Broeikasgassen
In 2010 hebben de regeringsleiders van alle EU-lidstaten kerndoelstellingen vastgesteld, onder andere over de uitstoot van broeikasgassen. De uitkomst van de Urgenda-rechtzaak vertaalt dit in een 25 procent lagere uitstoot in 2020 dan in 1990. Verder geldt voor Europa als geheel een doelstelling van 20 procent. Welke landen dragen hier veel aan bij? Waar in Europa zijn de grootste reducties gerealiseerd? En hoe verloopt de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie?
De uitstoot van broeikasgassen is in Nederland relatief hoog. Nederland draagt 4,5 procent bij aan de EU-uitstoot. Een Nederlander zorgt voor 34 procent meer uitstoot dan een gemiddelde Europeaan. Slechts vier EU-landen doen het op dit punt slechter.
De emissies hangen samen met de omvang van de economie, die in Nederland per inwoner relatief groot is. De emissie-intensiteit geeft aan hoeveel broeikasgassen er worden uitgestoten per euro van het bruto binnenlands product. De emissie-intensiteit van de Nederlandse economie is ongeveer gelijk aan het EU-gemiddelde. Zeventien EU-landen, vooral in Oost Europa, hebben een hogere emissie-intensiteit dan Nederland. Dat de uitstoot in ons land relatief laag is ten opzichte van het bruto binnenlands product hangt onder meer samen met de hoge netto import van elektriciteit en de relatief grote omvang van de dienstensector.
Grote reducties Oost-Europese landen
Enige jaren geleden is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen in de Europese Unie in 2020 20 procent lager moet zijn dan in 1990. In 2017 is deze uitstoot 24 procent lager dan in 1990. De Nederlandse uitstoot is met 13 procent verminderd. Achttien EU-landen, vooral in Oost-Europa, hebben een grotere reductie gerealiseerd. Na de val van de Berlijnse muur (1989) zijn in Oost-Europa veel vervuilende industrieën verdwenen of gemoderniseerd.
Hoge invoer niet-hernieuwbare grondstoffen
Eén van de kwetsbare terreinen is de blijvend hoge invoer van fossiele, niet-hernieuwbare grondstoffen (olie steenkool, gas) in ons land. De Nederlandse invoer van fossiele energiedragers is relatief hoog en groeit vrijwel continu.