Gemiddeld persoonlijk inkomen werkenden 49 duizend euro per jaar.

Foto omschrijving: Kassière van supermarkt aan het werk

Inkomen

Betaald werk is voor veel mensen de belangrijkste bron van inkomen. Op basis van de gegevens van de Belastingdienst publiceert het CBS inkomensgegevens over personen in particuliere huishoudens met inkomen. Daarbij wordt ook bepaald tot welke sociaal­economische categorie iemand behoort. Leidend hierbij is de voornaamste bron van het inkomen dat een persoon in een jaar ontvangen heeft. Daarnaast wordt er rekening mee gehouden of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling.

Begin 2022 woonden er 17,6 miljoen mensen in Nederland. Hiervan behoren er 8,3 miljoen tot de sociaaleconomische categorie werkenden. Dat is 47 procent van de totale bevolking.

6.1 Bevolking ingedeeld naar sociaaleconomische categorie, 1 januari 2022 (x 1 000)
Bevolking
Werknemer 6889,7
Directeur-grootaandeelhouder 245,9
Zelfstandig ondernemer 1040,7
Overige zelfstandige 77,5
Meewerkend gezinslid 20,1
.
Ontvanger werkloosheidsuitkering 67,6
Ontvanger bijstandsuitkering 378,2
Ontvanger uitkering
sociale voorziening overig
224,6
Ontvanger uitkering ziekte/
arbeidsongeschiktheid
511,7
Ontvanger pensioenuitkering 3293,9
(School)kind of student
met inkomen
1412,6
(School)kind of student
zonder inkomen
2641,9
Overig zonder inkomen 393,6
.
Institutionele bevolking
en huishoudens zonder
waargenomen inkomen
392,8

StatLine: Personen naar sociaaleconomische categorie.

De sociaaleconomische categorie werknemers telt 6,9 miljoen personen. Daarnaast zijn er 1,4 miljoen personen voor wie het inkomen als zelfstandige de voornaamste bron van inkomen is. Het gaat hier om 1 041 duizend zelfstandig ondernemers, 246 duizend directeuren-grootaandeelhouders, 20 duizend meewerkende gezinsleden en 77 duizend overige zelfstandigen (onder meer personen met resultaat uit overige werkzaamheden, zoals freelancers). Het aantal zelfstandigen is in tien jaar tijd met een kwart toegenomen. Deze groei komt volledig voor rekening van de zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Tegenwoordig heeft nog 1 op de 5 zelfstandigen personeel in dienst, de rest is zzp’er of meewerkend gezinslid. Het totaal aantal personen met inkomen uit werkzaamheden als zelfstandige ligt hoger, omdat ook werknemers, studenten of ontvangers van een uitkering nevenwerkzaamheden als zelfstandige verrichten: 2,1 miljoen personen hadden in 2022 inkomsten uit werkzaamheden als zelfstandige (zie ook StatLine: Inkomen van zelfstandigen).

De verdeling naar sociaaleconomische categorie verschilt sterk naar leeftijd. Vanaf 22 jaar zijn de werkenden in de meerderheid en dat geldt tot en met 63 jaar. Voor deze groep is betaald werk de voornaamste bron van het inkomen. Het aandeel werkenden is het grootst voor 31‑jarigen (86 procent). In absolute aantallen gemeten zijn de meeste werkenden 52 jaar (218 duizend). Dit is ook de leeftijd die begin 2022 het vaakst voorkwam in Nederland.

6.2 Bevolking naar sociaaleconomische categorie en leeftijd, 1 januari 2022 (x 1 000)
leeftijd in jaren Werkenden Kind/student Uitkering en overig
0 0 177,7 1,5
1 0 167,7 1,6
2 0 169,5 1,7
3 0 169,8 1,6
4 0 171,8 1,7
5 0 175 1,7
6 0 174,5 1,8
7 0 179,2 1,9
8 0 176 1,8
9 0 180,8 1,9
10 0 184,6 1,9
11 0 189,6 2
12 0 190,5 2,1
13 0 190,9 2,1
14 0 187,3 2,2
15 0,2 190,4 2,2
16 1,4 190,9 2,4
17 10,5 186,2 4,3
18 33,2 170,6 10,3
19 59,9 147,5 15,5
20 85,6 123,1 17,5
21 109 102,7 19,8
22 126 80,5 20,7
23 143,6 61,3 22,1
24 158,1 40,7 22,2
25 171,4 25,3 24,1
26 181,5 15 25,5
27 192,8 9,6 26,9
28 195,4 6,3 28,2
29 198,6 4,1 29,8
30 201,6 2,8 30,7
31 202,4 1,8 31,6
32 194,9 1,4 31,7
33 192,3 1 32
34 191,6 0,9 31,8
35 190,7 0,7 32
36 185,1 0,7 32,1
37 181,9 0,5 31,6
38 176,3 0,5 31,2
39 176,7 0,5 31,5
40 179,8 0,4 31,6
41 181,6 0,4 32,5
42 174,9 0,4 31,8
43 174,7 0,4 31,9
44 171,5 0,3 32
45 173 0,3 31,9
46 173,1 0,3 32,9
47 179,8 0,2 35,1
48 185,2 0,2 36,9
49 198,9 0,2 40,5
50 208,1 0,2 42,5
51 214,9 0,2 45,8
52 217,7 0,2 48
53 206,7 0,1 47,5
54 202,6 0,1 48,3
55 200,2 0,1 51,4
56 199,3 0,1 55,1
57 198,9 0,1 59,3
58 191,4 0,1 61,8
59 180,7 0,1 66,9
60 172,4 0,1 71,6
61 158,3 0 78,2
62 147,5 0 85,5
63 128,6 0 97
64 106,9 0 112,6
65 82,9 0 131,2
66 29,6 0 177,6
67 14,1 0 188,3
68 11 0 186,5
69 8,8 0 187,3
70 6,9 0 180,1
71 5,8 0 180,2
72 4,9 0 180,7
73 4,4 0 184
74 4 0 190,5
75 3,5 0 193,1
76 2,1 0 134,5
77 1,9 0 136,9
78 1,6 0 126,3
79 1,2 0 112,6
80 1 0 103,1
81 0,7 0 100,8
82 0,6 0 92
83 0,4 0 84,8
84 0,4 0 73,6
85 0,3 0 66,8
86 0,2 0 59,2
87 0,2 0 52
88 0,1 0 44,3
89 0,1 0 38,9
90 0,1 0 32
91 0 0 26,6
92 0 0 20,2
93 0 0 16
94 0 0 11,7
95 0 0 8,8
96 0 0 6,2
97 0 0 4,4
98 0 0 2,9
99 0 0 1,9
100 0 0 1,1

StatLine: Bevolking naar leeftijd en Personen naar sociaaleconomische categorie.

Regionaal bezien geldt dat het aandeel werkenden het grootst is in de gemeenten Vlieland, Zeewolde en Renswoude. Daarentegen tellen Laren (NH), Wassenaar en Bloemendaal relatief het kleinste aantal werkenden (zie ook StatLine: Inkomen en sociaaleconomische categorie per gemeente).

Nederland telde begin 2022 ruim 8 miljoen particuliere huishoudens. Gemiddeld telt een huishouden 2,1 personen, van wie er 1,8 een inkomen hebben. Bij ruim de helft van de huishoudens vormt het inkomen als werknemer de voornaamste inkomensbron en 1 op de 10 huishoudens heeft voornamelijk inkomen als zelfstandige. De resterende huishoudens moeten grotendeels rondkomen van een uitkering, veelal pensioenuitkeringen (zie ook StatLine: Voornaamste inkomensbron huishoudens).

Persoonlijk inkomen

In 2022 bedroeg het gemiddeld persoonlijk inkomen van alle mensen in particuliere huishoudens met inkomen 37 duizend euro per jaar. Bij personen met werk als voornaamste inkomensbron was dat 49 duizend euro. Het inkomen van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) was het hoogst, namelijk 73 duizend euro. Het persoonlijk inkomen omvat al het inkomen uit arbeid, het inkomen uit eigen onderneming, de uitkering inkomens­verzekeringen en de uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag en kindgebonden budget). Premies inkomensverzekeringen, behalve de premies voor volksverzekeringen, zijn hierop in mindering gebracht.

6.3 Gemiddeld persoonlijk jaarinkomen per sociaaleconomische categorie, 2022 (1 000 euro)
Persoonlijk jaarinkomen
Werknemer 48,3
Directeur-grootaandeelhouder 73,1
Zelfstandig ondernemer 52,1
Overige zelfstandige 18,8
Meewerkend gezinslid 11,8
Ontvanger werkloosheidsuitkering 27,3
Ontvanger bijstandsuitkering 15
Ontvanger uitkering sociale voorziening overig 15,4
Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid 26,5
Ontvanger pensioenuitkering 27,8
(School)kind of student met inkomen 5,2

StatLine: Gemiddeld persoonlijk inkomen.

Van de 8,3 miljoen personen met werk als voornaamste inkomensbron in 2022 bedroeg het persoonlijk inkomen bij 355 duizend personen minder dan 10 duizend euro, terwijl er anderzijds 513 duizend personen op minstens 100 duizend euro uitkwamen. Bij 1 700 werkenden overschreed het inkomen de grens van 1 miljoen euro.

De hoge inkomens tellen zwaar door in het gemiddeld inkomen. Daarom berekent het CBS ook het mediane inkomen. Dit is het inkomen van de middelste persoon, indien personen worden gerangschikt naar de hoogte van hun inkomen. Anders gezegd: 50 procent heeft een lager inkomen en 50 procent heeft een hoger inkomen. Terwijl het gemiddeld persoonlijk inkomen van de werkenden in 2022 op 49,2 duizend euro uitkwam, lag de mediaan met 41,3 duizend euro beduidend lager.

Bij zelfstandigen zijn de onderlinge inkomensverschillen het grootst. Zelfstandigen kunnen immers zowel flinke winsten boeken als verlies lijden. Daardoor zijn zij niet alleen oververtegenwoordigd in de hoogste inkomensregionen, maar ook in de groep met een laag of negatief inkomen. Terwijl 1 op de 6 werkenden een zelfstandige is, is bij de werkenden met een inkomen van minstens 100 duizend euro 1 op de 3 een zelfstandige. Van de werkenden met een inkomen van minder dan 10 duizend euro is bijna de helft zelfstandige.

6.4 Verdeling persoonlijk jaarinkomen van werkenden, 2022 (werkenden (x 1 000) per klasse van 1 000 euro)
1 000 euro Werkenden
<0 21
1 33
2 25
3 27
4 29
5 30
6 33
7 36
8 38
9 40
10 44
11 47
12 49
13 55
14 57
15 72
16 87
17 93
18 100
19 108
20 111
21 118
22 118
23 121
24 128
25 136
26 140
27 141
28 145
29 146
30 144
31 147
32 146
33 147
34 146
35 147
36 148
37 149
38 148
39 150
40 147
41 146
42 144
43 143
44 139
45 136
46 133
47 129
48 124
49 127
50 115
51 112
52 109
53 106
54 98
55 96
56 92
57 87
58 84
59 83
60 80
61 77
62 72
63 68
64 66
65 67
66 64
67 62
68 59
69 56
70 53
71 51
72 50
73 49
74 46
75 43
76 42
77 40
78 37
79 36
80 33
81 32
82 32
83 31
84 29
85 29
86 28
87 26
88 25
89 23
90 22
91 23
92 22
93 20
94 19
95 18
96 17
97 17
98 16
99 15
100 15

StatLine: Personen naar inkomensklasse.

Koopkrachtontwikkeling

In 2022 stegen de inkomens van de bevolking in doorsnee met 5,5 procent, hetgeen minder was dan de inflatie van 6,8 procent (berekend op basis van de onderzoeksreeks consumentenprijzen; zie ook grafiek 5.2). De koopkracht van de Nederlandse bevolking daalde dan ook in 2022 en wel met 1,2 procent.

Het CBS meet de ontwikkeling van de koopkracht aan de hand van het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden waartoe ze behoren, gecorrigeerd voor inflatie, waardoor inkomens in de tijd vergelijkbaar zijn. De koopkracht kan door allerlei oorzaken veranderen. Het inkomen verandert bijvoorbeeld door een algemene of periodieke loonsverhoging, promotie, het aanvaarden van (ander) werk of verandering in het aantal arbeidsuren. De koopkracht kan echter ook stijgen of dalen door veranderingen in persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld als mensen gaan samenwonen of uit elkaar gaan, van baan wisselen of met pensioen gaan. Daarentegen hebben de koopkrachtcijfers die gelden voor een bepaalde categorie alleen betrekking op de personen die in beide jaren deel uitmaken van die groep. Bijvoorbeeld in beide jaren ‘voornaamste inkomen werknemer’.

De koopkracht van werkenden nam in 2022 in doorsnee met 0,5 procent af. Ook in de voorgaande jaren was de koopkrachtontwikkeling van werkenden gunstiger dan die van de totale bevolking. In tien jaar tijd steeg de doorsnee koopkracht van werkenden met een kwart, terwijl dat voor de totale bevolking ongeveer 11 procent was.

6.5 Koopkrachtontwikkeling (doorsnee % verandering t.o.v. een jaar eerder)
Totaal personen Werkenden
'12 -1,1 -0,8
'13 -1,1 0,2
'14 1,9 2,9
'15 1,3 2,6
'16 3,0 5,0
'17 0,7 1,7
'18 0,6 1,9
'19 1,5 2,7
'20 2,5 4,3
'21 1,4 2,8
'22 -1,2 -0,5

StatLine: Koopkrachtontwikkeling personen.

Armoederisico

Voor een deel van de Nederlandse bevolking is het inkomen dusdanig laag, dat gesproken kan worden van een armoederisico. Of werkelijk sprake is van (inkomens)armoede is uiteraard ook afhankelijk van andere factoren en omstandigheden. In 2022 maakten 637 duizend personen deel uit van een huishouden met een dergelijk laag inkomen. Hieronder waren ook 136 duizend werkenden (1,6 procent van de werkenden), van wie ruim de helft zelfstandigen.

Voor de totale bevolking gold dat het armoederisico in 2022 sterk afnam vergeleken met 2021. Dat hing samen met de energiemaatregelen, zoals de toeslag voor huishoudens met weinig inkomen. Hierdoor liep het aantal personen in huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens terug met 188 duizend. Bij de werkenden was deze afname veel kleiner, namelijk –2 duizend.

In het piekjaar 2013 hadden nog 250 duizend werkenden een armoederisico. Sindsdien is dit aantal gestaag gedaald. Bij de meeste werkenden met risico op armoede gaat het om deeltijders. Voor 23 duizend werkenden geldt dat zij al ten minste vier jaar achtereen tot de groep met een laag inkomen gerekend worden.

Er is sprake van risico op armoede als het inkomen van het huishouden als geheel onder een bepaalde grens komt, die wordt aangeduid met lage-inkomensgrens. Personen die deel uitmaken van een dergelijk huishouden hebben dezelfde lage inkomenswelvaart. In 2022 bedroeg de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande 1 200 euro per maand netto. Voor meerpersoonshuishoudens is de lage-inkomensgrens met behulp van een equivalentiefactor aangepast voor de omvang en samenstelling van het huishouden. Zo geldt voor een paar met twee kinderen een lage-inkomensgrens van 1,91 maal het bedrag voor een alleenstaande. In deze armoedecijfers zijn mensen die niet het hele jaar door inkomen hebben buiten beschouwing gelaten, evenals mensen in studentenhuishoudens of in instellingen, inrichtingen en tehuizen (zie ook StatLine: Personen met laag inkomen).

Zelfstandigen vaker miljonair

Begin 2022 had 5 procent van de particuliere huishoudens in Nederland een vermogen van een miljoen euro of meer. Dat zijn 403 duizend huishoudens. De waarde van de eigen woning en hypotheekschulden zijn hierbij meegerekend. Bij 6 op de 10 miljonairs­huishoudens is betaald werk de voornaamste inkomensbron. De anderen zijn voor het overgrote deel met pensioen.

Bij ruim de helft van de werkende miljonairshuishoudens is het inkomen van zelfstandigen (inclusief directeuren-grootaandeelhouders) de voornaamste inkomensbron. Dat betekent dat van de huishoudens waar het zelfstandigeninkomen de voornaamste inkomensbron is, 17 procent een vermogen van een miljoen euro of meer heeft. Bij de huishoudens waar het werknemersloon de voornaamste inkomensbron is, is dat 3 procent.

6.6 Voornaamste inkomensbron miljonairshuishoudens, 2022
Aandeel
Werknemer 27
Directeur-grootaandeelhouder 20
Zelfstandig ondernemer/overige zelfstandige 14
Ontvanger pensioenuitkering 38
Rest 1

StatLine: Vermogen van huishoudens.

Een uitgebreide beschrijving van de financiële situatie van huishoudens en de leden van die huishoudens geeft het CBS in de tweejaarlijkse publicatie Materiële welvaart in Nederland.

In de CBS-publicatie Armoede en sociale uitsluiting wordt een meer gedetailleerd beeld gegeven van het deel van de Nederlandse bevolking dat in financieel en sociaal opzicht achterblijft bij de rest.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016-2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/'17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/'05-2016/'17 oogstjaar enz., 2004/'05 tot en met 2016/'17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Samenstelling

Han van den Berg (hoofdstukken 1, 2, 5, 6, 7 en bijlagen)

Paul Bokern (hoofdstuk 3)

Astrid Pleijers (hoofdstuk 4)

met hulp van vele anderen

Redactie

Kees Groenenboom

Michel van Kooten