Staldieren
De stikstof- en fosfaatexcretie van varkens was in 2021 lager dan in 2020 door een daling van het aantal vleesvarkens en zeugen.
4.1Krachtvoer
Het voer voor staldieren kan bestaan uit mengvoer, enkelvoudige krachtvoergrondstoffen en, voor sommige diercategorieën, vochtrijke bijproducten. In de toegepaste kengetallen van het voerverbruik van staldieren wordt het verbruik uitgedrukt als verbruik van droog voer met een drogestofgehalte van ongeveer 87 procent. Voor de voersamenstelling wordt gebruikgemaakt van de afzet van mengvoer en enkelvoudig voer die voerleveranciers jaarlijks moeten rapporteren aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In de geregistreerde voerleveringen zijn echter ook leveringen van vochtrijk voer opgenomen. Het drogestofgehalte van deze voeders kan niet uit de voerleveringen worden afgeleid maar ligt voor de meest verbruikte soorten tussen 10 en 30 procent. Door het ontbreken van informatie over het drogestofgehalte is het niet mogelijk om de samenstelling van leveringen van vochtrijk voer om te rekenen naar de samenstelling van droog voer zoals die in kengetallen over het voerverbruik worden toegepast. Leveringen van vochtrijk voer zijn daarom uit de RVO-bestanden verwijderd om de gemiddelde stikstof- en fosforgehalten van droog voer te kunnen berekenen. Het stikstofgehalte van het geleverde voer is hierbij gebruikt als indicatie van de levering van vochtrijk voer. Het verbruik en de samenstelling van vochtrijk voer bestemd voor varkens is afkomstig van de OPNV.
Bij pluimvee spelen vochtrijke voeders geen rol. Hierdoor is het mogelijk een gemiddelde samenstelling van het verstrekte voer te berekenen op basis van de geregistreerde leveringen van mengvoer en enkelvoudig voer. Een uitzondering hierop vormen de vleeskuikens vanwege het aandeel enkelvoudige tarwe in het rantsoen. Het aandeel enkelvoudige tarwe is in het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research hoger dan in geregistreerde voerleveringen van RVO. De leveringen van akkerbouwer naar veehouder en het verbruik van tarwe van het eigen bedrijf zitten namelijk niet in de geregistreerde voerleveringen maar wel in het BIN. Om die reden is voor vleeskuikens uit de RVO-gegevens alleen de samenstelling van mengvoer berekend. Het verbruik van tarwe is gebaseerd op gegevens van Wageningen Economic Research. Van het kaliumgehalte in varkens- en pluimveemengvoer is geen jaarlijkse informatie beschikbaar. De samenstelling van het voer voor staldieren is weergegeven in Tabel 4.1.1.
Stikstof (N) | Fosfor (P) | |||
---|---|---|---|---|
2020 | 2021 | 2020 | 2021 | |
Varkensvoer | ||||
Opfokzeugen en -beren1) | 25,4 | 24,9 | 5,3 | 5,1 |
Zeugen1) | 24,1 | 23,9 | 4,9 | 4,9 |
Beren1) | 23,0 | 22,9 | 5,1 | 5,0 |
Vleesvarkens1) | 24,3 | 24,1 | 4,5 | 4,3 |
Pluimveevoer | ||||
Vleeskuikenvoer2) | 29,1 | 29,1 | 4,2 | 4,1 |
Opfokvoer voor vleeskuikenouderdieren | 25,1 | 25,2 | 5,4 | 5,4 |
Foktoomvoer voor vleeskuikenouderdieren | 22,7 | 22,7 | 4,5 | 4,3 |
Opfokvoer voor legrassen | 27,4 | 27,6 | 5,6 | 5,5 |
Legvoer | 26,1 | 26,0 | 4,9 | 4,7 |
Eendenvoer | 25,4 | 25,7 | 5,3 | 5,1 |
Kalkoenenvoer | 28,3 | 28,9 | 5,1 | 4,9 |
Konijnenvoer | ||||
Konijnenvoer | 25,0 | 24,9 | 5,4 | 5,3 |
1)Inclusief vochtrijk krachtvoer en enkelvoudig vervoederde grondstoffen.
2)Inclusief enkelvoudig vervoederde tarwe.
4.2Dierlijke productie
De vastlegging van mineralen in dierlijke producten is afhankelijk van het productieniveau van vlees en eieren en van de mineralengehalten van die producten. Het levend gewicht van staldieren wordt incidenteel aangepast. De mineralengehalten van dierlijke producten worden jaarlijks afgestemd op de forfaitaire waarden in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Nieuwe gegevens over gehalten aan stikstof en fosfor in het levend gewicht van staldieren komen incidenteel beschikbaar. De samenstelling van dierlijke producten is weergegeven Tabel 4.2.1.
Gewicht (Gew) (kg) | Stikstof (N) (g/kg) | Fosfor (P) (g/kg) | Kalium (K) (g/kg) | Bron [Gew] [N] [P] [K] | |
---|---|---|---|---|---|
Varkens | |||||
Doodgeboren big | 1,3 | 18,7 | 6,15 | 1,81 | [1] [2] [2] [2] |
Uitval biggen | 2,8 | 23,1 | 5,36 | 2,64 | [2] [2] [2] [2] |
Big bij afleveren | 26,2 | 24,8 | 5,32 | 2,42 | [3] [2] [2] [2] |
Vleesvarken | 125 | 25,0 | 5,36 | 2,28 | [3] [2] [2] [2] |
Opfokzeug | 145 | 24,9 | 5,78 | 2,25 | [4] [2] [5] [2] |
Fokzeug | 230 | 25,0 | 5,35 | 2,08 | [6] [7] [7] [2] |
Fokbeer | 325 | 25,0 | 5,35 | 2,04 | [8] [7] [7] [2] |
Kippen | |||||
Eendagskuiken - legsector | 0,035 | 25,8 | 2,53 | 2,00 | [8] [9] [9] [10] |
Eendagskuiken - vleessector | 0,042 | 25,8 | 2,53 | 2,40 | [8] [9] [9] [10] |
Witte leghen - ca. 18 weken | 1,285 | 28,0 | 5,50 | 1,91 | [8] [10] [7] [10] |
Witte leghen - eindgewicht | 1,600 | 28,0 | 5,60 | 1,85 | [8] [10] [7] [10] |
Middelzware leghen - ca. 18 weken | 1,520 | 28,0 | 5,50 | 1,65 | [8] [10] [7] [10] |
Middelzware leghen - eindgewicht | 1,700 | 28,0 | 5,60 | 1,85 | [8] [10] [7] [10] |
Moederdier van reguliere vleesrassen - ca. 20 weken | 2,200 | 33,4 | 4,93 | 2,50 | [11] [12] [12] [12] |
Moederdier van trager groeiende vleesrassen - ca. 20 weken | 1,350 | 33,4 | 4,93 | 2,50 | [11] [12] [12] [12] |
Moederdier van reguliere vleesrassen - eindgewicht | 3,900 | 28,4 | 5,41 | 2,20 | [6] [12] [12] [12] |
Moederdier van trager groeiende vleesrassen - eindgewicht | 2,200 | 28,4 | 5,41 | 2,20 | [6] [12] [12] [12] |
Vaderdier van vleesrassen - ca. 20 weken | 3,000 | 34,5 | 5,46 | 2,50 | [6] [12] [12] [12] |
Vaderdier van vleesrassen - eindgewicht | 4,800 | 35,4 | 5,68 | 2,50 | [6] [12] [12] [12] |
Vleeskuiken | 2,471 | 28,3 | 4,40 | 2,40 | [13] [15] [14] [12] |
Eenden en kalkoenen | |||||
Eend - begingewicht | 0,056 | 28,0 | 2,97 | 1,83 | [16] [15] [15] [16] |
Vleeseend | 3,200 | 29,5 | 5,07 | 2,49 | [6] [15] [15] [16] |
Kalkoen - begingewicht | 0,057 | 30,0 | 3,40 | 2,04 | [7] [8] [7] [7] |
Vleeskalkoen, hen | 10,000 | 33,0 | 5,00 | 2,04 | [6] [7] [7] [7] |
Vleeskalkoen, haan | 20,000 | 33,0 | 5,20 | 2,04 | [6] [7] [7] [7] |
Konijnen | |||||
Konijnen1) | 28,3 | 5,19 | 2,00 | ||
Eieren | |||||
Legsector2) | 18,5 | 1,70 | 1,20 | [7][7][7] | |
Vleessector | 0,062 | 19,3 | 1,90 | 1,20 | [8] [12][12][12] |
1)Gemiddelde samenstelling van de dierlijke productie.
2)In de berekening van de vastlegging wordt gerekend met de totale omvang van de eierproductie in kg.
N.B. Het gewicht van dieren is het levend gewicht.
[1] Coppoolse et al. (1990).
[2] Jongbloed en Kemme (2002a).
[3] Agrovision kengetallen vleesvarkens en zeugen (jaarlijks).
[4] Evers et al. (2011).
[5] Jongbloed (2010).
[6] KWIN (2020).
[7] Jongbloed en Kemme (2002b).
[8] Jongbloed en Kemme (2005).
[9] Ipema en Jongbloed (2011).
[10] WPSA (1985).
[11] Groenestein (2017).
[12] Versteegh en Jongbloed (2000a).
[13] Bedrijveninformatienet (BIN). Wageningen Economic Research.
[14] Versteegh en Jongbloed (2000b).
[15] Tabellen mestbeleid.
[16] De Buisonjé et al. (2009).
4.3Mineralenexcretie
De excretiefactoren voor staldieren staan in Tabel 4.3.1. Voor vleesvarkens, zeugen, leghennen en vleeskuikens is de berekening van de excretiefactoren in deze paragraaf opgenomen.
Stikstof (N) | Fosfaat (P2O5) | Kali (K2O) | |
---|---|---|---|
Varkens | |||
Vleesvarkens | 11,6 | 4,1 | 8,2 |
Opfokzeugen en -beren | 15,0 | 6,6 | 8,5 |
Gedekte zeugen, zeugen bij de biggen en overige fokzeugen1) | 31,5 | 14,6 | 22,1 |
Opfokberen, 50 kg en meer | 15,0 | 6,6 | 8,5 |
Dekrijpe beren | 21,9 | 11,2 | 11,5 |
Pluimvee | |||
Vleeskuikens | 0,44 | 0,12 | 0,25 |
Ouderdieren van vleesrassen-opfok, jonger dan ca. 20 weken | 0,36 | 0,21 | 0,17 |
Ouderdieren van vleesrassen-leg, ca. 20 weken en ouder | 0,96 | 0,47 | 0,43 |
Leghennen-opfok, jonger dan ca. 18 weken | 0,37 | 0,17 | 0,15 |
Leghennen-leg, ca. 18 weken en ouder | 0,80 | 0,40 | 0,35 |
Vleeseenden | 0,68 | 0,36 | 0,47 |
Kalkoenen | 1,65 | 0,69 | 0,84 |
Konijnen | |||
Konijnen (voedsters)2, 3) | 8,0 | 4,2 | 8,5 |
1)Inclusief excretie van biggen.
2)Inclusief excretie van vleeskonijnen.
3)Inclusief excretie van mannelijke dieren en opfokdieren.
N.B. De factoren gelden per bij de landbouwtelling geteld dier.
Varkens
De technische kengetallen van vleesvarkens en zeugen zijn gebaseerd op cijfers van Agrovision. De bij RVO geregistreerde leveringen van mengvoer en enkelvoudig voer in kilogrammen voer, stikstof en fosfor zijn gebruikt bij de bepaling van de mineralengehalten van droge voeders voor de onderscheiden categorieën varkens. Dit is gedaan door bedrijven waaraan varkensvoer is geleverd, te koppelen aan de gegevens in de Landbouwtelling. Vervolgens zijn de stikstof- en fosforgehalten van het voer voor een bepaalde categorie varkens zoals vleesvarkens of zeugen gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van het geleverde voer aan bedrijven die alleen de betreffende categorie varkens houden. Deze werkwijze impliceert dat er bij de samenstelling geen onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen verschillende typen voeders zoals startvoer, opfokvoer en afmestvoer bij vleesvarkens of tussen verschillende typen zeugenvoeders bij fokzeugen.
De uitgangspunten en de excretieberekening voor vleesvarkens zijn weergegeven in Tabel 4.3.2 en voor fokzeugen in Tabel 4.3.3. Hoewel het aantal dieren is afgenomen, werd er per dier wel meer voer verbruikt. Het hogere voerverbruik kan te maken hebben met de grondstoffensamenstelling van het mengvoer of een groter aandeel welzijnsvoer. Daarnaast speelt bij zeugen de toegenomen biggenproductie een rol.
Eenheid | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|
Voerverbruik | ||||
Startvoer | kg/dier.jaar | 143 | 143 | |
Vleesvarkensvoer | kg/dier.jaar | 656 | 671 | |
Vastlegging in vlees | kg/dier.jaar | 315 | 321 | |
Eindgewicht vleesvarken | kg | 125 | 125 | |
Gehalten vlees | ||||
Stikstof | g N/kg | 25,1 | 25,1 | |
Fosfor | g P/kg | 5,4 | 5,4 | |
Kalium | g K/kg | 2,2 | 2,2 | |
Opname | ||||
Stikstof | kg N/dier.jaar | 19,4 | 19,6 | |
Fosfor | kg P/dier.jaar | 3,6 | 3,5 | |
Kalium | kg K/dier.jaar | 7,4 | 7,5 | |
Vastlegging | ||||
Stikstof | kg N/dier.jaar | 7,9 | 8,0 | |
Fosfor | kg P/dier.jaar | 1,7 | 1,7 | |
Kalium | kg K/dier.jaar | 0,7 | 0,7 | |
Excretie | ||||
Stikstof | kg N/dier.jaar | 11,5 | 11,6 | |
Fosfaat1) | kg P2O5/dier.jaar | 4,3 | 4,1 | |
Kali2) | kg K2O/dier.jaar | 8,0 | 8,2 |
1)De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29.
2)De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205.
Eenheid | 2020 | 2021 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Voerverbruik | |||||||
biggenvoer | kg/big | 30 | 31 | ||||
biggenvoer | kg/zeug.jaar | 891 | 952 | ||||
zeugenvoer | kg/zeug.jaar | 1244 | 1267 | ||||
Vastlegging zeug | kg/dier.jaar | 37 | 37 | ||||
Grootgebrachte biggen | aantal/zeug.jaar | 30 | 31 | ||||
Grootgebrachte biggen | kg/zeug.jaar | 778 | 815 | ||||
Uitval biggen | kg/zeug.jaar | 13 | 15 | ||||
Doodgeboren biggen | kg/zeug.jaar | 3,3 | 3,4 | ||||
Eindgewicht big | kg | 25,8 | 26,2 | ||||
Gehalte vastlegging zeug | |||||||
stikstof | g N/kg | 25,2 | 25,2 | ||||
fosfor | g P/kg | 4,6 | 4,6 | ||||
kalium | g K/kg | 1,8 | 1,8 | ||||
Gehalte vastlegging grootgebrachte biggen | |||||||
stikstof | g N/kg | 24,8 | 24,8 | ||||
fosfor | g P/kg | 5,3 | 5,3 | ||||
kalium | g K/kg | 2,4 | 2,4 | ||||
Gehalte vastlegging uitgevallen biggen | |||||||
stikstof | g N/kg | 23,1 | 23,1 | ||||
fosfor | g P/kg | 5,4 | 5,4 | ||||
kalium | g K/kg | 2,6 | 2,6 | ||||
Gehalte vastlegging doodgeboren biggen | |||||||
stikstof | g N/kg | 18,7 | 18,7 | ||||
fosfor | g P/kg | 6,2 | 6,2 | ||||
kalium | g K/kg | 1,8 | 1,8 | ||||
Opname | |||||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 51,4 | 53,1 | ||||
fosfor | kg P/dier.jaar | 10,5 | 11,0 | ||||
kalium | kg K/dier.jaar | 19,4 | 20,4 | ||||
Vastlegging | |||||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 20,6 | 21,5 | ||||
fosfor | kg P/dier.jaar | 4,4 | 4,6 | ||||
lalium | kg K/dier.jaar | 2,0 | 2,1 | ||||
Excretie | |||||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 30,8 | 31,5 | ||||
fosfaat1) | kg P2O5/dier.jaar | 13,9 | 14,6 | ||||
kali2) | kg K2O/dier.jaar | 21,0 | 22,1 |
1)De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29.
2)De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205.
Pluimvee en konijnen
De technische kengetallen voor vleeskuikens en leghennen ouder dan circa 18 weken worden jaarlijks geactualiseerd op basis van de deeladministraties leghennen en vleeskuikens in het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research. Bij de bepaling van de mineralengehalten van kippenvoer voor de onderscheiden categorieën kippen zijn de bedrijven waaraan kippenvoer is geleverd, gekoppeld aan de gegevens in de Landbouwtelling. De samenstelling van het voer voor een bepaalde pluimveecategorie is gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van het voer dat geleverd is aan bedrijven die uitsluitend de betreffende pluimveecategorie houden. Op deze manier is de samenstelling bepaald van leghennenvoer, vleeskuikenvoer en voer voor vleeskuikenouderdieren. Voor eenden, kalkoenen en konijnen komen de voercategorieën in de overzichten van RVO overeen met de diercategorieën in de Landbouwtelling. Een nadere uitsplitsing van deze voercategorieën zoals bij varkens en kippen is dus niet nodig.
De uitgangspunten en de excretieberekening voor vleeskuikens zijn weergegeven in Tabel 4.3.4.en voor leghennen in Tabel 4.3.5.
Eenheid | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|
Vleeskuiken | ||||
verbruik voer | kg/dier.jaar | 34,4 | 35,4 | |
groei | gram/dier.dag | 56,5 | 56,8 | |
vastlegging | kg/dier.jaar | 20,6 | 20,7 | |
Gehalte vastlegging dier | ||||
stikstof | g N/kg | 28,3 | 28,3 | |
fosfor | g P/kg | 4,4 | 4,4 | |
kalium | g K/kg | 2,4 | 2,4 | |
Opname | ||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 1,00 | 1,03 | |
fosfor | kg P/dier.jaar | 0,14 | 0,14 | |
kalium | kg K/dier.jaar | 0,25 | 0,26 | |
Vastlegging | ||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 0,58 | 0,59 | |
fosfor | kg P/dier.jaar | 0,09 | 0,09 | |
lalium | kg K/dier.jaar | 0,05 | 0,05 | |
Excretie | ||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 0,41 | 0,44 | |
fosfaat1) | kg P2O5/dier.jaar | 0,12 | 0,12 | |
kali2) | kg K2O/dier.jaar | 0,24 | 0,25 |
1)De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29.
2)De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205.
Eenheid | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|
Verbruik legvoer | kg/dier.jaar | 43,3 | 44,0 | |
Groei leghen | gram/dier.dag | 0,5 | 0,5 | |
Vastlegging leghen | kg/dier.jaar | 0,2 | 0,2 | |
Eiproductie vanaf 20 weken | kg/dier.jaar | 19,0 | 19,2 | |
Eiproductie vanaf 18 weken | kg/dier.jaar | 18,2 | 18,4 | |
Gehalte vastlegging dier | ||||
stikstof | g N/kg | 28,0 | 28,0 | |
fosfor | g P/kg | 6,1 | 6,1 | |
kalium | g K/kg | 2,1 | 2,1 | |
Gehalte vastlegging eieren | ||||
stikstof | g N/kg | 18,5 | 18,5 | |
fosfor | g P/kg | 1,7 | 1,7 | |
kalium | g K/kg | 1,2 | 1,2 | |
Opname | ||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 1,129 | 1,146 | |
fosfor | kg P/dier.jaar | 0,211 | 0,208 | |
kalium | kg K/dier.jaar | 0,305 | 0,309 | |
Vastlegging dier | ||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 0,006 | 0,006 | |
fosfor | kg P/dier.jaar | 0,001 | 0,001 | |
kalium | kg K/dier.jaar | 0,000 | 0,000 | |
Vastlegging eieren | ||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 0,336 | 0,340 | |
fosfor | kg P/dier.jaar | 0,031 | 0,031 | |
kalium | kg K/dier.jaar | 0,022 | 0,022 | |
Excretie | ||||
stikstof | kg N/dier.jaar | 0,79 | 0,80 | |
fosfaat1) | kg P2O5/dier.jaar | 0,41 | 0,40 | |
kali2) | kg K2O/dier.jaar | 0,34 | 0,35 |
1)De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29.
2)De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205.
4.4Mestproductievolume
De hoeveelheid mest per dier is gedefinieerd als de hoeveelheid mest in kilogram die na enkele maanden bewaring aanwezig is in de stalopslag, inclusief voerresten, schoonmaakwater en vermorst drinkwater.
De mestproductiefactoren van staldieren worden periodiek geactualiseerd door de mestafvoer van grondloze bedrijven te vergelijken met het aantal dieren op het bedrijf. Voor de meeste categorieën staldieren is de mestproductiefactor geactualiseerd door de mestafvoer van grondloze bedrijven in 2019, 2020 en 2021 te vergelijken met het aantal dieren in die jaren. Een grondloos bedrijf zal in principe alle mest moeten afvoeren. Een bedrijf wordt als grondloos beschouwd als het meer dan 15 grootvee-eenheden per hectare heeft. De spreiding in de mestproductie per dier is doorgaans groot. Als de huidige mestproductiefactor buiten het 95% betrouwbaarheidsinterval valt van de berekende nieuwe waarde, wordt de nieuwe berekende waarde als mestproductiefactor overgenomen. Dit bleek alleen bij kalkoenen het geval. De mestproductiefactor van vleeskuikens is door Wageningen Livestock Research (WLR) geactualiseerd op basis van informatie uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research en informatie van coöperatie DEP. Bij de berekening door WLR is uitgegaan van 6 weken productie en 1 week (15%) leegstand.
Aantal waarnemingen | Gemiddelde | 95%-betrouwbaarheidsinterval-minimum | 95%-betrouwbaarheidsinterval-maximum | Vorige waarde | Nieuw waarde | |
---|---|---|---|---|---|---|
Vleesvarkens, 20 tot 50 kg en 50 kg en meer | 531 | 1 028 | 958 | 1 098 | 1 000 | 1 000 |
Opfokzeugen en -beren | 1 200 | 1 200 | ||||
Gedekte zeugen, kraamzeugen en overige fokzeugen1) | 151 | 4 751 | 4 374 | 5 127 | 4 500 | 4 500 |
Opfokberen, 50 kg en meer | 1 200 | 1 200 | ||||
Dekrijpe beren | 3 200 | 3 200 | ||||
Vleeskuikens2) | 330 | 11,0 | 10,3 | 11,7 | 10,0 | 11,6 |
Ouderdieren van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken | 51 | 8,6 | 7,2 | 10,0 | 8,2 | 8,2 |
Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder | 135 | 21,5 | 14,0 | 29,1 | 20,00 | 20,0 |
Leghennen-opfok, jonger dan ca. 18 weken | 71 | 12,3 | 3,1 | 21,5 | 6,5 | 6,5 |
Leghennen-leg, ca. 18 weken en ouder | 331 | 25,9 | 13,7 | 38,1 | 17,5 | 17,5 |
Vleeseenden | 21 | 49,0 | 36,7 | 61,4 | 45,00 | 45,0 |
Kalkoenen | 14 | 58,7 | 47,8 | 69,5 | 45,00 | 60,0 |
Konijnen (voedsters)3) | 25 | 381 | 304 | 457 | 377 | 377 |
1)Inclusief excretie van biggen.
2)De nieuwe waarde is berekend door Wageningen Livestock Research met data van coöperatie DEP en van Wageningen Economic Research (Bedrijveninformatienet).
3)Excretie per voedster inclusief excretie van mannelijke dieren, vleeskonijnen en opfokkonijnen.
N.B. Varkensmest is dunne mest, pluimveemest is vaste mest.