Vrouwelijke ondernemers en hun zoektocht naar financiering
![[ Ontbreekt! ]](../assets/img/2019wb14_mv.png)
Bedrijven van teams geleid door overwegend vrouwelijke ondernemers vallen in de zoektocht naar financiering vaker af dan bedrijven met mannelijke ondernemers. Zij hebben minder vaak een behoefte aan externe financiering, verkennen de mogelijkheden minder vaak en doen minder vaak een aanvraag. Maar áls bedrijven van vrouwelijke ondernemers uiteindelijk een externe financieringsaanvraag doen dan hebben zij dezelfde slaagkans als mannelijke ondernemers. Dat betekent uiteindelijk dus dat vrouwelijke ondernemers met een externe financieringsbehoefte er minder vaak in slagen in die behoefte te voorzien dan mannelijke ondernemers: 37 versus 52 procent.
Teams van vrouwelijke ondernemers hebben vaker bedrijven die qua omvang en economische activiteit sowieso minder vaak een financieringsbehoefte hebben. Om die reden is expliciet gecorrigeerd voor verschillen in omvang en sector van het bedrijf en de leeftijd en herkomst van de ondernemer. De verschillen blijven bestaan ook nádat hiervoor gecorrigeerd is.
Dit hoofdstuk beschrijft hoe vrouwelijke ondernemers hun zoektocht naar financiering inrichten en in hoeverre deze verschilt van mannelijke ondernemers. Voor het leesgemak wordt in dit hoofdstuk steeds gesproken over vrouwelijke ondernemers en mannelijke ondernemers. Eigenlijk gaat het om de vergelijking tussen ondernemingen met (merendeels) vrouwelijke ondernemers aan het roer in vergelijking met ondernemingen die geleid worden door (merendeels) mannelijke ondernemers.
Waar heeft deze analyse betrekking op?
Voor deze analyse zijn twee verslagjaren van de Financieringsmonitor samengevoegd. De resultaten hebben betrekking op de periode 1 juli 2017 tot 1 juli 2019. De analyse beperkt zich tot bedrijven waarachter duidelijk een of meer ondernemers aangewezen kunnen worden: zelfstandigen met personeel en directeur-grootaandeelhouders (dga). Naamloze vennootschappen en grote bedrijven komen dan ook zeer beperkt voor in deze cijfers. Zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) behoren niet tot de onderzoekspopulatie van de Financieringsmonitor. Dat betekent dat een groot deel van de ondernemers buiten beschouwing blijft in dit onderzoeknoot1.
6.1Klein deel ondernemingen volledig met vrouwelijke ondernemers
Achter een bedrijf kunnen meerdere ondernemers zitten. Als de onderzoekspopulatie van de Financieringsmonitor (het mkb in de business economy) met identificeerbare ondernemers ingedeeld wordt naar (teams van) mannen, (teams van) vrouwen en gemengde teams, dan vormt de groep met enkel vrouwelijke ondernemers slechts negen procent van de bedrijven. Dit aandeel is binnen de steekproefopzet van de Financieringsmonitor te klein om significante uitspraken te kunnen doen over de zoektocht naar financiering. Door een indeling te maken op basis van de meerderheid binnen het team, komt ruim 40 procent van de ondernemingen onder het vrouwelijke ondernemerschap te vallen. Maar liefst 90 procent van de gemengde teams bestaat dus voor de meerderheid uit vrouwen. De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op deze tweedelingnoot2.
Per type bedrijf (bedrijfstak en grootteklasse) bestaat een duidelijk verschil in het aandeel van bedrijven van vrouwelijke ondernemers. Zo zijn vrouwelijke ondernemers relatief vaak actief in de sectoren handel, vervoer en horeca en onroerend goed en reparatie. Mannelijke ondernemers domineren de bouw en de ICT. Ook hebben vrouwen vaker kleinere ondernemingen: het aandeel vrouwelijk ondernemerschap neemt af naarmate de grootteklasse toeneemt.
Deze verschillen in bedrijfskenmerken hebben ook invloed op de zoektocht naar financiering, zoals in de hoofdstukken hiervoor is geconstateerd. Zo is in hoofdstuk 4 te zien dat het type bedrijven waar vrouwelijke ondernemers voornamelijk in actief zijn over het algemeen minder financieringsbehoefte heeft en zich minder snel oriënteert. Om een mogelijk verschil in de zoektocht naar financiering tussen mannen en vrouwen te kunnen aantonen wordt in de analyse in de volgende paragrafen om die reden gecorrigeerd voor deze bedrijfskenmerken (bedrijfstak en grootteklasse), evenals voor de leeftijd en herkomst van de ondernemer.
6.2Vrouwelijke ondernemers met een financieringsbehoefte slagen minder vaak
Ondernemingen in het mkb die voornamelijk uit mannelijke ondernemers bestaan gaan vaker op zoek naar externe financiering. De verschillen die te zien zijn in de verschillende fases van de zoektocht zijn vrijwel allemaal significant, met uitzondering van de uitkomst van de aanvraag. Dat betekent dat – ook na correctie voor verschillen in bedrijfskenmerken – vrouwelijke ondernemers met een externe financieringsbehoefte minder vaak slagen op de financieringsmarkt. Van de ondernemingen met voornamelijk vrouwelijke ondernemers, heeft 19 procent een financieringsbehoefte en hiervan oriënteert 70 procent zich op de mogelijkheden die de externe financieringsmarkt bieden. Dit is minder dan de mannelijke ondernemers, waarbij dit respectievelijk 23 procent en 88 procent is.
Een daadwerkelijke financieringsaanvraag wordt vervolgens ook vaker door mannelijke ondernemers met een financieringsbehoefte gedaan, 68 procent ten opzichte van 61 procent onder vrouwelijke ondernemers. Vrouwelijke ondernemers vallen in het zoekproces dus eerder af. Als er eenmaal daadwerkelijk een aanvraag is gedaan, blijken aanvragen van vrouwelijke ondernemers even kansrijk te zijn als die van mannelijke ondernemers. Het verloop van deze zoektocht laat zien dat er een wezenlijk verschil bestaat in de mate waarin deze twee groepen bedrijven met een financieringsbehoefte er in slagen die financiering aan te trekken. Bij bedrijven van vrouwen slaagt uiteindelijk 37 procent, bij mannen is dit 52 procentnoot3. De toekomstige financieringsbehoefte ligt weer hoger bij mannelijke ondernemers, wat in lijn is met de behoefte over het afgelopen jaar.
De voornaamste reden voor bedrijven om na het verkennen van de mogelijkheden toch geen aanvraag te doen, is dat zij verwachten uiteindelijk niet te slagen (zie paragraaf 4.4). Die reden weegt voor bedrijven van vrouwelijke ondernemers (29 procent) zwaarder dan voor mannelijke ondernemers (22 procent). Ook de verwachte kosten zijn vaker een reden om toch geen aanvraag te doen: 22 versus 13 procent.
6.3Vrouwelijke ondernemers vaker zelf op verkenning
Vrouwelijke ondernemers die geen externe financiering zoeken, laten dit vaker na omdat ze geen groei verwachten of omdat ze onafhankelijk willen zijn van externe financiers. Mannelijke ondernemers geven daarentegen vaker aan dat ze ervoor kiezen om uit intern eigen vermogen te financieren: voornamelijk uit ingehouden winsten of reserves.
Dit blijkt uit figuur 6.3.1. De kansen waar het over gaat in deze figuur, zijn niet de slaagkansen bij een aanvraag, maar de kansverhoudingen dat een antwoordcategorie gekozen is door bedrijven van vrouwelijke ondernemers ten opzichte van mannelijke ondernemers. Vrouwen kiezen bijvoorbeeld vaker dan mannen voor de financieringsvormen banklening, rekening courant en informele investeerders, want die kansverhouding is groter dan 1. Zij kiezen minder vaak voor leasing, want die is kleiner dan 1 ten opzichte van mannen. Al die verschillen zijn bovendien statistisch significant.
Van de ondernemers die wel een financieringsbehoefte hebben, is de kans dat ze zich bij de bank laten informeren aanmerkelijk groter bij mannen dan bij vrouwen. Vrouwen gaan vaker zelf online op zoek naar de mogelijkheden. Voor wat betreft de financieringsvorm is de kans dat vrouwelijke ondernemers zich oriënteren op een banklening iets groter dan voor mannen, maar is de kans aanzienlijk groter als het gaat om rekening courant en informele investeerders. Bij mannelijke ondernemers is er een hogere kans dat zij zich oriënteren op leasingnoot4.
Noten
Zelfstandigen zonder personeel zijn vaker vrouwen dan zelfstandigen met personeel: van de zzp’ers is 39 procent vrouw en van de zmp’ers is dit 26 procent. Zie StatLine: arbeidsdeelname, kerncijfers.
Het relatief beperkte aantal waarnemingen waarvoor de ondernemer geïdentificeerd kan worden, zelfs na het samenvoegen van datapunten uit twee jaargangen en met het gebruik van een tweedeling van geslacht, maakt ook dat het niet of nauwelijks mogelijk is om uitspraken te doen over zaken als financieringsvorm en financieringsdoel.
Bij vrouwelijke ondernemers met een externe financieringsbehoefte leidt de combinatie oriëntatie, aanvraag en (deels) succesvol tot 0,88 * 0,68 * 0,87 = 37 procent. Bij mannen is dit 0,70 * 0,61 * 0,87 = 52 procent.
De aantallen zijn te laag om iets te kunnen zeggen over een mogelijk verschil tussen mannen en vrouwen in hun oriëntatie op durfkapitaal of crowdfunding.