Foto omschrijving: Een man en vrouw zijn aan het joggen langs de Rijnhaven me de bouw van nieuwe woningen in Rotterdam Katendrecht op de achtergrond.

(Gezond) leven

Op welke leeftijd maken mannen en vrouwen belangrijke mijlpalen mee, zoals trouwen, de geboorte van het eerste kind en pensionering? Hoe oud worden ze gemiddeld? Wie voelt zich gezonder: mannen of vrouwen? En wat zijn de man-vrouwverschillen in roken, drinken en bewegen? Dit hoofdstuk gaat over de levensloop en de gezondheid van mannen en vrouwen.

1.1Anders van jong naar oud?

Vrouwen jonger op eigen benen dan mannen

Voor veel jonge mannen en vrouwen zijn het afronden van hun opleiding en het verlaten van hun ouderlijk huis de eerste stappen waarmee ze op eigen benen gaan staan. Vrouwen en mannen zijn ongeveer even oud bij het behalen van een mbo-diploma. Bij het behalen van een hbo- of universitair diploma zijn vrouwen gemiddeld een jaar jonger dan mannen (Glijn, Kooiman & Van Gaalen, 2023).

Op 1 januari 2024 woonde 39 procent van alle 18-‍ tot 30‑jarige vrouwen nog thuis en 50 procent van de mannen. Twintig jaar eerder was het man-vrouwverschil in thuiswonenden groter, maar het is geleidelijk afgenomen (CBS, 2023a). De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen in 2023 uit huis gingen was 22,6 jaar, mannen waren gemiddeld 24,1 jaar oud. Dat is iets jonger dan twee jaar eerder: toen was de gemiddelde leeftijd 23,0 jaar bij vrouwen en 24,7 jaar bij mannen (en in 2022 bleef dat vrijwel gelijk). Jonger uit huis gaan valt samen met het opnieuw invoeren van de basisbeurs met ingang van het studiejaar 2023/’24. Voor de hogere beurs voor uitwonenden moeten studenten op een ander adres staan ingeschreven dan hun ouders (CBS, 2024a). Het is voor jongvolwassenen steeds lastiger geworden om zelfstandig te gaan wonen. Het percentage dat aangeeft uit huis te willen om zelfstandig te gaan wonen en dat in de twee jaar daarna ook echt doet, is tussen 2015 en 2021 gedaald van 51 procent naar 45 procent (CBS, 2024b).

In dit schema is voor vrouwen en mannen te zien op welke leeftijd zij gemiddeld belangrijke gebeurtenissen, zoals kinderen krijgen en pensionering, in hun leven meemaken. 1.1.1 Gemiddelde leeftijd 1) bij levensloopgebeurtenissen Uit huis 2) Pensioen Geboorte eerste kind Verweduwing Eerste huwelijk 22,6 30,3 32,9 65,5 74,8 83,3 24,1 32,9 35,1 66,2 76,4 80,3 levensverwachting Man Vrouw 2023 2023 Legenda 1) Leeftijd op 31 december, behalve de leeftijd bij uit huis en de pensioenleeftijd werknemers (zie CBS, 2024c).

Het ouderschap begint gemiddeld op leeftijd 30,3 jaar voor vrouwen en op leeftijd 32,9 voor mannen. De gemiddelde trouwleeftijd ligt op 32,9 jaar voor vrouwen en 35,1 jaar voor mannen. Samenwonen doet men vaak wel eerder. In 2024 woonde op 30‑jarige leeftijd 65 procent van de vrouwen en 53 procent van de mannen gehuwd of ongehuwd samen.

Vrouwelijke werknemers waren in 2023 ruim een half jaar jonger bij pensionering (zie Begrippen) dan mannelijke werknemers, met 65,5 tegenover 66,2 jaar. Dat is een toename ten opzichte van 2021: vrouwen gingen toen gemiddeld met 65,2 jaar met pensioen en mannen met 65,6 jaar. Deze toename past in de stijgende lijn in de pensioenleeftijd sinds 2007 (CBS, 2024c). Vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen. In 2023 was de levensverwachting (zie Begrippen) van vrouwen 83,3 jaar en van mannen 80,3 jaar. Dat is enkele maanden meer dan in 2021 (respectievelijk 83,0 en 79,7 jaar).

Iets meer jonge vrouwen dan jonge mannen in steden

De leeftijdsopbouw van de bevolking is anders in stedelijke gebieden dan in matig- en minst-stedelijke gebieden (zie Begrippen). In de meest stedelijke gebieden komen leeftijden van 20 tot 40 jaar het meeste voor. In de minst stedelijke gebieden zijn de leeftijden vanaf 55 jaar het meest voorkomend. In de meest stedelijke gebieden zijn vrouwen in de leeftijd van 20 tot 25 jaar oververtegenwoordigd (gemiddeld 104 vrouwen per 100 mannen). Dit komt doordat in universiteitssteden vaak meer vrouwelijke dan mannelijke studenten wonen. Meer vrouwen dan mannen volgen namelijk hoger onderwijs, en gaan bovendien vaker en jonger zelfstandig wonen in hun studiestad dan mannen (CBS, 2018; 2023b). Door de trek van jonge vrouwen naar de naar steden zijn 20-‍ tot 25‑jarige vrouwen in de matig- en minst-stedelijke gebieden onder­vertegen­woordigd (gemiddeld 88 vrouwen per 100 mannen).

In de totale leeftijdsopbouw van de bevolking is bij de 2‑jarigen terug te zien dat er tijdens de coronapandemie, in 2021, een geboortegolfje was (CBS, 2023c). Ook opvallend is het verschil tussen het grote aantal mensen van jonger dan 78 jaar en het aantal mensen van 78 jaar of ouder. Dat komt door de babyboom: in de naoorlogse jaren (vanaf 1946) werden er veel meer kinderen geboren dan daarvoor.

Bevolkingsopbouw naar stedelijkheidsgraad, 1 januari 2024
Mannen - meest stedelijk Mannen - matig stedelijk Mannen - minst stedelijk Vrouwen- meest stedelijk Vrouwen - matig stedelijk Vrouwen - minst stedelijk
100+ -247 -67 -145 1157 302 637
99 -190 -67 -98 829 237 440
98 -341 -103 -180 1183 334 654
97 -540 -170 -304 1756 498 1095
96 -783 -261 -484 2393 733 1453
95 -1220 -402 -735 3511 1085 1982
94 -1680 -587 -1064 4461 1502 2805
93 -2601 -890 -1502 6138 2066 3643
92 -3336 -1171 -2110 7468 2525 4679
91 -4500 -1594 -2901 9304 3114 5869
90 -5446 -1929 -3673 10796 3750 6846
89 -7051 -2586 -4834 12684 4392 8285
88 -8777 -3200 -5880 14730 5185 9423
87 -10402 -3841 -7211 16841 5819 10736
86 -12337 -4593 -8290 18457 6454 11952
85 -14965 -5470 -10325 21308 7531 13833
84 -16737 -6235 -11478 23336 8267 14994
83 -19280 -7077 -13142 25599 8896 16172
82 -20153 -7638 -14194 25821 9239 16772
81 -22210 -8624 -16293 27980 10067 18697
80 -25795 -9959 -18676 31024 11330 21036
79 -28737 -10901 -20318 34182 12415 22429
78 -28148 -10939 -20909 33075 12258 22541
77 -44140 -15609 -28728 49451 17356 30514
76 -43463 -15751 -29222 48823 17026 30606
75 -42641 -15598 -28776 46932 16623 29521
74 -42179 -15324 -28748 46436 16379 29215
73 -43211 -15324 -28489 46898 16297 29092
72 -43684 -15586 -29251 46837 16339 29386
71 -46206 -16126 -30679 49850 16866 30678
70 -46757 -16180 -31270 50208 17016 30804
69 -48349 -16636 -32065 51717 17242 31382
68 -49859 -17018 -32417 53125 17749 32441
67 -52309 -17523 -33678 54724 18038 33381
66 -53777 -18105 -34678 56395 18737 34128
65 -55619 -18750 -35724 57791 18785 35460
64 -58499 -19252 -36277 59585 19811 36383
63 -60104 -19576 -36608 61097 19865 36583
62 -61832 -20219 -38209 62883 20576 37884
61 -63308 -20648 -38371 64219 20776 38224
60 -65220 -21180 -39398 65199 21339 38845
59 -67095 -21781 -39685 66979 21826 39126
58 -66218 -21454 -39447 65898 21538 38658
57 -65637 -21201 -38711 65434 21107 38676
56 -65596 -21345 -38559 64884 21569 38567
55 -66928 -21555 -38367 66784 21770 38667
54 -70583 -22413 -39937 70538 22746 39646
53 -70394 -21605 -38163 69687 22459 39026
52 -68189 -20853 -36279 68181 21393 36735
51 -65229 -19954 -34008 66764 20286 34795
50 -61471 -18424 -31036 62384 18815 31892
49 -60376 -17685 -29572 61466 18116 30305
48 -58649 -17014 -27820 59232 17475 28709
47 -58823 -17190 -27708 59220 17624 27662
46 -58779 -16984 -26984 59821 17224 27327
45 -60537 -16863 -27199 61112 17231 27492
44 -60930 -17068 -27127 61052 17510 27272
43 -63398 -17574 -28313 63615 17901 27922
42 -63332 -17198 -27235 63724 17300 27508
41 -63069 -16822 -27210 62584 17019 26795
40 -63579 -16569 -26725 63517 16759 26234
39 -66372 -17168 -27352 64935 17055 26876
38 -67734 -17306 -27689 66521 17394 27233
37 -69454 -17498 -28552 68496 17534 28067
36 -71294 -17639 -28260 68878 17389 27534
35 -72698 -17420 -27643 70396 17314 27131
34 -74348 -17484 -27710 72036 17097 27189
33 -77807 -17807 -28551 74616 17554 27567
32 -77871 -17589 -28132 75570 16902 27466
31 -78477 -16857 -27431 75667 16568 26346
30 -78695 -16499 -26530 75854 16180 25822
29 -79297 -16178 -26582 76937 15629 24991
28 -77124 -15462 -25610 75628 14939 24047
27 -76863 -15265 -25903 75643 14285 23372
26 -76401 -15413 -25528 76822 14292 23342
25 -77089 -15905 -27253 78286 14353 24045
24 -76172 -16463 -28089 77856 14594 24459
23 -76299 -16822 -29237 78962 15054 25433
22 -73512 -16984 -28829 76604 14806 25152
21 -71892 -17040 -29586 75219 15213 25752
20 -70502 -17362 -29777 73793 15544 25933
19 -65931 -17424 -29488 67110 15766 26441
18 -59806 -17481 -29488 58313 16048 26618
17 -54981 -17734 -29780 51543 16613 27584
16 -53485 -16968 -28911 50868 16294 27355
15 -54719 -17504 -29143 51670 16849 27304
14 -54465 -17319 -29101 52117 16540 27038
13 -54878 -17080 -27957 52249 16571 26815
12 -53481 -16753 -27616 50779 16006 25969
11 -53125 -16227 -26560 50345 15387 25386
10 -51675 -15832 -26007 48928 15038 24416
9 -51790 -16337 -26458 50129 15467 24967
8 -51512 -15568 -25402 48576 14900 24370
7 -51511 -15552 -25621 48990 14707 24327
6 -50457 -15528 -24983 48270 14491 23605
5 -49907 -15084 -24489 47717 14291 23512
4 -50328 -14804 -24413 48023 14091 23190
3 -49616 -14583 -24263 47391 14016 22861
2 -52632 -15516 -25349 50445 14623 24091
1 -49185 -13893 -23401 47164 13331 22180
0 -48403 -13459 -22374 46028 12638 21571

Leeftijd bij trouwen iets gestegen, aantal echtscheidingen iets gedaald

De meeste mensen gaan tussen hun 25e en 30e samenwonen (gehuwd of ongehuwd), mannen gemiddeld later dan vrouwen. Op 1 januari 2024 woonde 23 procent van de 25‑jarige mannen samen en 39 procent van de 25‑jarige vrouwen. In 2022 lagen die percentages hoger: respectievelijk 26 procent en 43 procent. Van alle mensen in een samenwoonrelatie leefde begin 2024 ongeveer een kwart ongehuwd samen en was driekwart getrouwd of had een geregistreerd partnerschap. Dat is de laatste jaren nauwelijks veranderd. Vrouwen die in 2023 voor het eerst trouwden waren gemiddeld 32,9 jaar oud en mannen gemiddeld 35,1 jaar. Dat is bijna een jaar ouder dan in 2021: toen waren vrouwen gemiddeld 31,9 en mannen gemiddeld 34,3 jaar oud. De gemiddelde trouwleeftijd steeg sinds 2013 met ruim twee jaar, maar in 2020 en 2021 was er geen stijging. In die jaren werden er ook minder huwelijken gesloten, vanwege de coronamaatregelen die toen golden (CBS, 2023c).

In 2023 werden 7,2 van elke 1 000 huwelijken ontbonden door echtscheiding, in 2021 waren dat er 7,8 per 1 000. Mannen die scheidden waren in 2023 gemiddeld 48 jaar oud en vrouwen 44,6 jaar. Naarmate mensen ouder zijn, gaan ze minder vaak opnieuw samenwonen na relatie-ontbinding. Ook gaan vaders en moeders met inwonende kinderen minder vaak met een nieuwe partner samenwonen dan mannen en vrouwen zonder inwonende kinderen (Kooiman, 2023).

Huwelijksontbinding door overlijden van een van de partners gebeurde in 2023 19,2 keer per 1 000 huwelijken. Dat is minder dan in coronajaar 2021, toen het 20,3 keer per 1 000 huwelijken was. In de jaren voor corona lag het getal wat lager, rond de 18 per 1 000 huwelijken in de jaren 2017 tot en met 2019. Mannen waren in 2023 gemiddeld 76,4 jaar oud als hun partner overleed en vrouwen 74,8 jaar.

Steeds minder tienermoeders

Vrouwen kregen in 2023 hun eerste kind toen ze gemiddeld 30,3 jaar oud waren. Dat was in 2022 en 2021 ook al zo (CBS, 2024d). Mannen die voor het eerst vader worden zijn ongeveer 2,5 jaar ouder dan vrouwen. Zij waren gemiddeld 32,9 jaar in 2023 bij de geboorte van hun eerste kind (zie Statline). In 2023 kwam moederschap op latere leeftijd wat vaker voor dan tien jaar eerder: 5 procent van alle levend geboren kinderen werd in 2023 geboren bij een moeder van 40 jaar of ouder, in 2013 was dat nog 4 procent. Het percentage kinderen geboren bij vaders van 40 jaar of ouder ligt al jaren stabiel rond de 16 procent.

Geboorten bij vrouwen onder de 20 jaar (tieners) komen weinig voor, in 2023 werden 980 kinderen geboren uit tienermoeders. In 2021 waren dat er 1 022. Dat komt neer op een lichte daling van 2,1 naar 2,0 baby’s per 1 000 meisjes van 15 tot 20 jaar. Eerder kwamen geboorten uit tienermoeders wat vaker voor: in 2013 werden nog 3,9 baby’s geboren per 1 000 meisjes van 15 tot 20 jaar oud.

1.1.2 Tienermoeders (aantal )
leeftijd moeder bij geboorte van het kind 2021 2022 2023
Tot 16 jaar 12 33 22
16 jaar 45 48 47
17 jaar 133 146 124
18 jaar 286 292 265
19 jaar 546 556 522

Hbo- of universitair geschoolde vrouwen het vaakst op latere leeftijd moeder

Hoe langer vrouwen onderwijs volgen, hoe later ze kinderen krijgen. Als reden daarvoor wordt vaak genoemd dat het gezinsleven moeilijk te combineren is met studeren en het vervolgens betreden van de arbeidsmarkt (Van Agtmaal-Wobma & Van Huis, 2012). Vrouwen met een hbo- of universitair diploma bleven in de laatste decennia ook uiteindelijk vaker kinderloos – uit eigen keuze of ongewenst – dan vrouwen met alleen basisonderwijs, een vmbo-diploma of mbo-diploma of daarmee vergelijkbaar. Zo had 23 procent van de in 1970 geboren vrouwen met een hbo- of universitair diploma geen kinderen op 40‑jarige leeftijd, tegen 16 procent van degenen met basisonderwijs of een vmbo-diploma en 19 procent van degenen met een havo-, vwo- of mbo-diploma (Te Riele en Loozen, 2017). Dit verschil is in jongere geboortecohorten omgeslagen (Van Duin en Feijten, 2023). Van de vrouwen die geboren zijn in 1981 had 18 procent van degenen met een mbo-, hbo- of universitair diploma geen kinderen op hun 40e (in 2021), en bij degenen met basisonderwijs of een vmbo-diploma was dat 22 procent. Toen deze vrouwen nog 35 jaar waren, waren de hbo- en universitair geschoolden nog het vaakst kinderloos. Vooral zij hebben dus op latere leeftijd alsnog kinderen gekregen.

Ook bij vrouwen die in 1986 geboren zijn en in 2021 dus nog wat jonger waren komt dit patroon terug. Van zowel vrouwen met basisonderwijs of een vmbo-diploma als vrouwen met een hbo- of universitair diploma had 28 procent (nog) geen kinderen op hun 35e. Het is waarschijnlijk dat een groter deel van de hbo- en universitair geschoolde vrouwen alsnog kinderen zal krijgen, omdat zij vaker laat moeder worden. Het lagere aandeel moeders onder vrouwen met hoogstens een vmbo-diploma heeft er onder andere mee te maken dat zij vaker een ongunstige arbeidsmarktpositie hebben, zoals flexwerk en een laag inkomen (Van Wijk, 2023). Vrouwen met een havo, vwo- of mbo-diploma zijn het vaakst moeder. Van hen was respectievelijk 22 en 23 procent kinderloos met 35 jaar in geboortecohorten 1981 en 1986.

1.1.3 Kinderloze vrouwen (% van in Nederland geboren vrouwen1))
Basisonderwijs, vmbo, mbo1 Havo, vwo, mbo2-4 Hbo, universitair
Geboren in 1981 35 jaar, Geboren in 1981 25 23 28
Geboren in 1981 40 jaar, Geboren in 1981 22 17 18
Geboren in 1986 35 jaar, Geboren in 1986 28 22 28
1)Het onderwijsniveau van in het buitenland geboren mensen is vaak onbekend.

Vrouwen bijna 6 keer zo vaak alleenstaande ouder als mannen

Tussen 25 en 55 jaar zijn mannen vaker alleenstaand dan vrouwen: 25 procent tegenover 15 procent. Vrouwen leven veel vaker als alleenstaande ouder dan mannen: 11 procent van de vrouwen van 25 tot 55 jaar was een alleenstaande ouder, en 2 procent van de mannen. Hierin is weinig veranderd tussen 2021 en 2023. Deze cijfers gaan over de geregistreerde woonsituatie. Zo kunnen kinderen maar op één adres ingeschreven staan en is het onbekend of kinderen voor een deel bij de andere ouder wonen. Ook kunnen mensen die alleen wonen wel een partner hebben.

1.1.4a Huishoudenspositie vrouwen, 1 januari 2024 (% vrouwen in particuliere huishoudens)
Thuiswonend kind Alleenstaand Partner in paar zonder kinderen Partner in paar met kinderen Alleenstaande ouder Overig lid
18-24 jaar 57,8 24,8 11,4 1,9 0,8 3,4
25-29 jaar 15,1 26,2 35,8 16,7 3,4 2,8
30-34 jaar 4,1 17,5 24,1 45,4 7,3 1,6
35-39 jaar 1,7 11,7 11,8 62,2 11,6 1
40-44 jaar 1 9,8 9,5 64,4 14,5 0,8
45-49 jaar 0,7 10,7 12 60,6 15,1 0,9
50-54 jaar 0,6 13,2 21,1 50,9 13,2 0,9
55-59 jaar 0,4 17,7 39,9 32,1 8,8 1,1
60-64 jaar 0,2 22,5 57,2 14 4,7 1,4
65-69 jaar 0,1 27,1 63 5,7 2,6 1,5
70-74 jaar 0 32,4 61,5 2,7 1,9 1,4
75-79 jaar 0 40,9 54,2 1,7 1,8 1,5
80-84 jaar 0 55,1 39,7 1,1 2,3 1,8
85-89 jaar 0 70,8 23,2 0,7 3 2,4
90 jaar of ouder 0 83,4 8,3 0,3 4,2 3,8
1.1.4b Huishoudenspositie mannen, 1 januari 2024 (% mannen in particuliere huishoudens)
Thuiswonend kind Alleenstaand Partner in paar zonder kinderen Partner in paar met kinderen Alleenstaande ouder Overig lid
18-24 jaar 69,0 20,9 6,6 0,6 0,0 2,9
25-29 jaar 26,9 32,3 29,5 8,2 0,1 3,0
30-34 jaar 9,4 28,0 28,7 31,6 0,4 1,9
35-39 jaar 4,9 23,1 16,2 53,4 1,1 1,3
40-44 jaar 3,2 21,7 11,4 60,4 2,2 1,1
45-49 jaar 2,3 21,2 12,0 60,1 3,4 1,0
50-54 jaar 1,8 20,5 17,3 55,2 4,2 1,0
55-59 jaar 1,1 20,2 31,5 42,3 3,8 1,2
60-64 jaar 0,5 20,5 50,9 24,1 2,5 1,4
65-69 jaar 0,1 20,4 65,0 11,4 1,5 1,6
70-74 jaar 0,0 20,3 71,6 5,5 1,0 1,5
75-79 jaar 0,0 21,2 73,2 3,3 0,8 1,4
80-84 jaar 0,0 25,5 69,4 2,6 0,9 1,5
85-89 jaar 0,0 34,1 61,1 2,0 1,2 1,7
90 jaar of ouder 0,0 50,8 43,7 1,3 1,9 2,2

Vrouwen met Surinaamse of Caribische herkomst vaker alleenstaande moeder

Vrouwen die zelf, of van wie de ouders, zijn geboren op de Nederlandse Cariben of in Suriname, zijn veel vaker alleenstaande moeder dan vrouwen met een andere herkomst. Van vrouwen (25 tot 55 jaar) die zijn geboren op de Nederlandse Cariben is 34 procent in 2024 een alleenstaande moeder. Bij vrouwen met een Nederlandse herkomst is dat 9 procent. Onder mannen komt alleenstaand vaderschap in alle herkomstgroepen weinig voor: minder dan 5 procent van de mannen van 25 tot 55 jaar heeft deze huishoudenspositie (niet in figuur). In 2021 zag dit beeld er ongeveer hetzelfde uit.

1.1.5 Alleenstaande moeders, 1 januari 2024 (% van vrouwen van 25 tot 55 jaar)
Geboren in Nederland Geboren buiten Nederland
Totaal 9,8 13,3
Nederland 9,1 0,0
Europa (excl. Nederland) 11,7 9,9
Turkije 11,1 13,1
Marokko 15,0 18,0
Suriname 24,0 28,3
Nederlandse Cariben 22,1 34,0
Indonesië 13,5 7,8
Overig buiten Europa 11,1 12,7

Vrouwen op latere leeftijd vaak alleen, mannen vaak samen

Met een stijgende leeftijd verandert voor veel mensen hun huishoudenssamenstelling. Kinderen gaan uit huis, en de kans dat iemands partner komt te overlijden neemt toe. Omdat vrouwen gemiddeld 2,5 jaar jonger zijn dan hun partner, en mannen een lagere levensverwachting hebben (zie figuur 1.1.1 en StatLine), raken vrouwen veel vaker verweduwd dan mannen. Van de vrouwen van 65 jaar of ouder waren 3 op de 10 verweduwd. Van de mannelijke 65‑plussers was dat 1 op de 10, zowel op 1 januari 2024 als 2022.

Onder 80‑plussers die nog zelfstandig buiten een instelling wonen, leeft 67 procent van de mannen en 31 procent van de vrouwen samen met een partner. Het merendeel van de vrouwen, 64 procent, woont in die leeftijdsgroep alleen (zie figuren 1.1.4a en b). Van alle 80‑plussers woont 7 procent van de mannen en 14 procent van de vrouwen in een instelling. Dat is evenveel als in 2021, maar een stuk minder dan voorheen. In 2000 woonde 13 procent van de mannelijke en 24 procent van de vrouwelijke 80‑plussers in een instelling. Deze daling heeft te maken met toegenomen gezondheid en met het beleid om het aantal plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen te verkleinen (Verkooijen, 2020).

1.2Even gezond?

Vrouwen ongezonder dan mannen

Vrouwen beoordelen hun gezondheid minder positief dan mannen, volgens de Gezondheidsenquête van het CBS. Gemiddeld over de jaren 2022 en 2023 gaf 75 procent van de vrouwen aan hun gezondheid als (zeer) goed te ervaren (zie Begrippen). Van de mannen was dat 80 procent. Ook meldden meer vrouwen dan mannen (van 4 jaar of ouder) een beperking (zie Begrippen) te hebben: 33 procent tegen 27 procent. Dat gaat samen met het meer rapporteren door vrouwen van aandoeningen aan het bewegingsapparaat zoals chronische gewrichtsontstekingen, aandoeningen van nek en schouder en gewrichtsslijtage van heup of knie, zie StatLine.

In 2022/2023 beoordeelden ongeveer evenveel vrouwen hun gezondheid als (zeer) goed als in de pre-coronaperiode 2018/2019. Mannen beoordeelden hun gezondheid minder goed dan voor corona. Tijdens de coronajaren 2020/2021 waren zowel mannen als vrouwen positiever over hun gezondheid. Het aandeel met een beperking was in 2022/2023 iets hoger dan in de coronaperiode.

1.2.1 Zelfgerapporteerde gezondheid (%)
2018/2019 2020/2021 2022/2023
(Zeer) goede
ervaren
gezondheid
Vrouwen, (Zeer) goede
ervaren
gezondheid
76,9 80,3 76
(Zeer) goede
ervaren
gezondheid
Mannen, (Zeer) goede
ervaren
gezondheid
80,9 83,2 79,7
Geen beperking
(4 jaar of ouder)
Vrouwen, Geen beperking
(4 jaar of ouder)
67,4 68,4 66,7
Geen beperking
(4 jaar of ouder)
Mannen, Geen beperking
(4 jaar of ouder)
74,4 75 73,2

Dat vrouwen zich ongezonder voelen en vaker een beperking hebben dan mannen speelt in elke leeftijdsklasse. Naarmate ze ouder zijn, voelen minder vrouwen en mannen zich gezond en neemt ook het aandeel met een beperking toe, zie StatLine.

Beleidsdoelen gezondheid

Mannen en vrouwen verschillen niet alleen biologisch. Ook ziekten kunnen zich bij mannen en vrouwen anders voordoen en een ander beloop hebben. In de huidige gezondheidszorg is nog onvoldoende kennis op het gebied van gender, seksuele oriëntatie, genderidentiteit en -‍expressie, geslachtskenmerken en leeftijd. Dit zorgt voor een ongelijke behandeling en ongelijke kansen op gezondheid. Daarom zet het kabinet zich in om het publiek, de zorgsector en de overheid hiervan bewust te maken en te ondersteunen. Zo is er de taakopdracht Gender en Gezondheid, met als doel het stimuleren van duurzame aandacht voor en integratie van sekse en gender in onderzoek en onderzoeksprogrammering in gezondheid en zorg (ZonMw, 2023). Uiteindelijk moet dat resulteren in goede gezondheid en passende zorg voor iedereen, ongeacht sekse en/of gender. De drie pijlers van de taakopdracht zijn: (1) kennisontwikkeling over de invloed van sekse en gender in gezondheid en zorg via ZonMw-programma’s; (2) verankering van sekse en gender in processen en procedures van ZonMw; en (3) het vergroten van methodologische kennis over hoe sekse en gender goed zijn te integreren in gezondheidsonderzoek.

Angst- of depressiegevoelens komen bij vrouwen meer voor dan bij mannen

Meer vrouwen dan mannen hebben te maken met angst- of depressiegevoelens in de afgelopen vier weken (zie Begrippen). Bijna de helft (49 procent) van de vrouwen van 12 jaar of ouder hadden deze psychische klachten in de vier weken voorafgaand aan de Gezondheids­enquête, tegen 37 procent van de mannen. In iedere leeftijdsgroep gaven meer vrouwen dan mannen aan angst- of depressiegevoelens te hebben.

Het percentage vrouwen en mannen dat te maken had met angst- of depressiegevoelens was in 2020/2021 en 2022/2023 hoger dan in de periode voor corona (2018/2019). De mentale gezondheid van Nederlanders is tijdens de coronacrisis achteruitgegaan (zie Reep en Hupkens, 2021). De toename van angst- of depressiegevoelens ten opzichte van de periode voor corona was het sterkst in de leeftijdsgroepen tot 45 jaar. Vooral onder de 12-‍ tot 25‑jarige vrouwen en mannen nam het aandeel met angst- of depressiegevoelens toe ten opzichte van 2018/2019. Onder jonge vrouwen tot 25 jaar steeg het percentage van 46 tot 59 procent. Bij mannen in deze leeftijdsgroep was dat van 32 tot 36 procent. In het bijzonder bij tienermeisjes is de mentale gezondheid achteruit gegaan (Stevens, Reijmes, De Roos, Van Dorsselaer en De Looze, 2024).

1.2.2 Angst- of depressiegevoelens (%)
2018/2019 2020/2021 2022/2023
Vrouwen Totaal, Vrouwen 43,9 47,6 48,9
Vrouwen 12 tot 25 jaar, Vrouwen 46 54,5 58,7
Vrouwen 25 tot 45 jaar, Vrouwen 43,6 50,9 50,4
Vrouwen 45 tot 65 jaar, Vrouwen 42,1 43,3 46,1
Vrouwen 65 jaar of ouder, Vrouwen 45 44,2 43,5
Mannen Totaal, Mannen 32,9 36,3 37,5
Mannen 12 tot 25 jaar, Mannen 31,9 37,7 36,3
Mannen 25 tot 45 jaar, Mannen 35 40,2 44,6
Mannen 45 tot 65 jaar, Mannen 33,1 35,3 35,9
Mannen 65 jaar of ouder, Mannen 30,8 31,1 31

Meer ziekteverzuim bij vrouwen dan bij mannen

Niet alleen rapporteren vrouwen vaker gezondheidsproblemen, ook verzuimen ze op hun werk meer dan mannen wegens ziekte. In 2023 bedroeg het ziekteverzuim onder vrouwelijke werknemers van 15 tot 75 jaar 5,7 procent. Bij mannen was dat 3,9 procent (zie ook StatLine). Dit betekent dat vrouwen van elke 1 000 te werken dagen er 57 verzuimden wegens ziekte, en mannen 39 (TNO/CBS, 2024). Het vaakst wordt verzuimd wegens griep of verkoudheid, gevolgd door psychische klachten, overspannenheid en burn-out. Het ziekteverzuim ligt al sinds 2018 het hoogst in de bedrijfstak zorg (zie ook StatLine). In 2023 ging het binnen deze bedrijfstak om ruim 7 procent van de werknemers.

Bij 12 procent van de vrouwelijke werknemers die in 2023 weleens verzuimden door ziekte hingen de klachten bij het laatste verzuimgeval samen met zwangerschap, menstruatie of overgang. Verzuim in verband met menstruatieklachten komt van de drie typen klachten het vaakst voor (zie ook CBS 2022; 2023d).

Minder vrouwen dan mannen roken en drinken

Vrouwen roken minder en gebruiken minder alcohol dan mannen. In de periode 2022/2023 zei 21 procent van de mannen van 12 jaar of ouder wel eens te roken, tegen 15 procent van de vrouwen in die leeftijd. Ook in iedere leeftijdsgroep zijn er in verhouding meer mannen dan vrouwen die wel eens roken, zie Statline. Van de mannen voldeed 37 procent in 2022/2023 aan de Alcoholrichtlijn (zie Begrippen), tegen 54 procent van de vrouwen. Vanaf 25 jaar voldeden in iedere leeftijdsgroep vrouwen vaker dan mannen aan de Alcoholrichtlijn. Bij jongeren tot 25 jaar was er geen verschil in het percentage vrouwen en mannen dat aan de richtlijn voldeed.

1.2.3 Roken en alcohol drinken (% in bevolking van 4 jaar of ouder)
2018/2019 2020/2021 2022/2023
Weleens roken Vrouwen, Weleens roken 17,7 16,2 14,7
Weleens roken Mannen, Weleens roken 23,8 22,1 21,3
Voldoen aan Alcoholrichtlijn Vrouwen, Voldoen aan Alcoholrichtlijn 52,5 55,5 54,3
Voldoen aan Alcoholrichtlijn Mannen, Voldoen aan Alcoholrichtlijn 33,1 37 36,9

In 2022/2023 is het percentage rokers onder mannen en vrouwen kleiner dan in de voorgaande periodes. Dit beeld past in de langere dalende trend vanaf 2001, zie m/v-stat. In 2022/2023 voldeden iets meer mannen aan de Alcoholrichtlijn dan in 2018/2019 en ongeveer evenveel als tijdens de coronaperiode (2020/2021). Voor vrouwen was er geen verschil in deze periodes.

Minder mannen dan vrouwen met obesitas

Terwijl vrouwen minder roken en drinken, hebben mannen minder vaak ernstig overgewicht oftewel obesitas (zie Begrippen). In de periode 2022/2023 kampte 15 procent van de vrouwen van 4 jaar of ouder met obesitas, tegen 12 procent van de mannen in die leeftijd. Het percentage met obesitas is alleen in de leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar bij vrouwen hoger dan bij mannen (zie StatLine). In de andere leeftijdsgroepen is er geen aantoonbaar verschil.

Ernstig overgewicht kwam bij vrouwen in 2022/2023 niet vaker voor dan in 2020/2021 en 2018/2019. Bij mannen was in 2022/2023 het percentage met obesitas wel hoger dan in de periodes ervoor.

1.2.4 Obesitas en bewegen (% in bevolking van 4 jaar of ouder)
2018/2019 2020/2021 2022/2023
Ernstig overgewicht (obesitas) Vrouwen, Ernstig overgewicht (obesitas) 14,3 14 14,6
Ernstig overgewicht (obesitas) Mannen, Ernstig overgewicht (obesitas) 11,3 10,6 12,3
Voldoen aan Beweegrichtlijnen Vrouwen, Voldoen aan Beweegrichtlijnen 45,8 47,9 42,7
Voldoen aan Beweegrichtlijnen Mannen, Voldoen aan Beweegrichtlijnen 50,1 52,2 46,7

Meer mannen dan vrouwen voldoen aan de Beweegrichtlijnen

Ook wat betreft het voldoen aan de Beweegrichtlijnen, die in 2017 werden opgesteld door de Gezondheidsraad, ziet het beeld er voor vrouwen ongunstiger uit. In 2022/2023 voldeed 43 procent van de vrouwen (4 jaar of ouder) aan de Beweegrichtlijnen (zie Begrippen). Bij de mannen was dat 47 procent. Behalve in de leeftijd van 45 tot 65 jaar voldoen in alle leeftijdsgroepen vrouwen minder vaak aan de Beweegrichtlijnen dan mannen, zie Statline. In 2022/2023 voldeden minder vrouwen en mannen aan de Beweegrichtlijnen dan in de periodes ervoor.

Beleidsdoelen leefstijl

Het Nationaal Preventieakkoord richt zich op een gezondere leefstijl voor iedereen. De Rijksoverheid neemt hiervoor maatregelen, samen met gemeenten, zorg en zorgverzekeraars, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zoals de Hartstichting en KWF Kankerbestrijding. Er zijn diverse streefdoelen opgesteld, maar niet voor mannen en vrouwen apart. Zo zouden roken en overmatig drinken in 2040 beide teruggedrongen moeten zijn 5 procent van de volwassen bevolking, en obesitas tot 7,1 procent voor de bevolking van 20 jaar of ouder. Verder zou 75 procent moeten voldoen aan de Beweegrichtlijnen in 2040 en zouden mensen minstens 5 jaar langer in goede gezondheid moeten leven in 2040.

Vrouwen leven langer dan mannen

De levensverwachting (zie Begrippen) van vrouwen is hoger dan die van mannen. In 2023 was de levensverwachting bij geboorte van vrouwen 83,3 jaar en van mannen 80,3 jaar. Het verschil is in ruim twintig jaar tijd wel kleiner geworden (zie ook m/v-stat). Dat komt onder meer doordat het rookgedrag van vrouwen en mannen tegenwoordig minder uiteenloopt dan vroeger en daarmee ook de sterfte aan ziekten gerelateerd aan roken (Poos, 2014; Willemsen, 2017). In de coronajaren 2020 en 2021 was er meer sterfte dan gemiddeld en daalde de levensverwachting licht bij zowel vrouwen als mannen (zie ook Stoeldraijer, Van Duin, De Regt, Van der Reijden en Te Riele, 2021). Bij mannen was dit met name in 2020 het geval. Ook in 2022 was er nog sprake van oversterfte, maar die was iets lager dan in 2020 en 2021 (CBS, 2023e). In 2023 stierven er minder mensen. Vooral tot 65 jaar was de sterfte lager. Hierdoor is de levensverwachting in 2023 voor zowel vrouwen als mannen toegenomen, maar is nog wel iets lager dan voor corona in 2019 (CBS, 2024e).

Mannen leven langer zonder beperkingen

De levensverwachting van vrouwen is dus hoger dan die van mannen. Tegelijk ervaren relatief veel vrouwen een minder goede gezondheid. Dat betekent dat vrouwen meer jaren leven met een minder goede gezondheid dan mannen. De levensverwachting in als goed ervaren gezondheid (zie Begrippen) bedroeg in 2023 voor vrouwen en mannen gemiddeld 63,3 jaar. Sinds 2020 is er geen verschil meer tussen vrouwen en mannen.

De levensverwachting zonder beperkingen was lager onder vrouwen (55,5 jaar) dan onder mannen (59,4 jaar) in 2023. Het verwachte aantal jaren mét een beperking is voor vrouwen daarmee zo’n 7 jaar hoger dan voor mannen. In de periode 2014–2023 varieerde dit verschil tussen 5 en 7 jaar.

1.2.5 (Gezonde) levensverwachting¹⁾ bij geboorte, levensverwachting (jaar)
Jaar Vrouwen, levensverwachting Mannen, levensverwachting
2001 80,7 75,8
2002 80,7 76
2003 80,9 76,2
2004 81,4 76,9
2005 81,6 77,2
2006 81,9 77,6
2007 82,3 78
2008 82,3 78,3
2009 82,7 78,5
2010 82,7 78,8
2011 82,9 79,2
2012 82,8 79,1
2013 83 79,4
2014 83,3 79,9
2015 83,1 79,7
2016 83,1 79,9
2017 83,3 80,1
2018 83,3 80,2
2019 83,6 80,5
2020 83,1 79,7
2021 83 79,7
2022 83,1 80,1
2023 83,3 80,3
¹⁾ De levensverwachting zonder beperkingen is vanaf 2014 beschikbaar.
1.2.5 (Gezonde) levensverwachting¹⁾ bij geboorte, in als goed ervaren gezondheid (jaar)
Jaar Vrouwen, in als goed ervaren gezondheid Mannen, in als goed ervaren gezondheid
2001 61,6 61,8
2002 61,9 62
2003 61,6 62,4
2004 62 62,6
2005 61,8 62,5
2006 62,9 63,6
2007 63,4 64,7
2008 63,5 63,7
2009 63,8 65,3
2010 63 63,9
2011 63,3 63,7
2012 62,6 64,7
2013 63,5 64,6
2014 64 64,9
2015 63,2 64,6
2016 63,3 64,9
2017 63,8 65
2018 62,7 64,2
2019 63,2 64,8
2020 65,8 66,4
2021 65,1 65,4
2022 62,3 63,2
2023 62,4 64,1
¹⁾ De levensverwachting zonder beperkingen is vanaf 2014 beschikbaar.
1.2.5 (Gezonde) levensverwachting¹⁾ bij geboorte, zonder beperkingen (jaar)
Jaar Vrouwen, zonder beperkingen Mannen, zonder beperkingen
2001 . .
2002 . .
2003 . .
2004 . .
2005 . .
2006 . .
2007 . .
2008 . .
2009 . .
2010 . .
2011 . .
2012 . .
2013 . .
2014 59,1 60,9
2015 57,5 61
2016 57,9 60,8
2017 56,6 59,5
2018 55,8 60,2
2019 57 59,5
2020 56,9 60,4
2021 57,6 59,8
2022 56,7 58,8
2023 55,5 59,4
¹⁾ De levensverwachting zonder beperkingen is vanaf 2014 beschikbaar.

1.3Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Agtmaal-Wobma, E. van & Huis, M. van (2008). De relatie tussen vruchtbaarheid en opleidingsniveau van de vrouw. Bevolkingstrends, 7 juli.

CBS (2018). Jonge-vrouwenoverschot in veel universiteitssteden. CBS-nieuwsbericht, 22 augustus.

CBS (2022). Helft werknemers in overgang ondervindt hinder op werk. CBS-nieuwsbericht, 20 mei.

CBS (2023a). Jongvolwassenen wonen vaker bij ouders dan 20 jaar geleden. CBS-nieuwsbericht, 20 december.

CBS (2023b). Al 23 jaar op rij meer vrouwen dan mannen in hoger onderwijs. CBS nieuwsbericht, 8 maart.

CBS (2023c). Drie jaar corona in cijfers. CBS-nieuwsbericht, 24 februari.

CBS (2023d). Bij menstruatieverzuim relatief veel griep- of verkoudheidsklachten. CBS-nieuwsbericht, 20 december.

CBS (2023e). 2022 derde jaar op rij met oversterfte. CBS-nieuwsbericht, 25 januari.

CBS (2024a). Iets meer verhuizingen in 2023. CBS-nieuwsbericht, 27 mei.

CBS (2024b). Jongeren die graag het huis uit willen lukt dat minder vaak. CBS-nieuwsbericht, 19 juni.

CBS (2024c). Pensioenleeftijd werknemers nadert 66 jaar. CBS-nieuwsbericht, 29 april.

CBS (2024d). Ruim 75 duizend vrouwen werden voor het eerst moeder in 2023. CBS-nieuwsbericht, 3 mei.

CBS (2024e). Sterfte in 2023 afgenomen. CBS-nieuwsbericht, 9 februari.

Duin, C. van & Feijten, P. (2023). Dalende vruchtbaarheid sinds 2010: de rol van opleidingsniveau. Statistische Trends, 6 december.

Glijn, R., Kooiman, N. & Van Gaalen, R. (2023). Voorsorteren op gezinsleven? Al vóór de komst van kinderen van voltijd naar deeltijd. Statistische Trends, 12 april.

Kooiman, N. (2023). Weer samenwonen na een scheiding: verschillen tussen mannen en vrouwen ontrafeld. Statistische Trends, 24 oktober.

Reep, C. en C. Hupkens (2021). Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl. Statistische Trends, september.

Riele, S. te & Loozen, S. (2017). Vruchtbaarheid aan het begin van de 21e eeuw. Statistische Trends, 18 december.

Stevens, G., G. Reijmes, S. de Roos, S. van Dorsselaer en M. de Looze (2024). HBSC-trends in welzijn en middelengebruik 2009/10 – 2021/22. Nederlandse jongeren vergeleken met internationale leeftijdgenoten. Universiteit Utrecht, Trimbos Instituut en Sociaal en Cultureel Planbureau.

Stoeldraijer, L. & Harmsen, C. (2017). De levensverwachting meet de sterfte. Bevolkingstrends, 5 april.

Stoeldraijer, L., C. van Duin, S. de Regt, P. van der Reijden en S. te Riele (2021). Kernprognose 2021–2070: Bevolkingsgroei trekt weer aan. Statistische Trends, december

TNO/CBS (2024). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2023. Resultaten in Vogelvlucht. Leiden/Heerlen: TNO/CBS.

Verkooijen, L. (2020). Laatste levensjaren tachtigplussers. Statistische Trends, 14 juli.

Wijk, Daniël van (2023). From Prosperity to Parenthood: how Employment, Income, and Perceived Economic Uncertainty Influence Family Formation. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Willemsen, M.C. (2017). Het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid. Mijlpalen in het verleden en een blik op de toekomst. In: Nederlands tijdschrift voor geneeskunde. Geraadpleegd op 18 augustus 2022 via https://www.ntvg.nl/artikelen/het-nederlandse-tabaksontmoedigingsbeleid/volledig

ZonMw (2023). Jaarplan ZonMw 2024.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Sebastian Alejandro Perez

Karlijn Bakker

Marion van den Brakel

Mirthe Bronsveld – de Groot

Jan-Willem Bruggink

Peteke Feijten

Sofieke Kevenaar

Mathilde Kennis

Kim Knoops

Jannes Kromhout

Hendrika Lautenbach

Noortje Pouwels – Urlings

Maartje Tummers – van der Aa

Rik van der Vliet

(Eind)redactie

Marion van den Brakel

Jan-Willem Bruggink