Inkomen
Betaald werk is voor veel mensen de belangrijkste bron van inkomen. Op basis van de gegevens van de Belastingdienst publiceert het CBS inkomensgegevens over personen in particuliere huishoudens met inkomen. Daarbij wordt ook bepaald tot welke sociaaleconomische categorie iemand behoort. Bepalend hiervoor is in beginsel de voornaamste bron van het inkomen dat een persoon in een jaar ontvangen heeft. Daarnaast wordt er rekening mee gehouden of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling. In 2018 werd 45 procent van de totale bevolking ingedeeld in de sociaaleconomische categorie van de werkenden. Bij de bevolking van 20 tot 65 jaar was dat 75 procent.
tot 20 jaar | 20 tot 65 jaar | 65 jaar en ouder | |
---|---|---|---|
Werknemer | 0,073 | 6,3627 | 0,049 |
Directeur-grootaandeelhouder | 0,0001 | 0,2021 | 0,0114 |
Zelfstandig ondernemer | 0,0028 | 0,8897 | 0,0495 |
Overige zelfstandige | 0,0003 | 0,0825 | 0,004 |
Meewerkend gezinslid | 0 | 0,0215 | 0,0013 |
. | . | . | |
Ontvanger werkloosheidsuitkering | 0,0001 | 0,1317 | 0,0037 |
Ontvanger bijstandsuitkering | 0,005 | 0,4115 | 0,0059 |
Ontvanger uitkering sociale voorziening overig |
0,0028 | 0,1739 | 0,004 |
Ontvanger uitkering ziekte/ arbeidsongeschiktheid |
0,0004 | 0,4835 | 0,0128 |
Ontvanger pensioenuitkering | 0,0008 | 0,2171 | 2,9674 |
(School)kind of student met inkomen |
0,9326 | 0,4402 | 0 |
(School)kind of student zonder inkomen |
2,7374 | 0,0376 | 0 |
Overig zonder inkomen | 0,0053 | 0,4743 | 0,0019 |
. | . | . | |
Institutionele bevolking en huishoudens zonder waargenomen inkomen |
0,0502 | 0,2031 | 0,1283 |
StatLine: Personen naar sociaaleconomische categorie.
De sociaaleconomische categorie werknemers telt 6,5 miljoen personen, naast 1,3 miljoen personen voor wie het inkomen als zelfstandige de voornaamste bron van inkomen was. Het gaat hier om 942 duizend zelfstandig ondernemers, 214 duizend directeuren-grootaandeelhouders, 23 duizend meewerkende gezinsleden en 87 duizend overige zelfstandigen (onder meer personen met resultaat uit overige werkzaamheden, zoals freelancers). Een kwart van de zelfstandigen heeft personeel in dienst, drie kwart is zzp’er. Het totaal aantal personen met inkomen uit werkzaamheden als zelfstandige ligt echter hoger omdat ook werknemers, studenten of ontvangers van een uitkering nevenwerkzaamheden als zelfstandigen verrichten. Ruim 1,9 miljoen personen hadden in 2018 inkomsten uit werkzaamheden als zelfstandige (zie ook StatLine: Inkomen van zelfstandigen).
In 2018 bedroeg het persoonlijk inkomen van alle mensen in particuliere huishoudens met inkomen gemiddeld 32 duizend euro per jaar. Bij personen met werk als voornaamste inkomensbron was dat 42 duizend euro. Het inkomen van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) was het hoogst, namelijk 70 duizend euro. Het persoonlijk inkomen omvat niet alleen het inkomen uit werk, maar al het inkomen uit arbeid, het inkomen uit eigen onderneming, de uitkering inkomensverzekeringen en de uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag en kindgebonden budget).
Persoonlijk jaarinkomen | |
---|---|
Werknemer | 42 |
Directeur-grootaandeelhouder | 69,6 |
Zelfstandig ondernemer | 41,7 |
Overige zelfstandige | 15,7 |
Meewerkend gezinslid | 10 |
Ontvanger werkloosheidsuitkering | 25,3 |
Ontvanger bijstandsuitkering | 12,9 |
Ontvanger uitkering sociale voorziening overig | 16,4 |
Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid | 23,7 |
Ontvanger pensioenuitkering | 24,8 |
(School)kind of student met inkomen | 4,5 |
StatLine: Gemiddeld persoonlijk inkomen.
Van de 7,7 miljoen personen met werk als voornaamste inkomensbron in 2018 bedroeg het persoonlijk inkomen bij 480 duizend personen minder dan 10 duizend euro, terwijl er anderzijds 326 duizend personen op minstens 100 duizend euro uitkwamen. Bij duizend werkenden overschreed het bedrag de 1 miljoen euro.
De hoge inkomens tellen zwaar door in het gemiddeld inkomen. Daarom berekent het CBS ook het mediaan inkomen. Dit is het inkomen van de middelste persoon, indien personen op basis van hun inkomen van laag naar hoog worden gerangschikt. Anders gezegd: 50 procent heeft een lager inkomen en 50 procent heeft een hoger inkomen. Terwijl het gemiddeld persoonlijk inkomen van de werkenden in 2018 op 42,3 duizend euro uitkwam, lag de mediaan met 35,6 duizend euro beduidend lager.
1 000 euro | Werkenden |
---|---|
<0 | 31 |
1 | 48 |
2 | 37 |
3 | 37 |
4 | 36 |
5 | 38 |
6 | 43 |
7 | 49 |
8 | 50 |
9 | 53 |
10 | 57 |
11 | 63 |
12 | 67 |
13 | 77 |
14 | 93 |
15 | 102 |
16 | 112 |
17 | 118 |
18 | 123 |
19 | 129 |
20 | 134 |
21 | 138 |
22 | 148 |
23 | 152 |
24 | 153 |
25 | 157 |
26 | 158 |
27 | 153 |
28 | 155 |
29 | 153 |
30 | 151 |
31 | 152 |
32 | 154 |
33 | 156 |
34 | 153 |
35 | 153 |
36 | 152 |
37 | 148 |
38 | 147 |
39 | 142 |
40 | 139 |
41 | 135 |
42 | 131 |
43 | 126 |
44 | 120 |
45 | 116 |
46 | 116 |
47 | 108 |
48 | 103 |
49 | 98 |
50 | 90 |
51 | 88 |
52 | 84 |
53 | 82 |
54 | 79 |
55 | 75 |
56 | 68 |
57 | 65 |
58 | 64 |
59 | 64 |
60 | 61 |
61 | 57 |
62 | 52 |
63 | 50 |
64 | 48 |
65 | 47 |
66 | 45 |
67 | 44 |
68 | 41 |
69 | 39 |
70 | 36 |
71 | 34 |
72 | 32 |
73 | 32 |
74 | 31 |
75 | 30 |
76 | 29 |
77 | 27 |
78 | 25 |
79 | 24 |
80 | 22 |
81 | 22 |
82 | 21 |
83 | 21 |
84 | 19 |
85 | 18 |
86 | 17 |
87 | 16 |
88 | 16 |
89 | 15 |
90 | 14 |
91 | 15 |
92 | 13 |
93 | 12 |
94 | 12 |
95 | 12 |
96 | 11 |
97 | 11 |
98 | 10 |
99 | 10 |
100 | 10 |
StatLine: Personen naar inkomensklasse.
Voor een deel van de Nederlandse bevolking is het inkomen dusdanig laag, dat gesproken kan worden van een armoederisico. In 2018 maakten ruim 1 miljoen personen deel uit van een huishouden met een dergelijk laag inkomen. Hieronder waren ook 181 duizend werkenden (2,3 procent van de werkenden), van wie bijna de helft zelfstandigen. Bij ongeveer 9 van elke 10 werkenden met risico op armoede gaat het om deeltijders. Bijna 38 duizend werkenden behoorden al ten minste vier jaar achtereen tot de groep met een laag inkomen.
Er is sprake van risico op armoede als het inkomen van het huishouden als geheel onder een bepaalde grens komt, die wordt aangeduid met lage-inkomensgrens. Personen die deel uitmaken van een dergelijk huishouden hebben dezelfde lage inkomenswelvaart. In 2018 bedroeg de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande 12 750 euro per jaar netto. Voor meerpersoonshuishoudens is de lage-inkomensgrens met behulp van een equivalentiefactor aangepast voor de omvang en samenstelling van het huishouden. Zo geldt voor een paar met twee kinderen een lage-inkomensgrens van 1,88 maal het bedrag voor een alleenstaande. In deze armoedecijfers zijn mensen die niet het hele jaar door inkomen hadden buiten beschouwing gelaten, evenals mensen die verbleven in studentenhuishoudens of in instellingen, inrichtingen en tehuizen (zie ook StatLine: Personen met laag inkomen).
Inkomensverdeling binnen paren
Binnen huishoudens is vaak sprake van een ongelijke inkomensverdeling, waarbij één persoon duidelijk meer verdient dan de partner (oftewel minstens twee derde van de som van beide primaire inkomens – het bruto-inkomen uit arbeid en uit eigen onderneming). Een ongelijke inkomensverdeling geldt voor 59 procent van de man-vrouwparen, 50 procent van de mannenparen en 44 procent van de vrouwenparen. Onder heteroparen met een ongelijke inkomensverdeling is de meestverdienende partner in 86 procent van de gevallen man. De scheve inkomensverdeling binnen stellen weerspiegelt de situatie waarbij één van de partners vaak meer werkt dan de ander.