De vraag naar arbeid
Nog steeds bijzonder veel vacatures
In 2024 waren er voor het derde jaar op rij meer dan 400 duizend vacatures in Nederland. Het jaargemiddelde voor 2024 kwam uit op 404 duizend. In 2022 werd de hoogste stand ooit bereikt, met 444 duizend. Daarna nam het aantal vacatures in 2023 af met 21 duizend en in 2024 met 20 duizend. Desondanks zijn er nog steeds bijzonder veel vacatures.
Het aantal vacatures is sterk afhankelijk van de stand van de conjunctuur. Zo liep het aantal vacatures tijdens de hoogconjunctuur in het eerste decennium van deze eeuw op tot 249 duizend (gecorrigeerd voor seizoeninvloeden). Dat was eind 2007, kort voor het uitbreken van de financiële crisis. Halverwege 2013 was het aantal vacatures gedaald tot 91 duizend. Na een jarenlange groei werd in 2019 een nieuw hoogtepunt bereikt (286 duizend). Tijdens de coronapandemie liep het aantal vacatures dramatisch terug, maar die inzinking duurde niet lang. Waren er halverwege 2020 nog 198 duizend openstaande vacatures, een jaar later was alweer sprake van een nieuw record. En weer een jaar later, halverwege 2022, was het aantal verder opgelopen tot 464 duizend. Niet eerder stonden er in Nederland zoveel vacatures open. Vanaf de tweede helft van 2022 vertoonde het aantal openstaande vacatures een dalende tendens. Het laatste kwartaal van 2024 geeft echter weer een stijging te zien, zodat er eind 2024 nog 404 duizend openstaande vacatures zijn. In tweeënhalf jaar tijd is het aantal openstaande vacatures teruggelopen met 60 duizend (–13 procent). Daarmee is het aantal vacatures echter nog steeds bijna het dubbele van het langjarig gemiddelde.
| Jaar | Kwartaal | Openstaande vacatures |
|---|---|---|
| '04 | 1e kwartaal, '04 | 115,8 |
| '04 | 2e kwartaal, '04 | 122,9 |
| '04 | 3e kwartaal, '04 | 120,9 |
| '04 | 4e kwartaal, '04 | 128,4 |
| '05 | 1e kwartaal, '05 | 148,8 |
| '05 | 2e kwartaal, '05 | 141,3 |
| '05 | 3e kwartaal, '05 | 163,7 |
| '05 | 4e kwartaal, '05 | 165,3 |
| '06 | 1e kwartaal, '06 | 187,3 |
| '06 | 2e kwartaal, '06 | 209,7 |
| '06 | 3e kwartaal, '06 | 230,1 |
| '06 | 4e kwartaal, '06 | 230,3 |
| '07 | 1e kwartaal, '07 | 234,9 |
| '07 | 2e kwartaal, '07 | 238,3 |
| '07 | 3e kwartaal, '07 | 246,8 |
| '07 | 4e kwartaal, '07 | 249,3 |
| '08 | 1e kwartaal, '08 | 247,0 |
| '08 | 2e kwartaal, '08 | 244,9 |
| '08 | 3e kwartaal, '08 | 246,7 |
| '08 | 4e kwartaal, '08 | 197,4 |
| '09 | 1e kwartaal, '09 | 153,9 |
| '09 | 2e kwartaal, '09 | 128,4 |
| '09 | 3e kwartaal, '09 | 130,7 |
| '09 | 4e kwartaal, '09 | 125,4 |
| '10 | 1e kwartaal, '10 | 115,6 |
| '10 | 2e kwartaal, '10 | 117,5 |
| '10 | 3e kwartaal, '10 | 125,3 |
| '10 | 4e kwartaal, '10 | 128,3 |
| '11 | 1e kwartaal, '11 | 135,1 |
| '11 | 2e kwartaal, '11 | 134,7 |
| '11 | 3e kwartaal, '11 | 134,1 |
| '11 | 4e kwartaal, '11 | 122,7 |
| '12 | 1e kwartaal, '12 | 117,4 |
| '12 | 2e kwartaal, '12 | 109,3 |
| '12 | 3e kwartaal, '12 | 106,6 |
| '12 | 4e kwartaal, '12 | 101,7 |
| '13 | 1e kwartaal, '13 | 96,3 |
| '13 | 2e kwartaal, '13 | 91,3 |
| '13 | 3e kwartaal, '13 | 95,1 |
| '13 | 4e kwartaal, '13 | 96,5 |
| '14 | 1e kwartaal, '14 | 104,1 |
| '14 | 2e kwartaal, '14 | 107,5 |
| '14 | 3e kwartaal, '14 | 113,4 |
| '14 | 4e kwartaal, '14 | 118,8 |
| '15 | 1e kwartaal, '15 | 124,9 |
| '15 | 2e kwartaal, '15 | 130,3 |
| '15 | 3e kwartaal, '15 | 132,9 |
| '15 | 4e kwartaal, '15 | 142,7 |
| '16 | 1e kwartaal, '16 | 149,5 |
| '16 | 2e kwartaal, '16 | 154,8 |
| '16 | 3e kwartaal, '16 | 162,0 |
| '16 | 4e kwartaal, '16 | 171,2 |
| '17 | 1e kwartaal, '17 | 185,7 |
| '17 | 2e kwartaal, '17 | 204,7 |
| '17 | 3e kwartaal, '17 | 213,7 |
| '17 | 4e kwartaal, '17 | 226,5 |
| '18 | 1e kwartaal, '18 | 236,3 |
| '18 | 2e kwartaal, '18 | 250,8 |
| '18 | 3e kwartaal, '18 | 260,8 |
| '18 | 4e kwartaal, '18 | 264,0 |
| '19 | 1e kwartaal, '19 | 280,9 |
| '19 | 2e kwartaal, '19 | 282,3 |
| '19 | 3e kwartaal, '19 | 284,4 |
| '19 | 4e kwartaal, '19 | 285,7 |
| '20 | 1e kwartaal, '20 | 217,6 |
| '20 | 2e kwartaal, '20 | 198,2 |
| '20 | 3e kwartaal, '20 | 216,8 |
| '20 | 4e kwartaal, '20 | 218,7 |
| '21 | 1e kwartaal, '21 | 248,7 |
| '21 | 2e kwartaal, '21 | 324,3 |
| '21 | 3e kwartaal, '21 | 370,0 |
| '21 | 4e kwartaal, '21 | 391,8 |
| '22 | 1e kwartaal, '22 | 452,8 |
| '22 | 2e kwartaal, '22 | 463,7 |
| '22 | 3e kwartaal, '22 | 445,3 |
| '22 | 4e kwartaal, '22 | 437,1 |
| '23 | 1e kwartaal, '23 | 432,2 |
| '23 | 2e kwartaal, '23 | 422,2 |
| '23 | 3e kwartaal, '23 | 415,3 |
| '23 | 4e kwartaal, '23 | 410,4 |
| '24 | 1e kwartaal, '24 | 410,8 |
| '24 | 2e kwartaal, '24 | 401,1 |
| '24 | 3e kwartaal, '24 | 396,5 |
| '24 | 4e kwartaal, '24 | 403,7 |
StatLine: Vacatures, seizoengecorrigeerd.
In de bedrijfstak handel zijn de meeste openstaande vacatures te vinden, namelijk 74 duizend. Ook de zorg en de zakelijke dienstverlening hebben veel vacatures, elk 66 duizend in 2024. Deze drie bedrijfstakken zijn samen goed voor de helft van alle openstaande vacatures.
Van alle vacatures kwam 60 procent voor rekening van de grote bedrijven, waar minstens honderd mensen werken. Dat betekent dat bij deze grote bedrijven gemiddeld 28 vacatures per bedrijf openstonden.
| Bedrijfstak | Gemiddeld aantal vacatures |
|---|---|
| Handel | 73,7 |
| Zorg | 66,2 |
| Zakelijke dienstverlening | 65,9 |
| Industrie | 33,2 |
| Horeca | 29,1 |
| Openbaar bestuur | 27,9 |
| Bouwnijverheid | 26,3 |
| Informatie en communicatie | 19,0 |
| Vervoer en opslag | 17,3 |
| Onderwijs | 12,5 |
| Cultuur, recreatie, overige diensten | 12,4 |
| Financiële dienstverlening | 9,3 |
| Landbouw en visserij | 3,4 |
| Verhuur/handel onroerend goed | 3,0 |
StatLine: Vacatures.
Net zoals in 2023 nam ook in 2024 in het merendeel van de bedrijfstakken het aantal vacatures af, het meest in de handel (–8 duizend), de zakelijke dienstverlening (–5 duizend) en de horeca (–4 duizend). En net zoals in 2023 steeg het aantal vacatures in het openbaar bestuur (+3 duizend) en de zorg (+1 duizend). In deze twee bedrijfstakken werden bovendien de grootste aantallen vacatures genoteerd sinds het begin van deze cijferreeks in 1998. Voor de meeste andere bedrijfstakken was 2022 het recordjaar.
| Bedrijfstak | Verandering |
|---|---|
| Openbaar bestuur | 2,6 |
| Zorg | 1,2 |
| Bouwnijverheid | 0,6 |
| Landbouw en visserij | 0,0 |
| Verhuur/handel onroerend goed | 0,0 |
| Onderwijs | -0,6 |
| Cultuur, recreatie, overige diensten | -0,8 |
| Vervoer en opslag | -1,1 |
| Industrie | -1,1 |
| Financiële dienstverlening | -1,3 |
| Informatie en communicatie | -2,7 |
| Horeca | -4,0 |
| Zakelijke dienstverlening | -4,5 |
| Handel | -8,4 |
StatLine: Vacatures.
Vacaturegraad
Dat er de laatste jaren meer vacatures zijn dan in het verleden, laat zich deels verklaren doordat de werkgelegenheid gaandeweg fors is toegenomen. Daarom is het zinvol om ook te kijken naar het aantal openstaande vacatures afgezet tegen het aantal bestaande banen van werknemers. Met de vacaturegraad wordt weergegeven hoeveel vacatures er zijn per duizend banen van werknemers.
Volgens deze meetmethode was het tekort aan werknemers in eerste instantie halverwege 2019 het grootst. De vacaturegraad kwam toen uit op 34, net boven de hoogste stand die eerder in 2007 en 2008 werd genoteerd. In de tussenliggende jaren was de vacaturegraad nog gezakt naar 12.
Aan het begin van de coronacrisis zakte de vacaturegraad halverwege 2020 naar 24 vacatures per duizend banen. In de loop van 2021 liep het aantal vacatures per duizend banen weer sterk op, tot een niveau dat eerder niet was voorgekomen. Halverwege 2022 waren er 54 openstaande vacatures per duizend banen van werknemers, eind 2024 was de vacaturegraad teruggelopen tot 42, de laagste waarde in drieënhalf jaar. Deze cijfers zijn overigens niet gecorrigeerd voor seizoeninvloeden.
De vraag naar werknemers was eind 2024 naar verhouding het grootst in de bouwnijverheid (75 openstaande vacatures per duizend banen). Ook in de informatie en communicatie en de horeca was de vacaturegraad hoog, maar wel flink lager dan in 2022. Het onderwijs kent de laagste vacaturegraad (17) (zie ook StatLine: Vacaturegraad).
1,4 miljoen nieuwe vacatures in 2024
Het aantal vacatures dat in de loop van een jaar ontstaat of vervuld wordt, ligt veel hoger dan het gemiddeld aantal openstaande vacatures. In 2024 ontstonden 1 426 duizend vacatures en er werden 1 431 duizend vacatures vervuld (inclusief 160 duizend vervallen vacatures). Deze cijfers zijn iets lager dan in 2023, toen er 1 432 duizend vacatures ontstonden en 1 462 vacatures vervuld werden (zie ook StatLine: Ontstane vacatures en vervulde vacatures).
Hieruit volgt dat er in 2024 3,5 keer zoveel vacatures werden vervuld als er gemiddeld genomen openstonden, net zoals in 2023. In 2022 bereikte dit verhoudingsgetal met 3,4 de laagste waarde in de jaarreeks vanaf 1998. Met 6,6 maal zoveel vervulde als gemiddeld openstaande vacatures was het verhoudingscijfer het hoogst in 2013. In dat jaar stond het aantal vacatures, zoals eerder gemeld, op een dieptepunt. Sindsdien werd deze factor tot 2022 steeds kleiner (met uitzondering van 2020), wat betekent dat vacatures minder snel vervuld werden. In het onderwijs worden de vacatures het snelst vervuld; de vacatures in de bouwnijverheid staan het langst open.
In de loop van 2021 groeide het aantal bedrijven dat naar eigen zeggen te maken heeft met een personeelstekort. Halverwege 2022 gaf 49 procent van de bedrijven aan dat een tekort aan arbeidskrachten de productie of activiteiten belemmerde. Het gaat daarbij om bedrijven met vijf of meer werkzame personen, met uitzondering van financiële instellingen, de overheid en de zorg. Aan het begin van 2025 was dit teruggelopen tot 36 procent, waarbij de nood het hoogst is in de zakelijke dienstverlening en de bedrijfstak vervoer en opslag (zie ook StatLine: Conjunctuurenquête Nederland).
Krappe arbeidsmarkt: meer vacatures dan werklozen
Veranderingen in de situatie op de arbeidsmarkt komen scherp tot uiting in de verhouding tussen het aantal vacatures en het aantal werklozen. Eerder naderden het aantal vacatures en het aantal werklozen elkaar het dichtst in 2008: er was sprake van een gespannen arbeidsmarkt. Door de financiële crisis daalde het aantal vacatures daarna snel, terwijl het aantal werklozen opliep. Halverwege 2013 waren er uiteindelijk achtmaal zoveel werklozen als vacatures. In de daaropvolgende jaren herstelde de Nederlandse economie en liep het aantal vacatures per 100 werklozen sterk op, tot 66 in 2019.
| Jaar | Kwartaal | Vacatures | Vacatures, seizoengecorrigeerd | Werkloze beroepsbevolking | Werkloze beroepsbevolking, seizoengecorrigeerd |
|---|---|---|---|---|---|
| '04 | 1e kwartaal, '04 | 121,5 | 115,8 | 590 | 559 |
| '04 | 2e kwartaal, '04 | 136,3 | 122,9 | 588 | 590 |
| '04 | 3e kwartaal, '04 | 109,6 | 120,9 | 551 | 572 |
| '04 | 4e kwartaal, '04 | 120,7 | 128,4 | 575 | 586 |
| '05 | 1e kwartaal, '05 | 154,1 | 148,8 | 638 | 606 |
| '05 | 2e kwartaal, '05 | 154,4 | 141,3 | 609 | 608 |
| '05 | 3e kwartaal, '05 | 153,3 | 163,7 | 570 | 594 |
| '05 | 4e kwartaal, '05 | 157,3 | 165,3 | 573 | 587 |
| '06 | 1e kwartaal, '06 | 192,1 | 187,3 | 585 | 556 |
| '06 | 2e kwartaal, '06 | 223,0 | 209,7 | 526 | 526 |
| '06 | 3e kwartaal, '06 | 220,6 | 230,1 | 489 | 509 |
| '06 | 4e kwartaal, '06 | 221,7 | 230,3 | 499 | 508 |
| '07 | 1e kwartaal, '07 | 239,2 | 234,9 | 522 | 491 |
| '07 | 2e kwartaal, '07 | 251,2 | 238,3 | 463 | 464 |
| '07 | 3e kwartaal, '07 | 238,3 | 246,8 | 438 | 461 |
| '07 | 4e kwartaal, '07 | 240,6 | 249,3 | 439 | 447 |
| '08 | 1e kwartaal, '08 | 250,3 | 247,0 | 458 | 427 |
| '08 | 2e kwartaal, '08 | 256,7 | 244,9 | 431 | 431 |
| '08 | 3e kwartaal, '08 | 239,2 | 246,7 | 401 | 423 |
| '08 | 4e kwartaal, '08 | 189,9 | 197,4 | 417 | 424 |
| '09 | 1e kwartaal, '09 | 155,9 | 153,9 | 472 | 442 |
| '09 | 2e kwartaal, '09 | 138,4 | 128,4 | 475 | 474 |
| '09 | 3e kwartaal, '09 | 124,7 | 130,7 | 485 | 506 |
| '09 | 4e kwartaal, '09 | 119,4 | 125,4 | 523 | 532 |
| '10 | 1e kwartaal, '10 | 116,0 | 115,6 | 583 | 557 |
| '10 | 2e kwartaal, '10 | 124,9 | 117,5 | 550 | 550 |
| '10 | 3e kwartaal, '10 | 123,4 | 125,3 | 529 | 549 |
| '10 | 4e kwartaal, '10 | 124,4 | 128,3 | 524 | 534 |
| '11 | 1e kwartaal, '11 | 135,5 | 135,1 | 549 | 522 |
| '11 | 2e kwartaal, '11 | 143,6 | 134,7 | 518 | 516 |
| '11 | 3e kwartaal, '11 | 130,6 | 134,1 | 530 | 544 |
| '11 | 4e kwartaal, '11 | 116,6 | 122,7 | 578 | 587 |
| '12 | 1e kwartaal, '12 | 118,2 | 117,4 | 617 | 591 |
| '12 | 2e kwartaal, '12 | 116,1 | 109,3 | 609 | 612 |
| '12 | 3e kwartaal, '12 | 106,0 | 106,6 | 611 | 626 |
| '12 | 4e kwartaal, '12 | 94,9 | 101,7 | 652 | 658 |
| '13 | 1e kwartaal, '13 | 97,1 | 96,3 | 735 | 709 |
| '13 | 2e kwartaal, '13 | 96,8 | 91,3 | 747 | 749 |
| '13 | 3e kwartaal, '13 | 93,7 | 95,1 | 764 | 782 |
| '13 | 4e kwartaal, '13 | 91,0 | 96,5 | 768 | 778 |
| '14 | 1e kwartaal, '14 | 105,7 | 104,1 | 817 | 793 |
| '14 | 2e kwartaal, '14 | 112,9 | 107,5 | 770 | 773 |
| '14 | 3e kwartaal, '14 | 112,1 | 113,4 | 724 | 739 |
| '14 | 4e kwartaal, '14 | 112,9 | 118,8 | 738 | 744 |
| '15 | 1e kwartaal, '15 | 127,0 | 124,9 | 777 | 751 |
| '15 | 2e kwartaal, '15 | 136,5 | 130,3 | 730 | 733 |
| '15 | 3e kwartaal, '15 | 130,9 | 132,9 | 692 | 709 |
| '15 | 4e kwartaal, '15 | 136,3 | 142,7 | 698 | 707 |
| '16 | 1e kwartaal, '16 | 153,0 | 149,5 | 711 | 683 |
| '16 | 2e kwartaal, '16 | 161,8 | 154,8 | 665 | 668 |
| '16 | 3e kwartaal, '16 | 159,1 | 162,0 | 612 | 631 |
| '16 | 4e kwartaal, '16 | 163,4 | 171,2 | 595 | 602 |
| '17 | 1e kwartaal, '17 | 188,5 | 185,7 | 609 | 580 |
| '17 | 2e kwartaal, '17 | 212,8 | 204,7 | 559 | 561 |
| '17 | 3e kwartaal, '17 | 210,1 | 213,7 | 517 | 536 |
| '17 | 4e kwartaal, '17 | 218,6 | 226,5 | 498 | 506 |
| '18 | 1e kwartaal, '18 | 237,8 | 236,3 | 503 | 475 |
| '18 | 2e kwartaal, '18 | 260,6 | 250,8 | 462 | 462 |
| '18 | 3e kwartaal, '18 | 258,3 | 260,8 | 439 | 457 |
| '18 | 4e kwartaal, '18 | 254,9 | 264,0 | 431 | 438 |
| '19 | 1e kwartaal, '19 | 278,9 | 280,9 | 450 | 424 |
| '19 | 2e kwartaal, '19 | 293,8 | 282,3 | 415 | 414 |
| '19 | 3e kwartaal, '19 | 283,8 | 284,4 | 412 | 429 |
| '19 | 4e kwartaal, '19 | 281,2 | 285,7 | 416 | 425 |
| '20 | 1e kwartaal, '20 | 221,7 | 217,6 | 410 | 387 |
| '20 | 2e kwartaal, '20 | 200,4 | 198,2 | 460 | 460 |
| '20 | 3e kwartaal, '20 | 215,6 | 216,8 | 508 | 528 |
| '20 | 4e kwartaal, '20 | 213,7 | 218,7 | 481 | 490 |
| '21 | 1e kwartaal, '21 | 248,5 | 248,7 | 464 | 445 |
| '21 | 2e kwartaal, '21 | 333,6 | 324,3 | 416 | 416 |
| '21 | 3e kwartaal, '21 | 376,3 | 370,0 | 389 | 399 |
| '21 | 4e kwartaal, '21 | 376,4 | 391,8 | 364 | 370 |
| '22 | 1e kwartaal, '22 | 448,2 | 452,8 | 356 | 338 |
| '22 | 2e kwartaal, '22 | 479,8 | 463,7 | 329 | 327 |
| '22 | 3e kwartaal, '22 | 451,9 | 445,3 | 366 | 372 |
| '22 | 4e kwartaal, '22 | 418,9 | 437,1 | 350 | 359 |
| '23 | 1e kwartaal, '23 | 432,9 | 432,2 | 371 | 357 |
| '23 | 2e kwartaal, '23 | 441,2 | 422,2 | 348 | 350 |
| '23 | 3e kwartaal, '23 | 416,8 | 415,3 | 366 | 366 |
| '23 | 4e kwartaal, '23 | 389,2 | 410,4 | 349 | 360 |
| '24 | 1e kwartaal, '24 | 413,0 | 410,8 | 386 | 373 |
| '24 | 2e kwartaal, '24 | 418,9 | 401,1 | 365 | 370 |
| '24 | 3e kwartaal, '24 | 396,4 | 396,5 | 377 | 374 |
| '24 | 4e kwartaal, '24 | 383,8 | 403,7 | 362 | 374 |
StatLine: Vacatures, Vacatures, seizoengecorrigeerd en Werkloze beroepsbevolking.
Bij het begin van de coronacrisis was het aantal werklozen op het laagste niveau aangeland in de cijferreeks die loopt vanaf 2003: in februari 2020 waren er nog 383 duizend werklozen. Eind maart 2020 was het aantal openstaande vacatures echter zodanig teruggelopen dat de spanning op de arbeidsmarkt verminderde. In het werkloosheidscijfer kwamen de gevolgen van de coronamaatregelen vanaf april sterk tot uiting. In het derde kwartaal van 2020 was het aantal werklozen ruim een derde hoger dan in het eerste kwartaal; er waren toen 41 vacatures per 100 werklozen. Daarmee was de spanning op de arbeidsmarkt een stuk kleiner geworden. Naarmate de coronamaatregelen werden versoepeld, liep het aantal werklozen vervolgens elk kwartaal verder terug, terwijl het aantal openstaande vacatures sterk opliep. Hierdoor waren er in het vierde kwartaal van 2021 voor het eerst in decennia meer vacatures dan werklozen.
In het tweede kwartaal van 2022 bereikte het aantal werklozen de laagste stand in de cijferreeks, lager nog dan in 2020. Tegelijkertijd was het aantal openstaande vacatures gestegen tot de hoogste stand. Daarmee was de krapte op de arbeidsmarkt halverwege 2022 op zijn hevigst, met 142 openstaande vacatures per 100 werklozen.
In het derde kwartaal van 2022 sloeg de ontwikkeling om. Het aantal openstaande vacatures begon af te nemen en het aantal werklozen liep eerst op, om vervolgens te schommelen rond de 360 duizend in 2023 en 370 duizend in 2024. In het vierde kwartaal van 2024 waren er 404 duizend openstaande vacatures en 374 duizend werklozen. In vergelijking met de recordcijfers over het tweede kwartaal van 2022 zijn er dan 13 procent minder vacatures en 14 procent meer werklozen. Daarmee komt het aantal openstaande vacatures per 100 werklozen eind 2024 uit op 108.
Gemiddeld over 2024 waren er 109 openstaande vacatures op 100 werklozen, tegen 127 in 2022 en 118 in 2023. In vijftig jaar was de krapte op de arbeidsmarkt niet zo groot als in 2022–2024. Eerder, in een groot deel van de jaren vijftig en zestig tot en met 1971, was de krapte in Nederland wel groter.
| Jaar | Vacatures per 100 werklozen |
|---|---|
| '04 | 21 |
| '05 | 25 |
| '06 | 39 |
| '07 | 52 |
| '08 | 56 |
| '09 | 29 |
| '10 | 22 |
| '11 | 24 |
| '12 | 18 |
| '13 | 13 |
| '14 | 14 |
| '15 | 18 |
| '16 | 24 |
| '17 | 37 |
| '18 | 54 |
| '19 | 66 |
| '20 | 48 |
| '21 | 77 |
| '22 | 127 |
| '23 | 118 |
| '24 | 109 |
Krapte op de arbeidsmarkt in historisch perspectief
De huidige CBS-cijferreeksen over het aantal werklozen en het aantal vacatures lopen vanaf respectievelijk 2003 en 1997. Onlangs zijn de eerder gepubliceerde uitkomsten vanaf 1945 bewerkt en gecorrigeerd, zodanig dat ze zoveel mogelijk aansluiten op de huidige definities en waarnemingen. Hierdoor zijn er nu consistente reeksen 1946–2024 beschikbaar. Daarbij moet wel worden aangetekend dat cijfers over werklozen en vacatures tegenwoordig op een geheel andere wijze tot stand komen dan in het verleden. De huidige uitkomsten zijn gebaseerd op grootschalige enquêtes bij personen (werklozen) en bedrijven (vacatures). In het verleden waren er alleen administratieve cijfers van de arbeidsbureaus over het aantal geregistreerde vacatures en het aantal ingeschreven werklozen, naast gegevens uit enkele Volkstellingen. Ten einde deze oude cijfers goed te laten aansluiten op de huidige reeksen, moesten een aantal arbitraire keuzes gemaakt worden (zie ook: Werkloze beroepsbevolking 1945–2022 en Vacatures 1946–1996).
| Vacatures | Werkloze beroepsbevolking | |
|---|---|---|
| '45 | . | . |
| '46 | 91,7 | 119 |
| '47 | 108,8 | 71 |
| '48 | 79,2 | 42 |
| '49 | 53,3 | 42 |
| '50 | 46,0 | 56 |
| '51 | 38,9 | 64 |
| '52 | 28,1 | 93 |
| '53 | 51,2 | 74 |
| '54 | 90,2 | 50 |
| '55 | 114,6 | 31 |
| '56 | 136,0 | 22 |
| '57 | 116,9 | 28 |
| '58 | 58,3 | 60 |
| '59 | 78,8 | 43 |
| '60 | 120,6 | 25 |
| '61 | 157,2 | 18 |
| '62 | 164,2 | 18 |
| '63 | 164,6 | 21 |
| '64 | 178,1 | 18 |
| '65 | 178,6 | 22 |
| '66 | 162,8 | 30 |
| '67 | 98,3 | 63 |
| '68 | 109,8 | 60 |
| '69 | 150,2 | 44 |
| '70 | 186,4 | 40 |
| '71 | 161,9 | 51 |
| '72 | 98,2 | 90 |
| '73 | 102,5 | 97 |
| '74 | 111,3 | 122 |
| '75 | 75,5 | 181 |
| '76 | 74,9 | 224 |
| '77 | 92,9 | 231 |
| '78 | 108,1 | 228 |
| '79 | 122,3 | 231 |
| '80 | 103,0 | 249 |
| '81 | 42,0 | 332 |
| '82 | 23,3 | 475 |
| '83 | 20,5 | 583 |
| '84 | 33,6 | 588 |
| '85 | 57,3 | 535 |
| '86 | 70,2 | 534 |
| '87 | 76,5 | 551 |
| '88 | 84,1 | 561 |
| '89 | 102,6 | 522 |
| '90 | 128,5 | 489 |
| '91 | 112,4 | 469 |
| '92 | 84,7 | 485 |
| '93 | 51,9 | 571 |
| '94 | 49,7 | 652 |
| '95 | 62,8 | 643 |
| '96 | 76,5 | 609 |
| '97 | 95,5 | 549 |
| '98 | 136,0 | 437 |
| '99 | 172,0 | 375 |
| '00 | 203,7 | 338 |
| '01 | 198,4 | 318 |
| '02 | 150,4 | 381 |
| '03 | 110,0 | 500 |
| '04 | 118,8 | 576 |
| '05 | 150,2 | 597 |
| '06 | 206,3 | 525 |
| '07 | 240,0 | 466 |
| '08 | 240,4 | 427 |
| '09 | 143,4 | 489 |
| '10 | 121,6 | 547 |
| '11 | 132,5 | 544 |
| '12 | 111,5 | 622 |
| '13 | 95,1 | 754 |
| '14 | 108,2 | 762 |
| '15 | 129,7 | 724 |
| '16 | 155,9 | 646 |
| '17 | 200,6 | 546 |
| '18 | 248,3 | 459 |
| '19 | 281,1 | 423 |
| '20 | 221,3 | 465 |
| '21 | 313,4 | 408 |
| '22 | 444,4 | 350 |
| '23 | 423,7 | 359 |
| '24 | 403,7 | 372 |
| '25 | . | . |
De laatste tachtig jaar loopt het aantal werklozen uiteen van 18 duizend in 1961 en 1962 tot 762 duizend in 2014. In 1983 bereikte het aantal vacatures de laagste stand (21 duizend) en in 2022 de hoogste stand (444 duizend). Uit de grafiek blijkt ook dat de aantallen vacatures en werklozen vaak een tegengestelde ontwikkeling vertonen: een toename in het aantal vacatures gaat meestal gepaard met een afname in het aantal werklozen en omgekeerd.
De stijging van het aantal werklozen en vacatures kan niet los gezien worden van verschillende demografische en economische ontwikkelingen. Zo is de bevolking van 20 tot 65 jaar in deze periode in omvang verdubbeld. Daarnaast is de arbeidsparticipatie van vrouwen sterk opgelopen en maakte deeltijdwerk zijn opkomst.
In de grafiek is verder duidelijk te zien dat er niet alleen tegenwoordig in 2022–2024 meer vacatures zijn dan werklozen, maar dat dat ook het eerder het geval was in de periode 1947–1973. In die periode van 27 jaar waren er in 22 jaren meer vacatures dan werklozen. Ook was de krapte op de arbeidsmarkt toen relatief veel groter dan nu. In 1964 waren er zelfs bijna tien keer zoveel vacatures als werklozen, namelijk 989 vacatures per 100 werklozen.
Toen in 2022 het aantal vacatures per 100 werklozen uitkwam op 127, was dat het hoogste verhoudingsgetal na 1971. In 2024 zijn er 109 vacatures per 100 werklozen. Dat was ook het geval in 1972. De krapte op de arbeidsmarkt is dus de laatste jaren (2022–2024) het grootst in vijftig jaar. Maar in de periode 1947–1971 waren er twintig jaren waarin de krapte groter was, waaronder de gehele jaren zestig.
| Vacatures per 100 werklozen | |
|---|---|
| '45 | . |
| '46 | 77 |
| '47 | 153 |
| '48 | 189 |
| '49 | 127 |
| '50 | 82 |
| '51 | 61 |
| '52 | 30 |
| '53 | 69 |
| '54 | 180 |
| '55 | 370 |
| '56 | 618 |
| '57 | 418 |
| '58 | 97 |
| '59 | 183 |
| '60 | 482 |
| '61 | 873 |
| '62 | 912 |
| '63 | 784 |
| '64 | 989 |
| '65 | 812 |
| '66 | 543 |
| '67 | 156 |
| '68 | 183 |
| '69 | 341 |
| '70 | 466 |
| '71 | 317 |
| '72 | 109 |
| '73 | 106 |
| '74 | 91 |
| '75 | 42 |
| '76 | 33 |
| '77 | 40 |
| '78 | 47 |
| '79 | 53 |
| '80 | 41 |
| '81 | 13 |
| '82 | 5 |
| '83 | 4 |
| '84 | 6 |
| '85 | 11 |
| '86 | 13 |
| '87 | 14 |
| '88 | 15 |
| '89 | 20 |
| '90 | 26 |
| '91 | 24 |
| '92 | 17 |
| '93 | 9 |
| '94 | 8 |
| '95 | 10 |
| '96 | 13 |
| '97 | 17 |
| '98 | 31 |
| '99 | 46 |
| '00 | 60 |
| '01 | 62 |
| '02 | 39 |
| '03 | 22 |
| '04 | 21 |
| '05 | 25 |
| '06 | 39 |
| '07 | 52 |
| '08 | 56 |
| '09 | 29 |
| '10 | 22 |
| '11 | 24 |
| '12 | 18 |
| '13 | 13 |
| '14 | 14 |
| '15 | 18 |
| '16 | 24 |
| '17 | 37 |
| '18 | 54 |
| '19 | 66 |
| '20 | 48 |
| '21 | 77 |
| '22 | 127 |
| '23 | 118 |
| '24 | 109 |
| '25 | . |
Krapte op de arbeidsmarkt kan ertoe leiden dat bedrijven de vraag naar hun producten of diensten niet aankunnen. Ook zijn bijvoorbeeld winkels of restaurants vaker een deel van de week gesloten en zijn wachtrijen langer. Hierdoor kan de economische groei lager uitpakken.
Het aanhoudende tekort aan arbeidskrachten heeft volgens 29 procent van de ondernemers als belangrijkste gevolg dat de werkdruk onder het personeel toeneemt. Op de tweede plaats wordt een duidelijke stijging van arbeidskosten genoemd, bijvoorbeeld doordat er meer loon moet worden betaald. Verder zijn er ondernemers die als gevolg van het personeelstekort minder geschikt personeel aannemen of de afzet van goederen of diensten beperken (uitkomsten per juli 2024, zie ook: Hogere werkdruk belangrijkste gevolg personeelstekort volgens ondernemers).
Bij deze cijfers over de krapte op de arbeidsmarkt moet wel worden aangetekend dat dit een totaalcijfer is. Per bedrijfstak, beroepsgroep of regio kan de verhouding werklozen/vacatures variëren. Mede hierdoor kunnen er naast elkaar toch grote groepen werkloos zijn, terwijl bedrijven en instellingen nog steeds veel vacatures hebben uitstaan. Ook kan de gewenste arbeidsduur een rol spelen. Slechts een kwart van de werklozen is op zoek naar een voltijdbaan (zie ook StatLine: Gewenste arbeidsduur).
In deze werkloosheidscijfers tellen alleen de personen mee die geen betaald werk hebben maar daar wel direct voor beschikbaar zijn en er ook recent naar gezocht hebben (definitie van de International Labour Organization, ILO). Dat zijn niet alle personen zonder werk die binding met de arbeidsmarkt hebben. Het CBS telt ook het aantal semiwerklozen: de mensen zonder betaald werk die direct beschikbaar zijn voor werk óf recent zochten naar werk, maar niet aan beide voorwaarden voldoen. Verder zijn er mensen met deeltijdwerk die meer uren zouden willen werken en daarvoor beschikbaar zijn. Hoofdstuk 3 gaat verder in op de verschillende groepen die tezamen het onbenut arbeidspotentieel vormen.
In de Europese Unie behoort Nederland de laatste jaren tot de groep landen met een relatief sterk gespannen arbeidsmarkt. In 2024 stond Nederland zelfs aan kop. In geen ander EU-land waren meer vacatures per 100 werklozen dan in Nederland. Tsjechië volgt op de voet en ook in Duitsland zijn er relatief veel vacatures. Spanje en Roemenië hebben naar verhouding veel werklozen en relatief weinig openstaande vacatures, zodat daar de arbeidsmarkt veel ruimer is (zie ook Eurostat: Werkloze beroepsbevolking, EU en Vacatures, EU; niet voor alle EU-landen zijn vacaturecijfers beschikbaar).
Krappe arbeidsmarkt in Zeeland
In de provincie Groningen stonden in 2024 tegenover elke vacature de meeste werklozen, in Zeeland de minste. Dat wil zeggen dat de arbeidsmarkt relatief het krapst was in Zeeland, met 154 openstaande vacatures per 100 werklozen. Voor Nederland als geheel waren dat er 109. De arbeidsmarkt was het ruimst in Groningen. Daar waren gemiddeld 83 vacatures per 100 werklozen.
In 2024 waren er in alle provincies iets minder vacatures dan in 2023, met uitzondering van Flevoland waar het aantal vacatures niet veranderde. Tegelijkertijd nam het aantal werklozen in de meeste provincies iets toe of bleef gelijk. Hierdoor verminderde bijna overal het aantal vacatures per 100 werklozen, wat wil zeggen dat de spanning op de arbeidsmarkt in alle provincies wat kleiner werd. Alleen in Zeeland en Flevoland veranderde de spanning op de arbeidsmarkt niet.
De meeste vacatures waren in 2024 te vinden in Zuid-Holland (85 duizend) en Noord-Holland (74 duizend). Daarentegen stonden in de veel kleinere provincies Flevoland, Zeeland en Drenthe elk maar 9 duizend vacatures open. In Zuid-Holland en Noord-Holland wonen ook de meeste werklozen, respectievelijk 87 duizend en 69 duizend. Zeeland telde slechts 6 duizend werklozen. Ook het werkloosheidspercentage was het laagst in Zeeland, terwijl Groningen relatief de meeste werklozen telde.
| Provincie | Vacatures per 100 werklozen |
|---|---|
| Zeeland | 154 |
| Utrecht | 133 |
| Noord-Brabant | 126 |
| Overijssel | 114 |
| Gelderland | 112 |
| Nederland | 109 |
| Noord-Holland | 108 |
| Drenthe | 104 |
| Limburg | 101 |
| Zuid-Holland | 97 |
| Fryslân | 94 |
| Flevoland | 89 |
| Groningen | 83 |
StatLine: Vacatures per provincie en Werklozen per provincie.
Nederland telt 2,4 miljoen bedrijven
De afgelopen vijftien jaar is het aantal bedrijven in Nederland verdubbeld. Hierdoor telde Nederland per begin 2025 al 2 385 duizend bedrijven. In bijna 4 op de 5 gevallen gaat het om natuurlijke personen (zoals eenmanszaken en maatschappen), de rest betreft rechtspersonen (zoals bv’s, nv’s, verenigingen, stichtingen en publiekrechtelijke rechtspersonen). In 2024 zijn 228 duizend bedrijven opgericht en 153 duizend bedrijven opgeheven. Niet eerder werden in een jaar zoveel bedrijven opgeheven. Per saldo nam het aantal bedrijven in de loop van 2024 met 77 duizend toe.
Bij de bedrijfsopheffingen gaat het maar voor een klein deel om faillissementen, die rechterlijk zijn bepaald. Vaker zijn bedrijven zelf gestopt en opgeheven, bijvoorbeeld ter voorkoming van een faillissement. In 2024 zijn er in totaal 4,3 duizend bedrijven en instellingen (inclusief eenmanszaken) failliet verklaard. Dat is het hoogste aantal in acht jaar, maar nog wel minder dan het langjarig gemiddelde van 5 duizend per jaar.
In 2 miljoen bedrijven (82 procent) is maar één persoon werkzaam. Bij slechts 8 duizend bedrijven werken minstens honderd mensen, uitgedrukt in voltijdbanen (vte’s). Maar bij deze grote bedrijven is wel 63 procent van alle banen van werknemers te vinden.
De bedrijven zijn bij het CBS ingedeeld naar hun belangrijkste economische activiteit. De zakelijke dienstverlening telt de meeste bedrijven, namelijk 632 duizend. Andere grote bedrijfstakken zijn de handel (295 duizend bedrijven), de bouwnijverheid (272 duizend), de cultuur, recreatie en overige diensten (270 duizend) en de zorg (247 duizend). Daarentegen telt het openbaar bestuur slechts 940 instellingen.
| 1 tot 10 werkzame personen (x 1 000) | 10 tot 100 werkzame personen (x 1 000) | 100 werkzame personen of meer (x 1 000) | |
|---|---|---|---|
| Bedrijven | 2313 | 63 | 8 |
| Bedrijfsgrootte: 0 tot 10 werkzame personen (x 1 000) | Bedrijfsgrootte: 10 tot 100 werkzame personen (x 1 000) | Bedrijfsgrootte: 100 of meer werkzame personen (x 1 000) | |
|---|---|---|---|
| Banen van werknemers |
1299 | 2085 | 5656 |
StatLine: Aantal bedrijven en Banen van werknemers naar bedrijfsgrootte.
11,6 miljoen banen
Het totaal aantal banen van werkzame personen bij bedrijven, instellingen en particuliere huishoudens kwam in 2024 uit op gemiddeld 11 645 duizend. In dit cijfer tellen alle banen mee, van werknemers en zelfstandigen, voltijd en deeltijd. In vergelijking met 2023 steeg het aantal banen met 118 duizend (1,0 procent). Hiermee kwam het aantal banen uit op de hoogste stand ooit gemeten. De banengroei was niet zo groot als in voorgaande jaren. De laatste vier jaar zijn er in het totaal 984 duizend banen bij gekomen (9,2 procent).
Er kwamen in 2024 zowel werknemersbanen als zelfstandigenbanen bij. Het aantal banen van werknemers nam toe met 66 duizend tot 9,1 miljoen, dat is een groei van 0,7 procent. Bij de zelfstandigen liep het aantal banen op met 51 duizend tot 2,6 miljoen (+2,0 procent). Daarmee is het aandeel zelfstandigenbanen weer opgelopen tot 22 procent, zoals ook het geval was in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. In de tussenliggende jaren was het aandeel zelfstandigenbanen gezakt tot 18 procent in 2003.
| Jaar | Kwartaal | Banen | Banen seizoengecorrigeerd |
|---|---|---|---|
| '04 | 1e kwartaal, '04 | 9,060 | 9,137 |
| '04 | 2e kwartaal, '04 | 9,182 | 9,144 |
| '04 | 3e kwartaal, '04 | 9,219 | 9,159 |
| '04 | 4e kwartaal, '04 | 9,118 | 9,154 |
| '05 | 1e kwartaal, '05 | 9,138 | 9,194 |
| '05 | 2e kwartaal, '05 | 9,262 | 9,222 |
| '05 | 3e kwartaal, '05 | 9,298 | 9,249 |
| '05 | 4e kwartaal, '05 | 9,216 | 9,262 |
| '06 | 1e kwartaal, '06 | 9,299 | 9,347 |
| '06 | 2e kwartaal, '06 | 9,432 | 9,390 |
| '06 | 3e kwartaal, '06 | 9,511 | 9,465 |
| '06 | 4e kwartaal, '06 | 9,548 | 9,586 |
| '07 | 1e kwartaal, '07 | 9,589 | 9,634 |
| '07 | 2e kwartaal, '07 | 9,760 | 9,726 |
| '07 | 3e kwartaal, '07 | 9,839 | 9,792 |
| '07 | 4e kwartaal, '07 | 9,807 | 9,835 |
| '08 | 1e kwartaal, '08 | 9,845 | 9,893 |
| '08 | 2e kwartaal, '08 | 9,953 | 9,922 |
| '08 | 3e kwartaal, '08 | 9,988 | 9,946 |
| '08 | 4e kwartaal, '08 | 9,930 | 9,943 |
| '09 | 1e kwartaal, '09 | 9,875 | 9,924 |
| '09 | 2e kwartaal, '09 | 9,893 | 9,857 |
| '09 | 3e kwartaal, '09 | 9,864 | 9,833 |
| '09 | 4e kwartaal, '09 | 9,824 | 9,836 |
| '10 | 1e kwartaal, '10 | 9,727 | 9,780 |
| '10 | 2e kwartaal, '10 | 9,876 | 9,837 |
| '10 | 3e kwartaal, '10 | 9,875 | 9,846 |
| '10 | 4e kwartaal, '10 | 9,850 | 9,860 |
| '11 | 1e kwartaal, '11 | 9,876 | 9,915 |
| '11 | 2e kwartaal, '11 | 9,989 | 9,959 |
| '11 | 3e kwartaal, '11 | 10,002 | 9,972 |
| '11 | 4e kwartaal, '11 | 9,976 | 9,970 |
| '12 | 1e kwartaal, '12 | 9,885 | 9,964 |
| '12 | 2e kwartaal, '12 | 9,992 | 9,944 |
| '12 | 3e kwartaal, '12 | 9,932 | 9,911 |
| '12 | 4e kwartaal, '12 | 9,900 | 9,870 |
| '13 | 1e kwartaal, '13 | 9,730 | 9,817 |
| '13 | 2e kwartaal, '13 | 9,832 | 9,795 |
| '13 | 3e kwartaal, '13 | 9,821 | 9,782 |
| '13 | 4e kwartaal, '13 | 9,765 | 9,769 |
| '14 | 1e kwartaal, '14 | 9,665 | 9,754 |
| '14 | 2e kwartaal, '14 | 9,824 | 9,769 |
| '14 | 3e kwartaal, '14 | 9,794 | 9,788 |
| '14 | 4e kwartaal, '14 | 9,846 | 9,816 |
| '15 | 1e kwartaal, '15 | 9,745 | 9,844 |
| '15 | 2e kwartaal, '15 | 9,923 | 9,877 |
| '15 | 3e kwartaal, '15 | 9,944 | 9,911 |
| '15 | 4e kwartaal, '15 | 9,950 | 9,951 |
| '16 | 1e kwartaal, '16 | 9,897 | 9,964 |
| '16 | 2e kwartaal, '16 | 10,060 | 10,016 |
| '16 | 3e kwartaal, '16 | 10,073 | 10,058 |
| '16 | 4e kwartaal, '16 | 10,129 | 10,113 |
| '17 | 1e kwartaal, '17 | 10,093 | 10,173 |
| '17 | 2e kwartaal, '17 | 10,290 | 10,237 |
| '17 | 3e kwartaal, '17 | 10,323 | 10,311 |
| '17 | 4e kwartaal, '17 | 10,394 | 10,383 |
| '18 | 1e kwartaal, '18 | 10,387 | 10,460 |
| '18 | 2e kwartaal, '18 | 10,551 | 10,522 |
| '18 | 3e kwartaal, '18 | 10,615 | 10,586 |
| '18 | 4e kwartaal, '18 | 10,635 | 10,641 |
| '19 | 1e kwartaal, '19 | 10,638 | 10,700 |
| '19 | 2e kwartaal, '19 | 10,780 | 10,735 |
| '19 | 3e kwartaal, '19 | 10,769 | 10,770 |
| '19 | 4e kwartaal, '19 | 10,866 | 10,814 |
| '20 | 1e kwartaal, '20 | 10,728 | 10,812 |
| '20 | 2e kwartaal, '20 | 10,554 | 10,501 |
| '20 | 3e kwartaal, '20 | 10,673 | 10,673 |
| '20 | 4e kwartaal, '20 | 10,688 | 10,668 |
| '21 | 1e kwartaal, '21 | 10,617 | 10,679 |
| '21 | 2e kwartaal, '21 | 10,875 | 10,823 |
| '21 | 3e kwartaal, '21 | 10,983 | 10,993 |
| '21 | 4e kwartaal, '21 | 11,086 | 11,060 |
| '22 | 1e kwartaal, '22 | 11,121 | 11,177 |
| '22 | 2e kwartaal, '22 | 11,330 | 11,288 |
| '22 | 3e kwartaal, '22 | 11,364 | 11,370 |
| '22 | 4e kwartaal, '22 | 11,479 | 11,443 |
| '23 | 1e kwartaal, '23 | 11,414 | 11,482 |
| '23 | 2e kwartaal, '23 | 11,541 | 11,502 |
| '23 | 3e kwartaal, '23 | 11,533 | 11,541 |
| '23 | 4e kwartaal, '23 | 11,618 | 11,578 |
| '24 | 1e kwartaal, '24 | 11,538 | 11,612 |
| '24 | 2e kwartaal, '24 | 11,683 | 11,633 |
| '24 | 3e kwartaal, '24 | 11,644 | 11,655 |
| '24 | 4e kwartaal, '24 | 11,714 | 11,695 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Terugkijkend op de cijfers over de afgelopen twintig jaar, piekte het totaal aantal banen van werkzame personen eerst in 2008, toen in het derde kwartaal bijna de grens van 10 miljoen werd bereikt. Uit de cijfers die voor seizoeninvloeden zijn gecorrigeerd, blijkt dat in de loop van 2011 wederom bijna de 10 miljoen werd bereikt. Daarna volgden jaren van krimp, waardoor het aantal banen begin 2014 was afgenomen tot 9,8 miljoen, de laagste stand in zeven jaar. In de volgende 23 kwartalen groeide het aantal banen onafgebroken, tot het laatste kwartaal van 2019. In deze periode kwamen er in totaal 1,1 miljoen banen bij. Bij de coronacrisis gingen er in het tweede kwartaal van 2020 in een klap ruim 310 duizend banen verloren (–2,9 procent), waarna er in het derde kwartaal weer 171 duizend banen bij kwamen. Niet eerder werden kwartaalcijfers van een dergelijke omvang gemeten. Deze ‘banendip’ in 2020 heeft uitsluitend betrekking op werknemers; het aantal banen van zelfstandigen veranderde nauwelijks.
Vanaf het tweede kwartaal van 2021 nam het aantal banen elk kwartaal fors toe. In dat kwartaal was het baanverlies uit 2020 alweer goedgemaakt. Sindsdien zijn er meer banen dan ooit tevoren. In het vierde kwartaal van 2021 kwam het totaal aantal banen voor het eerst boven de 11 miljoen uit. In 2023 zwakte de banengroei af, tot gemiddeld 34 duizend banen per kwartaal. Daarna kwam de banengroei in 2024 uit op bijna 30 duizend per kwartaal. In het laatste kwartaal van 2024 waren er 11,7 miljoen banen, 881 duizend meer dan in het vierde kwartaal van 2019, vlak voor het begin van de coronacrisis.
| Jaar | Banen van werknemers | Banen van zelfstandigen |
|---|---|---|
| '04 | -79 | 28 |
| '05 | 40 | 44 |
| '06 | 145 | 74 |
| '07 | 224 | 77 |
| '08 | 142 | 38 |
| '09 | -80 | 14 |
| '10 | -57 | 26 |
| '11 | 72 | 57 |
| '12 | -55 | 21 |
| '13 | -140 | 0 |
| '14 | -41 | 37 |
| '15 | 69 | 39 |
| '16 | 115 | 35 |
| '17 | 204 | 32 |
| '18 | 229 | 43 |
| '19 | 178 | 38 |
| '20 | -111 | 8 |
| '21 | 165 | 66 |
| '22 | 308 | 125 |
| '23 | 117 | 86 |
| '24 | 66 | 51 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Revisie Nationale rekeningen
De uitkomsten van de Nationale rekeningen, en daarbinnen de Arbeidsrekeningen, worden periodiek gereviseerd. In juni 2024 zijn de uitkomsten gepubliceerd op basis van de meest recente revisie, die over 2021. Hiermee is een nieuwe niveauraming voor de gegevens over het verslagjaar 2021 beschikbaar gekomen, waarop de uitkomsten voor de andere jaren geijkt worden. Daarbij zijn nieuwe bronnen, methoden en inzichten doorgevoerd, zodat het beeld van de Nederlandse economie weer optimaal aansluit bij alle onderliggende statistieken, bronnen en internationale richtlijnen voor het samenstellen van de Nationale rekeningen. Tegelijkertijd zijn ook de uitkomsten over 1995–2020 aangepast, zodat deze aansluiten op het nieuwe niveau over 2021 en verder (zie ook: Revisiepublicatie nationale rekeningen, verslagjaar 2021).
Voor het effect van deze herziening op de werkgelegenheidscijfers kan het beste naar de uitkomsten over 2020 worden gekeken. Dit is het laatste verslagjaar waarvan de werkgelegenheidscijfers van de oude reeks definitief zijn vastgesteld. Doordat de gegevens over zelfstandigen pas laat beschikbaar komen, zit er een paar jaar tussen het aflopen van het verslagjaar en de vaststelling van de definitieve cijfers.
Het totaal aantal banen van werkzame personen is voor het verslagjaar 2020 met 49 duizend verlaagd tot 10,7 miljoen (een effect van –0,5 procent). Per bedrijfstak zijn de grootste bijstellingen:
- openbaar bestuur: +87 duizend banen
- onderwijs: +34 duizend banen
- zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus): –55 duizend banen
- uitzendbureaus: –26 duizend banen
- industrie: –69 duizend banen.
De toename van het aantal banen in het openbaar bestuur betreft hoofzakelijk de banen in de sociale werkvoorziening die voorheen voor het grootste deel bij de industrie werden ingedeeld. Met deze verschuiving wordt vooruitgelopen op de overgang van de indeling naar bedrijfstak op basis van de standaard bedrijfsindeling 2008 (sbi 2008) naar de nieuwe indeling sbi 2025.
De overige verschillen zijn vooral het gevolg van bijgestelde ramingen voor groepen die niet in administratieve bronnen voorkomen. Zo is de bijraming van de niet-waargenomen krantenbezorgers en folderaars (bij de oude reeks nog +59 duizend banen in 2021) bij de nieuwe reeks vanaf verslagjaar 2021 vervallen. Ook de bijraming van illegale uitzendbanen (oorspronkelijk +23 duizend) is vervallen. Daarentegen is de bijraming voor zwart en illegaal werk rond drugs bijgesteld van 13 duizend naar 28 duizend. Ook de bijraming voor prostitutie is met 8 duizend opwaarts bijgesteld, de raming van het aantal zwartwerkende kappers is met 9 duizend verhoogd en de bijraming voor bijles is met 22 duizend banen opgehoogd. In de nieuwe tijdreeks zijn deze veranderingen in het algemeen over een lange periode uitgesmeerd, zodat het effect van jaar-op-jaar niet zo groot is.
In lijn met bovenstaande aanpassingen resulteren ook lagere nieuwe uitkomsten voor 2020 over het aantal werkzame personen (–60 duizend; –0,6 procent) en het aantal arbeidsjaren (–32 duizend; –0,4 procent). Daarentegen stijgt het aantal gewerkte uren met 45 miljoen (0,3 procent) omdat door veranderingen in de waarneming bij de Enquête beroepsbevolking (de bron voor dit gegeven) de raming van het aantal gewerkte uren van zelfstandigen hoger uitvalt.
Ook de Arbeidsrekeningencijfers over lonen, beloning en loonkosten (die in deze publicatie in hoofdstuk 5 staan) zijn aangepast. De loonkosten komen voor 2021 in totaal 5,3 miljard euro (1,3 procent) hoger uit. De belangrijkste bijstellingen zijn:
- verbeterde waarneming ontslag- en transitievergoedingen: +3,1 miljard euro
- verbeterde informatie over loon in natura: +1,0 miljard euro.
- nagekomen informatie over loonkostensubsidies: –0,8 miljard euro.
Verder heeft de hierboven genoemde verschuiving van de laagbetaalde sociale werkvoorziening naar het openbaar bestuur tot gevolg dat de gemiddelde lonen in de industrie nu hoger uitkomen dan in de oude reeks, terwijl de gemiddelde lonen in het openbaar bestuur juist lager uitpakken.
De volgende revisie van de Nationale rekeningen zal naar verwachting betrekking hebben op het verslagjaar 2026.
In 2024 was in de meeste bedrijfstakken sprake van banengroei, met als belangrijkste uitzondering de uitzendbureaus, waar 35 duizend banen verdwenen. Het aantal banen nam het meest toe in de zorg (+45 duizend), het openbaar bestuur (+25 duizend) en de zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) (+24 duizend). Al in 2022 waren er in bijna alle bedrijfstakken weer meer banen dan in 2019, voordat de coronacrisis begon. Alleen de uitzendbureaus telden in 2022 minder banen dan in 2019.
| Bedrijfstak | Verandering |
|---|---|
| Zorg | 45 |
| Openbaar bestuur | 25 |
| Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
24 |
| Horeca | 14 |
| Cultuur, recreatie, overige diensten |
9 |
| Bouwnijverheid | 9 |
| Industrie | 8 |
| Onderwijs | 7 |
| Vervoer en opslag | 7 |
| Handel | 5 |
| Financiële dienstverlening | 5 |
| Verhuur/handel onroerend goed |
3 |
| Informatie en communicatie |
-2 |
| Landbouw en visserij |
-11 |
| Uitzendbureaus | -35 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Werkgelegenheid uitzendbureaus daalt tien kwartalen op rij
Het gemiddeld aantal banen van werknemers bij uitzendbureaus nam in 2024 af met 35 duizend tot 654 duizend. Na een daling van tien kwartalen op rij, bleef het aantal uitzendbanen in het laatste kwartaal van 2024 stabiel op 648 duizend. Ondertussen zijn er 119 duizend banen verloren gegaan. Daarmee is het aantal uitzendbanen op de laagste stand in ruim negen jaar uitgekomen, afgezien van de dip in het eerste coronajaar.
| Jaar | Kwartaal | Werknemersbanen bij uitzendbureaus |
|---|---|---|
| '04 | 1e kwartaal, '04 | 411 |
| '04 | 2e kwartaal, '04 | 429 |
| '04 | 3e kwartaal, '04 | 444 |
| '04 | 4e kwartaal, '04 | 450 |
| '05 | 1e kwartaal, '05 | 475 |
| '05 | 2e kwartaal, '05 | 490 |
| '05 | 3e kwartaal, '05 | 498 |
| '05 | 4e kwartaal, '05 | 504 |
| '06 | 1e kwartaal, '06 | 524 |
| '06 | 2e kwartaal, '06 | 545 |
| '06 | 3e kwartaal, '06 | 572 |
| '06 | 4e kwartaal, '06 | 606 |
| '07 | 1e kwartaal, '07 | 603 |
| '07 | 2e kwartaal, '07 | 625 |
| '07 | 3e kwartaal, '07 | 636 |
| '07 | 4e kwartaal, '07 | 653 |
| '08 | 1e kwartaal, '08 | 651 |
| '08 | 2e kwartaal, '08 | 650 |
| '08 | 3e kwartaal, '08 | 644 |
| '08 | 4e kwartaal, '08 | 626 |
| '09 | 1e kwartaal, '09 | 606 |
| '09 | 2e kwartaal, '09 | 576 |
| '09 | 3e kwartaal, '09 | 560 |
| '09 | 4e kwartaal, '09 | 555 |
| '10 | 1e kwartaal, '10 | 513 |
| '10 | 2e kwartaal, '10 | 540 |
| '10 | 3e kwartaal, '10 | 548 |
| '10 | 4e kwartaal, '10 | 554 |
| '11 | 1e kwartaal, '11 | 559 |
| '11 | 2e kwartaal, '11 | 571 |
| '11 | 3e kwartaal, '11 | 564 |
| '11 | 4e kwartaal, '11 | 546 |
| '12 | 1e kwartaal, '12 | 554 |
| '12 | 2e kwartaal, '12 | 555 |
| '12 | 3e kwartaal, '12 | 550 |
| '12 | 4e kwartaal, '12 | 542 |
| '13 | 1e kwartaal, '13 | 546 |
| '13 | 2e kwartaal, '13 | 548 |
| '13 | 3e kwartaal, '13 | 552 |
| '13 | 4e kwartaal, '13 | 559 |
| '14 | 1e kwartaal, '14 | 554 |
| '14 | 2e kwartaal, '14 | 567 |
| '14 | 3e kwartaal, '14 | 582 |
| '14 | 4e kwartaal, '14 | 597 |
| '15 | 1e kwartaal, '15 | 611 |
| '15 | 2e kwartaal, '15 | 630 |
| '15 | 3e kwartaal, '15 | 645 |
| '15 | 4e kwartaal, '15 | 660 |
| '16 | 1e kwartaal, '16 | 661 |
| '16 | 2e kwartaal, '16 | 685 |
| '16 | 3e kwartaal, '16 | 699 |
| '16 | 4e kwartaal, '16 | 711 |
| '17 | 1e kwartaal, '17 | 732 |
| '17 | 2e kwartaal, '17 | 748 |
| '17 | 3e kwartaal, '17 | 764 |
| '17 | 4e kwartaal, '17 | 783 |
| '18 | 1e kwartaal, '18 | 796 |
| '18 | 2e kwartaal, '18 | 798 |
| '18 | 3e kwartaal, '18 | 800 |
| '18 | 4e kwartaal, '18 | 808 |
| '19 | 1e kwartaal, '19 | 812 |
| '19 | 2e kwartaal, '19 | 801 |
| '19 | 3e kwartaal, '19 | 786 |
| '19 | 4e kwartaal, '19 | 778 |
| '20 | 1e kwartaal, '20 | 740 |
| '20 | 2e kwartaal, '20 | 621 |
| '20 | 3e kwartaal, '20 | 643 |
| '20 | 4e kwartaal, '20 | 655 |
| '21 | 1e kwartaal, '21 | 670 |
| '21 | 2e kwartaal, '21 | 703 |
| '21 | 3e kwartaal, '21 | 722 |
| '21 | 4e kwartaal, '21 | 725 |
| '22 | 1e kwartaal, '22 | 766 |
| '22 | 2e kwartaal, '22 | 752 |
| '22 | 3e kwartaal, '22 | 738 |
| '22 | 4e kwartaal, '22 | 727 |
| '23 | 1e kwartaal, '23 | 710 |
| '23 | 2e kwartaal, '23 | 692 |
| '23 | 3e kwartaal, '23 | 682 |
| '23 | 4e kwartaal, '23 | 673 |
| '24 | 1e kwartaal, '24 | 667 |
| '24 | 2e kwartaal, '24 | 655 |
| '24 | 3e kwartaal, '24 | 648 |
| '24 | 4e kwartaal, '24 | 648 |
StatLine: Werkgelegenheid bij uitzendbureaus (jaarcijfers) en Werkgelegenheid bij uitzendbureaus (kwartaalcijfers).
In 2024 is 7 procent van de werknemersbanen een baan bij een uitzendbureau. In 2018 was dat nog bijna 10 procent. In 62 procent van de uitzendbanen wordt in deeltijd gewerkt en in 61 procent zijn mannen werkzaam. In verschillende bedrijfstakken waar veel uitzendwerk wordt verricht, werken sowieso al veel mannen, zoals in de industrie en de bedrijfstak vervoer en opslag.
In de meeste CBS-statistieken worden uitzendkrachten geteld in de bedrijfsklasse uitzendbureaus (sbi 78), die deel uitmaakt van de bedrijfstak zakelijke dienstverlening. Omdat de uitzendkrachten een grote invloed hebben op de werkgelegenheidsontwikkeling, wordt de bedrijfstak zakelijke dienstverlening in publicaties soms opgeknipt in twee delen: uitzendbureaus enerzijds en zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) anderzijds. Deze publicatiegroep uitzendbureaus omvat naast uitzendkrachten en het baliepersoneel van de uitzendbureaus ook uitleenbureaus, de arbeidsbemiddeling en payrollbedrijven. Kortheidshalve wordt gesproken over uitzendbureaus.
Naast cijfers over uitzendbureaus publiceert het CBS ook cijfers over uitzendkrachten en banen van uitzendkrachten. Voor een deel van de uitzendkrachten is bekend waar zij daadwerkelijk werken; met name in de industrie, het openbaar bestuur en in vervoer en opslag (zie ook StatLine: Waar werken uitzendkrachten). Het aantal banen van uitzendkrachten kwam in 2024 uit op 421 duizend (zie ook StatLine: Banen van werknemers).
Uit de Migrantenmonitor van het CBS blijkt dat van de migranten die in december 2023 een baan als werknemer hadden, er 273 duizend als uitzendkracht aan het werk waren (17 procent). De helft van deze uitzendkrachten is afkomstig uit Polen (101 duizend) of Roemenië (34 duizend). In die maand waren er in het totaal in Nederland 437 duizend uitzendbanen (inclusief bijbanen). Dat betekent dat 6 op de 10 uitzendkrachten buiten Nederland zijn geboren (zie ook: Migrantenmonitor 2023).
In vergelijking met tien jaar eerder lag het gemiddeld aantal banen van werknemers en zelfstandigen in 2024 per saldo 1,9 miljoen hoger (+19 procent). In 2014 was het gemiddeld aantal banen op het laagste punt beland na 2007, als gevolg van de financiële crisis die in 2008 begon. In bijna alle bedrijfstakken groeide de werkgelegenheid de afgelopen tien jaar, het meest in de zorg, de zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) en de handel. In de informatie en communicatie was de banengroei naar verhouding het grootst (+41 procent). Alleen in de financiële dienstverlening en de landbouw en visserij gingen banen verloren.
In tien van de vijftien onderscheiden bedrijfstakken waren er in 2024 meer banen dan ooit tevoren. Daarentegen telt de industrie, ondanks de banengroei in de laatste jaren, fors minder banen dan in de vorige eeuw. Hetzelfde geldt voor de landbouw en visserij. De werkgelegenheid in de financiële dienstverlening piekte rond de eeuwwisseling, bij de uitzendbureaus was dat in 2018. In de informatie en communicatie bereikte het aantal banen het hoogste punt in 2023 en was er in 2024 een kleine teruggang.
| Bedrijfstak | Verandering |
|---|---|
| Zorg | 320 |
| Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
300 |
| Handel | 199 |
| Bouwnijverheid | 175 |
| Horeca | 149 |
| Onderwijs | 142 |
| Informatie en communicatie |
120 |
| Industrie | 118 |
| Cultuur, recreatie, overige diensten |
101 |
| Uitzendbureaus | 82 |
| Openbaar bestuur | 74 |
| Vervoer en opslag | 64 |
| Verhuur/handel onroerend goed |
10 |
| Landbouw en visserij |
-3 |
| Financiële dienstverlening | -7 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Welke bedrijfstak is het grootst?
Met 1 891 duizend banen is de zorg in 2024 de grootste bedrijfstak. Bijna 1 op de 6 banen is te vinden in deze bedrijfstak. De zorg omvat niet alleen gezondheidszorg, maar ook verzorging en welzijn. De bedrijfstakken zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) en de handel volgen op de voet met respectievelijk 1 718 duizend en 1 705 duizend banen. Tot en met 2008 was de handel de bedrijfstak met de meeste banen, terwijl de industrie in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw de koploper was. Tegenwoordig telt de zorg ruim tweemaal zoveel banen als de industrie.
| Bedrijfstak | Banen van werknemers | Banen van zelfstandigen |
|---|---|---|
| Zorg | 1495 | 396 |
| Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
971 | 746 |
| Handel | 1464 | 241 |
| Industrie | 727 | 88 |
| Onderwijs | 614 | 136 |
| Openbaar bestuur | 692 | 0 |
| Bouwnijverheid | 361 | 312 |
| Uitzendbureaus | 654 | 12 |
| Cultuur, recreatie, overige diensten |
349 | 254 |
| Horeca | 493 | 103 |
| Vervoer en opslag | 407 | 68 |
| Informatie en communicatie |
331 | 78 |
| Landbouw en visserij |
113 | 123 |
| Financiële dienstverlening | 222 | 8 |
| Verhuur/handel onroerend goed |
76 | 19 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Dat de zorg de meeste banen telt, geldt echter alleen bij de indeling naar vijftien bedrijfstakken zoals die in deze publicatie wordt gehanteerd (zie bijlage 3). Het CBS publiceert ook banencijfers op basis van andere indelingen, waarbij soms bedrijfstakken worden samengeteld. Zo is het ook gebruikelijk om over de gehele zakelijke dienstverlening te publiceren. Dat zijn 2 384 duizend banen, dus meer dan bij de zorg. In de tabellen met kwartaalcijfers worden handel, vervoer en horeca ook samen genomen en dat zijn bij elkaar 2 776 duizend banen. Nog groter is het samengestelde cijfer voor overheid en zorg, dat de bedrijfstakken openbaar bestuur, onderwijs en zorg omvat en 3 334 duizend banen telde in 2024.
De zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendkrachten) is de bedrijfstak met het grootste aantal banen van zelfstandigen. 3 op de 10 zelfstandigenbanen worden ingedeeld in deze bedrijfstak. Afgezet tegen het totaal aantal banen in een bedrijfstak, zijn er in de landbouw en visserij de meeste zelfstandigenbanen, namelijk iets meer dan de helft. Ook in de bouwnijverheid werken verhoudingsgewijs veel zelfstandigen.
Banen waarin vrouwen werken zijn in de zorg zonder meer het meest talrijk (uitgaande van de indeling in vijftien bedrijfstakken). Bij de banen van mannen staat de handel bovenaan de lijst en komt de zorg pas op de zevende plaats.
Ook wat betreft voltijdbanen van werknemers staat de handel bovenaan. Maar bij de voltijdbanen van vrouwelijke werknemers is dat de zorg. Bij de deeltijdbanen van werknemers staat de zorg aan top, maar bij deeltijdbanen van mannelijke werknemers is dat weer de handel.
Als het gaat om banen van vrouwelijke werknemers, staat de zorg in de meeste leeftijdsgroepen bovenaan. Maar bij vrouwelijke werknemers tot 20 jaar is dit de handel.
Bij de werknemers van 45 tot 70 jaar zijn de meeste banen van mannelijke werknemers te vinden in de industrie. In de andere leeftijdsgroepen werken mannen het meest in de handel (zie ook StatLine: Banen van werknemers).
Tot dusver ging het alleen om banen. Maar de werkgelegenheid wordt ook gemeten in werkzame personen (hoofdbanen), gewerkte uren en arbeidsjaren (vte’s). Doordat in de zorg veelal in deeltijd wordt gewerkt, is deze bedrijfstak niet de grootste op basis van het aantal gewerkte uren; dan is de handel de grootste bedrijfstak. Qua aantal werkzame personen en het aantal arbeidsjaren scoort de zorg wel het hoogst (zie ook StatLine: Werkgelegenheid).
En zo is voor elke bedrijfstak waarschijnlijk wel een invalshoek te vinden waarbij die bovenaan het lijstje komt. Zie ook grafiek 2.22 verderop in dit hoofdstuk, met uitkomsten per gemeente. Uit grafiek 2.27 blijkt wat de grootste bedrijfstak is in de verschillende landen van de Europese Unie, op basis van het totaal aantal gewerkte uren onderverdeeld naar tien bedrijfstakken.
Steeds meer vrouwen hebben een baan
In 2024 nam het totaal aantal banen van mannen met 78 duizend toe. Het aantal banen waarin vrouwen werken steeg met 40 duizend. De voorgaande jaren kwamen er juist meer banen bij van vrouwen dan van mannen. Hierdoor werd het aandeel vrouwen in de loop van de jaren steeds groter. Nog steeds zijn in de meeste banen mannen werkzaam, maar het verschil is klein. Terwijl in 1995 het aandeel mannen 57 procent bedroeg, schommelde het de laatste jaren rond de 51,5 procent. In 2024 nam het aandeel mannen voor het eerst weer iets toe, met 0,1 procentpunt. Hierbij is er een verschil tussen werknemers en zelfstandigen; terwijl bij werknemers net zoveel banen voor mannen als banen voor vrouwen bij kwamen, was dat bij de zelfstandigen erg scheef verdeeld, in het voordeel van mannen.
De afgelopen tien jaar steeg het aantal banen van mannen met 921 duizend, terwijl het aantal banen van vrouwen toenam met 941 duizend. Dat er per saldo meer vrouwen dan mannen bij komen, hangt voor een deel samen met de banengroei per bedrijfstak: vrouwen zijn sterk vertegenwoordigd in de zorg, waar het aantal banen jarenlang toenam. Ook in het openbaar bestuur en het onderwijs kwamen er vooral vrouwen bij. Mannen profiteerden sterker van de banengroei bij de bouwnijverheid en de informatie en communicatie.
| Jaar | Mannen | Vrouwen |
|---|---|---|
| '04 | -56 | 4 |
| '05 | 19 | 65 |
| '06 | 130 | 90 |
| '07 | 155 | 145 |
| '08 | 62 | 118 |
| '09 | -96 | 31 |
| '10 | -81 | 49 |
| '11 | 58 | 71 |
| '12 | -38 | 4 |
| '13 | -97 | -43 |
| '14 | 0 | -4 |
| '15 | 61 | 47 |
| '16 | 79 | 70 |
| '17 | 118 | 118 |
| '18 | 136 | 136 |
| '19 | 102 | 113 |
| '20 | -74 | -30 |
| '21 | 106 | 126 |
| '22 | 214 | 219 |
| '23 | 101 | 102 |
| '24 | 78 | 40 |
StatLine: Banen van werkzame personen (jaarcijfers) en Banen van werkzame personen.
Opvallend aan de banenontwikkeling naar geslacht is dat bij vrouwen vrijwel voortdurend sprake is van groei. Alleen in 2013 en 2020 daalde het aantal banen van vrouwen substantieel. Daarentegen daalde het aantal banen van mannen in de jaarcijfers vanaf 2004 zes keer (zie grafiek 2.17).
In de zorg werd in 2023 inmiddels 80 procent van alle banen bezet door vrouwen. Ook in het onderwijs, de cultuur, recreatie en overige diensten en de zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) zijn vrouwen in de meerderheid. Bij de overige bedrijfstakken zijn mannen in de meerderheid, het sterkst in de bouwnijverheid, waar maar 12 procent van de banen door vrouwen wordt bezet. Alleen in de horeca zijn de banen vrijwel gelijk verdeeld over mannen en vrouwen. In vergelijking met tien jaar eerder is het aandeel vrouwen het meest toegenomen in het openbaar bestuur.
| Bedrijfstak | Banen van vrouwen |
|---|---|
| Zorg | 80,3 |
| Onderwijs | 63,8 |
| Cultuur, recreatie, overige diensten | 62,5 |
| Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
53,3 |
| Horeca | 49,5 |
| Totaal alle bedrijfstakken | 48,6 |
| Verhuur/handel onroerend goed | 46,7 |
| Handel | 44,8 |
| Openbaar bestuur | 44,4 |
| Financiële dienstverlening | 43,1 |
| Uitzendbureaus | 40,3 |
| Landbouw en visserij | 34,4 |
| Informatie en communicatie | 26,8 |
| Vervoer en opslag | 24,1 |
| Industrie | 23,7 |
| Bouwnijverheid | 12,2 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Deeltijdwerk in 56 op de 100 werknemersbanen
De afgelopen decennia is het aantal deeltijdbanen in Nederland sterk toegenomen. Hierdoor zijn er sinds ongeveer 2007 meer deeltijdbanen dan voltijdbanen voor werknemers. In 2024 was het aandeel deeltijdbanen voor werknemers opgelopen tot 56 procent. In deeltijdbanen ligt de overeengekomen arbeidsduur onder het aantal uren dat hoort bij een volledige dag- en weektaak. Voltijdwerknemers werken tegenwoordig gemiddeld 39 uur per week, maar dit varieert per bedrijfstak en per bedrijf, en soms zelfs binnen bedrijven. De voltijdarbeidsduur die het meest voorkomt is 40 uur per week, gevolgd door 36 uur en 38 uur per week.
Het aandeel deeltijdwerk verschilt sterk bij mannen en vrouwen. Van de werknemersbanen die door vrouwen worden vervuld, is 77 procent een deeltijdbaan. Bij de mannen is dat 37 procent, zij werken vooral in voltijdbanen. Wel zijn deeltijdbanen juist bij mannen in opkomst: in vergelijking met 2010 is het aandeel deeltijdbanen bij mannelijke werknemers met 8 procentpunt toegenomen, tegen 2 procentpunt bij vrouwen.
Het aandeel deeltijders varieert ook sterk per bedrijfstak. In de zorg is 83 procent van de werknemersbanen een deeltijdbaan. Ook de werknemers in de horeca, de cultuur, recreatie en overige diensten en het onderwijs hebben vooral deeltijdbanen. Onderaan de ranglijst staat de bouwnijverheid met 26 procent deeltijdbanen. In alle bedrijfstakken zijn de werknemersbanen van vrouwen voor het merendeel deeltijdbanen, zelfs in de bouwnijverheid heeft drie kwart van de vrouwen een deeltijdbaan. Dit in tegenstelling tot de werknemersbanen van mannen, die in de meeste bedrijfstakken voor het merendeel door voltijders worden bezet. Alleen in de bedrijfstakken horeca, cultuur, recreatie en overige diensten, de zorg en de uitzendbureaus werkt ook het merendeel van de mannelijke werknemers in deeltijd (zie ook StatLine: Banen van werknemers).
Flexwerk voor 1 op de 3 werknemers
Bij ruim 1 op de 3 werknemersbanen is sprake van een contract voor bepaalde tijd of gaat het om stagiairs, uitzendkrachten of oproepkrachten. De overige banen zijn ‘vast’. In 2024 telde 35 procent van de werknemersbanen als een flexbaan en 65 procent als een vaste baan.
Bij uitzendbureaus en de horeca is het aandeel flexbanen het grootst. In de bedrijfstakken financiële dienstverlening en het openbaar bestuur zijn er vooral vaste banen.
Het gemiddeld uurloon in de flexbanen ligt 38 procent onder dat in de vaste banen. Voor een deel komt dit doordat jongeren een groot aandeel hebben in het aantal flexbanen. Van de werknemers jonger dan 30 jaar heeft in totaal slechts 30 procent een vaste baan, terwijl dat bij de werknemers van 60 tot 65 jaar 89 procent is.
Als gevolg van de invoering in 2020 van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB), die het voor werkgevers duurder maakt om te werken met flexibele krachten, zijn de recente cijfers niet goed vergelijkbaar met de uitkomsten tot en met 2019. In de periode 2008–2019 daalde het aandeel werknemersbanen met een vast contract van 73 procent naar 64 procent. In 2021 en 2022 daalde het aandeel vaste banen verder met 2 procentpunt. In 2023 en 2024 sloeg de trend om, vooral doordat er minder uitzendbanen waren. In 2024 verminderde het aantal flexbanen met 41 duizend, terwijl er ruim 100 duizend vaste banen bij kwamen. Het is voor het eerst na 2020 dat het totaal aantal flexbanen terugloopt.
| Bedrijfstak | Flexbaan |
|---|---|
| Uitzendbureaus | 83,3 |
| Horeca | 75,3 |
| Cultuur, recreatie, overige diensten |
47,0 |
| Handel | 45,4 |
| Landbouw en visserij | 41,2 |
| Totaal alle bedrijfstakken | 35,1 |
| Zorg | 28,4 |
| Onderwijs | 28,3 |
| Vervoer en opslag | 26,5 |
| Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
25,5 |
| Informatie en communicatie | 20,9 |
| Verhuur/handel onroerend goed |
20,2 |
| Bouwnijverheid | 17,8 |
| Industrie | 17,7 |
| Openbaar bestuur | 15,4 |
| Financiële dienstverlening | 11,8 |
| Leeftijd in jaren | Flexbaan |
|---|---|
| 15 tot 20 jaar | 95,3 |
| 20 tot 25 jaar | 75,3 |
| 25 tot 30 jaar | 45,8 |
| 30 tot 35 jaar | 30,0 |
| 35 tot 40 jaar | 24,1 |
| 40 tot 45 jaar | 21,2 |
| 45 tot 50 jaar | 18,9 |
| 50 tot 55 jaar | 16,2 |
| 55 tot 60 jaar | 13,6 |
| 60 tot 65 jaar | 10,9 |
| 65 tot 70 jaar | 26,0 |
| 70 tot 75 jaar | 56,2 |
StatLine: Banen van werknemers naar soort baan en contractsoort.
Werknemers steeds ouder
Niet alleen de Nederlandse bevolking veroudert, ook het werknemersbestand vergrijst in hoog tempo. In 1995 werd nog slechts 14 procent van de werknemersbanen bezet door personen van 50 jaar of ouder. In 2010 was dat opgelopen tot 25 procent en in 2024 was al 32 procent 50‑plusser.
In de bedrijfstakken industrie, verhuur en handel van onroerend goed, vervoer en opslag en het openbaar bestuur is inmiddels meer dan 40 procent van de banen in handen van 50‑plussers. Daarentegen is in de horeca twee derde van de werknemers jonger dan 30 jaar en slechts 13 procent 50‑plusser. Bij de bedrijfstakken uitzendbureaus en de informatie en communicatie zijn juist de twintigers en dertigers in de meerderheid.
werknemersbanen per bedrijfstak)Verberg tabel2.21 Leeftijdsverdeling van werknemers per bedrijfstak, 2024 (% van het aantal
werknemersbanen per bedrijfstak)
| Bedrijfstak | tot 20 jaar (x 1 000) | 20 tot 30 jaar (x 1 000) | 30 tot 40 jaar (x 1 000) | 40 tot 50 jaar (x 1 000) | 50 tot 60 jaar (x 1 000) | 60 jaar of ouder (x 1 000) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Horeca | 176 | 155 | 57 | 43 | 40 | 23 |
| Uitzendbureaus | 63 | 251 | 139 | 98 | 79 | 47 |
| Informatie en communicatie | 5 | 75 | 106 | 68 | 56 | 22 |
| Handel | 296 | 339 | 247 | 215 | 248 | 134 |
| Cultuur, recreatie, overige diensten |
27 | 77 | 55 | 46 | 52 | 34 |
| Landbouw en visserij | 18 | 23 | 18 | 18 | 21 | 12 |
| Totaal banen van werknemers |
745 | 1942 | 1861 | 1633 | 1814 | 1045 |
| Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
26 | 199 | 212 | 181 | 189 | 107 |
| Onderwijs | 12 | 109 | 141 | 137 | 123 | 79 |
| Zorg | 63 | 320 | 329 | 284 | 341 | 207 |
| Bouwnijverheid | 14 | 65 | 75 | 79 | 89 | 44 |
| Financiële dienstverlening | 1 | 32 | 60 | 54 | 62 | 29 |
| Openbaar bestuur | 7 | 87 | 139 | 136 | 161 | 94 |
| Vervoer en opslag | 12 | 71 | 82 | 76 | 99 | 70 |
| Verhuur/handel onroerend goed |
1 | 11 | 15 | 17 | 20 | 13 |
| Industrie | 23 | 116 | 165 | 160 | 213 | 119 |
StatLine: Banen van werknemers (vanaf 2009) en Banen van werknemers (1995–2005).
Nederland handelsland
In bijna de helft van de Nederlandse gemeenten is de handel de bedrijfstak met de meeste banen voor werknemers. Dit geldt voor 155 van de 342 gemeenten (45 procent), gemeten per december 2023. Op de tweede plaats staat de zorg, die in 117 gemeenten de grootste werkgever is (34 procent). De industrie is in 31 gemeenten het grootst (9 procent). Opvallend is dat de zorg vooral belangrijk is in Noord-Nederland: in 7 van de 10 gemeenten die liggen in de provincie Groningen en 8 van de 12 gemeenten in Drenthe is de zorg de grootste bedrijfstak. In de provincies Flevoland, Utrecht, Zuid-Holland en Overijssel is in het merendeel van de gemeenten de handel de grootste bedrijfstak. Noord-Brabant telt de meeste gemeenten met veel industrie. De horeca scoort het hoogst op de Waddeneilanden, maar ook in enkele gemeenten in Zeeland en Limburg.
In verschillende gemeenten wordt de werkgelegenheid sterk bepaald door een enkele bedrijfstak. Dit geldt het sterkst voor de gemeente Veldhoven, waar de industrie tegenwoordig goed is voor de helft van de werknemersbanen. Daarentegen werkt in Leiderdorp en Berg en Dal bijna de helft van de werknemers in de zorg en is op Vlieland de horeca het belangrijkst. De gemeente waar relatief de meeste werknemersbanen in de bedrijfstak informatie en communicatie zijn te vinden is – natuurlijk – Hilversum.
Wat betreft de absolute aantallen werknemersbanen, scoort Amsterdam bij tien van de vijftien onderscheiden bedrijfstakken het hoogst, het meest in de zakelijke dienstverlening. Den Haag telt absoluut gezien de meeste banen in het openbaar bestuur. Haarlemmermeer is de gemeente met de meeste banen in de bedrijfstak vervoer en opslag. Rotterdam telt de meeste banen in de bouwnijverheid, Eindhoven heeft de meeste banen in de industrie. Voor de landbouw en visserij is dat het Westland.
In de landelijke cijfers over banen van werknemers neemt niet de handel het grootste aandeel in (16,4 procent), maar de zorg (17,0 procent).
| Gemeente | Grootste bedrijfstak |
|---|---|
| Aa en Hunze | Zorg |
| Aalsmeer | Handel |
| Aalten | Industrie |
| Achtkarspelen | Handel |
| Alblasserdam | Handel |
| Albrandswaard | Vervoer en opslag |
| Alkmaar | Zorg |
| Almelo | Zorg |
| Almere | Handel |
| Alphen aan den Rijn | Handel |
| Alphen-Chaam | Handel |
| Altena | Handel |
| Ameland | Horeca |
| Amersfoort | Zorg |
| Amstelveen | Zakelijke dienstverlening (exclusief uitzend) |
| Amsterdam | Zakelijke dienstverlening (exclusief uitzend) |
| Apeldoorn | Zorg |
| Arnhem | Zorg |
| Assen | Zorg |
| Asten | Handel |
| Baarle-Nassau | Handel |
| Baarn | Zorg |
| Barendrecht | Handel |
| Barneveld | Handel |
| Beek (L.) | Handel |
| Beekdaelen | Handel |
| Beesel | Industrie |
| Berg en Dal | Zorg |
| Bergeijk | Industrie |
| Bergen (L.) | Handel |
| Bergen (NH.) | Zorg |
| Bergen op Zoom | Zorg |
| Berkelland | Industrie |
| Bernheze | Handel |
| Best | Industrie |
| Beuningen | Handel |
| Beverwijk | Zorg |
| Bladel | Industrie |
| Blaricum | Zorg |
| Bloemendaal | Zorg |
| Bodegraven-Reeuwijk | Handel |
| Boekel | Zorg |
| Borger-Odoorn | Zorg |
| Borne | Handel |
| Borsele | Zorg |
| Boxtel | Industrie |
| Breda | Handel |
| Bronckhorst | Handel |
| Brummen | Industrie |
| Brunssum | Zorg |
| Bunnik | Zakelijke dienstverlening (exclusief uitzend) |
| Bunschoten | Industrie |
| Buren | Handel |
| Capelle aan den IJssel | Zorg |
| Castricum | Zorg |
| Coevorden | Handel |
| Cranendonck | Industrie |
| Culemborg | Handel |
| Dalfsen | Handel |
| Dantumadiel | Zorg |
| De Bilt | Zorg |
| De Fryske Marren | Handel |
| De Ronde Venen | Handel |
| De Wolden | Handel |
| Delft | Onderwijs |
| Den Helder | Openbaar bestuur |
| Deurne | Zorg |
| Deventer | Zorg |
| Diemen | Uitzendbureaus |
| Dijk en Waard | Handel |
| Dinkelland | Handel |
| Doesburg | Industrie |
| Doetinchem | Zorg |
| Dongen | Industrie |
| Dordrecht | Zorg |
| Drechterland | Handel |
| Drimmelen | Handel |
| Dronten | Handel |
| Druten | Zorg |
| Duiven | Handel |
| Echt-Susteren | Handel |
| Edam-Volendam | Handel |
| Ede | Handel |
| Eemnes | Handel |
| Eemsdelta | Zorg |
| Eersel | Zorg |
| Eijsden-Margraten | Zorg |
| Eindhoven | Zakelijke dienstverlening (exclusief uitzend) |
| Elburg | Openbaar bestuur |
| Emmen | Zorg |
| Enkhuizen | Handel |
| Enschede | Zorg |
| Epe | Handel |
| Ermelo | Zorg |
| Etten-Leur | Industrie |
| Geertruidenberg | Handel |
| Geldrop-Mierlo | Zorg |
| Gemert-Bakel | Handel |
| Gennep | Zorg |
| Gilze en Rijen | Handel |
| Goeree-Overflakkee | Zorg |
| Goes | Zorg |
| Goirle | Zorg |
| Gooise Meren | Handel |
| Gorinchem | Uitzendbureaus |
| Gouda | Zorg |
| Groningen (gemeente) | Zorg |
| Gulpen-Wittem | Zorg |
| Haaksbergen | Industrie |
| Haarlem | Zorg |
| Haarlemmermeer | Vervoer en opslag |
| Halderberge | Handel |
| Hardenberg | Zorg |
| Harderwijk | Zorg |
| Hardinxveld-Giessendam | Uitzendbureaus |
| Harlingen | Handel |
| Hattem | Zorg |
| Heemskerk | Handel |
| Heemstede | Zorg |
| Heerde | Zorg |
| Heerenveen | Zorg |
| Heerlen | Zorg |
| Heeze-Leende | Zorg |
| Heiloo | Zorg |
| Hellendoorn | Handel |
| Helmond | Zorg |
| Hendrik-Ido-Ambacht | Handel |
| Hengelo (O.) | Handel |
| Het Hogeland | Zorg |
| Heumen | Handel |
| Heusden | Handel |
| Hillegom | Handel |
| Hilvarenbeek | Handel |
| Hilversum | Informatie en communicatie |
| Hoeksche Waard | Handel |
| Hof van Twente | Handel |
| Hollands Kroon | Handel |
| Hoogeveen | Zorg |
| Hoorn | Zorg |
| Horst aan de Maas | Handel |
| Houten | Handel |
| Huizen | Handel |
| Hulst | Zorg |
| IJsselstein | Handel |
| Kaag en Braassem | Handel |
| Kampen | Handel |
| Kapelle | Handel |
| Katwijk | Handel |
| Kerkrade | Handel |
| Koggenland | Handel |
| Krimpen aan den IJssel | Handel |
| Krimpenerwaard | Handel |
| Laarbeek | Industrie |
| Land van Cuijk | Industrie |
| Landgraaf | Zorg |
| Landsmeer | Handel |
| Lansingerland | Handel |
| Laren (NH.) | Zorg |
| Leeuwarden | Zorg |
| Leiden | Zorg |
| Leiderdorp | Zorg |
| Leidschendam-Voorburg | Zorg |
| Lelystad | Handel |
| Leudal | Zorg |
| Leusden | Handel |
| Lingewaard | Handel |
| Lisse | Handel |
| Lochem | Zorg |
| Loon op Zand | Cultuur,recreatieoverigediensten |
| Lopik | Industrie |
| Losser | Zorg |
| Maasdriel | Handel |
| Maasgouw | Zorg |
| Maashorst | Zorg |
| Maassluis | Handel |
| Maastricht | Zorg |
| Medemblik | Handel |
| Meerssen | Zorg |
| Meierijstad | Handel |
| Meppel | Zorg |
| Middelburg (Z.) | Zorg |
| Midden-Delfland | Handel |
| Midden-Drenthe | Zorg |
| Midden-Groningen | Zorg |
| Moerdijk | Handel |
| Molenlanden | Industrie |
| Montferland | Uitzendbureaus |
| Montfoort | Handel |
| Mook en Middelaar | Horeca |
| Neder-Betuwe | Handel |
| Nederweert | Handel |
| Nieuwegein | Zorg |
| Nieuwkoop | Handel |
| Nijkerk | Handel |
| Nijmegen | Zorg |
| Nissewaard | Handel |
| Noardeast-Fryslân | Industrie |
| Noord-Beveland | Horeca |
| Noordenveld | Handel |
| Noordoostpolder | Handel |
| Noordwijk | Zorg |
| Nuenen, Gerwen en Nederwetten | Handel |
| Nunspeet | Handel |
| Oegstgeest | Zorg |
| Oirschot | Openbaar bestuur |
| Oisterwijk | Zorg |
| Oldambt | Zorg |
| Oldebroek | Handel |
| Oldenzaal | Handel |
| Olst-Wijhe | Zorg |
| Ommen | Zorg |
| Oost Gelre | Industrie |
| Oosterhout | Handel |
| Ooststellingwerf | Handel |
| Oostzaan | Handel |
| Opmeer | Handel |
| Opsterland | Zorg |
| Oss | Industrie |
| Oude IJsselstreek | Industrie |
| Ouder-Amstel | Handel |
| Oudewater | Handel |
| Overbetuwe | Handel |
| Papendrecht | Bouwnijverheid |
| Peel en Maas | Handel |
| Pekela | Handel |
| Pijnacker-Nootdorp | Handel |
| Purmerend | Zorg |
| Putten | Handel |
| Raalte | Handel |
| Reimerswaal | Handel |
| Renkum | Zorg |
| Renswoude | Handel |
| Reusel-De Mierden | Handel |
| Rheden | Zorg |
| Rhenen | Handel |
| Ridderkerk | Handel |
| Rijssen-Holten | Handel |
| Rijswijk (ZH.) | Zakelijke dienstverlening (exclusief uitzend) |
| Roerdalen | Zorg |
| Roermond | Handel |
| Roosendaal | Zorg |
| Rotterdam | Zorg |
| Rozendaal | Onderwijs |
| Rucphen | Handel |
| Schagen | Industrie |
| Scherpenzeel | Industrie |
| Schiedam | Zorg |
| Schiermonnikoog | Horeca |
| Schouwen-Duiveland | Handel |
| 's-Gravenhage (gemeente) | Openbaar bestuur |
| 's-Hertogenbosch | Handel |
| Simpelveld | Zorg |
| Sint-Michielsgestel | Zorg |
| Sittard-Geleen | Zorg |
| Sliedrecht | Uitzendbureaus |
| Sluis | Horeca |
| Smallingerland | Zorg |
| Soest | Handel |
| Someren | Handel |
| Son en Breugel | Industrie |
| Stadskanaal | Zorg |
| Staphorst | Industrie |
| Stede Broec | Handel |
| Steenbergen | Handel |
| Steenwijkerland | Zorg |
| Stein (L.) | Handel |
| Stichtse Vecht | Handel |
| Súdwest-Fryslân | Zorg |
| Terneuzen | Industrie |
| Terschelling | Horeca |
| Texel | Horeca |
| Teylingen | Handel |
| Tholen | Handel |
| Tiel | Zorg |
| Tilburg | Uitzendbureaus |
| Tubbergen | Handel |
| Twenterand | Handel |
| Tynaarlo | Zorg |
| Tytsjerksteradiel | Zorg |
| Uitgeest | Handel |
| Uithoorn | Handel |
| Urk | Handel |
| Utrecht (gemeente) | Zorg |
| Utrechtse Heuvelrug | Openbaar bestuur |
| Vaals | Horeca |
| Valkenburg aan de Geul | Horeca |
| Valkenswaard | Handel |
| Veendam | Handel |
| Veenendaal | Handel |
| Veere | Horeca |
| Veldhoven | Industrie |
| Velsen | Industrie |
| Venlo | Handel |
| Venray | Zorg |
| Vijfheerenlanden | Handel |
| Vlaardingen | Handel |
| Vlieland | Horeca |
| Vlissingen | Zorg |
| Voerendaal | Zorg |
| Voorne aan Zee | Handel |
| Voorschoten | Zorg |
| Voorst | Zorg |
| Vught | Zorg |
| Waadhoeke | Handel |
| Waalre | Handel |
| Waalwijk | Handel |
| Waddinxveen | Handel |
| Wageningen | Zakelijke dienstverlening (exclusief uitzend) |
| Wassenaar | Zorg |
| Waterland | Zorg |
| Weert | Zorg |
| West Betuwe | Handel |
| West Maas en Waal | Handel |
| Westerkwartier | Handel |
| Westerveld | Openbaar bestuur |
| Westervoort | Handel |
| Westerwolde | Zorg |
| Westland | Uitzendbureaus |
| Weststellingwerf | Zorg |
| Wierden | Handel |
| Wijchen | Handel |
| Wijdemeren | Handel |
| Wijk bij Duurstede | Handel |
| Winterswijk | Zorg |
| Woensdrecht | Openbaar bestuur |
| Woerden | Handel |
| Wormerland | Industrie |
| Woudenberg | Zorg |
| Zaanstad | Handel |
| Zaltbommel | Uitzendbureaus |
| Zandvoort | Zorg |
| Zeewolde | Handel |
| Zeist | Zorg |
| Zevenaar | Handel |
| Zoetermeer | Handel |
| Zoeterwoude | Handel |
| Zuidplas | Handel |
| Zundert | Handel |
| Zutphen | Zorg |
| Zwartewaterland | Industrie |
| Zwijndrecht | Handel |
| Zwolle | Zorg |
StatLine: Banen van werknemers naar gemeente waar men werkt.
Woon-werkstromen
In december 2023 werkte 42 procent van de werknemers in de eigen woongemeente. Dat betekent dat 58 procent van de werknemers voor het werk naar een andere gemeente moet reizen. De combinatie die het vaakst voorkomt is wonen in Almere en werken in Amsterdam (30 duizend werknemers).
Amsterdam is een werkgelegenheidsmagneet; 8 procent van de werknemersbanen in Nederland is te vinden in deze gemeente. Ongeveer 390 duizend werknemers werken in Amsterdam, maar wonen elders, met name in Almere, Zaanstad, Amstelveen, Utrecht, Haarlem, Haarlemmermeer en Purmerend. Andersom werken 137 duizend Amsterdammers elders in Nederland, het meest in Haarlemmermeer (25 duizend werknemersbanen). Deze gemeente heeft de luchthaven Schiphol binnen haar grenzen. Amsterdam staat op die manier tien keer in de top twintig van grootste woon-werkstromen.
In de top twintig met de grootste woon-werkstromen staan vooral stromen richting de vier grote gemeenten. In de grote steden werken meer werknemers dan er wonen. Rotterdam trekt vooral werknemers uit Nissewaard, Schiedam, Capelle aan den IJssel en Den Haag. Andersom werken 15 duizend Rotterdammers in Den Haag. Den Haag trekt ook veel werknemers uit de omliggende gemeenten Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer, Rijswijk en het Westland. De grootste woon-werkstroom waarbij niet een van de vier grote gemeenten is betrokken, is de stroom van Eindhoven naar Veldhoven, op de 21e plaats.
Gerangschikt naar het aantal banen van werknemers staat Haarlemmermeer op de zesde plaats, achter de vier grote gemeenten en Eindhoven. Qua aantal inwoners komt Haarlemmermeer pas op de veertiende plaats. Alleen in de gemeenten Haarlemmermeer en Ouder-Amstel overstijgt het aantal banen van werknemers het totaal aantal inwoners.
| Woongemeente | Werkgemeente | Banen van werknemers | Woon-werkafstand | ||
|---|---|---|---|---|---|
| x 1 000 | km | ||||
| 1 | Almere | → | Amsterdam | 29,5 | 29,2 |
| 2 | Amsterdam | → | Haarlemmermeer | 25,1 | 17,6 |
| 3 | Zaanstad | → | Amsterdam | 24,1 | 17,3 |
| 4 | Amstelveen | → | Amsterdam | 20,2 | 8,9 |
| 5 | Utrecht | → | Amsterdam | 20,2 | 36,3 |
| 6 | Haarlem | → | Amsterdam | 19,9 | 19,9 |
| 7 | Haarlemmermeer | → | Amsterdam | 19,4 | 18,4 |
| 8 | Purmerend | → | Amsterdam | 16,1 | 20,4 |
| 9 | Nissewaard | → | Rotterdam | 15,8 | 17,5 |
| 10 | Rotterdam | → | Den Haag | 14,9 | 24,2 |
| 11 | Schiedam | → | Rotterdam | 14,0 | 8,3 |
| 12 | Leidschendam-Voorburg | → | Den Haag | 13,8 | 5,8 |
| 13 | Capelle aan den IJssel | → | Rotterdam | 13,3 | 8,8 |
| 14 | Amsterdam | → | Utrecht | 13,2 | 37,8 |
| 15 | Den Haag | → | Rotterdam | 12,1 | 24,4 |
| 16 | Zoetermeer | → | Den Haag | 12,0 | 15,3 |
| 17 | Den Haag | → | Amsterdam | 11,6 | 56,7 |
| 18 | Rijswijk | → | Den Haag | 11,1 | 5,4 |
| 19 | Rotterdam | → | Capelle aan den IJssel | 11,1 | 8,4 |
| 20 | Westland | → | Den Haag | 11,0 | 10,4 |
De gemiddelde woon-werkafstand voor alle banen (inclusief de banen in de eigen woongemeente) bedraagt 20 kilometer. De woon-werkafstand is hier gedefinieerd als de afstand over de weg tussen het centrum van de wijk waar men woont en het centrum van de wijk waar men werkt. Doordat het gemiddelde wordt bepaald voor de desbetreffende banen, kan de gemiddelde woon-werkafstand van A naar B iets afwijken van het gemiddelde van B naar A.
Voor diegenen die in Bunschoten of in het Westland wonen, is de gemiddelde reisafstand met 12 kilometer het kleinst, terwijl werknemers uit de gemeente Terschelling met gemiddeld 41 kilometer het verst van hun werk wonen. Ook voor Amsterdammers is de gemiddelde woon-werkafstand met 14 kilometer een stuk kleiner dan gemiddeld in Nederland. Vanuit het perspectief van de werklocatie blijkt dat werknemers die in Dantumadiel werken met 8 kilometer het minst hoeven te reizen naar hun werk. De gemeenten Bunnik en Sliedrecht trekken juist werknemers aan die gemiddeld het verst weg van hun werk wonen, namelijk ruim 30 kilometer.
De banen van werknemers die in het buitenland wonen of een onbekend woonadres hebben en de banen van werknemers van wie de werkgemeente niet bekend is, zijn in deze cijfers buiten beschouwing gelaten. De cijfers over woon-werkstromen van werknemers kunnen niet een-op-een gelezen worden als cijfers over woon-werkverkeer. Zo gaat het alleen om banen van werknemers en niet om zelfstandigenbanen. Verder wordt niet in alle banen vijf dagen in de week gewerkt. Sowieso komen werknemers niet altijd naar het werkadres, onder meer vanwege thuiswerken, vakantie of ziekte. Daarnaast kan het formele woon- of werkadres afwijken van het daadwerkelijke adres. Het CBS maakt ook cijfers over de daadwerkelijk verplaatsingen in het verkeer (zie ook: Van en naar het werk).
| Gemeente | Woon-werkafstand |
|---|---|
| Aa en Hunze | 29,8 |
| Aalsmeer | 13,2 |
| Aalten | 19,3 |
| Achtkarspelen | 25,8 |
| Alblasserdam | 15,6 |
| Albrandswaard | 16,6 |
| Alkmaar | 20,4 |
| Almelo | 19,6 |
| Almere | 24,4 |
| Alphen aan den Rijn | 17,8 |
| Alphen-Chaam | 20,4 |
| Altena | 18,0 |
| Ameland | 16,9 |
| Amersfoort | 20,1 |
| Amstelveen | 14,4 |
| Amsterdam | 14,1 |
| Apeldoorn | 19,4 |
| Arnhem | 22,0 |
| Assen | 25,5 |
| Asten | 16,4 |
| Baarle-Nassau | 21,9 |
| Baarn | 19,4 |
| Barendrecht | 15,9 |
| Barneveld | 15,0 |
| Beek (L.) | 22,3 |
| Beekdaelen | 21,7 |
| Beesel | 23,2 |
| Berg en Dal | 19,5 |
| Bergeijk | 16,1 |
| Bergen (L.) | 23,4 |
| Bergen (NH.) | 21,8 |
| Bergen op Zoom | 23,3 |
| Berkelland | 21,1 |
| Bernheze | 16,6 |
| Best | 17,2 |
| Beuningen | 18,9 |
| Beverwijk | 16,7 |
| Bladel | 15,0 |
| Blaricum | 20,9 |
| Bloemendaal | 18,1 |
| Bodegraven-Reeuwijk | 17,7 |
| Boekel | 16,0 |
| Borger-Odoorn | 32,7 |
| Borne | 18,2 |
| Borsele | 21,6 |
| Boxtel | 17,9 |
| Breda | 21,0 |
| Bronckhorst | 20,6 |
| Brummen | 20,5 |
| Brunssum | 21,0 |
| Bunnik | 18,1 |
| Bunschoten | 11,9 |
| Buren | 20,7 |
| Capelle aan den IJssel | 16,5 |
| Castricum | 20,2 |
| Coevorden | 29,3 |
| Cranendonck | 20,7 |
| Culemborg | 21,5 |
| Dalfsen | 21,2 |
| Dantumadiel | 24,8 |
| De Bilt | 17,1 |
| De Fryske Marren | 29,0 |
| De Ronde Venen | 16,5 |
| De Wolden | 28,5 |
| Delft | 17,1 |
| Den Helder | 22,0 |
| Deurne | 17,3 |
| Deventer | 22,0 |
| Diemen | 14,7 |
| Dijk en Waard | 20,1 |
| Dinkelland | 18,6 |
| Doesburg | 23,3 |
| Doetinchem | 20,1 |
| Dongen | 17,6 |
| Dordrecht | 17,6 |
| Drechterland | 22,1 |
| Drimmelen | 18,6 |
| Dronten | 29,0 |
| Druten | 21,2 |
| Duiven | 19,8 |
| Echt-Susteren | 25,8 |
| Edam-Volendam | 15,6 |
| Ede | 18,7 |
| Eemnes | 17,6 |
| Eemsdelta | 29,6 |
| Eersel | 16,0 |
| Eijsden-Margraten | 22,0 |
| Eindhoven | 17,2 |
| Elburg | 21,1 |
| Emmen | 26,4 |
| Enkhuizen | 22,3 |
| Enschede | 19,3 |
| Epe | 19,8 |
| Ermelo | 18,6 |
| Etten-Leur | 19,6 |
| Geertruidenberg | 18,2 |
| Geldrop-Mierlo | 16,4 |
| Gemert-Bakel | 17,1 |
| Gennep | 19,7 |
| Gilze en Rijen | 18,4 |
| Goeree-Overflakkee | 25,0 |
| Goes | 20,3 |
| Goirle | 15,9 |
| Gooise Meren | 19,8 |
| Gorinchem | 19,8 |
| Gouda | 19,1 |
| Groningen (gemeente) | 24,3 |
| Gulpen-Wittem | 23,9 |
| Haaksbergen | 18,4 |
| Haarlem | 17,6 |
| Haarlemmermeer | 16,4 |
| Halderberge | 20,8 |
| Hardenberg | 23,1 |
| Harderwijk | 20,3 |
| Hardinxveld-Giessendam | 15,0 |
| Harlingen | 31,7 |
| Hattem | 20,8 |
| Heemskerk | 16,1 |
| Heemstede | 17,8 |
| Heerde | 20,1 |
| Heerenveen | 27,6 |
| Heerlen | 21,1 |
| Heeze-Leende | 18,7 |
| Heiloo | 21,1 |
| Hellendoorn | 20,0 |
| Helmond | 17,9 |
| Hendrik-Ido-Ambacht | 16,6 |
| Hengelo (O.) | 18,4 |
| Het Hogeland | 29,8 |
| Heumen | 19,1 |
| Heusden | 18,0 |
| Hillegom | 16,4 |
| Hilvarenbeek | 17,2 |
| Hilversum | 18,7 |
| Hoeksche Waard | 18,6 |
| Hof van Twente | 20,5 |
| Hollands Kroon | 28,2 |
| Hoogeveen | 23,3 |
| Hoorn | 23,3 |
| Horst aan de Maas | 18,8 |
| Houten | 18,9 |
| Huizen | 19,0 |
| Hulst | 27,6 |
| IJsselstein | 17,0 |
| Kaag en Braassem | 16,7 |
| Kampen | 20,0 |
| Kapelle | 20,8 |
| Katwijk | 12,7 |
| Kerkrade | 21,4 |
| Koggenland | 19,5 |
| Krimpen aan den IJssel | 14,6 |
| Krimpenerwaard | 17,2 |
| Laarbeek | 16,3 |
| Land van Cuijk | 20,2 |
| Landgraaf | 19,6 |
| Landsmeer | 15,9 |
| Lansingerland | 15,5 |
| Laren (NH.) | 19,5 |
| Leeuwarden | 26,5 |
| Leiden | 18,3 |
| Leiderdorp | 16,1 |
| Leidschendam-Voorburg | 16,3 |
| Lelystad | 28,1 |
| Leudal | 23,9 |
| Leusden | 18,3 |
| Lingewaard | 19,1 |
| Lisse | 15,8 |
| Lochem | 24,5 |
| Loon op Zand | 16,3 |
| Lopik | 17,4 |
| Losser | 19,5 |
| Maasdriel | 19,5 |
| Maasgouw | 26,7 |
| Maashorst | 17,1 |
| Maassluis | 17,1 |
| Maastricht | 23,3 |
| Medemblik | 21,9 |
| Meerssen | 21,4 |
| Meierijstad | 15,5 |
| Meppel | 24,9 |
| Middelburg (Z.) | 22,0 |
| Midden-Delfland | 14,2 |
| Midden-Drenthe | 29,7 |
| Midden-Groningen | 25,1 |
| Moerdijk | 22,1 |
| Molenlanden | 17,0 |
| Montferland | 19,6 |
| Montfoort | 16,4 |
| Mook en Middelaar | 21,6 |
| Neder-Betuwe | 15,8 |
| Nederweert | 21,3 |
| Nieuwegein | 16,4 |
| Nieuwkoop | 16,9 |
| Nijkerk | 16,5 |
| Nijmegen | 21,1 |
| Nissewaard | 20,0 |
| Noardeast-Fryslân | 26,0 |
| Noord-Beveland | 28,6 |
| Noordenveld | 24,4 |
| Noordoostpolder | 25,3 |
| Noordwijk | 15,9 |
| Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 16,2 |
| Nunspeet | 19,7 |
| Oegstgeest | 18,5 |
| Oirschot | 17,0 |
| Oisterwijk | 17,1 |
| Oldambt | 30,8 |
| Oldebroek | 20,3 |
| Oldenzaal | 17,9 |
| Olst-Wijhe | 22,7 |
| Ommen | 24,5 |
| Oost Gelre | 20,0 |
| Oosterhout | 18,4 |
| Ooststellingwerf | 29,4 |
| Oostzaan | 14,9 |
| Opmeer | 21,4 |
| Opsterland | 27,5 |
| Oss | 18,4 |
| Oude IJsselstreek | 20,1 |
| Ouder-Amstel | 14,4 |
| Oudewater | 15,6 |
| Overbetuwe | 20,4 |
| Papendrecht | 16,5 |
| Peel en Maas | 19,4 |
| Pekela | 29,7 |
| Pijnacker-Nootdorp | 15,8 |
| Purmerend | 19,5 |
| Putten | 18,0 |
| Raalte | 19,7 |
| Reimerswaal | 21,4 |
| Renkum | 22,1 |
| Renswoude | 14,5 |
| Reusel-De Mierden | 17,1 |
| Rheden | 21,6 |
| Rhenen | 18,1 |
| Ridderkerk | 15,4 |
| Rijssen-Holten | 17,2 |
| Rijswijk (ZH.) | 14,9 |
| Roerdalen | 26,4 |
| Roermond | 25,1 |
| Roosendaal | 21,5 |
| Rotterdam | 16,7 |
| Rozendaal | 24,3 |
| Rucphen | 18,4 |
| Schagen | 21,3 |
| Scherpenzeel | 15,4 |
| Schiedam | 15,5 |
| Schiermonnikoog | 25,5 |
| Schouwen-Duiveland | 26,3 |
| 's-Gravenhage (gemeente) | 16,1 |
| 's-Hertogenbosch | 20,8 |
| Simpelveld | 23,0 |
| Sint-Michielsgestel | 17,8 |
| Sittard-Geleen | 22,9 |
| Sliedrecht | 16,2 |
| Sluis | 25,5 |
| Smallingerland | 23,7 |
| Soest | 18,3 |
| Someren | 17,3 |
| Son en Breugel | 17,7 |
| Stadskanaal | 27,0 |
| Staphorst | 16,9 |
| Stede Broec | 21,5 |
| Steenbergen | 25,4 |
| Steenwijkerland | 27,8 |
| Stein (L.) | 21,5 |
| Stichtse Vecht | 17,8 |
| Súdwest-Fryslân | 26,5 |
| Terneuzen | 22,4 |
| Terschelling | 41,4 |
| Texel | 17,0 |
| Teylingen | 16,1 |
| Tholen | 26,7 |
| Tiel | 20,7 |
| Tilburg | 18,2 |
| Tubbergen | 17,1 |
| Twenterand | 19,1 |
| Tynaarlo | 24,6 |
| Tytsjerksteradiel | 25,9 |
| Uitgeest | 18,6 |
| Uithoorn | 15,1 |
| Urk | 16,9 |
| Utrecht (gemeente) | 18,7 |
| Utrechtse Heuvelrug | 21,6 |
| Vaals | 28,5 |
| Valkenburg aan de Geul | 21,6 |
| Valkenswaard | 16,9 |
| Veendam | 25,9 |
| Veenendaal | 17,9 |
| Veere | 22,1 |
| Veldhoven | 14,7 |
| Velsen | 16,6 |
| Venlo | 19,9 |
| Venray | 19,6 |
| Vijfheerenlanden | 18,9 |
| Vlaardingen | 15,7 |
| Vlieland | 26,0 |
| Vlissingen | 25,3 |
| Voerendaal | 20,1 |
| Voorne aan Zee | 22,7 |
| Voorschoten | 17,5 |
| Voorst | 18,9 |
| Vught | 19,8 |
| Waadhoeke | 26,7 |
| Waalre | 17,3 |
| Waalwijk | 16,2 |
| Waddinxveen | 17,8 |
| Wageningen | 21,9 |
| Wassenaar | 17,4 |
| Waterland | 19,6 |
| Weert | 22,5 |
| West Betuwe | 20,9 |
| West Maas en Waal | 21,6 |
| Westerkwartier | 26,4 |
| Westerveld | 32,8 |
| Westervoort | 18,5 |
| Westerwolde | 35,5 |
| Westland | 11,8 |
| Weststellingwerf | 28,7 |
| Wierden | 18,2 |
| Wijchen | 19,2 |
| Wijdemeren | 17,4 |
| Wijk bij Duurstede | 18,9 |
| Winterswijk | 20,1 |
| Woensdrecht | 25,3 |
| Woerden | 17,9 |
| Wormerland | 17,6 |
| Woudenberg | 17,4 |
| Zaanstad | 17,4 |
| Zaltbommel | 19,6 |
| Zandvoort | 19,4 |
| Zeewolde | 24,9 |
| Zeist | 18,0 |
| Zevenaar | 20,1 |
| Zoetermeer | 16,5 |
| Zoeterwoude | 16,0 |
| Zuidplas | 17,0 |
| Zundert | 19,2 |
| Zutphen | 23,0 |
| Zwartewaterland | 17,9 |
| Zwijndrecht | 16,2 |
| Zwolle | 22,2 |
Meer mensen aan het werk dan ooit
Sinds 2022 zijn in Nederland meer dan 10 miljoen werknemers en zelfstandigen aan het werk. In 2024 steeg het aantal werkzame personen verder met 106 duizend naar 10 339 duizend (+1,0 procent). Wel was de werkgelegenheidsgroei in 2024 kleiner dan in voorgaande jaren. In 2017–2019 kwamen er elk jaar meer dan 200 duizend werkzame personen bij en in 2022 zelfs 379 duizend. Alleen in 2020 nam de werkgelegenheid af. In tien jaar tijd zijn er per saldo 1,6 miljoen werkzame personen bijgekomen (+19 procent).
In 2024 steeg het aantal werknemers met 63 duizend naar 8,5 miljoen. Het aantal zelfstandigen nam toe met 43 duizend tot 1,8 miljoen. Deze ontwikkelingen komen in grote lijnen overeen met die van het aantal banen (zie ook StatLine: Werkgelegenheid).
Tot de werkzame personen wordt iedereen gerekend die betaald werk doet bij een bedrijf, instelling of particulier huishouden in Nederland, ongeacht het aantal uren dat daarmee gemoeid is. Overigens is het aantal mensen dat in de loop van het jaar gewerkt heeft veel groter dan het aantal mensen dat gemiddeld in het jaar gewerkt heeft. Bijna alle cijfers over banen en werkzame personen in dit hoofdstuk zijn gemiddelden per jaar, kwartaal of maand. Iemand die maar een half jaar gewerkt heeft, telt voor het gemiddelde als een halve werkzame persoon. Veel mensen werken maar een deel van het jaar. Denk bijvoorbeeld aan schoolverlaters of mensen die met pensioen gaan. Ook mensen die ontslagen worden of van wie het contract niet verlengd wordt, moeten op zoek naar ander werk, wat vaak enige tijd kost.
In 2024 waren er gemiddeld 10 339 duizend werkzame personen in Nederland, die werkten in gemiddeld 11 645 duizend banen. Per 100 werkzame personen zijn dat 113 banen. Zowel voltijdbanen als deeltijdbanen tellen mee. Gemiddeld heeft een baan een arbeidsduur die gelijk is aan 72 procent van een voltijdbaan. Anders gezegd: de gemiddelde baan is een baan van 0,72 vte. Hiermee komt het arbeidsvolume uit op circa 8,4 miljoen arbeidsjaren.
Ook meer gewerkte uren
De ontwikkeling van de werkgelegenheid is ook af te lezen aan het aantal feitelijk gewerkte uren. Niet-gewerkte uren vanwege vakantie, arbeidsduurverkorting, ziekte en dergelijke tellen hierbij niet mee, overwerkuren wel. In totaal werd in 2024 14,9 miljard uur gewerkt. Dat is een toename van 1,2 procent.
In vergelijking met 2019, het jaar voor de coronapandemie, lag in 2024 het totaal aantal gewerkte uren 7 procent hoger. In zes bedrijfstakken lag het totaal aantal gewerkte uren in 2024 12 tot 15 procent boven dat in 2019. Dat betreft het onderwijs, de informatie en communicatie, de bouwnijverheid, het openbaar bestuur, de zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) en de zorg. Daarentegen werd bij de uitzendbureaus bijna 14 procent minder gewerkt. Ook de landbouw en visserij is gekrompen (–8 procent) en in de horeca werd in 2024 weer net zoveel gewerkt als in 2019 (zie ook StatLine: Gewerkte uren).
Het aantal gewerkte uren per baan lag in 2024 nog wel 1 procent onder dat van 2019. Dat geldt vooral voor zelfstandigen (–5 procent). Werknemers maakten gemiddeld per baan inmiddels weer net zoveel uren als in 2019. Het gemiddeld aantal gewerkte uren per baan kwam in 2024 uit op 1 280 uur. Doordat een aanzienlijke groep mensen in twee of meer banen werkzaam is, zijn werkenden gemiddeld 1 441 uur per jaar aan het werk. Mannen met betaald werk werken gemiddeld 1 637 uur per jaar, vrouwen een kwart minder. En omdat er ook nog steeds meer mannen dan vrouwen betaald werk hebben, wordt uiteindelijk 59 procent van het totaal aantal gewerkte uren gemaakt door mannen en 41 procent door vrouwen (zie ook StatLine: Gewerkte uren).
Wat zijn gewerkte uren?
In 2024 werd gemiddeld 1 285 uur per jaar gewerkt in een werknemersbaan. Maar daarvoor krijgt de werknemer 1 548 uur betaald. Hoe zit dat?
De contractuele arbeidsduur voor een voltijdbaan van werknemers bedroeg in 2024 gemiddeld ruim 39 uur per week. Bij deeltijdbanen is dat gemiddeld 22 uur. Op deze arbeidsduur is de eventuele arbeidsduurverkorting (adv) al in mindering gebracht, ook als het gaat om adv-dagen. Adv-uren zijn immers niet-betaalde uren. Hieruit volgt dat de arbeidsduur van werknemers op jaarbasis gemiddeld 1 534 uur bedraagt, voor voltijders en deeltijders tezamen. Daarboven op wordt gemiddeld 14 uur per baan betaald overgewerkt. De betaalde arbeidsduur bedraagt daardoor 1 548 uur per jaar.
Maar werknemers hebben ook recht op doorbetaalde vakantie en feestdagen. Dat zijn gemiddeld 185 uren per jaar. Daarnaast zijn werknemers om diverse andere redenen afwezig, maar krijgen wel doorbetaald: bij elkaar gaat dat om 86 uur per jaar. Hiervan maakt ziekte het grootste deel uit.
Anderzijds zijn er ook werknemers die onbetaald overwerken, gemiddeld 8 uur per jaar voor alle werknemers.
Als de betaalde arbeidsduur wordt verminderd met de doorbetaalde niet-gewerkte uren, en de onbetaalde overwerkuren daar weer bij worden opgeteld, resulteert het gemiddeld aantal gewerkte uren per werknemersbaan: 1 285 uur per jaar, oftewel 25 uur per week.
| Mannen | Vrouwen | Totaal | w.v. voltijd | ||
|---|---|---|---|---|---|
| uren | |||||
| Contracturen | + | 1 712 | 1 345 | 1 534 | 2 056 |
| Overwerk (betaald) | + | 23 | 4 | 14 | 24 |
| Betaalde arbeidsuren | = | 1 735 | 1 349 | 1 548 | 2 081 |
| Vakantie-uren | - | 165 | 134 | 150 | 195 |
| Feestdagen (in uren) | - | 39 | 31 | 35 | 47 |
| Ziekteverzuim | - | 69 | 59 | 64 | 86 |
| Kort verzuim (doktersbezoek e.d.) | - | 9 | 7 | 8 | 10 |
| Moederschap | - | 0 | 14 | 7 | 6 |
| Vaderschap/geboorte kind | - | 1 | 0 | 1 | 1 |
| Betaald ouderschapsverlof | - | 5 | 7 | 6 | 7 |
| Weerverlet | - | 1 | 0 | 1 | 1 |
| Shorttime/werktijdverkorting | - | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Stakingsuren | - | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Overwerk (onbetaald) | + | 13 | 2 | 8 | 14 |
| Gewerkte uren | = | 1 460 | 1 099 | 1 285 | 1 740 |
StatLine: Arbeidsduur van werknemers en Arbeidsduur van werknemers naar geslacht.
Doordat in Nederland veel in deeltijd wordt gewerkt, is het aantal gewerkte uren per werkende lager dan in de meeste andere landen van de Europese Unie. Alleen in Duitsland en Denemarken is het gemiddeld aantal gewerkte uren nog iets kleiner dan in Nederland.
Qua omvang van de economie neemt Nederland de vijfde plaats in binnen de EU, achter Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje. Het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) beslaat 6 procent van de totale productie van de EU. Maar wat betreft het totaal aantal gewerkte uren moet Nederland ook Polen en Roemenië voor zich laten. Van alle gewerkte uren in de EU wordt 4 procent in Nederland gewerkt.
Uit de gegevens van Eurostat kan ook de productiviteit berekend worden. De arbeidsproductiviteit, gemeten als de bruto toegevoegde waarde per gewerkt uur, is in Nederland de helft hoger dan gemiddeld in de EU. Daarmee staat Nederland op de vijfde plaats, na Ierland, Luxemburg, Denemarken en België.
| Land | Gewerkte uren |
|---|---|
| Griekenland | 2002 |
| Polen | 2000 |
| Kroatië | 1956 |
| Litouwen | 1879 |
| Letland | 1871 |
| Portugal | 1851 |
| Cyprus | 1846 |
| Roemenië | 1829 |
| Malta | 1819 |
| Tsjechië | 1771 |
| Italië | 1709 |
| Estland | 1692 |
| Hongarije | 1669 |
| Ierland | 1645 |
| Spanje | 1634 |
| Bulgarije | 1625 |
| Slowakije | 1624 |
| Slovenië | 1602 |
| EU-27 | 1601 |
| België 1) | 1593 |
| Zweden | 1579 |
| Finland | 1557 |
| Oostenrijk | 1523 |
| Frankrijk | 1492 |
| Luxemburg | 1469 |
| Nederland | 1441 |
| Denemarken | 1378 |
| Duitsland | 1332 |
| 1) Cijfer van 2023. | |
Eurostat: Gewerkte uren en werkzame personen, EU.
In de Europese Unie is de bedrijfstak nijverheid (exclusief bouw) en energie goed voor 16 procent van alle gewerkte uren van werknemers en zelfstandigen. Dit loopt uiteen van 8 procent in Luxemburg tot 25 procent in Tsjechië. In Nederland omvat deze bedrijfstak 9 procent van de gewerkte uren. Nederland is verhoudingsgewijs goed vertegenwoordigd in de zakelijke dienstverlening, terwijl het aandeel van de nijverheid relatief klein is.
| Landbouw en visserij | Nijverheid (geen bouw) en energie | Bouwnijverheid | Handel, vervoer en horeca | Informatie en communicatie | Financiële dienstverlening | Verhuur en handel van onroerend goed | Zakelijke dienstverlening | Overheid en zorg | Cultuur, recreatie, overige diensten | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Roemenië | 16,9 | 20,4 | 10,1 | 26,8 | 2,5 | 1,1 | 0,5 | 5,2 | 14,1 | 2,4 |
| Bulgarije | 11,9 | 19,0 | 6,1 | 26,8 | 4,2 | 2,0 | 0,8 | 7,3 | 18,2 | 3,7 |
| Griekenland | 11,4 | 9,8 | 4,3 | 38,3 | 2,3 | 1,7 | 0,5 | 9,5 | 17,9 | 4,3 |
| Tsjechië | 3,2 | 25,0 | 8,3 | 23,9 | 3,4 | 1,5 | 2,1 | 9,0 | 20,0 | 3,6 |
| Slowakije | 3,1 | 23,0 | 8,7 | 25,1 | 3,5 | 1,9 | 1,1 | 11,0 | 19,5 | 3,1 |
| Polen | 7,1 | 22,5 | 7,6 | 22,6 | 4,1 | 2,6 | 0,8 | 7,5 | 21,0 | 4,2 |
| Kroatië | 4,2 | 18,9 | 8,8 | 27,8 | 4,2 | 2,2 | 0,6 | 7,6 | 21,2 | 4,5 |
| Slovenië | 7,1 | 22,1 | 7,8 | 20,8 | 3,7 | 1,7 | 0,7 | 13,1 | 19,0 | 4,0 |
| Litouwen | 5,2 | 18,4 | 8,4 | 24,4 | 4,8 | 1,4 | 0,7 | 9,9 | 22,6 | 4,2 |
| Italië | 4,6 | 17,0 | 7,5 | 27,2 | 2,8 | 2,4 | 0,9 | 13,6 | 15,7 | 8,3 |
| Letland | 8,4 | 14,4 | 6,8 | 26,4 | 4,5 | 2,0 | 2,2 | 7,0 | 23,9 | 4,4 |
| Hongarije | 4,2 | 19,7 | 8,6 | 22,9 | 4,0 | 1,8 | 1,7 | 12,1 | 20,1 | 4,9 |
| Estland | 3,2 | 18,7 | 7,8 | 24,8 | 6,1 | 2,8 | 1,7 | 7,9 | 22,0 | 5,0 |
| Oostenrijk | 4,9 | 16,6 | 7,3 | 25,7 | 3,5 | 2,7 | 1,5 | 12,4 | 21,3 | 4,1 |
| Portugal | 3,9 | 15,3 | 8,1 | 26,6 | 3,1 | 1,7 | 1,4 | 13,8 | 20,7 | 5,4 |
| Spanje | 3,9 | 11,5 | 7,6 | 30,4 | 3,4 | 1,5 | 1,3 | 12,8 | 20,1 | 7,5 |
| Cyprus | 5,0 | 8,8 | 9,4 | 30,1 | 4,5 | 4,4 | 0,6 | 10,3 | 17,2 | 9,7 |
| EU-27 | 4,7 | 15,9 | 7,5 | 24,8 | 3,7 | 2,3 | 1,1 | 12,8 | 21,8 | 5,4 |
| Duitsland | 1,5 | 18,5 | 6,5 | 21,7 | 3,7 | 2,5 | 1,0 | 13,4 | 25,9 | 5,3 |
| Ierland | 5,8 | 13,3 | 7,1 | 21,5 | 7,2 | 4,8 | 0,5 | 11,5 | 24,4 | 3,9 |
| Frankrijk | 3,1 | 10,6 | 8,3 | 23,3 | 4,3 | 2,8 | 1,4 | 16,4 | 24,4 | 5,4 |
| Denemarken | 2,1 | 12,0 | 7,5 | 23,6 | 4,3 | 2,7 | 1,6 | 12,4 | 29,2 | 4,6 |
| Finland | 4,0 | 13,7 | 8,1 | 19,3 | 4,6 | 1,7 | 1,0 | 12,3 | 30,6 | 4,7 |
| Malta | 2,4 | 8,7 | 6,4 | 27,2 | 4,6 | 4,8 | 1,4 | 19,1 | 18,7 | 6,7 |
| Zweden | 2,8 | 12,9 | 7,9 | 20,0 | 4,9 | 2,1 | 1,7 | 11,6 | 31,6 | 4,5 |
| Nederland | 2,5 | 9,4 | 7,4 | 22,8 | 4,2 | 2,3 | 0,8 | 19,6 | 26,1 | 4,9 |
| Luxemburg | 0,8 | 7,6 | 9,9 | 21,2 | 4,8 | 10,9 | 1,0 | 18,0 | 21,8 | 4,0 |
| België | 1,9 | 10,8 | 6,3 | 19,7 | 2,9 | 2,0 | 0,5 | 26,7 | 25,6 | 3,6 |
| 1) Op basis van het aantal gewerkte uren. Voor België cijfers over 2023. | ||||||||||
Eurostat: Gewerkte uren per bedrijfstak, EU.
Werkgelegenheid sinds 1970
In vergelijking met 1970 is het aantal banen met 96 procent toegenomen en zijn er 90 procent meer mensen aan het werk. Doordat deeltijdwerk een hoge vlucht heeft genomen, de voltijdwerkweek is verkort en werkenden tegenwoordig meer vakantiedagen hebben, is het totaal aantal gewerkte uren in Nederland echter beduidend minder toegenomen, namelijk met 48 procent. Terwijl werkenden in 1970 nog gemiddeld 1 829 uur per jaar werkten, is dat nu ongeveer 22 procent minder.
| Jaar | Gewerkte uren (mld) | Gewerkte uren, nieuwe reeks (mld) | Banen (mln) | Banen, nieuwe reeks (mln) | Werkzame personen (mln) | Werkzame personen, nieuwe reeks (mln) | Arbeidsjaren (mln) | Arbeidsjaren, nieuwe reeks (mln) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1970 | 9,964 | . | 5,936 | . | 5,447 | . | 4,939 | . |
| 1971 | 9,932 | . | 6,015 | . | 5,515 | . | 4,984 | . |
| 1972 | 9,833 | . | 6,014 | . | 5,505 | . | 4,962 | . |
| 1973 | 9,828 | . | 6,106 | . | 5,576 | . | 5,010 | . |
| 1974 | 9,625 | . | 6,172 | . | 5,629 | . | 5,041 | . |
| 1975 | 9,343 | . | 6,183 | . | 5,636 | . | 5,024 | . |
| 1976 | 9,450 | . | 6,268 | . | 5,705 | . | 5,052 | . |
| 1977 | 9,359 | . | 6,290 | . | 5,734 | . | 5,078 | . |
| 1978 | 9,283 | . | 6,363 | . | 5,800 | . | 5,124 | . |
| 1979 | 9,368 | . | 6,509 | . | 5,931 | . | 5,215 | . |
| 1980 | 9,514 | . | 6,633 | . | 6,033 | . | 5,280 | . |
| 1981 | 9,499 | . | 6,620 | . | 6,011 | . | 5,230 | . |
| 1982 | 9,311 | . | 6,545 | . | 5,931 | . | 5,118 | . |
| 1983 | 9,109 | . | 6,491 | . | 5,876 | . | 5,035 | . |
| 1984 | 9,142 | . | 6,559 | . | 5,932 | . | 5,050 | . |
| 1985 | 9,186 | . | 6,684 | . | 6,046 | . | 5,141 | . |
| 1986 | 9,341 | . | 6,878 | . | 6,214 | . | 5,258 | . |
| 1987 | 9,430 | . | 7,027 | . | 6,350 | . | 5,345 | . |
| 1988 | 9,585 | . | 7,157 | . | 6,465 | . | 5,428 | . |
| 1989 | 9,789 | . | 7,345 | . | 6,640 | . | 5,550 | . |
| 1990 | 10,046 | . | 7,550 | . | 6,829 | . | 5,695 | . |
| 1991 | 10,176 | . | 7,671 | . | 6,945 | . | 5,770 | . |
| 1992 | 10,427 | . | 7,790 | . | 7,035 | . | 5,845 | . |
| 1993 | 10,408 | . | 7,838 | . | 7,072 | . | 5,852 | . |
| 1994 | 10,515 | . | 7,907 | . | 7,127 | . | 5,853 | . |
| 1995 | 10,763 | 10,856 | 8,066 | 8,078 | 7,276 | 7,281 | 5,959 | 5,948 |
| 1996 | . | 11,196 | . | 8,264 | . | 7,434 | . | 6,087 |
| 1997 | . | 11,429 | . | 8,478 | . | 7,661 | . | 6,274 |
| 1998 | . | 11,670 | . | 8,700 | . | 7,840 | . | 6,453 |
| 1999 | . | 11,993 | . | 8,944 | . | 8,066 | . | 6,617 |
| 2000 | . | 12,103 | . | 9,083 | . | 8,214 | . | 6,719 |
| 2001 | . | 12,260 | . | 9,208 | . | 8,377 | . | 6,825 |
| 2002 | . | 12,198 | . | 9,261 | . | 8,436 | . | 6,813 |
| 2003 | . | 12,055 | . | 9,197 | . | 8,388 | . | 6,733 |
| 2004 | . | 12,093 | . | 9,145 | . | 8,293 | . | 6,684 |
| 2005 | . | 12,054 | . | 9,229 | . | 8,346 | . | 6,700 |
| 2006 | . | 12,283 | . | 9,448 | . | 8,527 | . | 6,846 |
| 2007 | . | 12,635 | . | 9,749 | . | 8,777 | . | 7,034 |
| 2008 | . | 12,835 | . | 9,929 | . | 8,919 | . | 7,160 |
| 2009 | . | 12,647 | . | 9,864 | . | 8,840 | . | 7,077 |
| 2010 | . | 12,555 | . | 9,832 | . | 8,779 | . | 7,035 |
| 2011 | . | 12,662 | . | 9,961 | . | 8,850 | . | 7,073 |
| 2012 | . | 12,549 | . | 9,927 | . | 8,827 | . | 7,028 |
| 2013 | . | 12,439 | . | 9,787 | . | 8,719 | . | 6,941 |
| 2014 | . | 12,524 | . | 9,783 | . | 8,706 | . | 6,930 |
| 2015 | . | 12,624 | . | 9,891 | . | 8,776 | . | 7,011 |
| 2016 | . | 12,928 | . | 10,040 | . | 8,909 | . | 7,156 |
| 2017 | . | 13,228 | . | 10,276 | . | 9,116 | . | 7,332 |
| 2018 | . | 13,583 | . | 10,548 | . | 9,361 | . | 7,551 |
| 2019 | . | 13,944 | . | 10,764 | . | 9,573 | . | 7,737 |
| 2020 | . | 13,354 | . | 10,661 | . | 9,524 | . | 7,638 |
| 2021 | . | 13,975 | . | 10,892 | . | 9,690 | . | 7,875 |
| 2022 | . | 14,526 | . | 11,325 | . | 10,069 | . | 8,164 |
| 2023 | . | 14,723 | . | 11,527 | . | 10,233 | . | 8,327 |
| 2024 | . | 14,902 | . | 11,645 | . | 10,339 | . | . |
StatLine: Werkgelegenheid (vanaf 1995) en Werkgelegenheid (oude reeks).
Werkstakingen
In 2024 staakten werknemers 36 keer. Dat is meer dan gemiddeld, maar minder vaak dan in 2023, toen met 52 werkstakingen het hoogste aantal werd genoteerd na 1972. In deze eeuw waren er tot dusver gemiddeld 24 stakingen per jaar.
De helft van de stakingen in 2024 vond plaats bij bedrijven in de industrie. De bedrijfstak vervoer en opslag kwam op de tweede plaats. Alleen in deze twee bedrijfstakken zijn er elk jaar stakingen.
Meer dan de helft van de stakingen duurde minstens vijf dagen. Met de stakingen waren in 2024 in totaal 54 duizend arbeidsdagen gemoeid. Dat is minder dan gemiddeld. Sinds de eeuwwisseling gingen tot dusver gemiddeld 100 duizend arbeidsdagen per jaar verloren aan stakingen.
Bij de stakingen in 2024 waren 21 duizend werknemers betrokken. Deeltijdwerknemers zijn hierbij naar rato van hun arbeidsduur meegeteld. Het effect op het totaal aantal gewerkte uren van werknemers is gering: 0,003 procent van het totale volume aan contracturen werd gestaakt.
StatLine: Werkstakingen.