Inleiding
In het jaar 2019 werden op de arbeidsmarkt verschillende recordcijfers uit 2018 verder aangescherpt. Zo was het aantal banen eind 2019 gestegen tot 10,8 miljoen. Sinds het dieptepunt van economische crisis begin 2014 waren er 1 miljoen banen bijgekomen.
Er waren meer mensen aan het werk dan ooit. De werkzame beroepsbevolking in Nederland nam toe met 179 duizend personen tot 9,0 miljoen. In 2019 had gemiddeld 68,8 procent van de bevolking van 15 tot 75 jaar betaald werk. Daarmee was in 2019 voor het eerst een groter deel van de bevolking aan het werk dan ten tijde van de recordstand in 2008, terwijl er sindsdien meer dan een half miljoen mensen van 65 tot 75 jaar zijn bijgekomen. Hun arbeidsdeelname is veel lager dan gemiddeld.
In april 2019 was het aantal werklozen gedaald tot 300 duizend, de laagste stand na 2002. Vervolgens liep het aantal werklozen iets op, maar daalde weer scherp tot 302 duizend aan het einde van het jaar. Uiteindelijk lag het gemiddelde aantal werklozen in 2019 36 duizend lager dan in 2018. Het aantal vacatures liep al sinds de tweede helft van 2013 gestaag op en bereikte in 2019 de hoogste stand die ooit is gemeten. Gemiddeld waren er 281 duizend vacatures, dus meer dan de 240 duizend in 2007 en 2008.
Hierdoor waren er in 2019 gemiddeld 1,1 werklozen per vacature beschikbaar. Daarmee was de krapte op de arbeidsmarkt nog iets groter dan in 2007 en 2008, voordat de financiële crisis begon. Waarschijnlijk was 1971 het laatste jaar dat de arbeidsmarkt krapper was dan afgelopen jaar. Sinds het vierde kwartaal van 2017 was de Nederlandse arbeidsmarkt gespannen.
Mede als gevolg van deze krapte op de arbeidsmarkt begonnen de lonen in 2019 eindelijk op te lopen. De cao-lonen stegen in 2019 met gemiddeld 2,6 procent. Dat was de grootste toename in tien jaar tijd.
Jaar | Bbp | Gewerkte uren |
---|---|---|
'97 | 4,3 | 2,1 |
'98 | 4,7 | 2,2 |
'99 | 5 | 2,8 |
'00 | 4,2 | 0,9 |
'01 | 2,3 | 1,3 |
'02 | 0,2 | -0,5 |
'03 | 0,2 | -1,1 |
'04 | 2 | 0,3 |
'05 | 2,1 | -0,3 |
'06 | 3,5 | 1,9 |
'07 | 3,8 | 2,9 |
'08 | 2,2 | 1,6 |
'09 | -3,7 | -1,4 |
'10 | 1,3 | -0,7 |
'11 | 1,6 | 0,9 |
'12 | -1 | -0,9 |
'13 | -0,1 | -0,9 |
'14 | 1,4 | 0,7 |
'15 | 2 | 1 |
'16 | 2,2 | 2,4 |
'17 | 2,9 | 2 |
'18 | 2,6 | 2,2 |
'19 | 1,8 | 2 |
StatLine: Bbp en Werkgelegenheid.
De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt worden voor een groot deel bepaald door de stand van de economie. Als de economie groeit, stijgt meestal ook de werkgelegenheid. Wel reageert de arbeidsmarkt meestal met enige vertraging op economische ontwikkelingen. Uit onderzoek is bekend dat de groei van het bruto binnenlands product (bbp) gemiddeld twee kwartalen voorloopt op die van het arbeidsvolume van werknemers. Bedrijven willen en kunnen niet direct personeel ontslaan als de vraag naar producten of diensten afneemt. Daarnaast wordt er vaak personeel aangehouden om te anticiperen op betere tijden. Andersom zal een werkgever bij een stijgende vraag eerst zoeken naar interne oplossingen of flexibel personeel inhuren. Pas als de productie langere tijd hoog blijft, zal hij nieuw personeel werven.
Verder zijn de veranderingen op de arbeidsmarkt naar verhouding vaak wat kleiner dan die in de economie. In de loop van de tijd stijgt de arbeidsproductiviteit, waardoor minder arbeid nodig is voor eenzelfde hoeveelheid productie. In de laatste twee decennia was de jaarlijkse groei van het bbp gemiddeld het dubbele van de toename van het aantal gewerkte uren.
Na de hoogconjunctuur rond 2006–2007 volgde de financiële crisis, die leidde tot een sterke economische krimp in 2009. In eerste instantie trok de economie daarna weer aan, maar na 2011 liet de economische crisis zich nog sterker voelen en liep de werkloosheid hoog op. Sinds 2014 ging het weer beter met de economie. Het afgelopen jaar steeg het bbp in Nederland met 1,8 procent, na vier jaren van groeipercentages van 2,0 procent of meer.
Economisch gezien verkeerde Nederland in 2019 in een hoogconjunctuur, al was het conjunctuurbeeld volgens de Conjunctuurklok van het CBS in de loop van het jaar wel wat minder positief geworden.
De conjuncturele ontwikkeling op de arbeidsmarkt verloopt meestal volgens een vast patroon. Als het economisch minder goed gaat, loopt het aantal vacatures snel terug. Uitzendkrachten en andere werknemers met een flexibel arbeidscontract verliezen als eersten hun baan. Pas later snijden bedrijven in het vaste personeelsbestand of gaan ondernemingen failliet, waardoor de werkgelegenheid afneemt.
Doordat de onderhandelingspositie van de werknemers dan onder druk komt te staan, loopt tegen die tijd ook de stijging van de cao-lonen terug. Aangezien cao’s vaak een looptijd hebben van een jaar of langer, duurt het enige tijd voordat een teruglopende economie effect heeft op deze cijfers. Als de economie aantrekt, is dat op de arbeidsmarkt als eerste zichtbaar in de cijfers over vacatures en uitzendkrachten.
Seizoenseffecten
Om de kortetermijnontwikkeling van verschillende cijfers in beeld te brengen, publiceert het CBS ook maand- en kwartaalcijfers die voor seizoeninvloeden gecorrigeerd zijn. Deze cijfers houden rekening met veranderingen die zich ieder jaar opnieuw voordoen. Zo is het gebruikelijk dat het aantal werklozen in de eerste maanden van het jaar stijgt (bijvoorbeeld vanwege aflopende contracten of slechte weersomstandigheden). Ook in juli stijgt de werkloosheid doorgaans, waarna deze in augustus weer afneemt (vooral bij jongeren).
Andere voorbeelden van deze patronen zijn feest- en vakantiedagen en vakantiegeld. Door een reeks cijfers voor dergelijke patronen te schonen, kunnen maand- of kwartaalcijfers onderling vergeleken worden zonder storende seizoenseffecten.
1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal | |
---|---|---|---|---|
Vacatures (dzd) | 4 | 12 | -8 | -7 |
Werkloze beroepsbevolking (dzd) |
29 | -1 | -20 | -9 |
Werkzame beroepsbevolking (dzd) |
-37 | 2 | 29 | 6 |
Banen (dzd) | -76 | 39 | 48 | -9 |
Gewerkte uren (mln uren) |
61 | -107 | -190 | 159 |
Lonen (100 mln euro) |
-34 | 80 | -47 | 1 |
In de grafiek is voor de verschillende kerncijfers over de arbeidsmarkt het gemiddelde seizoenseffect per kwartaal weergegeven. Dit gemiddelde is berekend over een zo lang mogelijke periode (17 tot 25 jaar). Duidelijk zichtbaar is dat er in het eerste kwartaal meer werklozen zijn, terwijl het aantal werkenden en het aantal banen lager is dan gemiddeld. Het totaal aantal gewerkte uren is relatief laag in het tweede en derde kwartaal, vooral omdat dan vakantiedagen opgenomen worden. De lonen zijn het hoogst in het tweede kwartaal, als aan de meeste werknemers het vakantiegeld wordt uitbetaald.
Het aantal werkdagen varieert van jaar tot jaar tussen de 254 en 257. Een extra werkdag leidt ertoe dat het totaal aantal gewerkte uren van werknemers ongeveer 0,4 procent hoger uitkomt. Hoewel het CBS wel de kwartaalcijfers corrigeert voor seizoenseffecten en werkdagen, wordt dat niet gedaan bij de jaarcijfers.