Gemiddeld persoonlijk inkomen werkenden 44 duizend euro per jaar

Foto omschrijving: ICI Paris XL Rotterdam.

Inkomen

Betaald werk is voor veel mensen de belangrijkste bron van inkomen. Op basis van de gegevens van de Belastingdienst publiceert het CBS inkomensgegevens over personen in particuliere huishoudens met inkomen. Daarbij wordt ook bepaald tot welke sociaaleconomische categorie iemand behoort. Bepalend hiervoor is in beginsel de voornaamste bron van het inkomen dat een persoon in een jaar ontvangen heeft. Daarnaast wordt er rekening mee gehouden of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling. In 2019 werd 46 procent van de totale bevolking ingedeeld in de sociaaleconomische categorie van de werkenden. Bij de bevolking van 20 tot 65 jaar was dat 76 procent.

6.1 Bevolking ingedeeld naar sociaaleconomische categorie, 1 januari 2019 (mln)
Tot 20 jaar 20 tot 65 jaar 65 jaar en ouder
Werknemer 0,0808 6,4678 0,0688
Directeur-grootaandeelhouder 0,0001 0,2061 0,0124
Zelfstandig ondernemer 0,0033 0,9109 0,0524
Overige zelfstandige 0,0004 0,0789 0,0046
Meewerkend gezinslid 0 0,0213 0,0013
. . .
Ontvanger werkloosheidsuitkering 0,0001 0,1093 0,0059
Ontvanger bijstandsuitkering 0,0043 0,3903 0,009
Ontvanger uitkering
sociale voorziening overig
0,0028 0,1696 0,0065
Ontvanger uitkering ziekte/
arbeidsongeschiktheid
0,0005 0,4814 0,0214
Ontvanger pensioenuitkering 0,0007 0,2038 2,9929
(School)kind of student
met inkomen
0,9423 0,4391 0
(School)kind of student
zonder inkomen
2,7042 0,044 0
Overig zonder inkomen 0,0054 0,4536 0,0094
. . .
Institutionele bevolking
en huishoudens zonder
waargenomen inkomen
0,047 0,2004 0,1295

StatLine: Personen naar sociaaleconomische categorie.

De sociaaleconomische categorie werknemers telt 6,6 miljoen personen. Daarnaast zijn er 1,3 miljoen personen voor wie het inkomen als zelfstandige de voornaamste bron van inkomen was. Het gaat hier om 967 duizend zelfstandig ondernemers, 219 duizend directeuren-grootaandeelhouders, 23 duizend meewerkende gezinsleden en 84 duizend overige zelfstandigen (onder meer personen met resultaat uit overige werkzaamheden, zoals freelancers). Het aantal zelfstandigen is in tien jaar tijd met 20 procent toegenomen. Deze groei zat vooral in het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Een kwart van de zelfstandigen heeft personeel in dienst, drie kwart is zzp’er. Het totaal aantal personen met inkomen uit werkzaamheden als zelfstandige ligt echter hoger, omdat ook werknemers, studenten of ontvangers van een uitkering nevenwerkzaamheden als zelfstandige verrichten. Bijna 2,0 miljoen personen hadden in 2019 inkomsten uit werkzaamheden als zelfstandige (zie ook StatLine: Inkomen van zelfstandigen).

Neveninkomens

Van de 13,7 miljoen mensen van 15 jaar of ouder met een eigen inkomen in 2019 had ruim drie kwart alleen een hoofdinkomen, 23 procent had daarnaast een neveninkomen. Bepalend voor een neveninkomen is dat het afkomstig is uit een andere inkomensbron dan het hoofdinkomen. Heeft bijvoorbeeld een werknemer een grote en een kleinere werknemersbaan, dan worden de inkomsten uit deze tweede baan niet als neveninkomen gezien, aangezien het bij beide om inkomen uit loon gaat.

Bij ruim de helft van de personen met neveninkomen ging het om loon als werknemer, bij 22 procent betrof het een uitkering. Het zijn vooral scholieren en studenten die bijverdienen. Van de scholieren en studenten met een eigen inkomen hadden ruim 9 op de 10 bijverdiensten. Daarmee zijn ze goed voor 40 procent van alle personen met een neveninkomen.

Van de werknemers heeft 14 procent een tweede inkomen; bij de zelfstandigen is dat 23 procent. De helft van de werknemers met neveninkomen heeft een uitkering. Daarnaast zijn werknemers ook vaak actief als zelfstandigen (32 procent) of ze ontvangen pensioen (18 procent). Zelfstandigen met neveninkomen hebben dikwijls een baan als werknemer (35 procent) of ontvangen pensioen (30 procent).

In 2019 bedroeg het persoonlijk inkomen van alle mensen in particuliere huishoudens met inkomen gemiddeld 33 duizend euro per jaar. Bij personen met werk als voornaamste inkomensbron was dat 44 duizend euro. Het inkomen van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) was het hoogst, namelijk 71 duizend euro. Het persoonlijk inkomen omvat niet alleen het inkomen uit werk, maar al het inkomen uit arbeid, het inkomen uit eigen onderneming, de uitkering inkomensverzekeringen en de uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag en kindgebonden budget). Premies inkomensverzekeringen, behalve de premies voor volksverzekeringen, zijn hierop in mindering gebracht.

6.2 Gemiddeld persoonlijk jaarinkomen per sociaaleconomische categorie, 2019 (1 000 euro)
Persoonlijk jaarinkomen
Werknemer 43,1
Directeur-grootaandeelhouder 70,6
Zelfstandig ondernemer 44
Overige zelfstandige 15,8
Meewerkend gezinslid 10,5
Ontvanger werkloosheidsuitkering 25,9
Ontvanger bijstandsuitkering 13,1
Ontvanger uitkering sociale voorziening overig 16,8
Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid 24,2
Ontvanger pensioenuitkering 25,5
(School)kind of student met inkomen 4,6

StatLine: Gemiddeld persoonlijk inkomen.

Van de 7,9 miljoen personen met werk als voornaamste inkomensbron in 2019 bedroeg het persoonlijk inkomen bij 454 duizend personen minder dan 10 duizend euro, terwijl er anderzijds 361 duizend personen op minstens 100 duizend euro uitkwamen. Bij ruim duizend werkenden overschreed het bedrag de 1 miljoen euro.

De hoge inkomens tellen zwaar door in het gemiddeld inkomen. Daarom berekent het CBS ook het mediaan inkomen. Dit is het inkomen van de middelste persoon, indien personen op basis van hun inkomen van laag naar hoog worden gerangschikt. Anders gezegd: 50 procent heeft een lager inkomen en 50 procent heeft een hoger inkomen. Terwijl het gemiddeld persoonlijk inkomen van de werkenden in 2019 op 43,6 duizend euro uitkwam, lag de mediaan met 36,6 duizend euro beduidend lager.

6.3 Verdeling persoonlijk jaarinkomen van werkenden, 2019 (werkenden (x 1 000) per klasse van 1 000 euro)
1 000 euro Werkenden
<0 30
1 45
2 33
3 36
4 34
5 36
6 42
7 47
8 49
9 50
10 54
11 59
12 64
13 70
14 89
15 98
16 107
17 115
18 119
19 126
20 130
21 137
22 139
23 151
24 151
25 154
26 158
27 156
28 154
29 154
30 154
31 153
32 154
33 156
34 156
35 155
36 154
37 152
38 149
39 146
40 141
41 140
42 134
43 131
44 126
45 120
46 122
47 112
48 108
49 104
50 97
51 92
52 88
53 85
54 83
55 80
56 74
57 69
58 67
59 64
60 62
61 63
62 58
63 54
64 51
65 49
66 47
67 46
68 45
69 44
70 41
71 37
72 36
73 34
74 33
75 31
76 31
77 31
78 28
79 26
80 25
81 24
82 23
83 22
84 21
85 21
86 19
87 18
88 17
89 16
90 15
91 15
92 15
93 14
94 14
95 13
96 12
97 12
98 11
99 11
100 10

StatLine: Personen naar inkomensklasse.

Voor een deel van de Nederlandse bevolking is het inkomen dusdanig laag, dat gesproken kan worden van een armoederisico. Of werkelijk sprake is van (inkomens)armoede is uiteraard ook afhankelijk van andere factoren en omstandigheden. In 2019 maakten ruim 1 miljoen personen deel uit van een huishouden met een dergelijk laag inkomen. Hieronder waren ook 183 duizend werkenden (2,3 procent van de werkenden), van wie bijna de helft zelfstandigen. Bij de meeste werkenden met risico op armoede gaat het om deeltijders. Ruim 37 duizend werkenden behoorden al ten minste vier jaar achtereen tot de groep met een laag inkomen.

Er is sprake van risico op armoede als het inkomen van het huishouden als geheel onder een bepaalde grens komt, die wordt aangeduid met lage-inkomensgrens. Personen die deel uitmaken van een dergelijk huishouden hebben dezelfde lage inkomenswelvaart. In 2019 bedroeg de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande 1 090 euro per maand netto. Voor meerpersoonshuishoudens is de lage-inkomensgrens met behulp van een equivalentiefactor aangepast voor de omvang en samenstelling van het huishouden. Zo geldt voor een paar met twee kinderen een lage-inkomensgrens van 1,91 maal het bedrag voor een alleenstaande. In deze armoedecijfers zijn mensen die niet het hele jaar door inkomen hadden buiten beschouwing gelaten, evenals mensen die verbleven in studentenhuishoudens of in instellingen, inrichtingen en tehuizen (zie ook StatLine: Personen met laag inkomen).

Een uitgebreide beschrijving van de financiële situatie van huishoudens en de leden van die huishoudens geeft het CBS in de publicatie Materiële welvaart in Nederland 2020.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Samenstelling

Han van den Berg

Linda Fernandez Beiro

Harry Bierings

met hulp van vele anderen

Redactie

Kees Groenenboom