Samenvatting
Woord vooraf
In de Emancipatiemonitor worden mannen en vrouwen gevolgd op diverse terreinen, variërend van onderwijs en arbeidsmarkt tot gezondheid en veiligheid. Sinds de eerste editie in 2000 gepubliceerd werd, is er veel veranderd in de Nederlandse samenleving. De allereerste monitor ging nog bijna vanzelfsprekend over vrouwenemancipatie. Een kwart eeuw later gaat het bij maatschappelijke discussies over emancipatie veeleer over het streven naar gelijke rechten, kansen en vrijheden voor iedereen, dus ongeacht geslacht, genderidentiteit, seksuele oriëntatie, en ook andere kenmerken zoals sociaaleconomische status, religie en herkomst.
In het emancipatiebeleid draait het specifiek om het bevorderen van man-vrouwgelijkheid en gelijkheid naar seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Cijfers zijn daarbij onmisbaar, maar ook talrijk. Bij het monitoren van emancipatie is dus focus nodig: om welke (on)gelijkheid gaat het? In de Emancipatiemonitor blijven dat verschillen en overeenkomsten tussen mannen en vrouwen. Zo concentreert de monitor zich op de traditionele man-vrouw-dynamiek zonder dit te combineren met andere dimensies van emancipatie.
De Emancipatiemonitor geeft antwoord op onder meer de volgende vragen:
- Gaan vrouwen steeds meer werken? En mannen minder?
- Neemt het loonverschil tussen mannen en vrouwen af?
- Hoeveel mannen en vrouwen zijn economisch zelfstandig?
- Komen er meer vrouwen in topfuncties?
- Hoe combineren vrouwen en mannen werk en zorg?
- Hoeveel vrouwen willen (meer uren) aan het werk?
- Wat zijn de schoolprestaties van jongens en meisjes?
- Neemt geweld tegen vrouwen en mannen af?
- Zijn mannen en vrouwen even gezond?
- Hoe gelijk zijn Nederlandse mannen en vrouwen in EU-perspectief?
- Hangen man-vrouw-verschillen samen met herkomst en onderwijs?
Nieuw in deze editie is de aandacht voor man-vrouw-verschillen in meer en minder stedelijke gebieden. Ook is voor het eerst een hoofdstuk over vrouwen en mannen met een beperking opgenomen.
De Emancipatiemonitor 2024 is samengesteld door het CBS en bekostigd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De meeste uitkomsten gaan over 2023. In aanvulling op de monitor bevat de CBS-databank m/v-stat een breed scala aan sociaaleconomische statistieken over vrouwen en mannen.
Jongens vaker havo-vwo advies, meiden vaker hbo- of wo-geschoold
Jongens krijgen aan het eind van de basisschool vaker een advies voor havo of vwo dan meisjes. Op de middelbare school zitten echter meer meiden op havo en vwo. Ook op niveau 4 van het mbo, in het hbo en op de universiteit zijn vrouwen in de meerderheid. Vrouwen sluiten een studie op hbo of universiteit sneller en vaker met een diploma af dan mannen. Dit vertaalt zich in meer vrouwen dan mannen (tot 65 jaar) met een afgeronde hbo- of universitaire opleiding. Vlak na het behalen van hun diploma hebben wat meer vrouwen dan mannen betaald werk. Wel werken vrouwen dan vaker in deeltijd.
Vrouwen eerder op eigen benen dan mannen
Vrouwen gaan op gemiddeld jongere leeftijd uit huis dan mannen. Ook trouwen ze jonger en krijgen eerder kinderen. In de leeftijdsgroep van 25 tot 55 jaar wonen mannen vaker alleen dan vrouwen, terwijl vrouwen dan juist vaker alleenstaande ouder zijn. Op latere leeftijd wonen meer vrouwen alleen, wat samenhangt met de hogere levensverwachting van vrouwen. Vrouwen hebben echter ook meer jaren te maken met gezondheidsproblemen. Gevoelens van angst of depressie komen bij vrouwen meer voor dan bij mannen en spelen het meest bij jonge vrouwen.
Arbeidsdeelname vrouwen sterker gegroeid
In 2023 had 79,5 procent van de niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15 tot 65 jaar betaald werk. Bij de mannen was dit 88,4 procent. Bij zowel vrouwen als mannen is de nettoarbeidsparticpiatie na 2013 vrijwel ieder jaar gestegen, bij vrouwen meer dan bij mannen. De gemiddelde arbeidsduur van vrouwen is in die periode met 2 uur gestegen, tot 30 uur per week in 2023. De werkweek van mannen bleef vrijwel gelijk en is gemiddeld ruim 9 uur langer. Nergens in de EU werken zoveel vrouwen én mannen in deeltijd als in Nederland: 18 procent van de mannen en 65 procent van de vrouwen.
7 op de 10 vrouwen economisch zelfstandig
Bijna 70 procent van alle vrouwen (exclusief scholieren, studenten en AOW’ers) verdiende in 2023 met werken minimaal het bijstandsniveau (1 200 euro netto per maand) en was daarmee economisch zelfstandig. Mannen waren dat met bijna 83 procent vaker. Dat komt doordat ze vaker werk hebben, meer uren werken, en ze per uur meer verdienen. In 2023 steeg het aandeel economisch zelfstandige vrouwen minder sterk dan het jaar ervoor, bij mannen bleef het gelijk. Vrouwen hebben de tien jaren ervoor wel een inhaalslag gemaakt.
Meer vrouwen in topfuncties van bedrijfsleven
Vergeleken met 2020 zitten nu meer vrouwen in de raad van bestuur (rvb) en in de raad van commissarissen (rvc) van grote bedrijven. Vooral in beursgenoteerde bedrijven nam het aandeel topvrouwen toe en bedraagt in de meest raden van commissarissen meer dan het wettelijk quotum van 33 procent. In non-profitorganisaties is ruim 40 procent in de rvc een vrouw. In politieke functies is het aandeel vrouwen met 48 procent het hoogst in het Europees parlement. Vooral in de Eerste Kamer steeg het aandeel vrouwen. De helft van de bevolking vindt dat er meer vrouwen in topfuncties moeten komen. Vrouwen geven dat vaker aan dan mannen.
Inkomen vrouwen neemt een derde af na geboorte eerste kind
Vrouwen met een partner en minderjarige kinderen werken minder vaak dan vrouwen tot 45 jaar met een partner en zonder kinderen. Ook is hun werkweek gemiddeld korter en zijn ze minder vaak economisch zelfstandig dan (nog) niet-moeders. Het inkomen uit werk van vrouwen daalt het meest in het jaar van de geboorte van het eerste kind en het jaar erna. Daarna is er jaarlijks nog een afname, maar minder sterk. Zes jaar na de geboorte is het inkomen 35 procent lager dan in het jaar voor de geboorte. Bij mannen is geen sprake van een ‘babyboete’. Hun inkomen was zes jaar na de geboorte van het eerste kind 1 procent hoger.
Meeste ouders willen zorg voor kinderen gelijk verdelen
De meeste vaders en moeders zouden de zorg voor de kinderen het liefst gelijk verdelen, maar de praktijk is anders. Vrouwen besteden meer tijd aan zorg, mannen aan betaald werk. Het ’anderhalfverdienersmodel’ (de een werkt voltijds, de ander deeltijds) voert al jaren de boventoon bij ouderstellen, al werken moeders steeds vaker in een grote deeltijdbaan. Steeds meer kinderen gaan naar de formele opvang, en steeds meer mensen vinden dat ook goed voor kinderen. Toch is nog altijd een meerderheid van de Nederlandse bevolking er niet van overtuigd dat een kinderdagverblijf goed is voor baby’s. De meeste mensen zien moeders bij voorkeur drie dagen of minder werken, zeker bij baby’s en peuters, en vaders vier of vijf dagen. In de praktijk werken vaders en moeders meestal meer.
Meer vrouwelijk dan mannelijk onbenut arbeidspotentieel
In 2023 behoorden 230 duizend mannen en 354 duizend vrouwen (niet-onderwijsvolgend van 15 tot 65 jaar) tot het onbenut arbeidspotentieel. Dat zijn deeltijders die hun werkweek willen uitbreiden en hiervoor binnen twee weken beschikbaar zijn (onderbenutte deeltijders) en niet-werkenden die op zoek zijn naar werk en/of hiervoor meteen beschikbaar (werklozen en semiwerklozen). Van het onbenut arbeidspotentieel is bij vrouwen de groep onderbenutte deeltijders met 175 duizend het grootst. Bij mannen is dat met 100 duizend de groep werklozen.
Twee derde van de vrouwelijke deeltijders zou onder bepaalde voorwaarden hun werkweek willen uitbreiden. Vooral als het huishoudensinkomen niet meer toereikend zou zijn, overwegen vrouwen meer te gaan werken. Ook de werktijden beter kunnen afstemmen op het privéleven en deels thuis kunnen werken zijn belangrijke voorwaarden.
Mannen zeggen vaker dan vrouwen korter te willen werken dan ze nu doen: 17 tegenover 14 procent. Dit hangt samen met het grotere aandeel mannen met een voltijdbaan. Tijd voor jezelf hebben is door zowel mannen als vrouwen de meest genoemde reden om minder te willen werken.
Zorgtaken vooral bij vrouwen reden om niet te werken
In 2023 zei bijna 17 procent van de vrouwen en 8 procent van de mannen niet naar werk te zoeken en niet beschikbaar te zijn. Meestal was dat door ziekte of arbeidsongeschiktheid. De zorg voor het gezin of het huishouden stond bij vrouwen op de tweede plek. Bij de mannen kwam deze reden nauwelijks voor. 1 op de 3 vrouwen zonder werk zou onder voorwaarden willen gaan werken. De meest genoemde voorwaarden zijn een baan met de gewenste uren, het kunnen afstemmen van de werktijden op het privéleven en een baan dicht bij huis.
Meer vrouwen dan mannen met een beperking
Een derde van de vrouwen (15 tot 65 jaar, niet-onderwijsvolgend) zei in 2023 als gevolg van een gezondheidsprobleem beperkt te zijn in activiteiten die mensen gewoonlijk doen. Bij de mannen was dat een kwart. De nettoarbeidsparticipatie, de arbeidsduur en de economische zelfstandigheid van vrouwen met een beperking zijn lager dan die van mannen met een beperking. De man-vrouwverschillen zijn bovendien groter dan in de groep zonder een beperking.
Meer vrouwen slachtoffer van seksueel grensoverschrijdend gedrag
Bijna een vijfde van de vrouwen van 16 jaar of ouder zegt in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat is ruim 2 keer zo veel als bij mannen. Vrouwelijke werknemers melden met 8 procent 4 keer zo vaak als mannelijke dat ze in de afgelopen twaalf maanden op het werk te maken hadden met ongewenste seksuele aandacht. Ook zijn meer vrouwelijke dan mannelijke werknemers slachtoffer van intimidatie en van lichamelijk geweld.
Een ruime meerderheid van de bevolking is het eens met de stelling dat het goed is dat vrouwen het niet pikken als mannen ongevraagde seksuele opmerkingen maken. Een minderheid denkt dat vrouwen gedrag van mannen te snel opvatten als seksuele intimidatie en dat melden van seksueel grensoverschrijdend gedrag nadelig is voor je baan.
Vrouwen voelen zich vaker onveilig dan mannen
Vrouwen voeler zich onveiliger dan mannen, ook in de eigen omgeving zoals de woonplaats, de buurt en het eigen huis als ze ’s avonds alleen thuis zijn. Tussen 2021 en 2023 zijn de onveiligheidsgevoelens bij beide toegenomen. Vrouwen en mannen gaven in 2023 voor het eerst in twaalf jaar even vaak aan slachtoffer te zijn geweest van geweld. Eerder waren meer mannen slachtoffer. Wel zijn meer vrouwen slachtoffer van huiselijk geweld. In 2023 kwamen 41 vrouwen en 84 mannen door geweld om het leven. Bij meer dan de helft van de vermoorde vrouwen was de vermoedelijke dader de partner of ex-partner, bij mannen was dat het vaakst een kennis.