Ziekteverzuim daalt voor het eerst in jaren.

Foto omschrijving: Medewerker Post.nl sorteert pakketten voor in zijn bezorgbus

Arbeidsomstandigheden

In het vorige hoofdstuk is besproken hoe het staat met het aanbod van arbeid in Nederland: Wie werkt er wel en niet en waarmee hangt dat samen? Het CBS onderzoekt ook onder welke omstandigheden mensen werken, met andere woorden wat zich afspeelt op de werkvloer. Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de werksituatie van werknemers en zelfstandig ondernemers en de ontwikkeling hiervan in de afgelopen jaren.

Enquêtes onder werknemers en zelfstandig ondernemers

Samen met TNO wordt onder werknemers van 15 tot 75 jaar jaarlijks de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) gehouden. Een soortgelijk onderzoek onder zelfstandig ondernemers voeren CBS en TNO tweejaarlijks uit met de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA). Beide onderzoeken vormen een belangrijke aanvulling op de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS. De meest recente uitkomsten van de NEA en de ZEA hebben betrekking op het verslagjaar 2023. De informatie in dit hoofdstuk over ziekteverzuim naar bedrijfstak komt uit de Kwartaalenquête ziekteverzuim van het CBS.

Vergelijkbaarheid met eerdere jaren

Vanaf het verslagjaar 2022 verschilt de wijze waarop gegevens voor de NEA zijn verzameld en verwerkt op enkele punten van eerdere verslagjaren. Daardoor zijn de cijfers vanaf 2022 mogelijk niet in alle gevallen vergelijkbaar met de cijfers tot en met 2021. Meer informatie is beschikbaar in de onderzoeksbeschrijving van de NEA 2022. In dit hoofdstuk wordt alleen een vergelijking met eerdere jaren gemaakt waar dat mogelijk is.

Ziekteverzuim, werkdruk en psychische vermoeidheid afgenomen

Het ziekteverzuim is in 2023 licht gedaald, voor het eerst na een jarenlange stijging. In 2022 steeg het verzuim nog scherp van 4,9 naar 5,6 procent.

De werkdruk daalde opnieuw. Na 2017 is er een geleidelijk dalende trend, die tijdens de coronapandemie werd onderbroken door een wat scherpere daling in 2020, gevolgd door een stijging in 2021. Ook de psychische vermoeidheid door het werk is licht afgenomen, na twee jaar van toename.

De meeste werknemers zijn tevreden met hun werk: bijna 8 op de 10 waren (zeer) tevreden. Onder zelfstandig ondernemers was dat nog iets meer.

Fysieke belasting door het werk vrijwel onveranderd

Of iemand zwaar of lichamelijk belastend werk doet, is onder meer te meten aan de frequentie waarmee mensen veel kracht moeten zetten, de mate waarin zij trillingen ervaren bij het gebruik van een gereedschap, apparaat of voertuig, de houding waarin ze moeten werken en de mate waarin ze steeds herhalende bewegingen moeten maken.

In 2023 bleef de fysieke arbeidsbelasting van werknemers vrijwel onveranderd, nadat deze in de jaren daarvoor nog afnam. Van alle werknemers had 37 procent regelmatig fysiek belastend werk.

4.1 Regelmatig fysiek belastend werk (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Regelmatig fysiek belastend werk
2014 43,0
2015 43,1
2016 42,6
2017 42,8
2018 41,4
2019 41,0
2020 37,8
2021 37,7
2022 37,8
2023 37,0
Bron: CBS, TNO

StatLine: Fysieke arbeidsbelasting van werknemers.

Regelmatig veel kracht zetten en vaak dezelfde bewegingen maken zijn de meest voorkomende vormen van lichamelijke arbeidsbelasting. Fysiek zwaar werk komt het meest voor in landbouw en visserij, vervoer en opslag, en horeca en ook iets vaker bij zelfstandig ondernemers dan bij werknemers.

Van de zelfstandig ondernemers had 39 procent in 2023 fysiek zwaar werk en 41 procent in 2021.

Wat betreft fysieke belasting verschilden werknemers en zelfstandig ondernemers in 2023 het meest in de mate waarin zij trillingen ervaren bij het gebruik van een gereedschap, apparaat of voertuig (7 procent tegenover 12 procent).

4.2 Regelmatig fysiek belastend werk, 2023 (% werkenden)
Werknemers Zelfstandig ondernemers
Fysiek belastend werk totaal 37,0 39,1
. .
Veel kracht zetten 19,1 22,4
Geluid en trillingen: . .
Hard praten 6,4 6,5
Te maken
met trillingen
7,3 12,4
Werkhouding: . .
In ongemakkelijke
werkhouding werken
9,2 12,6
Tijdens werk
repeterende
beweging maken
28,0 28,2
Bron: CBS, TNO

StatLine: Fysieke arbeidsbelasting van zelfstandig ondernemers.

Ruim 1 op de 8 werkenden deed gevaarlijk werk

Ook het uitvoeren van gevaarlijk werk en het werken met gevaarlijke stoffen bepalen de mate van lichamelijke arbeidsbelasting. Van de werknemers gaf 13 procent in 2023 aan vaak of altijd gevaarlijk werk te doen; dat percentage is ongeveer even hoog als een jaar eerder.

Onder zelfstandig ondernemers is dit percentage gelijk aan dat van werknemers en is het bovendien vergeleken met 2021 onveranderd.

4.3 Vaak of altijd gevaarlijk werk doen (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Vaak of altijd gevaarlijk werk
2018 15,5
2019 15,6
2020 12,8
2021 13,4
2022 13,5
2023 12,7
Bron: CBS, TNO

StatLine: Gevaarlijk werk door werknemers.

De meest voorkomende vormen van gevaar tijdens het werk bij werknemers zijn struikelen of uitglijden, snijden of steken en botsen of aanrijden. Onder zelfstandig ondernemers komt daarnaast ook vallen relatief vaak voor.

4.4 Vaak of altijd gevaarlijk werk doen, 2023 (% werkenden)
Werknemers Zelfstandig ondernemers
Gevaarlijk werk totaal 12,7 13,1
. .
Struikelen, uitglijden 4,6 4,5
Snijden, steken 4,2 5,2
Botsen, aanrijden 3,5 2,4
Anders 1,9 1,8
Verbranden 2,1 1,3
Geweld 2,0 0,8
Gevaarlijke stoffen 1,8 0,9
Vallen 1,6 2,9
Beknellen 1,3 1,3
Verstikken 0,3 0,2
Bron: CBS, TNO

StatLine: Gevaarlijk werk door zelfstandig ondernemers.

In de bedrijfstak vervoer en opslag werd met 28 procent van de werknemers het vaakst gevaarlijk werk verricht. Ook in de bouw (24 procent) en de horeca (23 procent) verrichtten relatief veel werknemers altijd of vaak gevaarlijk werk.

Onder werknemers gaven koks, vrachtwagen- en buschauffeurs, procesoperators, trambestuurders, politieagenten en brandweermannen of -vrouwen het vaakst aan gevaarlijk werk te doen. Van deze werknemers verrichtte ongeveer de helft vaak of altijd gevaarlijk werk (zie ook StatLine: Gevaarlijk werk door werknemers naar beroep).

Helft werknemers loopt tijdens werk kans om besmet te raken met bacterie of virus

Van alle werknemers zei 46 procent op het werk de kans te lopen om besmet te raken met een bacterie of virus. De kans op een besmetting was volgens werknemers het hoogst via patiënten (13 procent) en andere mensen (35 procent). Besmetting via andere mensen is in 2023 afgenomen ten opzichte van een jaar eerder (41 procent). Zelfstandig ondernemers verschillen wat betreft de kans op besmetting niet veel van werknemers.

6 procent van de werknemers werkte in 2023 vaak of altijd met of dichtbij gevaarlijke stoffen, hetzelfde percentage deed dat in 2022. Bij zelfstandig ondernemers gold dat in 2023 voor 5 procent.

4.5 Vaak of altijd contact met gevaarlijke stoffen en besmettingshaarden virus of bacterie (% werkenden)
2023 2022
Werknemers: . .
Met/dichtbij gevaarlijke stoffen werken 6,1 6,3
Besmetting via patiënten 13,0 13,6
Besmetting via andere mensen 34,6 41,3
Besmetting via dieren 1,6 1,5
Besmetting via water (legionella) 1,6 1,8
Besmetting via onderzoeksmateriaal 0,9 0,9
Besmetting via ander materiaal 2,9 2,9
. .
Zelfstandig ondernemers: . .
Met/dichtbij gevaarlijke stoffen werken 5,3 .
Besmetting via patiënten 10,8 .
Besmetting via andere mensen 31,7 .
Besmetting via dieren 4,6 .
Besmetting via water (legionella) 0,8 .
Besmetting via onderzoeksmateriaal 0,3 .
Besmetting via ander materiaal 2,0 .
Bron: CBS, TNO

StatLine: Fysieke arbeidsbelasting van werknemers.

Van de werknemers in de industrie werkte 14 procent in 2023 vaak of altijd met of dichtbij stoffen die ongezond kunnen zijn. Dat is het hoogste percentage van alle bedrijfstakken. In de landbouw en visserij, de bouw en vervoer en opslag werkten ook relatief veel werknemers met of in de buurt van gevaarlijke stoffen. In de zorg werd het besmettingsrisico het hoogst ingeschat; 85 procent liep naar eigen zeggen kans besmet te raken met een bacterie of virus. Ook in het onderwijs (68 procent) gaven werknemers dat vaak aan.

Minder werkdruk gevoeld

De psychosociale arbeidsbelasting – geestelijke belasting die mensen voelen door het werk en wat zich afspeelt in de werkomgeving – wordt onder andere gemeten aan de hand van ervaren werkdruk en de zelfstandigheid in het werk. Als de druk hoog is en werkenden het idee hebben dat ze niet of nauwelijks zelfstandig kunnen werken, kunnen er psychische vermoeidheids­klachten ontstaan. Ook emotioneel zwaar werk en ongewenst gedrag van klanten en collega’s dragen bij aan de psychosociale arbeidsbelasting.

De werkdruk is vastgesteld door te vragen in hoeverre mensen erg snel moeten werken, heel veel werk moeten doen en extra hard moeten werken. Tussen 2014 en 2019 lag het percentage werknemers die vaak of altijd werkdruk ervoeren rond de 39 procent.

In 2020, het eerste coronajaar, lag het cijfer lager. Deels kan dit te maken hebben met het feit dat het cijfer in dat jaar niet voor alle werknemers berekend is, maar alleen betrekking heeft op werknemers waarvan het werk niet stil lag vanwege coronamaatregelen. Datzelfde geldt voor 2021. In 2022 en 2023 heeft het cijfer weer betrekking op alle werknemers. De werkdruk nam in 2022 en 2023 af.

In 2023 gaf 40 procent van de werknemers aan vaak of altijd heel veel werk te moeten doen. Daarnaast werkte 30 procent vaak of altijd erg snel en 25 procent vaak of altijd extra hard. In de horeca gaven werknemers het vaakst aan dat ze erg snel moeten werken, in het onderwijs werd het vaakst heel veel gewerkt. Zowel werknemers in het onderwijs als in de horeca werkten naar eigen zeggen het vaakst extra hard.

4.6 Vaak of altijd werkdruk ervaren (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Vaak of altijd werkdruk ervaren
2014 38,1
2015 38,1
2016 37,6
2017 39,0
2018 38,1
2019 37,6
2020 33,9
2021 36,4
2022 33,5
2023 31,6
Bron: CBS, TNO

StatLine: Werkdruk werknemers.

Ervaren werkdruk hoger onder werknemers dan onder zelfstandig ondernemers

Zelfstandig ondernemers ervaren minder werkdruk dan werknemers. Van de zelfstandig ondernemers gaf in 2023 37 procent aan vaak of altijd heel veel werk te doen, tegenover 40 procent van de werknemers. Verder zei 24 procent van de zelfstandig ondernemers erg snel te werken, tegenover 30 procent van de werknemers. Wat betreft extra hard werken is er nauwelijks verschil tussen zelfstandig ondernemers en werknemers (26 procent tegenover 25 procent).

4.7 Vaak of altijd werkdruk ervaren, 2023 (% werkenden)
Werknemers Zelfstandig ondernemers
Erg snel werken 30,0 24,2
Heel veel werk doen 40,4 36,7
Extra hard werken 25,3 26,3
Bron: CBS, TNO

StatLine: Werkdruk werknemers en Werkdruk zelfstandig ondernemers.

Meerderheid van werknemers bedenkt regelmatig zelf oplossingen

Bij zelfstandigheid in het werk gaat het om het zelf kunnen nemen van beslissingen, bedenken van oplossingen, bepalen van werkvolgorde, werktempo, werktijden, werklocatie en het moment van verlof nemen. Uit deze indicatoren blijkt dat het percentage werknemers dat regelmatig autonomie ervaart in 2023 licht is gestegen van 58 naar 59.

De meeste werknemers kunnen regelmatig zelf beslissen over oplossingen, volgorde, uitvoering en tempo van het werk en over het opnemen van verlof. Een minderheid zegt regelmatig zelf de werktijden te kunnen bepalen en zelf de werkplek te kunnen kiezen. In 2023 is deze zelfstandigheid in het werk wat betreft zelf beslissingen kunnen nemen, ook over de werkvolgorde en verlof, wat toegenomen ten opzichte van 2022.

4.8 Regelmatig ervaren zelfstandigheid in het werk (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Werknemers
2014 56,3
2015 56,2
2016 55,5
2017 55,1
2018 55,9
2019 56,8
2020 58,5
2021 57,2
2022 57,7
2023 58,7
Bron: CBS, TNO

StatLine: Zelfstandigheid van werknemers.

Gemiddeld over deze zeven onderzochte indicatoren hadden werknemers in 2023 de meeste zelfstandigheid in de bedrijfstakken financiële dienstverlening, informatie en communicatie, verhuur en handel van onroerend goed en openbaar bestuur. De minste zelfstandigheid ervoeren werknemers in de horeca en het onderwijs.

Bij zelfstandig ondernemers is het percentage dat regelmatig autonomie in het werk ervaart aanzienlijk groter dan bij werknemers, 84 procent in 2023. Sinds 2021 (86 procent) is dit percentage iets gedaald.

4.9 Regelmatig ervaren zelfstandigheid in het werk, 2023 (% werkenden)
Werknemers Zelfstandig ondernemers
Oplossingen bedenken 65,7 86,1
Zelf beslissen 63,0 86,6
Volgorde werkzaamheden bepalen 62,6 85,0
Werktempo bepalen 58,3 83,0
Verlof nemen 56,3 63,5
Werktijden bepalen 29,3 .
Zelf bepalen waar te werken 27,4 .
Bron: CBS, TNO

StatLine: Zelfstandigheid in het werk werknemers en Zelfstandigheid in het werk zelfstandig ondernemers.

Combineren werk en privéleven vaakst reden om weleens thuis te werken

In 2023 gaf 47 procent van alle werknemers aan soms of meestal thuis te werken. Van degenen die werkzaamheden thuis en op locatie afwisselden, ook wel hybride werken genoemd, had 83 procent thuis een werkplek waar ongestoord gewerkt kan worden.

Werknemers die in hybride vorm werken noemden het vaakst als reden om weleens thuis te werken het gemakkelijker kunnen combineren van werk en privé (57 procent). Ook gaf ruim de helft (53 procent) aan thuis meer werk af te krijgen of reistijd en/of reiskosten te besparen (51 procent). Het minst vaak werd de lichamelijke gezondheid genoemd als reden om weleens thuis te werken (5 procent).

Deze groep werknemers noemde als reden om naar het werk te gaan het vaakst ‘vanwege sociale contacten’ (70 procent), ‘vanwege overleggen’ (65 procent) en ‘ik krijg beter mee wat er speelt’ (59 procent). De reden ‘ik krijg op het werk meer werk af’ werd met 10 procent het minst genoemd.

Meestal worden er afspraken met de werkgever gemaakt over hoe vaak thuisgewerkt mag worden. Bij 22 procent van de werknemers die hybride werken waren deze afspraken vastgelegd in de cao, de arbeidsvoorwaarden of in het beleid van de werkgever. 42 procent van alle werknemers die hybride werkten had afspraken gemaakt met hun leidinggevende. Voor 19 procent waren er andere afspraken, bijvoorbeeld met collega’s en 34 procent gaf aan dat er geen afspraken waren gemaakt over hoe vaak er thuisgewerkt mocht worden.

Werknemers die weleens thuiswerken krijgen regelmatig een vergoeding voor middelen om dit makkelijker te maken. Van deze werknemers kreeg 79 procent naar eigen zeggen een laptop, pc, beeldscherm of telefoon, of een vergoeding hiervoor. Een vergoeding per thuiswerkdag kreeg 48 procent en 41 procent kreeg een (vergoeding voor een) bureau of bureaustoel. Ook kwam het voor dat volgens de hybride werkende werknemer geen van deze middelen werd aangeboden (15 procent).

Hoewel het combineren van betaalde arbeid met verantwoordelijkheden voor familie of gezin vaak een reden is om thuis te werken, kan het combineren van beide een uitdaging zijn. Van alle werknemers in 2023 gaf 6 procent aan (zeer) vaak familie- of gezinsactiviteiten te missen of te verwaarlozen. Hiermee nam dit percentage net als in 2022 iets af.

Aan de andere kant kunnen verantwoordelijkheden thuis er ook voor zorgen dat werknemers werkzaamheden verzuimen of verwaarlozen. Dit kwam in 2023 minder vaak voor dan andersom: 2 procent van de werknemers gaf aan dat dit (zeer) vaak gebeurde. Dat is gelijk aan het percentage van 2022. Afgezien van enkele schommelingen in het afgelopen decennium is het percentage dat werkzaamheden mist of verwaarloost door familie- of gezinsverantwoordelijkheden vergelijkbaar met dat van 2014.

Psychische vermoeidheid bij werknemers licht afgenomen

In 2023 zei 19 procent van alle werknemers zich enkele keren per maand of vaker psychisch vermoeid te voelen door het werk. Daarmee is het percentage werknemers met psychische vermoeidheidsklachten iets afgenomen ten opzichte van 2022. In het eerste coronajaar 2020 werd minder psychische vermoeidheid gerapporteerd en in het tweede jaar lag het weer op hetzelfde niveau als daarvoor.

Het percentage zelfstandig ondernemers met psychische vermoeidheidsklachten is sinds 2015 toegenomen van 8 naar 12 procent in 2023.

4.10 Minstens enkele keren per maand psychisch vermoeid door het werk (burn-outklachten) (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Werknemers
2014 14,4
2015 13,4
2016 14,6
2017 15,9
2018 17,3
2019 17,0
2020 15,7
2021 17,3
2022 20,0
2023 19,0
Bron: CBS, TNO

StatLine: Psychische vermoeidheid van werknemers.

Psychische vermoeidheidsklachten kunnen zich onder meer uiten in een gevoel van leegte aan het einde van de werkdag; 33 procent van de werknemers en 22 procent van de zelfstandig ondernemers had in 2023 vaker dan eens per maand zulke gevoelens. Ook vermoeidheid in de ochtend bij de confrontatie met het werk kwam met 22 procent (werknemers) en 14 procent (zelfstandig ondernemers) relatief veel voor.

4.11 Minstens enkele keren per maand psychisch vermoeid door het werk (burn-outklachten), 2023 (% werkenden)
Werknemers Zelfstandig ondernemers
Leeg voelen 32,8 22,0
’s Ochtends moe voelen 22,0 13,6
Emotioneel uitgeput 19,5 12,4
Vergt veel om met mensen te werken 16,3 11,9
Uitgeput door werk 15,4 9,1
Bron: CBS, TNO

StatLine: Psychische vermoeidheid van werknemers en Psychische vermoeidheid zelfstandig ondernemers.

In de bedrijfstakken onderwijs (24 procent) en informatie en communicatie (22 procent) voelden naar verhouding de meeste werknemers zich enkele keren per maand of vaker psychisch vermoeid. Ook in de zorg en in de zakelijke dienstverlening (beide 22 procent) waren dat er relatief veel. Daarentegen zijn werknemers in de landbouw en visserij (13 procent) het minst vaak psychisch vermoeid door het werk.

Weinig autonomie en hoge werkdruk: vaker psychisch vermoeid

Werknemers die weinig autonomie ervaren en tegelijkertijd aangeven vaak of altijd een hoge werkdruk te hebben, hebben drie keer zo vaak last van werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten als andere werknemers. Van de groep die weinig autonomie heeft, gecombineerd met hoge werkdruk, gaf 43 procent in 2023 aan enkele keren of vaker per maand psychisch vermoeid te zijn door het werk. Van de overige werknemers gaf 15 procent dit aan.

In de horeca (27 procent), het onderwijs (23 procent) en de zorg (22 procent) komt de combinatie van weinig autonomie en hoge werkdruk onder werknemers het vaakst voor. Een baan met hoge taakeisen en geringe autonomie wordt ook wel aangeduid als stressvol werk.

Emotionele betrokkenheid vrijwel gelijk gebleven

Naast werkdruk en een gebrek aan zelfstandigheid in het werk is ook de emotionele belasting een aspect van de psychosociale arbeidsbelasting. Van alle werknemers gaf 13 procent in 2023 aan vaak of altijd emotioneel betrokken te raken bij het werk. Iets minder vaak werd het werk als emotioneel veeleisend ervaren (11 procent) of ging het gepaard met emotioneel moeilijke situaties (7 procent).

In 2023 was geen of nauwelijks verandering in de percentages werknemers met emotioneel belastend werk ten opzichte van 2022. Tussen 2015 en 2019 nam de emotionele belasting van werknemers volgens alle drie de indicatoren licht toe. In 2020 bleef het percentage dat zich emotioneel betrokken voelt bij het werk gelijk ten opzichte van 2019. Minder werknemers gaven toen echter aan dat het werk hen in emotioneel moeilijke situaties brengt of dat het werk emotioneel veeleisend is. In 2021 stegen de percentages op alle drie de indicatoren.

4.12 Vaak of altijd emotioneel belastend werk (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Emotioneel moeilijke werksituaties Emotioneel veeleisend werk Emotioneel betrokken bij werk
2014 7,7 12,1 13,4
2015 7,4 11,7 12,9
2016 8,0 12,1 13,1
2017 8,6 13,0 14,1
2018 8,6 12,9 14,7
2019 8,9 13,3 15,1
2020 7,9 12,1 15,2
2021 9,1 13,2 15,9
2022 6,5 11,0 12,5
2023 7,0 11,3 12,9
Bron: CBS, TNO

StatLine: Emotioneel belastend werk onder werknemers.

In het onderwijs is de emotionele betrokkenheid van werknemers het grootst. In 2023 raakte 26 procent van de werknemers in deze bedrijfstak vaak of altijd emotioneel betrokken bij het werk. Vooral in het voortgezet en basisonderwijs zijn leerkrachten vaak emotioneel betrokken.

Het aandeel werknemers met emotioneel veeleisend werk was met 27 procent relatief groot in de zorg. Vooral psychologen, (gespecialiseerd) verpleegkundigen, artsen en maatschappelijk werkers vinden hun werk emotioneel veeleisend. De zorg (16 procent) brengt werknemers ook het vaakst in emotioneel moeilijke situaties. Dat geldt met name voor maatschappelijk werkers en psychologen.

Bijna 1 op de 8 werknemers ervoer intimidatie of bedreiging

In 2023 kreeg 12 procent van de werknemers op het werk te maken met intimidatie of bedreiging. In de meeste gevallen waren cliënten of klanten daar verantwoordelijk voor; intimidatie of bedreiging door leidinggevenden of door collega’s werd minder vaak gerapporteerd. Verder kreeg 5 procent van de werknemers te maken met pesten op de werkvloer. Deze vorm van ongewenst gedrag kwam juist vaker voor onder collega’s dan dat klanten of leidinggevenden de aanstichter waren. Eveneens 5 procent rapporteerde slachtoffer te zijn geworden van ongewenste seksuele aandacht, en 3 procent van fysiek geweld. Volgens de slachtoffers waren cliënten of klanten hiervoor het vaakst verantwoordelijk. Van de genoemde vormen van ongewenst gedrag is alleen pesten in 2023 iets toegenomen ten opzichte van 2022. De andere vormen kwamen in beide jaren (ongeveer) even vaak voor.

4.13 Minstens een enkele keer in voorgaande 12 maanden slachtoffer op het werk (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
2023 2022
Lichamelijk geweld door leidinggevenden 0,1 0,1
Ongewenste seksuele aandacht van leidinggevenden 0,3 0,4
Pesten door leidinggevenden 1,4 1,3
Intimidatie door leidinggevenden 1,7 1,5
Lichamelijk geweld door klanten 2,5 2,6
Ongewenste seksuele aandacht van klanten 3,1 3,0
Pesten door klanten 1,2 1,1
Intimidatie door klanten 8,4 8,3
Lichamelijk geweld door collega's 0,2 0,2
Ongewenste seksuele aandacht van collega's 1,1 1,0
Pesten door collega's 2,8 2,6
Intimidatie door collega's 1,5 1,4
Bron: CBS, TNO

StatLine: Ongewenst gedrag op het werk van werknemers.

In de NEA 2022 zijn de vragen over ongewenst gedrag op het werk op een andere manier gesteld dan in eerdere jaren. Als gevolg daarvan kan hier geen vergelijking worden gemaakt met de situatie in de periode vóór 2022.

Ook zelfstandig ondernemers kunnen in hun werk te maken krijgen met ongewenste omgangsvormen, zoals intimidatie, lichamelijk geweld, pesten en ongewenste seksuele aandacht. Nadat het percentage zelfstandig ondernemers dat te maken kreeg met een of meer van deze vormen van ongewenst gedrag eerst licht was afgenomen van 16 procent in 2019 naar 14 procent in 2021, is dit in 2023 gestegen naar 18 procent.

StatLine: Ongewenst gedrag op het werk van zelfstandig ondernemers.

Meer werknemers melden fysieke en psychische eisen van werk aan te kunnen

Of werkenden voldoen aan de fysieke en psychische eisen van het werk en of ze gemakkelijk een nieuwe functie of baan denken te kunnen vinden, zegt iets over hun actuele inzetbaarheid. Aanwijzingen voor de inzetbaarheid op de langere termijn zijn de tevredenheid over het werk en de arbeidsomstandigheden, maar vooral ook de vooruitzichten op de tijd die werkenden nog werkzaam willen zijn of denken te kunnen zijn.

In 2023 gaf 92 procent van alle werknemers aan gemakkelijk te kunnen voldoen aan de fysieke eisen van het werk. Het percentage is daarmee iets gestegen ten opzichte van 2022, en komt in de buurt van het percentage in 2020. Het percentage dat makkelijk kan voldoen aan de psychische eisen was tussen 2020 en 2022 afgenomen, maar is in 2023 weer iets gestegen naar 90 procent. Ook het percentage werknemers dat makkelijk een nieuwe functie zegt te kunnen krijgen bij de huidige werkgever is iets toegenomen, van 58 naar 59 procent. Het percentage werknemers dat dacht gemakkelijk een nieuwe functie te kunnen krijgen bij een andere werkgever is in 2023 ongeveer gelijk gebleven (80 procent). In de twee voorgaande jaren was dit percentage flink gestegen.

Zelfstandig ondernemers denken minder vaak dan werknemers te kunnen voldoen aan de eisen van het werk. Van de zelfstandig ondernemers vond in 2023 85 procent dat zij gemakkelijk konden voldoen aan de fysieke eisen en 86 procent aan de psychische eisen van het werk. Dat is meer dan in de vorige meting, in 2021.

4.14 Opgewassen tegen eisen die het werk stelt (% werkenden)
2023 2022 2021
Werknemers: . . .
Voldoen aan psychische eisen werk 89,9 89,3 90,4
Voldoen aan fysieke eisen werk 91,5 90,9 90,6
. . .
Zelfstandig ondernemers: . . .
Voldoen aan psychische eisen werk 86 . 81,1
Voldoen aan fysieke eisen werk 84,6 . 79,6
Bron: CBS, TNO

StatLine: Duurzame inzetbaarheid van werknemers en Duurzame inzetbaarheid zelfstandig ondernemers.

Bijna 8 op de 10 werknemers tevreden met werk

Van de werknemers was 79 procent in 2023 (zeer) tevreden met het werk en 77 procent met de arbeidsomstandigheden. Van de zelfstandig ondernemers was 82 procent tevreden met het werk en 80 procent met de arbeidsomstandigheden. Zelfstandig ondernemers zijn dus iets tevredener dan werknemers. Werknemers in de financiële dienstverlening en in het openbaar bestuur waren het meest tevreden met de arbeidsomstandigheden, werknemers in de bedrijfstak vervoer en opslag en in de horeca het minst. Het meest tevreden met het werk waren werknemers in de financiële dienstverlening en het onderwijs, het minst in de handel.

In de zorg zijn werknemers juist relatief tevreden over het werk, maar minder met de arbeidsomstandigheden. In geen enkele andere bedrijfstak loopt de tevredenheid over het werk en over de arbeidsomstandigheden zoveel uiteen. Zie ook Werkdruk en arbeidstevredenheid in de zorg. Bij zowel werknemers als zelfstandig ondernemers is de tevredenheid met het werk en de werkomstandigheden toegenomen sinds de vorige meting.

4.15 Tevredenheid, 2023 (% werkenden)
Tevreden met werk Tevreden met arbeidsomstandigheden
Werknemers 78,9 77,4
Zelfstandig ondernemers 82,2 80,1
Bron: CBS, TNO

StatLine: Duurzame inzetbaarheid van werknemers en Duurzame inzetbaarheid zelfstandig ondernemers.

Werkenden willen minder lang doorwerken

In 2023 lag de AOW-leeftijd op 66 jaar en 10 maanden. De gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen, lag daaronder: 65 jaar en 11 maanden. Dat is iets hoger dan in 2022. De gewenste pensioenleeftijd ligt nog weer lager. De leeftijd tot waarop werknemers willen doorgaan met werken bedroeg in 2023 gemiddeld 62 jaar en 11 maanden. Dat is iets lager dan de gewenste pensioenleeftijd in 2022. Meer werknemers zouden langer willen doorwerken als ze hun loopbaan zouden kunnen voortzetten met minder uren of minder dagen per week. Ook als stoppen financieel onaantrekkelijker wordt of als ze lichter werk zouden mogen doen, komt langer doorwerken in aanmerking.

De leeftijd tot waarop werknemers naar eigen inschatting in staat zijn om hun huidige werk voort te zetten is in de afgelopen jaren (2021–2022) wat afgenomen. In 2023 is deze leeftijd weer iets toegenomen naar 62 jaar en 10 maanden.

Zelfstandig ondernemers willen gemiddeld langer doorwerken dan werknemers. In 2023 gaven zij aan gemiddeld tot 65 jaar en 7 maanden te willen doorwerken. In 2021 was dat nog precies 66 jaar. De leeftijd waarop zelfstandig ondernemers naar eigen inschatting het huidige werk niet meer kunnen doen, was in 2023 66 jaar en 10 maanden. In 2021 lag de grens van het kunnen doorwerken iets hoger, op 67 jaar en 2 maanden.

4.16 Leeftijd tot waarop werkenden willen en kunnen doorwerken (gemiddelde leeftijd in jaren)
2023 2022 2021
Werknemers: . . .
Willen doorwerken 62,9 63 62,3
In staat door te werken 62,8 62,6 63
. . .
Zelfstandig ondernemers: . . .
Willen doorwerken 65,6 . 66
In staat door te werken 66,8 . 67,2
Bron: CBS, TNO

StatLine: Duurzame inzetbaarheid van werknemers en Duurzame inzetbaarheid zelfstandig ondernemers.

Ziekteverzuim afgenomen

In 2023 bedroeg het ziekteverzuim van werknemers 5,3 procent. Dat betekent dat van elke duizend te werken dagen er 53 zijn verzuimd wegens ziekte. In 2022 bedroeg het ziekteverzuimpercentage nog 5,6, het hoogste van deze eeuw. Sinds 2014, toen het ziekteverzuim het laagste niveau van de afgelopen twintig jaar bereikte (3,8 procent), is het verzuim vrijwel jaarlijks toegenomen. In 2023 is het voor het eerst weer gedaald.

4.17 Ziekteverzuim van werknemers (%)
Jaar Ziekteverzuim
2014 3,8
2015 3,9
2016 3,9
2017 4,0
2018 4,3
2019 4,4
2020 4,7
2021 4,9
2022 5,6
2023 5,3

In 2023 kende de zorg met 7,4 het hoogste verzuimpercentage. Vanaf 2018 is de zorg de bedrijfstak met het hoogste ziekteverzuim. In de financiële dienstverlening was het verzuim met 3,3 procent het laagst. Ten opzichte van 2022 nam het verzuim in bijna alle bedrijfstakken (iets) af. In de horeca was de afname het sterkst.

4.18 Ziekteverzuim van werknemers (%)
2023 2022
Zorg 7,4 7,9
Vervoer en opslag 6,3 6,4
Industrie 6,1 6,5
Openbaar bestuur 6,0 6,1
Onderwijs 5,6 5,7
Cultuur, recreatie en overige diensten 4,8 5,3
Bouwnijverheid 4,8 5,3
Handel 4,6 5,0
Zakelijke dienstverlening 4,2 4,5
Verhuur/handel onroerend 4,2 4,3
Horeca 3,9 4,7
Informatie en communicatie 3,9 3,9
Landbouw en visserij 3,6 3,7
Financiële dienstverlening 3,3 3,2

StatLine: Ziekteverzuim per bedrijfstak.

Verreweg de meest voorkomende klachten waarmee werknemers verzuimen zijn griep, verkoudheid of een andere virusinfectie. Dat werd in 2023 door 54 procent van de werknemers opgegeven als reden bij het laatste verzuimgeval (eventueel langer dan een jaar geleden en inclusief werknemers die niet hebben verzuimd). Na griep of verkoudheid kwamen psychische klachten, overspannenheid of burn-out met 6 procent het vaakst voor, gevolgd door buik-, darm- of maagklachten (4 procent). Bij zelfstandig ondernemers gaf 64 procent griep of verkoudheid aan als belangrijkste reden voor het meest recente verzuim. Daarna werden rugklachten het vaakst genoemd (6 procent).

Werknemers schrijven hun meest recente verzuim meestal niet toe aan het werk. Volgens 74 procent van alle werknemers die ooit hebben verzuimd, hadden de gezondheidsklachten waardoor zij verzuimden niets met het werk te maken. Bij 12 procent van de werknemers met verzuim waren de klachten naar eigen zeggen wel gedeeltelijk het gevolg van het werk, en bij 7 procent waren de klachten hoofdzakelijk toe te schrijven aan het werk. Bij zelfstandig ondernemers waren deze percentages vrijwel even hoog.

Werknemers die hun meest recente verzuim geheel of gedeeltelijk aan het werk toeschreven, noemden het vaakst een hoge werkdruk als reden (28 procent), daarna volgde besmetting op het werk (18 procent). Zelfstandig ondernemers noemden besmetting op het werk het vaakst (21 procent) en daarna hoge werkdruk (20 procent).

Percentage werknemers met arbeidsongeval vrijwel onveranderd

In 2023 had 2,7 procent van de werknemers een ongeval door of tijdens de uitvoering van het werk. Ongevallen die plaatsvinden onderweg van of naar het werk tellen hierbij niet mee. Bij de helft van de werknemers die een ongeval kregen (1,3 procent van het totaal) leidde het arbeidsongeval tot ziekteverzuim van ten minste een dag. Ongevallen met langer verzuim – vier dagen of meer – kwamen bij 0,9 procent van alle werknemers voor. Bij werknemers in de bedrijfstak vervoer en opslag (3,3 procent) kwam een arbeidsongeval met verzuim van ten minste een dag het vaakst voor, gevolgd door werknemers in de horeca (2,6 procent). In de informatie en communicatie, de financiële dienstverlening en de verhuur en handel in onroerend goed kwamen relatief weinig ongevallen met verzuim voor.

In 2020, het eerste coronajaar, nam het percentage werknemers met een arbeidsongeval af. Dit gold zowel voor ongevallen met als zonder verzuim. Na 2020 is het percentage dat te maken had met een arbeidsongeval, ongeacht of dit leidde tot verzuim, vrijwel gelijk gebleven. Tussen 2014 en 2019 fluctueerde het percentage werknemers met een arbeidsongeval (met of zonder verzuim) nog enigszins.

4.19 Werknemers met een arbeidsongeval (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Arbeidsongeval Arbeidsongeval zonder verzuim Arbeidsongeval met minstens 1 dag verzuim Arbeidsongeval met minstens 4 dagen verzuim
2014 3,4 1,8 1,7 1,1
2015 3,0 1,7 1,4 0,9
2016 3,0 1,6 1,4 1,0
2017 3,4 1,8 1,6 1,2
2018 3,1 1,7 1,5 1,1
2019 3,3 1,8 1,5 1,1
2020 2,5 1,3 1,2 0,9
2021 2,6 1,3 1,3 1,0
2022 2,6 1,3 1,3 1,0
2023 2,7 1,4 1,3 0,9
Bron: CBS, TNO

StatLine: Arbeidsongevallen werknemers en Arbeidsongevallen zelfstandig ondernemers.

Het percentage arbeidsongevallen ligt bij zelfstandig ondernemers lager dan onder werknemers, met name doordat werknemers vaker dan zelfstandig ondernemers betrokken zijn bij een arbeidsongeval zonder verzuim. In 2023 was 1,9 procent van de zelfstandig ondernemers betrokken bij een arbeidsongeval. Bij 0,9 procent van de ondernemers leidde het arbeidsongeval tot ziekteverzuim van ten minste een dag. Ongevallen met langer verzuim – vier dagen of meer – kwamen bij 0,7 procent van alle zelfstandig ondernemers voor.

Werknemers met een arbeidsbelemmering gelijk gebleven

Een werknemer die een handicap of andere aandoening heeft, of die langdurig ziek is, is vaak minder inzetbaar. Werknemers met een arbeidsbelemmering hebben minder loopbaanperspectief en nemen ook minder deel aan opleidingen en cursussen om hun arbeidspositie te verbeteren. Hoe zwaarder de belemmering, hoe groter het verschil is.

In 2023 werd 15 procent van alle werknemers naar eigen zeggen door een langdurige ziekte, aandoening of handicap licht belemmerd bij het uitvoeren van het werk, en voelde 3 procent zich hierdoor sterk belemmerd. In vergelijking met 2022 is het totale aandeel werknemers dat een lichte of sterke belemmering ervaart bij het uitvoeren van het werk ongeveer gelijk gebleven.

Vrouwen voelden zich met name vaker licht belemmerd bij het uitvoeren van het werk dan mannen: 18 procent tegen 13 procent. Bij het aandeel dat zich sterk belemmerd voelt, is dat verschil wat kleiner (4 en 3 procent). Of iemand zich belemmerd voelt bij het uitvoeren van het werk hangt daarnaast ook samen met de leeftijd. Tot 65 jaar geldt: hoe ouder, des te vaker werknemers zich belemmerd voelen. Zo voelde van de 15- tot 25‑jarigen zich 2 procent sterk en 10 procent licht belemmerd, tegenover respectievelijk 5 en 22 procent van de 55- tot 65‑jarigen.

4.20 Werknemers met een arbeidsbelemmering (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Licht belemmerd Sterk belemmerd
2015 15,0 3,1
2017 15,3 3,2
2019 15,9 3,7
2021 15,1 3,5
2022 15,7 3,4
2023 15,4 3,3
Bron: CBS, TNO

Meer vrouwen kregen een beroepsziekte

Ieder jaar krijgt een deel van de werknemers te maken met een ziekte die is ontstaan door het werk, een beroepsziekte. In 2023 gaf 3,9 procent van alle werknemers aan in de voorafgaande twaalf maanden een of meerdere door een arts vastgestelde beroepsziekten te hebben opgelopen. Dat percentage is gestegen ten opzichte van dat in 2022 (3,3 procent). De door een arts vastgestelde beroepsziekten die in 2023 het vaakst door werknemers werden gerapporteerd, zijn overspannenheid/burn-out (1,8 procent), depressie en lagerugaandoeningen (beide 0,6 procent).

Vrouwen (4,6 procent) kregen vaker dan mannen (3,3 procent) te maken met een (door een arts vastgestelde) nieuw ontstane beroepsziekte. Van de 55- tot 65‑jarige werknemers kreeg 5,1 procent een beroepsziekte, het hoogste percentage van alle leeftijdsgroepen. Ook bij 45- tot 55‑jarige werknemers was dat relatief hoog. Bij jongere werknemers tussen de 15 en 25 jaar was dat met 1,6 procent het laagst. Werknemers tussen de 65 en 75 jaar kregen naar verhouding ook minder dan gemiddeld te maken met een nieuw ontstane beroepsziekte.

4.21 In afgelopen 12 maanden ontstane beroepsziekten (door arts vastgesteld), 2023 (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Ontstane beroepsziekten
Totaal 3,9
.
Man 3,3
Vrouw 4,6
.
15 tot 25 jaar 1,6
25 tot 35 jaar 4,0
35 tot 45 jaar 3,9
45 tot 55 jaar 4,6
55 tot 65 jaar 5,1
65 tot 75 jaar 4,3
Bron: CBS, TNO

Als beroepsziekten die langer dan een jaar eerder zijn ontstaan ook worden meegenomen, blijkt dat 11,5 procent van alle werknemers in 2023 een of meerdere beroepsziekten had die door een arts zijn vastgesteld. Dat is toegenomen ten opzichte van 2022 (10,5 procent).

Voor meer informatie

NEA in vogelvlucht

ZEA in vogelvlucht

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016-2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/'17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/'05-2016/'17 oogstjaar enz., 2004/'05 tot en met 2016/'17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Samenstelling

Han van den Berg (hoofdstukken 1, 2, 5, 6, 7 en bijlagen)

Paul Bokern (hoofdstuk 3)

Astrid Pleijers (hoofdstuk 4)

met hulp van vele anderen

Redactie

Kees Groenenboom

Michel van Kooten