vaker dan bedrijven voor wie dit geen uitdaging is.
Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de laatste drie stappen in de zoektocht naar financiering: de daadwerkelijke aanvraag van externe financiering en de uitkomst daarvan voor de periode van juli 2019 tot juli 2020 en de toekomstige financieringsbehoefte voor de periode van juli 2020 tot juli 2021. Onderstaand figuur geeft de positie van dit hoofdstuk in het gehele proces weer.
5.1Kleinste bedrijven en startups stoppen zoektocht het vaakst na oriëntatie
Land | 2020 | 2020, marge | 2019 | 2019, marge | 2018 | 2018, marge |
---|---|---|---|---|---|---|
Mkb | 58,7 | 51,8–65,6 | 68,9 | 62,2–75,6 | 66,4 | 59,6–73,2 |
. | . | . | . | . | . | |
Bedrijfsgrootte | . | . | . | . | . | . |
Micro | 54,9 | 45,8–64,1 | 63,8 | 53,9–73,7 | 60,5 | 51,5–69,5 |
Klein | 67,8 | 61,8–73,8 | 76,6 | 70,5–82,8 | 81,5 | 76,1–86,8 |
Midden | 76,2 | 69,7–82,6 | 83,7 | 77,3–90,1 | 86,2 | 81,1–91,3 |
Groot | 62,3 | 50,7–73,9 | 80,3 | 69,2–91,3 | 80,3 | 67,7–92,8 |
. | . | . | . | . | . | |
Bedrijfstak | . | . | . | . | . | . |
Landbouw | 69,9 | 54,2–85,6 | 71,8 | 57,0–86,5 | 78,5 | 61,5–95,4 |
Nijverheid | 62,3 | 52,5–72,1 | 79,4 | 72,2–86,5 | 71,8 | 63,2–80,4 |
Bouw | 51,3 | 33,3–69,4 | 71,5 | 58,6–84,5 | 79,3 | 68,6–89,9 |
Handel | 61,1 | 49,2–73,1 | 65,7 | 52,7–78,6 | 63,8 | 52,0–75,5 |
ICT | 54,0 | 40,8–67,2 | 63,0 | 51,3–74,7 | 63,4 | 53,4–73,5 |
Zakelijke dienstverlening | 54,2 | 41,9–66,6 | 70,9 | 60,0–81,8 | 63,3 | 51,3–75,3 |
Onroerend goed en reparatie | 63,0 | 50,4–75,7 | 63,8 | 50,6–77,0 | 69,8 | 56,7–83,0 |
. | . | . | . | . | . | |
Leeftijd | . | . | . | . | . | . |
Jong | 55,1 | 42,8–67,4 | 69,1 | 60,7–77,5 | 60,9 | 51,9–69,9 |
Oud | 59,8 | 51,6–68,0 | 68,9 | 60,4–77,3 | 68,1 | 59,6–76,5 |
1)De landbouw is onderdeel van de analyses daar waar interessant, maar maakt geen deel uit van de business economy. In het totaalcijfer voor het mkb is het dan ook niet opgenomen. In de resultaten naar sector is het grootbedrijf niet verwerkt. | ||||||
2)Het gaat hier om 95%-betrouwbaarheidsinterval marges, zie de onderzoeksverantwoording voor meer toelichting op de weergegeven marges. |
Van de bedrijven die behoefte hebben aan financiering én zich georiënteerd hebben op de mogelijkheden of die al bekend waren met de mogelijkhedennoot2, zet 59 procent van de bedrijven ook daadwerkelijk een aanvraag in gang. Vorig jaar was dat 69 procent. Dit verschil is vanwege de marges rond de schatting echter niet statistisch significant. Dit betekent tegelijkertijd dat vier op de tien bedrijven die de mogelijkheden verkennen uiteindelijk niet de stap genomen hebben naar een daadwerkelijke financieringsaanvraag.
De groep die na de tweede stap uitvalt is het grootst in het microbedrijf. Van deze bedrijven gaat slechts 55 procent na oriëntatie over tot een aanvraag. In het middenbedrijf is dit daarentegen 76 procent. De uitval is dan ook het hoogst in de bedrijfstakken die voor een groot deel uit kleine bedrijven bestaan: de bouw, ICT en zakelijke dienstverlening. Ook bij dochter- en innovatieve bedrijven vallen veel bedrijven in deze fase uit: in beide groepen doet ongeveer de helft van de bedrijven een aanvraag. Sociale ondernemingen en snelgroeiende bedrijven doen dit juist het vaakst. Het relatief grote aantal aanvragen door middelgrote bedrijven vertaalt zich ook naar de levensfase waarin de bedrijven zich bevinden. Zo worden er relatief veel financieringsaanvragen gedaan door bedrijven die in een succes- of continuïteitsfase zitten. Dat zijn vaak wat grotere bedrijven.
Eén op de vijf ondernemingen vraagt geen financiering aan vanwege coronacrisis
Voor 41 procent van het mkb in de business economy met een financieringsbehoefte bleek externe financiering toch niet de juiste weg te zijn. Bij hen stopt de zoektocht na het verkennen van de mogelijkheden alsnog. In het microbedrijf geldt dit voor 45 procent van de bedrijven. In het klein-, midden- en grootbedrijf is dit respectievelijk 32, 24 en 38 procent. Bijna een derde van die stoppers doet dat, omdat ze er voor kiezen de behoefte alsnog met interne middelen te financieren. Ongeveer één op de vijf ondernemers geeft de kosten als reden om geen financiering aan te vragen. Een even grote groep vindt vanwege de coronacrisis dat het geen geschikt moment is om financiering aan te vragen. Deze reden wordt het vaakst genoemd door bedrijven in de bedrijfstakken onroerend goed en bouw.
reden | percentage |
---|---|
intern vermogen | 32 |
verkeerde timing door corona | 20 |
kosten | 20 |
onafhankelijk van financier | 18 |
verkeerde timing (anders dan corona) | 14 |
geen succes verwacht | 13 |
anders | 12 |
mogelijk-heden onbekend | 4 |
De impact van de coronacrisis op het aanvragen van financiering is tweeledig. Van de bedrijven die wel een financieringsbehoefte hadden maar uiteindelijk geen financiering aanvroegen, ontstond bij 48 procent de behoefte vanwege de coronacrisis. Tegelijk ziet een substantieel deel van de bedrijven dus af van een financieringsaanvraag, omdat de timing niet goed is door de coronacrisis. Van de bedrijven waarbij de financieringsbehoefte ontstond door de gevolgen van het coronavirus ziet ongeveer een kwart om dezelfde reden juist ook weer af van een aanvraag. Deze bedrijven hebben hun financieringsbehoefte vanwege het coronavirus niet vervuld met nieuwe externe financiering, maar wellicht door middel van een alternatieve mogelijkheid, zoals de corona gerelateerde steunmaatregelen van de overheid.
Bedrijven die ondanks een financieringsbehoefte geen aanvraag deden, hadden uiteenlopende aanleidingen voor deze behoefte.noot3 Zoals hierboven genoemd, was de coronacrisis voor deze groep bijvoorbeeld een belangrijke aanleiding van de financieringsbehoefte. Verder is dat bij een derde van deze bedrijven het zoeken van werkkapitaal en bij 17 procent het uitbreiden van bedrijfsactiviteiten. Dat laatste komt ook overeen met de achterliggende strategische doelen van de financiering. Van bijna negen op de tien van deze ondernemingen was dit groei of expansie. Daarna volgt innovatie, dat door bijna een kwart van deze ondernemers de aanleiding tot financieringsbehoefte vormt.
Bedrijven zoeken lager financieringsbedrag
Het bedrag dat het mkb in de business economy aan externe financiering zocht tussen juli 2019 en juli 2020 lag met een mediaan van 100 duizend euro duidelijk lager dan een jaar eerder. Het mediane bedrag lag toen op 173 duizend euro. Deze afname is volledig toe te schrijven aan microbedrijven. Het bedrag dat zij zochten is gehalveerd. De mediaan betekent dat de helft van de aanvragers een lager bedrag zocht en de andere helft dus een hoger bedrag. Micro, klein- en middenbedrijven zochten respectievelijk (het mediane bedrag van) 50 duizend, 250 duizend en 1,5 miljoen euro aan financiering.
Het doorsnee (mediaan) gezochte bedrag is het hoogst in de sectoren nijverheid en onroerend goed en bij innovatieve bedrijven en dochtermaatschappijen. Het gezochte bedrag is het laagst in de zakelijke dienstverlening en bij sociale ondernemingen en startups. Het verschil tussen de nijverheid en zakelijke dienstverlening is te verklaren doordat in de nijverheid veel meer dan in de zakelijke dienstverlening kapitaalgoederen, zoals machines, gebruikt worden.
Bedrijven die zich middenin de succesfase bevinden, vragen met een mediaan van 300 duizend euro relatief hoge bedragen aan. Ook in de opschalings- en uitbreidingsfase is het aangevraagde doorsneebedrag relatief hoog (280 duizend euro). Bedrijven die in de fase overleven of afbouw zitten, vragen met respectievelijk 30 duizend euro en 10 duizend euro juist lage bedragen.
5.2Slaagkans neemt toe met bedrijfsomvang
Het percentage bedrijven waarbij de financieringsaanvraag (deels) succesvol was, is met 79 procent iets lager dan vorig jaar. Toen was dit 84 procent. Het verschil is te klein om statistisch significante conclusies aan te verbinden en kan ontstaan zijn als steekproefeffect. De kans op slagen hangt sterk samen met de omvang van het bedrijf en de levensfase waarin een bedrijf zich bevindt. Zo is de slaagkans in het microbedrijf 77 procent, terwijl dit oploopt tot 93 procent voor het grootbedrijf. Van de bedrijven in de succes-, uitbreidings-, of continuïteitsfase worden negen van de tien aanvragen gehonoreerd. Ook oudere bedrijven zijn relatief vaak succesvol in hun aanvraag. Zij kunnen een staat van dienst laten zien en kunnen zakelijke zekerheden bieden, waardoor het verstrekken van financiering voor de financier minder risicovol is.
Startups en sociale ondernemingen krijgen minder vaak én minder geld
Voor startups en sociale ondernemingen is het duidelijk moeilijker om externe financiering aan te trekken. De slaagkans is voor deze bedrijven het laagst: respectievelijk 55 en 65 procent krijgt in ieder geval deels het gezochte bedrag. Startups krijgen ook het vaakst te maken met een niet volledige verstrekte financiering: hun aanvraag is dus minder vaak succesvol én ze krijgen vaker dan andere bedrijven minder dan aangevraagd.
Land | 2020 | 2020, marge | 2019 | 2019, marge | 2018 | 2018, marge |
---|---|---|---|---|---|---|
Mkb | 79,2 | 72,1–86,2 | 83,9 | 77,7–90,2 | 83,7 | 77,6–89,9 |
. | . | . | . | . | . | |
Bedrijfsgrootte | . | . | . | . | . | . |
Micro | 77,0 | 67,1–87,0 | 80,9 | 70,9–91,0 | 79,8 | 70,7–88,8 |
Klein | 82,9 | 76,9–88,9 | 86,4 | 81,0–91,8 | 91,3 | 86,9–95,7 |
Midden | 88,4 | 81,9–94,8 | 95,8 | 92,6–99,1 | 93,3 | 89,6–96,9 |
Groot | 92,6 | 84,4–100,7 | 97,9 | 92,6–103,1 | 98,8 | 98,0–99,7 |
. | . | . | . | . | . | |
Bedrijfstak | . | . | . | . | . | . |
Landbouw | 86,1 | 71,8–100,5 | 85,9 | 72,1–99,7 | 68,0 | 45,8–90,2 |
Nijverheid | 79,5 | 70,0–88,9 | 89,4 | 83,9–95,0 | 85,6 | 77,8–93,3 |
Bouw | 93,5 | 87,1–99,9 | 86,1 | 73,8–98,4 | 87,5 | 78,6–96,3 |
Handel | 81,2 | 69,3–93,1 | 82,3 | 69,7–94,9 | 86,4 | 75,3–97,4 |
ICT | 55,3 | 38,1–72,5 | 83,2 | 72,4–93,9 | 70,1 | 57,4–82,7 |
Zakelijke dienstverlening | 74,1 | 60,0–88,3 | 81,7 | 70,4–93,0 | 73,9 | 61,4–86,4 |
Onroerend goed en reparatie | 79,6 | 66,9–92,3 | 89,1 | 79,5–98,7 | 96,2 | 92,6–99,8 |
. | . | . | . | . | . | |
Leeftijd | . | . | . | . | . | . |
Jong | 72,1 | 58,0–86,2 | 79,8 | 70,4–89,3 | 76,1 | 67,7–84,5 |
Oud | 81,2 | 73,1–89,3 | 85,2 | 77,5–93,0 | 85,8 | 78,2–93,4 |
1)De landbouw is onderdeel van de analyses daar waar interessant, maar maakt geen deel uit van de business economy. In het totaalcijfer voor het mkb is het dan ook niet opgenomen. In de resultaten naar sector is het grootbedrijf niet verwerkt. | ||||||
2)Het gaat hier om 95%-betrouwbaarheidsinterval marges, zie de onderzoeksverantwoording voor meer toelichting op de weergegeven marges. |
Afwijzing leidt zelden tot alternatief
In ongeveer 2 procent van de gevallen trekken bedrijven na de financieringsaanvraag alsnog de aanvraag zelf terug. De financieringsvoorwaarden (kosten of rentetarief) blijken dan toch tegen te vallen of de situatie van het bedrijf is tijdens de aanvraag veranderd. De bedrijven die doorgaan met de aanvraag maar eindigen met een afwijzing krijgen bijna altijd een toelichting van de financier. De meest genoemde reden is dat de onderneming onvoldoende zakelijke zekerheden kan bieden. Dit is de reden van vier op de tien afwijzingen. Het gaat dan om zaken als onderpand, hypotheekrecht, borgtocht of hoofdelijke aansprakelijkheid. Daarna gaat het vaak om de bedrijfseconomische situatie. Dit kan betekenen dat de rentabiliteit, kasstromen of solvabiliteit onvoldoende rooskleurig zijn.
Hoewel de meeste financiers bij een afwijzing vermelden waarom een aanvraag is afgewezen, helpt dat de ondernemer, net als vorig jaar, zelden verder: 74 procent geeft aan dat de uitleg van de financier geen aanknopingspunten gaf voor een nieuwe, betere aanvraag. Dat is niet verwonderlijk omdat de meest genoemde redenen voor afwijzing (onvoldoende zekerheden of negatieve inschatting van de bedrijfseconomische situatie) niet zomaar opgelost zijn. Net als vorig jaar, wordt slechts 12 procent na een afwijzing ook expliciet op alternatieven gewezen.
Nog steeds ervaren bedrijven met een succesvolle aanvraag het proces als (zeer) positief en zijn de bedrijven met een afgewezen aanvraag een stuk minder te spreken over het gehele proces.
Afwijzing vaker dan vorig jaar ingrijpend voor bedrijfsvoering
Een afwijzing kan betekenen dat bedrijfsplannen niet uitgevoerd kunnen worden met mogelijk gevolgen voor onderneming en ondernemer. In bijna de helft van de gevallen zorgt een afwijzing ervoor dat een geplande uitbreiding niet door kan gaan. Ook vernieuwing en het aannemen van personeel kunnen vaak niet doorgaan na een afgewezen aanvraag. Over het algemeen heeft een afwijzing nu vaker negatieve gevolgen voor de bedrijfsvoering dan vorig jaar. In slechts 8 procent van de gevallen heeft een afwijzing geen gevolgen voor de bedrijfsvoering, vorig jaar was dat nog 30 procent.
Slaagkans hoog of laag?
Van alle financieringsaanvragen leidt 79 procent tot succes. Dat lijkt een hoog getal, maar op zichzelf vertelt dit maar een deel van het verhaal. Bedrijven met een financieringsbehoefte kunnen op verschillende punten in de zoektocht afvallen. Zo kan het zijn dat ze bij nader inzien het gevoel hebben dat hun aanvraag niet kansrijk zal zijn of dat ze vrezen dat de voorwaarden te streng zijn. Van alle bedrijven met een behoefte aan financiering, weet 41 procent ook daadwerkelijk de gezochte financiering aan te trekken. Dat is de combinatie georiënteerd of al op de hoogte van de mogelijkheden, vervolgens wel aanvraag gedaan én (deels) succesvolle aanvraag leidt tot (80% + 8%) * 59% * 79%. Van de bedrijven die zich georiënteerd hebben op de mogelijkheden weet 47 procent van de bedrijven succesvol een financiering aan te trekken: 59% * 79%.
Of dergelijke aandelen als “hoog” of “laag” worden beschouwd in de zin van een positieve of negatieve duiding, is afhankelijk van het gezichtspunt. Dat wordt mede bepaald door hoe afvallers gezien worden: als het gevolg van een noodzakelijke gezonde voorselectie of doordat ondernemers (onterecht) ontmoedigd raken.
Los van de vraag of de financier de ondernemer na afwijzing gewezen heeft op alternatieven, is bijna een derde van de afgewezen bedrijven verder gaan zoeken naar andere financiering en is daar in geslaagd. Ongeveer één op de vijf afgewezen ondernemers heeft na afwijzing tevergeefs verder gezocht naar financiering. Ongeveer de helft van de afgewezen ondernemers heeft niet verder gezocht.
5.3Banklening en leasing meest gekozen vorm bij succesvolle aanvragen
Van de succesvolle aanvragen blijft de banklening de meest voorkomende financieringsvorm. Deze komt in 41 procent van de gevallen voor, wat vergelijkbaar is met vorig jaar. In het middenbedrijf wordt het vaakst gebruik gemaakt van bankleningen (48 procent) en is het aandeel hiervan ook gegroeid ten opzichte van vorig jaar (destijds nog 39 procent). Deze vorm van financiering is het populairst in de sectoren landbouw en onroerend goed en bij jongere bedrijven.
1) Aandelen op basis van aantal (deels) succesvolle aanvragen.
Crowdfunding | 3% | ||||
---|---|---|---|---|---|
Formeel durfkapitaal | 1% | ||||
Overig | 9% | ||||
Informele investeerders | 3% | ||||
Onderhandse lening | 10% | ||||
Achtergestelde lening | 2% | ||||
Banklening | 41% | ||||
Factoring | 1% | ||||
Leasing | 20% | ||||
Leverancierskrediet | 1% | ||||
Rekeningcourant | 9% | ||||
Business angels | 1% | ||||
1) Aandelen op basis van aantal (deels) succesvolle aanvragen. |
Na de banklening is leasing de meest gekozen financieringsvorm bij succesvolle aanvragen. Ongeveer één op de vijf van die bedrijven maakt hier gebruik van. Met name middelgrote bedrijven en bedrijven in de zakelijke dienstverlening kiezen voor deze financieringsvorm. De rekeningcourant wordt veel gebruikt in het grootbedrijf (19 procent). Hoe groter het bedrijf, hoe groter de kans is dat het bedrijf gebruik maakt van deze financieringsvorm. Ook in de ICT-sector wordt deze vorm veel gebruikt.
Aangetrokken eigen vermogen, en dan voornamelijk durfkapitaal, is, net als vorig jaar, voornamelijk terug te zien bij de kleinere bedrijven en bedrijven in de ICT. Het gaat dan vooral om (kleine) startups die een groter investeringsrisico met zich meebrengen. Dit zijn ook de bedrijfstypen die zich tijdens de oriëntatie al meer richtten op deze financieringsvormen. Het belang van durfkapitaal en informele investeerders neemt duidelijk af met bedrijfsomvang en bedrijfsleeftijd.
In het microbedrijf en in de sectoren handel, vervoer en horeca en ICT wordt relatief veel gebruik gemaakt van onderhandse leningen. Hierbij wordt geld geleend zonder tussenkomst van een officiële financiële instantie waardoor er niet voldaan hoeft te worden aan de vaak strenge financieringsvoorwaarden die gesteld worden bij andere financieringsvormen. Het aanvragen en verstrekken van financiering is hierdoor een stuk eenvoudiger. Met name voor veel kleine ondernemingen is een dergelijke financieringsvorm aantrekkelijk.
5.4Rente en risico
Verkregen financiering gaat gepaard met diverse financieringsvoorwaarden, zoals het rentetarief en eventueel onderpand. De mediaan van het (door ondernemers opgegeven) vaste rentepercentage voor het mkb is gedaald van 3,7 procent bij de vorige meting naar 3,3 procent nu. Die van het variabele rentepercentage daalde van 3,0 naar 2,8 procent.noot4 De rente is relatief hoog voor de kleinere en jongere bedrijven. In de sectoren is dit ook terug te zien: hogere rentes in de zakelijke dienstverlening en ICT (sectoren met kleinere bedrijven en relatief veel immateriële vaste activa) en lagere rentes in de sectoren bouw, onroerend goed en reparatie en landbouw. In die sectoren kunnen bedrijven doorgaans meer onderpand bieden. Over het algemeen is de vaste rente hoger dan de variabele rente. Bij het microbedrijf en in de sectoren landbouw en zakelijke dienstverlening is de variabele rente juist hoger.
Y-as | micro | klein | midden | mkb | groot |
---|---|---|---|---|---|
vaste rente | 3,3 | 3 | 2,3 | 3,3 | 1,7 |
variabele rente | 4 | 2,6 | 2,3 | 2,8 | 1,2 |
1) Zoals gerapporteerd door de bedrijven zelf. |
Vooral bedrijfspand en machines worden ingezet als onderpand
Meer dan de helft van het mkb geeft zelf aan activa als onderpand te moeten aanbieden als onderdeel van de financieringsvoorwaarden.noot5 Het gaat dan vooral om bedrijfspanden (38 procent) en machines (28 procent). Jongere bedrijven geven iets vaker het bedrijfspand in onderpand, oudere bedrijven machines en apparatuur.
Voorraden en debiteuren als onderpand komen specifiek in het grootbedrijf (32 procent), ICT (23 procent) en nijverheid (20 procent) relatief vaker voor. Bedrijven in de sector informatie en communicatie bieden juist weer relatief vaak (22 procent) immateriële vaste activa aan als onderpand. Persoonlijke borgstelling (of borgstelling door derden) komt veel minder vaak voor, maar nog het meest bij het micro- en kleinbedrijf en bij jonge ondernemingen. Deze bedrijven hebben immers minder andere zekerheden te bieden.
5.5Financiering vaakst aangevraagd voor onroerend goed
Van de bedrijven met een (deels) succesvolle aanvraag had één op de vijf de financiering nodig voor onroerend goed. Dit is het voornaamste financieringsdoel binnen het mkb. Dit doel komt het meest voor in het microbedrijf. Vorig jaar waren uitbreiding en werkkapitaal de meest voorkomende financieringsdoelen, gevolgd door onroerend goed. De eerste twee staan nu op de derde en vierde plaats.
Daarnaast proberen bedrijven de uitdagingen die ontstaan zijn door het coronavirus het hoofd te bieden door extra financiering aan te vragen. Ruim 17 procent van de succesvolle financieringsaanvragen heeft als doel het overbruggen van de moeilijke periode veroorzaakt door de gevolgen van het coronavirus. Bedrijven in de handel, vervoer en horeca geven het vaakst aan dat dit het doel is van de financieringsaanvraag. Binnen deze sector bevinden zich ook de bedrijfstakken die het zwaarst getroffen zijn door de maatregelen vanwege het coronavirus.noot6 Verder komt financiering om deze reden iets vaker voor bij jonge dan bij oudere bedrijven.
Het derde financieringsdoel dat dus vaak genoemd wordt is uitbreiding, vooral bij middelgrote en grote bedrijven. Voor landbouwbedrijven is vernieuwing opvallend vaak een financieringsdoel. Het opleiden en aannemen van personeel wordt in de sector informatie en communicatie door bijna 17 procent van de bedrijven genoemd. In de andere sectoren komt dit financieringsdoel nauwelijks voor.
Strategische doelen passen bij soort bedrijf
Van de bedrijven met als financieringsdoel uitbreiding, vernieuwing en personeel, is bekend wat de achterliggende strategische doelen van de financiering zijn. Voor het mkb en met name voor het microbedrijf zijn groei en onderhoud de belangrijkste strategische doelen. Dit is in lijn met het feit dat onroerend goed en uitbreiding vaak voorkomende financieringsdoelen zijn voor deze grootteklasse.
De strategische financieringsdoelen sluiten over het algemeen goed aan bij het soort bedrijf dat de financiering ontvangt. In de sector landbouw is dat vaak verduurzaming. Voor ICT-bedrijven en zakelijke dienstverleners is innovatie een belangrijk strategisch doel. Jongere bedrijven investeren vooral met het oog op groei, terwijl oudere bedrijven en bedrijven in de levensfase continuïteit onderhoud vaak een belangrijke reden vinden om krediet aan te vragen. In de levensfase opbouw of start is R&D een belangrijk strategisch doel. Fusie en overname zijn dat vooral voor het grootbedrijf en in iets mindere mate voor het kleinbedrijf.
financieringsdoel | percentage |
---|---|
onroerend goed | 0,19 |
overbrugging corona | 0,17 |
uitbreiding | 0,15 |
werkkapitaal | 0,13 |
wagenpark | 0,13 |
vernieuwing | 0,10 |
overbrugging overig | 0,06 |
herfinanciering | 0,04 |
anders | 0,02 |
strategisch doel | percentage |
---|---|
groei | 0,44 |
onderhoud | 0,24 |
overname of fusie | 0,07 |
innovatie en R&D | 0,13 |
verduurzaming | 0,06 |
digitalisering | 0,04 |
internationalisering | 0,01 |
anders | 0,02 |
5.6Verwachte financieringsbehoefte lager dan het afgelopen jaar
In totaal verwacht 14 procent van het mkb een financieringsbehoefte te hebben in het komende jaar. Voor het afgelopen jaar had nog 22 procent van deze bedrijven een financieringsbehoefte. Daarmee verschillen deze uitkomsten significant van elkaar. Ook hier geldt dat het microbedrijf het minst vaak een behoefte aan financiering verwacht. De lagere verwachte toekomstige behoefte vergeleken met de daadwerkelijke behoefte over het afgelopen jaar is echter zichtbaar bij alle grootteklassen. Vooral het middenbedrijf verwacht het komende jaar behoefte aan financiering.
Gevolgen coronavirus: een tweeledig effect op verwachte financieringsbehoefte
De gevolgen van het coronavirus hebben op twee manieren effect op de financiering van bedrijven. Enerzijds zijn er bedrijven die financiering nu niet zien zitten, omdat ze vanwege de gevolgen van het coronavirus geen verplichtingen aan durven te gaan, hun doelen als uitbreiding even in de koelkast hebben gezet, of denken de financiering niet voor elkaar te krijgen. Anderzijds krijgen sommige bedrijven juist met liquiditeitsproblemen te maken, waardoor ze op zoek gaan naar extra financiering.
Bedrijven in de sectoren handel, vervoer en horeca hebben minder behoefte aan financiering. Met name de horeca is hard geraakt door de gevolgen van het coronavirus, waardoor het ondernemersvertrouwen het laagste is van alle sectoren (CBS, 2020c). Hier speelt waarschijnlijk het eerstgenoemde effect een rol.
Over het algemeen verwachten bedrijven die belemmerd worden door het coronavirus in de toekomst echter significant vaker financiering nodig te hebben dan bedrijven die hier niet door belemmerd worden. Daarin komt het tweede effect tot uiting.
In de overlevingsfase is de verwachte financieringsbehoefte het grootst. Ook in de levensfasen uitbreiding en opschaling is de behoefte aan financiering bovengemiddeld. Ondernemingen die in een beëindigende of afbouwende fase zitten hebben (logischerwijs) de minste behoefte aan toekomstige financiering.
Land | 2020 | 2020, marge | 2019 | 2019, marge | 2018 | 2018, marge |
---|---|---|---|---|---|---|
Mkb | 14,0 | 12,1–15,9 | 14,7 | 12,5–16,8 | 14,0 | 11,9–16,1 |
. | . | . | . | . | . | |
Bedrijfsgrootte | . | . | . | . | . | . |
Micro | 12,4 | 10,1–14,6 | 12,5 | 9,9–15,1 | 13,0 | 10,4–15,6 |
Klein | 20,9 | 18,3–23,5 | 21,9 | 19,0–24,9 | 16,7 | 14,2–19,3 |
Midden | 26,2 | 22,3–30,1 | 26,8 | 22,9–30,7 | 21,4 | 17,9–24,9 |
Groot | 16,3 | 11,4–21,2 | 21,6 | 16,4–26,7 | 21,8 | 15,9–27,8 |
. | . | . | . | . | . | |
Bedrijfstak | . | . | . | . | . | . |
Landbouw | 25,5 | 17,9–33,1 | 26,8 | 19,1–34,4 | 14,5 | 8,4–20,6 |
Nijverheid | 19,7 | 16,1–23,2 | 20,3 | 16,6–23,9 | 17,5 | 14,0–21,0 |
Bouw | 15,5 | 10,8–20,2 | 9,4 | 6,6–12,3 | 10,5 | 7,2–13,8 |
Handel | 11,8 | 8,6–15,1 | 16,6 | 12,5–20,6 | 15,6 | 11,6–19,6 |
ICT | 16,3 | 12,5–20,1 | 14,6 | 11,2–18,0 | 17,7 | 14,3–21,1 |
Zakelijke dienstverlening | 14,6 | 11,0–18,1 | 11,1 | 8,2–14,0 | 10,5 | 7,6–13,3 |
Onroerend goed en reparatie | 18,7 | 14,5–23,0 | 13,4 | 10,0–16,9 | 11,6 | 8,4–14,7 |
. | . | . | . | . | . | |
Leeftijd | . | . | . | . | . | . |
Jong | 15,8 | 12,3–19,3 | 18,5 | 14,9–22,1 | 18,4 | 15,0–21,7 |
Oud | 13,5 | 11,2–15,7 | 13,7 | 11,2–16,2 | 12,9 | 10,4–15,4 |
1)De landbouw is onderdeel van de analyses daar waar interessant, maar maakt geen deel uit van de business economy. In het totaalcijfer voor het mkb is het dan ook niet opgenomen. In de resultaten naar sector is het grootbedrijf niet verwerkt. | ||||||
2)Het gaat hier om 95%-betrouwbaarheidsinterval marges, zie de onderzoeksverantwoording voor meer toelichting op de weergegeven marges. |
Meer toekomstige financieringsbehoefte bij bedrijven die worstelen met corona
Over het algemeen hebben bedrijven in het mkb die in zekere mate belemmerd zijn door de gevolgen van het coronavirus meer dan twee keer zo vaak een toekomstige financieringsbehoefte dan bedrijven die daar (helemaal) niet door belemmerd worden in hun bedrijfsvoering.noot7noot8 Hetzelfde geldt ook voor bedrijven die in de toekomst belemmeringen verwachten als gevolg van het coronavirus.
Mate van belemmering door coronavirus | Percentage verwachte financieringsbehoefte in de toekomst |
---|---|
helemaal niet belemmerend | 7 |
niet belemmerend | 11 |
neutraal | 12 |
belemmerend | 15 |
heel erg belemmerend | 27 |
Binnen het mkb verwacht meer dan de helft van de bedrijven dat het coronavirus ook in de komende 12 maanden voor belemmeringen zal zorgen. Ondernemers vrezen in dit verband vooral het uitblijven van verschillende zaken, zoals uitbreiding van het bedrijf, het aannemen en opleiden van personeel en vernieuwing van bedrijfsactiviteiten. Een groep van 6 procent houdt zelfs rekening met een opheffing van het bedrijf als gevolg van het coronavirus. Van de bedrijven die door het coronavirus een afname voorzien van de omzet, winst en personeelsomvang, verwacht 36 procent in de komende maanden een financieringsbehoefte te hebben.
Noten
Deze verschillen zijn niet statistisch significant.
Anders dan in eerdere versies van de Financieringsmonitor wordt de vraag of bedrijven daadwerkelijk een aanvraag gedaan hebben nu ook gesteld aan bedrijven die zich niet georiënteerd hebben omdat zij al bekend waren met de mogelijkheden. Deze verandering blijkt nauwelijks van invloed te zijn op de resultaten. Daarom kan de vergelijking met vorig jaar gemaakt worden zonder steeds rekening te houden met deze wijziging.
De reden van de financieringsbehoefte voor bedrijven met een (deels) succesvolle aanvraag wordt besproken in paragraaf 5.5.
De vaste rente staat voor een langere periode vast en biedt meer zekerheid. De variabele rente schommelt gedurende de looptijd en wordt bijvoorbeeld beïnvloed door het Euribor rentetarief. Dit is een benchmarktarief dat banken betalen voor korte termijn leningen.
In de praktijk zal dit aandeel hoger zijn, omdat financiering niet of nauwelijks zonder dekking verstrekt wordt.
Het ondernemersvertrouwen in de horeca is het laagst van alle sectoren (CBS, 2020c).
Dit is getest op significantie. Het verband blijkt inderdaad statistisch significant te zijn.
Hier worden de categorieën helemaal niet belemmerd en niet belemmerd (hiervan is de financieringsbehoefte 9 procent) en de categorieën belemmerd en heel erg belemmerd (hiervan is de financieringsbehoefte 20 procent) samengevoegd. In figuur 5.6.2 worden alle categorieën los getoond.