De vraag naar arbeid
Recordaantal vacatures
Het aantal openstaande vacatures steeg in 2019 met 33 duizend tot gemiddeld 281 duizend. Daarmee werd wederom een nieuw jaarrecord gevestigd. Het aantal vacatures steeg voor het zesde opeenvolgende jaar. Wel was de toename minder groot dan in de twee voorgaande jaren. In 2013 werd nog de laagste stand in twintig jaar tijd gemeten met gemiddeld 95 duizend vacatures. Sindsdien is het aantal openstaande vacatures verdrievoudigd. Het aantal vacatures is sterk afhankelijk van de stand van de conjunctuur. Het gemiddelde aantal vacatures lag in 2019 twee derde hoger dan het langjarig gemiddelde.
Voor de financiële crisis werd de hoogste stand van het aantal openstaande vacatures eind 2007 bereikt (249 duizend, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden). Door de crisis was dat aantal anderhalf jaar later gehalveerd. Sinds de tweede helft van 2013 liep het aantal weer op, vanaf het tweede kwartaal van 2018 waren er meer vacatures dan in 2007. Eind 2019 was het aantal opgelopen tot 291 duizend.
In de periode 2003–2008 vertoonde het aantal vacatures gedurende twintig kwartalen een min of meer opgaande lijn, voordat een scherpe daling inzette. Nu is inmiddels 26 kwartalen op rij sprake van een oplopend aantal vacatures. Wel was de toename in het laatste kwartaal van 2019 met 3 duizend de kleinste stijging in vier jaar tijd op een na.
Jaar | Kwartaal | Openstaande vacatures |
---|---|---|
'97 | 1e kwartaal, '97 | 83,8 |
'97 | 2e kwartaal, '97 | 86,2 |
'97 | 3e kwartaal, '97 | 107,6 |
'97 | 4e kwartaal, '97 | 122,9 |
'98 | 1e kwartaal, '98 | 128 |
'98 | 2e kwartaal, '98 | 136,9 |
'98 | 3e kwartaal, '98 | 145,3 |
'98 | 4e kwartaal, '98 | 144,7 |
'99 | 1e kwartaal, '99 | 152,1 |
'99 | 2e kwartaal, '99 | 179,4 |
'99 | 3e kwartaal, '99 | 187,7 |
'99 | 4e kwartaal, '99 | 192,1 |
'00 | 1e kwartaal, '00 | 209,3 |
'00 | 2e kwartaal, '00 | 201 |
'00 | 3e kwartaal, '00 | 201,2 |
'00 | 4e kwartaal, '00 | 213,9 |
'01 | 1e kwartaal, '01 | 209,7 |
'01 | 2e kwartaal, '01 | 202,4 |
'01 | 3e kwartaal, '01 | 187,8 |
'01 | 4e kwartaal, '01 | 173,7 |
'02 | 1e kwartaal, '02 | 172,3 |
'02 | 2e kwartaal, '02 | 148 |
'02 | 3e kwartaal, '02 | 129,8 |
'02 | 4e kwartaal, '02 | 129,8 |
'03 | 1e kwartaal, '03 | 117,9 |
'03 | 2e kwartaal, '03 | 112,1 |
'03 | 3e kwartaal, '03 | 94 |
'03 | 4e kwartaal, '03 | 102,4 |
'04 | 1e kwartaal, '04 | 115,8 |
'04 | 2e kwartaal, '04 | 122,9 |
'04 | 3e kwartaal, '04 | 120,9 |
'04 | 4e kwartaal, '04 | 128,4 |
'05 | 1e kwartaal, '05 | 148,8 |
'05 | 2e kwartaal, '05 | 141,3 |
'05 | 3e kwartaal, '05 | 163,7 |
'05 | 4e kwartaal, '05 | 165,3 |
'06 | 1e kwartaal, '06 | 187,3 |
'06 | 2e kwartaal, '06 | 209,7 |
'06 | 3e kwartaal, '06 | 230,1 |
'06 | 4e kwartaal, '06 | 230,3 |
'07 | 1e kwartaal, '07 | 234,9 |
'07 | 2e kwartaal, '07 | 238,3 |
'07 | 3e kwartaal, '07 | 246,8 |
'07 | 4e kwartaal, '07 | 249,3 |
'08 | 1e kwartaal, '08 | 247 |
'08 | 2e kwartaal, '08 | 244,9 |
'08 | 3e kwartaal, '08 | 246,7 |
'08 | 4e kwartaal, '08 | 197,4 |
'09 | 1e kwartaal, '09 | 153,9 |
'09 | 2e kwartaal, '09 | 128,4 |
'09 | 3e kwartaal, '09 | 130,7 |
'09 | 4e kwartaal, '09 | 125,4 |
'10 | 1e kwartaal, '10 | 115,6 |
'10 | 2e kwartaal, '10 | 117,5 |
'10 | 3e kwartaal, '10 | 125,3 |
'10 | 4e kwartaal, '10 | 128,3 |
'11 | 1e kwartaal, '11 | 135,1 |
'11 | 2e kwartaal, '11 | 134,7 |
'11 | 3e kwartaal, '11 | 134,1 |
'11 | 4e kwartaal, '11 | 122,7 |
'12 | 1e kwartaal, '12 | 117,4 |
'12 | 2e kwartaal, '12 | 109,3 |
'12 | 3e kwartaal, '12 | 106,6 |
'12 | 4e kwartaal, '12 | 101,7 |
'13 | 1e kwartaal, '13 | 96,3 |
'13 | 2e kwartaal, '13 | 91,3 |
'13 | 3e kwartaal, '13 | 95,1 |
'13 | 4e kwartaal, '13 | 96,5 |
'14 | 1e kwartaal, '14 | 104,1 |
'14 | 2e kwartaal, '14 | 107,5 |
'14 | 3e kwartaal, '14 | 113,4 |
'14 | 4e kwartaal, '14 | 118,8 |
'15 | 1e kwartaal, '15 | 124,9 |
'15 | 2e kwartaal, '15 | 130,3 |
'15 | 3e kwartaal, '15 | 132,9 |
'15 | 4e kwartaal, '15 | 142,7 |
'16 | 1e kwartaal, '16 | 149,5 |
'16 | 2e kwartaal, '16 | 154,8 |
'16 | 3e kwartaal, '16 | 162 |
'16 | 4e kwartaal, '16 | 171,2 |
'17 | 1e kwartaal, '17 | 185,7 |
'17 | 2e kwartaal, '17 | 204,7 |
'17 | 3e kwartaal, '17 | 213,7 |
'17 | 4e kwartaal, '17 | 226,5 |
'18 | 1e kwartaal, '18 | 236,3 |
'18 | 2e kwartaal, '18 | 250,8 |
'18 | 3e kwartaal, '18 | 260,8 |
'18 | 4e kwartaal, '18 | 264 |
'19 | 1e kwartaal, '19 | 277 |
'19 | 2e kwartaal, '19 | 282,1 |
'19 | 3e kwartaal, '19 | 287,6 |
'19 | 4e kwartaal, '19 | 291 |
StatLine: Vacatures, seizoengecorrigeerd.
Van 2018 op 2019 steeg het aantal vacatures in bijna alle bedrijfstakken. Het grootst was de stijging in de handel (+7 duizend), de zorg (+6 duizend) en de zakelijke dienstverlening (+6 duizend). Op een uitzondering na was dit het vijfde opeenvolgende jaar dat het aantal vacatures in alle onderscheiden bedrijfstakken opliep. Alleen in de financiële dienstverlening daalde het aantal openstaande vacatures vorig jaar iets.
Bedrijfstak | Verandering |
---|---|
Handel | 7 |
Zorg | 6 |
Zakelijke dienstverlening |
5,8 |
Horeca | 2,7 |
Bouwnijverheid | 2,1 |
Industrie | 1,8 |
Openbaar bestuur | 1,7 |
Informatie en communicatie |
1,6 |
Vervoer en opslag | 1,4 |
Onderwijs | 1,2 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
1 |
Landbouw en visserij |
0,5 |
Verhuur/handel onroerend goed |
0,2 |
Financiële dienstverlening |
-0,1 |
StatLine: Vacatures.
In het merendeel van de bedrijfstakken lag het aantal vacatures in 2019 boven dat uit het eerdere recordjaar 2008. In zes bedrijfstakken is het aantal vacatures in 2019 zelfs hoger dan ooit. Dat zijn de handel, de zorg, de horeca, informatie en communicatie, vervoer en opslag en het onderwijs. Daarentegen geeft de financiële dienstverlening een heel ander beeld; terwijl er in deze bedrijfstak in 2007 nog 16 duizend vacatures waren, was dat vorig jaar teruggelopen tot 9 duizend.
Het aantal vacatures is het grootst in de handel, de zakelijke dienstverlening en de zorg. Met respectievelijk 56 duizend, 46 duizend en 37 duizend vacatures waren deze drie bedrijfstakken samen goed voor de helft van alle openstaande vacatures in 2019.
Bedrijfstak | 2019 | 2008 |
---|---|---|
Handel | 56,1 | 39 |
Zakelijke dienstverlening |
46,3 | 44,5 |
Zorg | 37,4 | 28,1 |
Industrie | 23,3 | 23 |
Horeca | 22,9 | 13,4 |
Informatie en communicatie |
18,3 | 14,3 |
Bouwnijverheid | 18,1 | 18,5 |
Openbaar bestuur | 13,9 | 14,3 |
Vervoer en opslag | 13,2 | 9,4 |
Financiële dienstverlening |
8,8 | 12 |
Cultuur, receatie, overige diensten |
8,1 | 8,6 |
Onderwijs | 7,7 | 7,3 |
Landbouw en visserij |
2,7 | 2,9 |
Verhuur/handel onroerend goed |
2,2 | 2,8 |
StatLine: Vacatures.
Naast het echte aantal vacatures publiceert het CBS ook maandelijks een vacature-indicator. Deze geeft aan in welke richting de vacatures zich naar verwachting van de ondernemers zullen ontwikkelen. Vanaf maart 2018 loopt deze indicator enigszins terug, maar de stand was begin 2020 nog steeds positief (zie ook StatLine: Vacature-indicator).
Het aantal vacatures dat in de loop van een jaar ontstaat of vervuld wordt, ligt veel hoger dan het gemiddeld aantal openstaande vacatures. In de periode 2006–2008 ontstonden per jaar meer dan 1 miljoen vacatures en werden er ongeveer evenzoveel vervuld. Hierna zijn deze aantallen teruggelopen tot 622 duizend ontstane en 624 duizend vervulde vacatures in 2013. In 2017 werden voor het eerst weer de aantallen uit de jaren van het economische hoogtij van tien jaar eerder bereikt, om vervolgens verder op te lopen tot nieuwe recordcijfers: in 2019 ontstonden 1 258 duizend vacatures en werden er 1 232 duizend vervuld. In vergelijking met 2013 waren deze grootheden in omvang verdubbeld.
In 2019 werden er ruim vier keer zoveel vacatures vervuld als er gemiddeld genomen open stonden. De afgelopen jaren is dit verhoudingsgetal kleiner geworden, wat betekent dat vacatures minder snel vervuld worden. Dit verhoudingscijfer was met een factor 6,6 het hoogst in 2013 en bereikte in 2019 met 4,4 het laagste niveau van de afgelopen twee decennia, net onder die in 2007 en 2008. In het onderwijs worden de vacatures het snelst vervuld; de vacatures in de bouwnijverheid staan het langst open.
Het oplopend aantal vacatures betekent ook dat veel bedrijven een personeelstekort ervaren.
In 2019 gaf bijna een kwart van de bedrijven aan dat een tekort aan arbeidskrachten hun productie of activiteiten belemmert. Dat is iets minder dan in de tweede helft van 2018, maar veel meer dan in de voorgaande jaren. Deze cijfers betreffen bedrijven met vijf of meer werkzame personen, met uitzondering van financiële instellingen en de overheid. Aan het begin van 2020 was de nood het hoogst in de bedrijfstakken zakelijke dienstverlening en de informatie en communicatie. In de bouwnijverheid werden toen het minst vaak personeelstekorten ervaren. Anderhalf jaar eerder stond deze bedrijfstak nog juist bovenaan de lijst (zie ook StatLine: Conjunctuurenquête Nederland).
Jaar | Kwartaal | Vacatures | Vacatures, seizoengecorrigeerd | Werkloze beroepsbevolking | Werkloze beroepsbevolking, seizoengecorrigeerd |
---|---|---|---|---|---|
2003 | 1e kwartaal, 2003 | 124,1 | 117,9 | 389 | 357 |
2003 | 2e kwartaal, 2003 | 125,7 | 112,1 | 385 | 387 |
2003 | 3e kwartaal, 2003 | 81,8 | 94 | 389 | 408 |
2003 | 4e kwartaal, 2003 | 94,8 | 102,4 | 418 | 430 |
2004 | 1e kwartaal, 2004 | 121,5 | 115,8 | 480 | 448 |
2004 | 2e kwartaal, 2004 | 136,3 | 122,9 | 474 | 475 |
2004 | 3e kwartaal, 2004 | 109,6 | 120,9 | 444 | 465 |
2004 | 4e kwartaal, 2004 | 120,7 | 128,4 | 466 | 477 |
2005 | 1e kwartaal, 2005 | 154,1 | 148,8 | 528 | 495 |
2005 | 2e kwartaal, 2005 | 154,4 | 141,3 | 497 | 497 |
2005 | 3e kwartaal, 2005 | 153,3 | 163,7 | 463 | 486 |
2005 | 4e kwartaal, 2005 | 157,3 | 165,3 | 466 | 480 |
2006 | 1e kwartaal, 2006 | 192,1 | 187,3 | 483 | 453 |
2006 | 2e kwartaal, 2006 | 223 | 209,7 | 425 | 425 |
2006 | 3e kwartaal, 2006 | 220,6 | 230,1 | 383 | 404 |
2006 | 4e kwartaal, 2006 | 221,7 | 230,3 | 386 | 394 |
2007 | 1e kwartaal, 2007 | 239,2 | 234,9 | 408 | 375 |
2007 | 2e kwartaal, 2007 | 251,2 | 238,3 | 352 | 353 |
2007 | 3e kwartaal, 2007 | 238,3 | 246,8 | 329 | 351 |
2007 | 4e kwartaal, 2007 | 240,6 | 249,3 | 330 | 339 |
2008 | 1e kwartaal, 2008 | 250,3 | 247 | 351 | 319 |
2008 | 2e kwartaal, 2008 | 256,7 | 244,9 | 320 | 319 |
2008 | 3e kwartaal, 2008 | 239,2 | 246,7 | 292 | 313 |
2008 | 4e kwartaal, 2008 | 189,9 | 197,4 | 309 | 317 |
2009 | 1e kwartaal, 2009 | 155,9 | 153,9 | 364 | 334 |
2009 | 2e kwartaal, 2009 | 138,4 | 128,4 | 368 | 367 |
2009 | 3e kwartaal, 2009 | 124,7 | 130,7 | 378 | 399 |
2009 | 4e kwartaal, 2009 | 119,4 | 125,4 | 414 | 423 |
2010 | 1e kwartaal, 2010 | 116 | 115,6 | 471 | 442 |
2010 | 2e kwartaal, 2010 | 124,9 | 117,5 | 434 | 433 |
2010 | 3e kwartaal, 2010 | 123,4 | 125,3 | 415 | 436 |
2010 | 4e kwartaal, 2010 | 124,4 | 128,3 | 421 | 431 |
2011 | 1e kwartaal, 2011 | 135,5 | 135,1 | 451 | 423 |
2011 | 2e kwartaal, 2011 | 143,6 | 134,7 | 412 | 412 |
2011 | 3e kwartaal, 2011 | 130,6 | 134,1 | 414 | 431 |
2011 | 4e kwartaal, 2011 | 116,6 | 122,7 | 460 | 468 |
2012 | 1e kwartaal, 2012 | 118,2 | 117,4 | 512 | 485 |
2012 | 2e kwartaal, 2012 | 116,1 | 109,3 | 500 | 502 |
2012 | 3e kwartaal, 2012 | 106 | 106,6 | 504 | 522 |
2012 | 4e kwartaal, 2012 | 94,9 | 101,7 | 547 | 555 |
2013 | 1e kwartaal, 2013 | 97,1 | 96,3 | 631 | 603 |
2013 | 2e kwartaal, 2013 | 96,8 | 91,3 | 633 | 635 |
2013 | 3e kwartaal, 2013 | 93,7 | 95,1 | 651 | 670 |
2013 | 4e kwartaal, 2013 | 91 | 96,5 | 672 | 681 |
2014 | 1e kwartaal, 2014 | 105,7 | 104,1 | 721 | 694 |
2014 | 2e kwartaal, 2014 | 112,9 | 107,5 | 668 | 671 |
2014 | 3e kwartaal, 2014 | 112,1 | 113,4 | 620 | 638 |
2014 | 4e kwartaal, 2014 | 112,9 | 118,8 | 630 | 637 |
2015 | 1e kwartaal, 2015 | 127 | 124,9 | 664 | 635 |
2015 | 2e kwartaal, 2015 | 136,5 | 130,3 | 615 | 617 |
2015 | 3e kwartaal, 2015 | 130,9 | 132,9 | 586 | 605 |
2015 | 4e kwartaal, 2015 | 136,3 | 142,7 | 591 | 600 |
2016 | 1e kwartaal, 2016 | 153 | 149,5 | 604 | 576 |
2016 | 2e kwartaal, 2016 | 161,8 | 154,8 | 557 | 561 |
2016 | 3e kwartaal, 2016 | 159,1 | 162 | 505 | 524 |
2016 | 4e kwartaal, 2016 | 163,4 | 171,2 | 487 | 495 |
2017 | 1e kwartaal, 2017 | 188,5 | 185,7 | 500 | 472 |
2017 | 2e kwartaal, 2017 | 212,8 | 204,7 | 451 | 452 |
2017 | 3e kwartaal, 2017 | 210,1 | 213,7 | 408 | 428 |
2017 | 4e kwartaal, 2017 | 218,6 | 226,5 | 391 | 398 |
2018 | 1e kwartaal, 2018 | 237,8 | 236,3 | 396 | 368 |
2018 | 2e kwartaal, 2018 | 260,6 | 250,8 | 354 | 354 |
2018 | 3e kwartaal, 2018 | 258,3 | 260,8 | 329 | 348 |
2018 | 4e kwartaal, 2018 | 254,9 | 264 | 323 | 330 |
2019 | 1e kwartaal, 2019 | 278,9 | 277 | 343 | 316 |
2019 | 2e kwartaal, 2019 | 293,8 | 282,1 | 305 | 305 |
2019 | 3e kwartaal, 2019 | 283,8 | 287,6 | 301 | 319 |
2019 | 4e kwartaal, 2019 | 281,2 | 291 | 308 | 316 |
StatLine: Vacatures, Vacatures, seizoengecorrigeerd en Werkloze beroepsbevolking.
Gespannen arbeidsmarkt
Veranderingen in de situatie op de arbeidsmarkt komen scherp tot uiting in de verhouding tussen het aantal vacatures en het aantal werklozen. Halverwege 2008 waren het aantal vacatures en het aantal werklozen bijna met elkaar in evenwicht: er was sprake van een gespannen arbeidsmarkt. Door de financiële crisis daalde het aantal vacatures daarna snel, terwijl het aantal werklozen opliep. Eind 2013 waren er uiteindelijk ruim zevenmaal zoveel werklozen als vacatures.
Sindsdien is de verhouding werklozen/vacatures weer sterk gedaald. Hierdoor waren er in 2019 gemiddeld 1,1 werklozen per vacature beschikbaar. Dit betekent dat de arbeidsmarkt in 2019 nog meer gespannen was dan in 2000–2001 en 2008. Hoewel het CBS niet beschikt over consistente tijdreeksen over alle arbeidsmarktgegevens, kan gesteld worden dat waarschijnlijk 1971 het laatste jaar was dat de arbeidsmarkt krapper was dan in het afgelopen jaar. De krapte op de arbeidsmarkt bereikte in 2019 dus een historisch niveau. Halverwege 2019 was de spanning het hoogst: 1,08 werklozen per vacature, oftewel 93 vacatures per 100 werklozen. Daarmee was de spanning hoger dan in het derde kwartaal van 2008, toen die was opgelopen tot 79 vacatures per 100 werklozen.
Sinds het vierde kwartaal van 2017 verkeerde de Nederlandse arbeidsmarkt in de fase van een gespannen arbeidsmarkt. Dit betekent dat de vraag naar arbeid bovengemiddeld is en het beschikbare aanbod van arbeid relatief laag. Bij deze cijfers moet wel worden aangetekend dat dit een totaalcijfer is. Per bedrijfstak, beroepsgroep of regio kan de verhouding werklozen/vacatures variëren. Mede hierdoor kunnen er naast elkaar toch nog omvangrijke groepen werkloos zijn, terwijl bedrijven en instellingen nog nooit zoveel vacatures hadden uitstaan.
In deze werkloosheidscijfers tellen alleen de personen mee die geen betaald werk hebben maar daar wel direct voor beschikbaar zijn en er ook recent naar gezocht hebben (definitie van de International Labour Organization, ILO). Dat zijn niet alle personen zonder werk die zouden willen werken. Daarnaast zijn er ook mensen met deeltijdwerk, die meer uren zouden willen werken. Ook de omvang van dit overige onbenut arbeidspotentieel is de afgelopen jaren geslonken. Hoofdstuk 3 gaat verder in op de verschillende groepen die tezamen het onbenut arbeidspotentieel vormen.
In Europa behoort Nederland tot de groep landen met een relatief gespannen arbeidsmarkt. In 2019 waren alleen in Tsjechië en Duitsland minder werklozen per vacature. Griekenland en Spanje hebben veel werklozen en relatief weinig openstaande vacatures, zodat daar de arbeidsmarkt veel ruimer is dan in Nederland (zie ook Eurostat: Werkloze beroepsbevolking EU en Vacatures EU; niet voor alle EU-landen zijn vacaturecijfers beschikbaar).
Jaar | Werklozen per vacature |
---|---|
'99 | 1,9 |
'00 | 1,4 |
'01 | 1,4 |
'02 | 2,1 |
'03 | 3,6 |
'04 | 3,9 |
'05 | 3,3 |
'06 | 2,0 |
'07 | 1,5 |
'08 | 1,3 |
'09 | 2,7 |
'10 | 3,6 |
'11 | 3,3 |
'12 | 4,6 |
'13 | 6,8 |
'14 | 6,1 |
'15 | 4,7 |
'16 | 3,5 |
'17 | 2,2 |
'18 | 1,4 |
'19 | 1,1 |
1)Gemiddeld aantal werklozen in een jaar gedeeld door het gemiddeld aantal openstaande vacatures in dat jaar. |
Krappe arbeidsmarkt in Utrecht
In de provincie Groningen stonden in 2019 tegenover elke vacature de meeste werklozen, in Utrecht de minste. Dat wil zeggen dat de arbeidsmarkt relatief het krapst was in Utrecht, met 0,8 werklozen per openstaande vacature. In heel Nederland waren dat er 1,1. Naast Utrecht waren er ook in Zeeland en Noord-Holland gemiddeld meer vacatures dan werklozen. De arbeidsmarkt was het ruimst in Groningen. Daar waren gemiddeld 1,8 werklozen per openstaande vacature.
In 2019 waren er in alle provincies meer vacatures dan in 2018. Ook daalde het aantal werklozen in alle provincies. Hierdoor verminderde overal het aantal werklozen per vacature, wat wil zeggen dat de spanning op de arbeidsmarkt in alle provincies toenam.
De meeste vacatures zijn te vinden in Zuid-Holland (59 duizend) en Noord-Holland (54 duizend). Dat is tien keer zoveel als in Flevoland, Zeeland of Drenthe; in deze provincies stonden in 2019 elk gemiddeld 6 duizend vacatures open. In Zuid-Holland en Noord-Holland wonen ook de meeste werklozen, respectievelijk 76 duizend en 53 duizend. Zeeland telde slechts 6 duizend werklozen. Ook het werkloosheidspercentage was het laagst in Zeeland.
Provincie | Werklozen |
---|---|
Groningen | 1,84 |
Friesland | 1,51 |
Flevoland | 1,46 |
Zuid-Holland | 1,3 |
Drenthe | 1,19 |
Limburg | 1,11 |
Overijssel | 1,11 |
Gelderland | 1,08 |
Noord-Brabant | 1,03 |
Noord-Holland | 0,97 |
Zeeland | 0,96 |
Utrecht | 0,84 |
StatLine: Vacatures per provincie en Werklozen per provincie.
In een schematische voorstelling is te zien hoe de spanning op de arbeidsmarkt zich vanaf het vierde kwartaal van 2012 heeft ontwikkeld. De figuur is een grafische weergave van de spanning tussen de vraag naar extra arbeid en het beschikbare aanbod hiervan, per kwartaal gemeten. In het laatste kwartaal van 2017 bereikte de spanning voor het eerst het kwadrant van de ‘gespannen arbeidsmarkt’. Daarna is de krapte op de arbeidsmarkt verder toegenomen, zodat eind 2019 de arbeidsmarkt inmiddels negen kwartalen op rij als ‘gespannen’ werd getypeerd. De vorige keer dat sprake was van een gespannen arbeidsmarkt, in 2007 en 2008, hield deze acht kwartalen stand.
Een andere manier om de spanning op de arbeidsmarkt weer te geven, is de verhouding tussen het aantal vacatures en het aantal banen van werknemers: de vacaturegraad. Volgens deze indicator bereikte de spanning op de arbeidsmarkt halverwege 2019 zijn hoogtepunt. De vacaturegraad, het aantal openstaande vacatures per duizend banen van werknemers, kwam toen uit op 34. Daarmee kwam ook deze graadmeter uit boven de hoogste stand die eerder in 2007 en 2008 werd genoteerd (toen 32 vacatures per duizend werknemersbanen). In de tussenliggende jaren was de vacaturegraad gezakt tot 12.
Eind 2019 waren er gemiddeld 33 vacatures per duizend banen van werknemers, 3 meer dan een jaar eerder. De spanning was eind 2019 relatief het hoogst in de bedrijfstakken informatie en communicatie (64 openstaande vacatures per duizend banen) en de bouwnijverheid (51). Bij de zorg bereikte de vacaturegraad zijn hoogste stand (29). Hoewel er veel gesproken werd over het lerarentekort, was de vacaturegraad het laagst in het onderwijs (14) (zie ook StatLine: Vacaturegraad).
Nederland telt 1,9 miljoen bedrijven
De afgelopen tien jaar is het aantal bedrijven in Nederland met de helft toegenomen. Hierdoor telt Nederland per begin 2020 al 1 851 duizend bedrijven. In drie kwart van de gevallen gaat het om natuurlijke personen (zoals eenmanszaken en maatschappen), een kwart zijn rechtspersonen (zoals bv’s, nv’s, verenigingen, stichtingen en publiekrechtelijke rechtspersonen). In 2019 zijn 208 duizend bedrijven opgericht en 115 duizend bedrijven opgeheven.
Bij 4 op de 5 bedrijven is slechts één persoon werkzaam. Bij slechts 8 duizend bedrijven werken minstens honderd mensen, uitgedrukt in voltijdbanen (vte’s). Maar bij deze grote bedrijven is wel 61 procent van alle banen van werknemers te vinden.
De bedrijven zijn bij het CBS ingedeeld naar hun belangrijkste economische activiteit. De zakelijke dienstverlening telt de meeste bedrijven, namelijk 448 duizend. Andere grote bedrijfstakken zijn de handel (240 duizend bedrijven), de cultuur, recreatie en overige diensten (223 duizend), de bouwnijverheid (194 duizend) en de zorg (169 duizend). Daarentegen telt het openbaar bestuur slechts 800 instellingen.
1 tot 10 werkzame personen | 10 tot 100 werkzame personen | 100 werkzame personen of meer | |
---|---|---|---|
Bedrijven | 1782 | 61 | 8 |
Bedrijfsgrootte: 0 tot 10 werknemers | Bedrijfsgrootte: 10 tot 100 werknemers | Bedrijfsgrootte: 100 of meer werknemers | |
---|---|---|---|
Banen van werknemers |
1233 | 1976 | 5116 |
StatLine: Aantal bedrijven en Banen van werknemers naar bedrijfsgrootte.
Plus 188 duizend banen
Het aantal banen van werkzame personen steeg in 2019 voor het vijfde opeenvolgende jaar flink, namelijk met 188 duizend. Hiermee kwam het gemiddelde aantal banen in 2019 uit op 10,7 miljoen. Wel was de groei wat minder dan in 2018, toen er 252 duizend banen bijkwamen. De grootste banengroei werd eerder gemeten in 2007, toen het aantal banen toenam met 301 duizend.
De banengroei betrof vooral werknemersbanen. Het aantal banen van werknemers nam in 2019 met 175 duizend toe tot 8,5 miljoen. Bij de zelfstandigen liep het aantal banen op met 13 duizend tot 2,2 miljoen.
Het aantal banen van werknemers piekte eerst in 2008 met ruim 8 miljoen. Uit de cijfers die voor seizoeninvloeden zijn gecorrigeerd blijkt dat er vervolgens in anderhalf jaar tijd in totaal bijna 200 duizend werknemersbanen verloren gingen. In 2010 keerde de groei terug. Tot medio 2011 nam het aantal werknemersbanen weer toe met bijna 140 duizend, maar het bleef onder de 8 miljoen. Daarna volgden drie jaren van krimp, waarbij meer banen verloren gingen dan direct na het begin van de financiële crisis.
In het eerste kwartaal van 2014 bereikte het aantal werknemersbanen een dieptepunt, met 318 duizend minder dan op het hoogtepunt in 2008 (oftewel −4 procent). Vervolgens brak een periode aan waarin het aantal werknemersbanen fors groeide. In de 23 kwartalen tot eind 2019 kwamen er in totaal 867 duizend werknemersbanen bij. Sinds het eerste kwartaal van 2017 gold dat er meer werknemersbanen waren dan ooit tevoren.
Voor de zelfstandigen geldt dat er rond de eeuwwisseling veel banen verloren gingen. In de periode 1997–2003 liep het aantal banen van zelfstandigen terug met 130 duizend (−8 procent). Vanaf 2004 steeg het aantal zelfstandigenbanen elk jaar. Hierdoor kwamen er tot 2019 ruim 560 duizend zelfstandigenbanen bij; dat is een stijging van 35 procent.
Bij optelling van de banen van werknemers en zelfstandigen blijkt eerst in 2011 het aantal banen van 2008 overtroffen te worden. Daarna daalt het aantal stevig tot begin 2014, om vervolgens weer te groeien. In het laatste kwartaal van 2019 waren er 10 751 duizend banen. Dat zijn er 860 duizend meer dan in het derde kwartaal van 2008, aan het begin van de crisis.
Banen | Banen seizoengecorrigeerd | ||
---|---|---|---|
1997 | 1e kwartaal, 1997 | 8,234 | 8,326 |
1997 | 2e kwartaal, 1997 | 8,418 | 8,386 |
1997 | 3e kwartaal, 1997 | 8,534 | 8,455 |
1997 | 4e kwartaal, 1997 | 8,494 | 8,508 |
1998 | 1e kwartaal, 1998 | 8,466 | 8,567 |
1998 | 2e kwartaal, 1998 | 8,659 | 8,623 |
1998 | 3e kwartaal, 1998 | 8,753 | 8,673 |
1998 | 4e kwartaal, 1998 | 8,699 | 8,727 |
1999 | 1e kwartaal, 1999 | 8,718 | 8,809 |
1999 | 2e kwartaal, 1999 | 8,904 | 8,867 |
1999 | 3e kwartaal, 1999 | 8,988 | 8,906 |
1999 | 4e kwartaal, 1999 | 8,938 | 8,945 |
2000 | 1e kwartaal, 2000 | 8,846 | 8,955 |
2000 | 2e kwartaal, 2000 | 9,046 | 9,007 |
2000 | 3e kwartaal, 2000 | 9,135 | 9,053 |
2000 | 4e kwartaal, 2000 | 9,078 | 9,090 |
2001 | 1e kwartaal, 2001 | 9,007 | 9,115 |
2001 | 2e kwartaal, 2001 | 9,178 | 9,140 |
2001 | 3e kwartaal, 2001 | 9,250 | 9,170 |
2001 | 4e kwartaal, 2001 | 9,169 | 9,188 |
2002 | 1e kwartaal, 2002 | 9,103 | 9,202 |
2002 | 2e kwartaal, 2002 | 9,252 | 9,208 |
2002 | 3e kwartaal, 2002 | 9,279 | 9,211 |
2002 | 4e kwartaal, 2002 | 9,182 | 9,211 |
2003 | 1e kwartaal, 2003 | 9,103 | 9,176 |
2003 | 2e kwartaal, 2003 | 9,181 | 9,147 |
2003 | 3e kwartaal, 2003 | 9,188 | 9,122 |
2003 | 4e kwartaal, 2003 | 9,090 | 9,120 |
2004 | 1e kwartaal, 2004 | 9,006 | 9,082 |
2004 | 2e kwartaal, 2004 | 9,127 | 9,090 |
2004 | 3e kwartaal, 2004 | 9,163 | 9,103 |
2004 | 4e kwartaal, 2004 | 9,061 | 9,098 |
2005 | 1e kwartaal, 2005 | 9,084 | 9,139 |
2005 | 2e kwartaal, 2005 | 9,208 | 9,168 |
2005 | 3e kwartaal, 2005 | 9,244 | 9,193 |
2005 | 4e kwartaal, 2005 | 9,164 | 9,210 |
2006 | 1e kwartaal, 2006 | 9,248 | 9,298 |
2006 | 2e kwartaal, 2006 | 9,379 | 9,339 |
2006 | 3e kwartaal, 2006 | 9,457 | 9,410 |
2006 | 4e kwartaal, 2006 | 9,493 | 9,531 |
2007 | 1e kwartaal, 2007 | 9,536 | 9,581 |
2007 | 2e kwartaal, 2007 | 9,705 | 9,672 |
2007 | 3e kwartaal, 2007 | 9,785 | 9,737 |
2007 | 4e kwartaal, 2007 | 9,755 | 9,783 |
2008 | 1e kwartaal, 2008 | 9,792 | 9,840 |
2008 | 2e kwartaal, 2008 | 9,901 | 9,869 |
2008 | 3e kwartaal, 2008 | 9,933 | 9,892 |
2008 | 4e kwartaal, 2008 | 9,877 | 9,890 |
2009 | 1e kwartaal, 2009 | 9,823 | 9,874 |
2009 | 2e kwartaal, 2009 | 9,843 | 9,807 |
2009 | 3e kwartaal, 2009 | 9,815 | 9,783 |
2009 | 4e kwartaal, 2009 | 9,777 | 9,786 |
2010 | 1e kwartaal, 2010 | 9,672 | 9,727 |
2010 | 2e kwartaal, 2010 | 9,824 | 9,785 |
2010 | 3e kwartaal, 2010 | 9,827 | 9,797 |
2010 | 4e kwartaal, 2010 | 9,804 | 9,817 |
2011 | 1e kwartaal, 2011 | 9,834 | 9,871 |
2011 | 2e kwartaal, 2011 | 9,947 | 9,917 |
2011 | 3e kwartaal, 2011 | 9,959 | 9,928 |
2011 | 4e kwartaal, 2011 | 9,929 | 9,925 |
2012 | 1e kwartaal, 2012 | 9,844 | 9,921 |
2012 | 2e kwartaal, 2012 | 9,955 | 9,905 |
2012 | 3e kwartaal, 2012 | 9,894 | 9,874 |
2012 | 4e kwartaal, 2012 | 9,865 | 9,835 |
2013 | 1e kwartaal, 2013 | 9,697 | 9,783 |
2013 | 2e kwartaal, 2013 | 9,799 | 9,761 |
2013 | 3e kwartaal, 2013 | 9,789 | 9,750 |
2013 | 4e kwartaal, 2013 | 9,737 | 9,740 |
2014 | 1e kwartaal, 2014 | 9,639 | 9,728 |
2014 | 2e kwartaal, 2014 | 9,799 | 9,744 |
2014 | 3e kwartaal, 2014 | 9,769 | 9,765 |
2014 | 4e kwartaal, 2014 | 9,819 | 9,795 |
2015 | 1e kwartaal, 2015 | 9,736 | 9,833 |
2015 | 2e kwartaal, 2015 | 9,912 | 9,866 |
2015 | 3e kwartaal, 2015 | 9,934 | 9,900 |
2015 | 4e kwartaal, 2015 | 9,938 | 9,939 |
2016 | 1e kwartaal, 2016 | 9,893 | 9,954 |
2016 | 2e kwartaal, 2016 | 10,054 | 10,009 |
2016 | 3e kwartaal, 2016 | 10,070 | 10,054 |
2016 | 4e kwartaal, 2016 | 10,125 | 10,102 |
2017 | 1e kwartaal, 2017 | 10,065 | 10,152 |
2017 | 2e kwartaal, 2017 | 10,263 | 10,208 |
2017 | 3e kwartaal, 2017 | 10,297 | 10,282 |
2017 | 4e kwartaal, 2017 | 10,370 | 10,355 |
2018 | 1e kwartaal, 2018 | 10,339 | 10,421 |
2018 | 2e kwartaal, 2018 | 10,506 | 10,476 |
2018 | 3e kwartaal, 2018 | 10,573 | 10,541 |
2018 | 4e kwartaal, 2018 | 10,587 | 10,589 |
2019 | 1e kwartaal, 2019 | 10,570 | 10,633 |
2019 | 2e kwartaal, 2019 | 10,708 | 10,667 |
2019 | 3e kwartaal, 2019 | 10,705 | 10,699 |
2019 | 4e kwartaal, 2019 | 10,776 | 10,751 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Jaar | Banen van werknemers | Banen van zelfstandigen |
---|---|---|
'97 | 208 | 7 |
'98 | 256 | -33 |
'99 | 241 | 1 |
'00 | 185 | -46 |
'01 | 161 | -36 |
'02 | 52 | 1 |
'03 | -46 | -18 |
'04 | -79 | 27 |
'05 | 42 | 44 |
'06 | 147 | 73 |
'07 | 225 | 75 |
'08 | 143 | 37 |
'09 | -77 | 15 |
'10 | -57 | 25 |
'11 | 72 | 63 |
'12 | -54 | 26 |
'13 | -139 | 5 |
'14 | -40 | 41 |
'15 | 77 | 46 |
'16 | 113 | 43 |
'17 | 206 | 8 |
'18 | 229 | 23 |
'19 | 175 | 13 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Bedrijfstak | Banengroei |
---|---|
Zorg | 51 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
21 |
Industrie | 19 |
Bouwnijverheid | 19 |
Handel | 17 |
Horeca | 14 |
Onderwijs | 13 |
Informatie en communicatie |
11 |
Openbaar bestuur | 11 |
Vervoer en opslag | 7 |
Landbouw en visserij |
5 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
2 |
Verhuur/handel onroerend goed |
1 |
Financiële dienstverlening | -1 |
Uitzendbureaus | -4 |
1)Jaargemiddelde t.o.v. een jaar eerder |
StatLine: Banen van werkzame personen.
1 miljoen banen erbij!
Na het begin van de economische crisis in 2008 bereikte het aantal banen uiteindelijk in het eerste kwartaal van 2014 een dieptepunt. Nederland telde toen 9 728 duizend banen. Sindsdien is het aantal banen van werknemers en zelfstandigen toegenomen met 1 023 duizend tot 10 751 duizend in het vierde kwartaal van 2019. Dat is een groei van 10,5 procent in krap zes jaar tijd.
Jaar | Kwartaal | Banen |
---|---|---|
'97 | 1e kwartaal, '97 | 8,326 |
'97 | 2e kwartaal, '97 | 8,386 |
'97 | 3e kwartaal, '97 | 8,455 |
'97 | 4e kwartaal, '97 | 8,508 |
'98 | 1e kwartaal, '98 | 8,567 |
'98 | 2e kwartaal, '98 | 8,623 |
'98 | 3e kwartaal, '98 | 8,673 |
'98 | 4e kwartaal, '98 | 8,727 |
'99 | 1e kwartaal, '99 | 8,809 |
'99 | 2e kwartaal, '99 | 8,867 |
'99 | 3e kwartaal, '99 | 8,906 |
'99 | 4e kwartaal, '99 | 8,945 |
'00 | 1e kwartaal, '00 | 8,955 |
'00 | 2e kwartaal, '00 | 9,007 |
'00 | 3e kwartaal, '00 | 9,053 |
'00 | 4e kwartaal, '00 | 9,09 |
'01 | 1e kwartaal, '01 | 9,115 |
'01 | 2e kwartaal, '01 | 9,14 |
'01 | 3e kwartaal, '01 | 9,17 |
'01 | 4e kwartaal, '01 | 9,188 |
'02 | 1e kwartaal, '02 | 9,202 |
'02 | 2e kwartaal, '02 | 9,208 |
'02 | 3e kwartaal, '02 | 9,211 |
'02 | 4e kwartaal, '02 | 9,211 |
'03 | 1e kwartaal, '03 | 9,176 |
'03 | 2e kwartaal, '03 | 9,147 |
'03 | 3e kwartaal, '03 | 9,122 |
'03 | 4e kwartaal, '03 | 9,12 |
'04 | 1e kwartaal, '04 | 9,082 |
'04 | 2e kwartaal, '04 | 9,09 |
'04 | 3e kwartaal, '04 | 9,103 |
'04 | 4e kwartaal, '04 | 9,098 |
'05 | 1e kwartaal, '05 | 9,139 |
'05 | 2e kwartaal, '05 | 9,168 |
'05 | 3e kwartaal, '05 | 9,193 |
'05 | 4e kwartaal, '05 | 9,21 |
'06 | 1e kwartaal, '06 | 9,298 |
'06 | 2e kwartaal, '06 | 9,339 |
'06 | 3e kwartaal, '06 | 9,41 |
'06 | 4e kwartaal, '06 | 9,531 |
'07 | 1e kwartaal, '07 | 9,581 |
'07 | 2e kwartaal, '07 | 9,672 |
'07 | 3e kwartaal, '07 | 9,737 |
'07 | 4e kwartaal, '07 | 9,783 |
'08 | 1e kwartaal, '08 | 9,84 |
'08 | 2e kwartaal, '08 | 9,869 |
'08 | 3e kwartaal, '08 | 9,892 |
'08 | 4e kwartaal, '08 | 9,89 |
'09 | 1e kwartaal, '09 | 9,874 |
'09 | 2e kwartaal, '09 | 9,807 |
'09 | 3e kwartaal, '09 | 9,783 |
'09 | 4e kwartaal, '09 | 9,786 |
'10 | 1e kwartaal, '10 | 9,727 |
'10 | 2e kwartaal, '10 | 9,785 |
'10 | 3e kwartaal, '10 | 9,797 |
'10 | 4e kwartaal, '10 | 9,817 |
'11 | 1e kwartaal, '11 | 9,871 |
'11 | 2e kwartaal, '11 | 9,917 |
'11 | 3e kwartaal, '11 | 9,928 |
'11 | 4e kwartaal, '11 | 9,925 |
'12 | 1e kwartaal, '12 | 9,921 |
'12 | 2e kwartaal, '12 | 9,905 |
'12 | 3e kwartaal, '12 | 9,874 |
'12 | 4e kwartaal, '12 | 9,835 |
'13 | 1e kwartaal, '13 | 9,783 |
'13 | 2e kwartaal, '13 | 9,761 |
'13 | 3e kwartaal, '13 | 9,75 |
'13 | 4e kwartaal, '13 | 9,74 |
'14 | 1e kwartaal, '14 | 9,728 |
'14 | 2e kwartaal, '14 | 9,744 |
'14 | 3e kwartaal, '14 | 9,765 |
'14 | 4e kwartaal, '14 | 9,795 |
'15 | 1e kwartaal, '15 | 9,833 |
'15 | 2e kwartaal, '15 | 9,866 |
'15 | 3e kwartaal, '15 | 9,9 |
'15 | 4e kwartaal, '15 | 9,939 |
'16 | 1e kwartaal, '16 | 9,954 |
'16 | 2e kwartaal, '16 | 10,009 |
'16 | 3e kwartaal, '16 | 10,054 |
'16 | 4e kwartaal, '16 | 10,102 |
'17 | 1e kwartaal, '17 | 10,152 |
'17 | 2e kwartaal, '17 | 10,208 |
'17 | 3e kwartaal, '17 | 10,282 |
'17 | 4e kwartaal, '17 | 10,355 |
'18 | 1e kwartaal, '18 | 10,421 |
'18 | 2e kwartaal, '18 | 10,476 |
'18 | 3e kwartaal, '18 | 10,541 |
'18 | 4e kwartaal, '18 | 10,589 |
'19 | 1e kwartaal, '19 | 10,633 |
'19 | 2e kwartaal, '19 | 10,667 |
'19 | 3e kwartaal, '19 | 10,699 |
'19 | 4e kwartaal, '19 | 10,751 |
De totale banengroei kwam vooral ten goede aan werknemers. Er kwamen 867 duizend werknemersbanen bij, tegen 156 duizend zelfstandigenbanen. De banengroei betreft zeker niet alleen kleine banen; het totaal aantal gewerkte uren van werknemers en zelfstandigen steeg in dezelfde periode met 10,4 procent. Hiermee nam het totaal aantal werkzame personen toe met 881 duizend tot 9 587 duizend (+10,1 procent).
De helft van de banengroei kwam voor rekening van de handel, vervoer en horeca en de uitzendbureaus. Ook in de zakelijke dienstverlening en de zorg kwamen er veel banen bij. Alleen in de financiële dienstverlening gingen banen verloren.
Sinds het eerste kwartaal van 2014 is het aantal banen van mannen opgelopen met 528 duizend, tegen 495 duizend banen voor vrouwen. Bij de groep werknemers was de verdeling van de banengroei precies half om half. Bij de zelfstandigen daarentegen kwamen er 94 duizend banen voor mannen bij, tegen 62 duizend voor vrouwen.
Bedrijfstak | Verandering |
---|---|
Handel, vervoer en horeca |
268 |
Uitzendbureaus | 233 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
140 |
Zorg | 104 |
Informatie en communicatie |
66 |
Onderwijs | 52 |
Industrie | 51 |
Bouwnijverheid | 50 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
41 |
Landbouw en visserij | 19 |
Openbaar bestuur | 16 |
Verhuur/handel onroerend goed |
5 |
Financiële dienstverlening |
-28 |
StatLine: Werkgelegenheid (seizoengecorrigeerd).
1 op de 10 werknemersbanen in de uitzendbranche
De afgelopen jaren meldde het CBS regelmatig dat de grootste banengroei voor rekening kwam van de bedrijfstak uitzendbureaus. In 2019 was dat niet meer zo. Vanaf het eerste kwartaal van 2019 nam het aantal banen bij uitzendbureaus af. Hierdoor waren er bij de uitzendbureaus in het vierde kwartaal van 2019 uiteindelijk 26 duizend banen van werknemers minder dan een jaar eerder. Het gemiddelde aantal werknemersbanen bij uitzendbureaus kwam in 2019 uit op 825 duizend, 4 duizend minder dan in 2018. Desalniettemin bleef gelden dat de uitzendbureaus een enorme groei achter de rug hadden; in de periode 2010–2019 liep het aantal werknemersbanen bij uitzendbureaus op met 266 duizend; dat is een groei van 48 procent. Ook in 2019 gold nog dat 1 op de 10 werknemersbanen een baan is bij een uitzendbureau.
Van de uitzendbanen is 64 procent een deeltijdbaan; 60 procent is voor mannen. Dat mannen vaker uitzendkracht zijn, komt voor een deel doordat er meer uitzendwerk wordt verricht in bedrijfstakken waar veel mannen werken, zoals in de industrie en de bouwnijverheid (zie ook StatLine: Werkgelegenheid bij uitzendbureaus (jaarcijfers) en Werkgelegenheid bij uitzendbureaus (kwartaalcijfers)).
In de meeste CBS-statistieken worden uitzendkrachten geteld in de bedrijfsklasse uitzendbureaus (sbi 78), die deel uitmaakt van de bedrijfstak zakelijke dienstverlening. Inmiddels zijn de uitzendbureaus goed voor de helft van alle werknemersbanen binnen de zakelijke dienstverlening. Omdat de uitzendkrachten een grote invloed hebben op de werkgelegenheidsontwikkeling, wordt de bedrijfstak zakelijke dienstverlening in publicaties soms opgeknipt in twee delen: uitzendbureaus enerzijds en zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) anderzijds. Deze publicatiegroep uitzendbureaus omvat naast uitzendkrachten en het baliepersoneel van de uitzendbureaus ook uitleenbureaus, de arbeidsbemiddeling en payrollbedrijven. Kortheidshalve wordt gesproken over uitzendbureaus.
Voor een deel van de uitzendkrachten is bekend waar zij daadwerkelijk werken; met name in de industrie, vervoer en opslag, de bouwnijverheid en de zakelijke dienstverlening (zie ook StatLine: Waar werken uitzendkrachten).
In 2019 nam het aantal banen het meest toe in de zorg: +51 duizend banen. Dat is een groei van 3,2 procent. Nog iets hogere groeicijfers waren er voor de bouwnijverheid (3,6 procent) en de informatie en communicatie (3,4 procent). Ook in de meeste andere bedrijfstakken trok de werkgelegenheid in 2019 verder aan. De enige bedrijfstakken waar het aantal banen nog afnam, waren de uitzendbureaus (−4 duizend) en de financiële dienstverlening (−1 duizend).
Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen lag in 2019 per saldo 814 duizend boven het aantal banen in 2008, toen de hoogste stand werd bereikt voordat de economische crisis inzette (+8,2 procent). In tien van de vijftien onderscheiden bedrijfstakken groeide de werkgelegenheid, terwijl bij de andere bedrijfstakken banen verloren gingen.
Een kwart van de banen die er na 2008 bij kwamen, kwam terecht in de zorg. In de jaren 2001–2012 was de zorg meestal de bedrijfstak met de grootste banengroei en gold daarmee als de banenmotor van de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarna volgden echter drie jaren waarin er in totaal 65 duizend banen verloren gingen in de zorg. In de jaren daarna werd dit verlies weer goedgemaakt en in 2019 was de zorg weer de bedrijfstak waar de meeste banen bij kwamen.
De werkgelegenheid bij de uitzendbureaus is sterk afhankelijk van de conjunctuur. Tussen 2008 en 2010 liep het aantal banen bij uitzendbureaus eerst terug met 100 duizend en nam daarna weer toe met ongeveer 265 duizend. In de horeca was de banengroei relatief het grootst. In deze bedrijfstak liep het aantal banen op met 125 duizend tot 536 duizend; een toename van ruim 30 procent.
De werkgelegenheid in de financiële dienstverlening daalde het meest. In vergelijking met 2008 was het aantal banen in deze bedrijfstak in 2019 met 69 duizend teruggelopen (−24 procent). Het is ook de enige bedrijfstak waar het aantal banen elk jaar afnam.
Andere bedrijfstakken die in 2019 minder banen telden dan in 2008 waren de bouwnijverheid (−48 duizend) en de industrie (−33 duizend). Anders dan bij de financiële dienstverlening is hier geen sprake van een structureel verlies aan werkgelegenheid. Zowel de bouwnijverheid als de industrie had eerst te maken met zes jaren van krimp, gevolgd door vijf jaren waarin de werkgelegenheid weer groeide. In deze laatste vijf jaar werd grofweg de helft van het verlies aan banen weer goedgemaakt.
Met 1 669 duizend banen was de zorg in 2019 de grootste bedrijfstak (op basis van de indeling die in deze publicatie wordt gehanteerd). 1 op de 6 banen van werknemers en zelfstandigen is te vinden in deze bedrijfstak. De zorg omvat niet alleen gezondheidszorg, maar ook verzorging en welzijn. De bedrijfstakken handel en zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) volgden op de voet met elk 1,6 miljoen banen. Tot en met 2008 was de handel de grootste bedrijfstak, terwijl de industrie in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw de koploper was. Tegenwoordig telt de zorg tweemaal zoveel banen als de industrie.
Bedrijfstak | Verandering |
---|---|
Zorg | 201 |
Uitzendbureaus | 165 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
155 |
Horeca | 125 |
Handel | 117 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
64 |
Informatie en communicatie |
57 |
Onderwijs | 52 |
Vervoer en opslag | 12 |
Openbaar bestuur | 12 |
Landbouw en visserij | -1 |
Verhuur/handel onroerend goed |
-4 |
Industrie | -33 |
Bouwnijverheid | -48 |
Financiële dienstverlening | -69 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Bedrijfstak | Zelfstandigen |
---|---|
Landbouw en visserij | 53,8 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
43,4 |
Bouwnijverheid | 39,9 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
38,5 |
Verhuur/handel onroerend goed |
21,4 |
Informatie en communicatie |
19,2 |
Zorg | 18,5 |
Horeca | 18,1 |
Handel | 13,9 |
Onderwijs | 13,4 |
Vervoer en opslag | 11,1 |
Industrie | 7,5 |
Financiële dienstverlening | 4 |
Uitzendbureaus | 1,1 |
Openbaar bestuur | 0 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Vast contract voor 2 op de 3 werknemersbanen
Voor 2 op de 3 werknemersbanen geldt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Bij de overige banen is bepaald dat de overeenkomst na het verstrijken van de overeengekomen periode van rechtswege eindigt, dat wil zeggen zonder opzegging of andere handeling. In vergelijking met 2008 is het aandeel vaste contracten gedaald van 73 procent naar 64 procent van de werknemersbanen in 2019. In deze cijfers zijn de directeuren-grootaandeelhouders meegeteld bij de banen met een vast contract.
Bij de bedrijfstakken financiële dienstverlening en het openbaar bestuur is het aandeel vaste contracten het hoogst, terwijl bij uitzendbureaus en de horeca minder dan de helft van de werknemersbanen een vast contract heeft.
Het uurloon van werknemers met een vast contract is gemiddeld 58 procent hoger dan dat van de overige werknemers. Voor een deel komt dit doordat het aandeel vaste contracten laag is bij jongeren. Van de werknemers jonger dan 30 jaar heeft in totaal slechts een derde een vast contract, terwijl dat bij de werknemers van 60 tot 65 jaar 87 procent is.
Bedrijfstak | Vast contract |
---|---|
Financiële dienstverlening | 87,1 |
Openbaar bestuur | 82,8 |
Industrie | 80,7 |
Bouwnijverheid | 78,8 |
Verhuur/handel onroerend goed |
75,1 |
Onderwijs | 74,1 |
Informatie en communicatie | 73,5 |
Vervoer en opslag | 72,1 |
Zorg | 71,4 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
68,5 |
Landbouw en visserij | 65,6 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
59 |
Handel | 57,3 |
Horeca | 39,6 |
Uitzendbureaus | 15,1 |
Leeftijd | Vast contract |
---|---|
15 tot 20 jaar | 16,3 |
20 tot 25 jaar | 30,7 |
25 tot 30 jaar | 49,2 |
30 tot 35 jaar | 63,4 |
35 tot 40 jaar | 71,2 |
40 tot 45 jaar | 75,3 |
45 tot 50 jaar | 78 |
50 tot 55 jaar | 80,8 |
55 tot 60 jaar | 84 |
60 tot 65 jaar | 87,2 |
65 tot 70 jaar | 74,5 |
70 tot 75 jaar | 64,4 |
StatLine: Banen van werknemers naar contractsoort en Banen van werknemers naar contractsoort (2006–2009).
Het totaal aantal banen waarin mannen werken steeg in 2019 met 91 duizend, dat van vrouwen nam toe met 97 duizend. Nog steeds zijn de meeste banen in handen van mannen (52 procent), maar het verschil wordt geleidelijk steeds kleiner. In 1995 was het aandeel mannen nog 57 procent (zie StatLine: Banen en Banen (jaarcijfers).
Het aantal banen van werknemers die door mannen vervuld worden, steeg sinds 2008 met 80 duizend, terwijl er voor vrouwen 427 duizend banen bij kwamen. Deze ontwikkeling hangt voor een deel samen met de banengroei per bedrijfstak: vrouwen zijn sterk vertegenwoordigd in de zorg, waar het aantal banen jarenlang toenam. Ruim 5 op de 6 werknemersbanen in deze bedrijfstak zijn in handen van vrouwen. Van 2008 op 2019 steeg het aantal werknemersbanen in de zorg voor vrouwen met 163 duizend, terwijl dat voor mannen met 1 duizend afnam.
Ook in het onderwijs en het openbaar bestuur nam het aantal werknemersbanen voor vrouwen toe, terwijl het aantal werknemersbanen voor mannen afnam. In de handel en de horeca ging de groei van de werknemersbanen min of meer gelijk op voor beide geslachten. Alleen bij de uitzendbureaus, de zakelijke dienstverlening en de informatie en communicatie kwam het merendeel van de banengroei ten goede aan mannen.
Bedrijfstak | Werknemersbanen vrouwen |
---|---|
Zorg | 84,3 |
Onderwijs | 64,8 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
61,5 |
Horeca | 51 |
Verhuur/handel onroerend goed |
48,8 |
Handel | 46,6 |
Financiële dienstverlening | 44,3 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
43,4 |
Openbaar bestuur | 41,9 |
Uitzendbureaus | 39,8 |
Landbouw en visserij | 34,5 |
Informatie en communicatie |
27,4 |
Vervoer en opslag | 25,1 |
Industrie | 22,6 |
Bouwnijverheid | 12,2 |
StatLine: Banen van werknemers.
Nederland handelsland
In de helft van de Nederlandse gemeenten is de handel de bedrijfstak met de meeste banen voor werknemers. Dit geldt voor 190 van de 380 gemeenten (50 procent), gemeten per december 2018. Op de tweede plaats staat de zorg, die in 109 gemeenten de grootste bedrijfstak is (29 procent). De industrie is in 33 gemeenten het grootst (9 procent). Opvallend is dat de zorg vooral belangrijk is in de oostelijke helft van Nederland. De horeca scoort het hoogst langs de kust.
In verschillende gemeenten wordt de werkgelegenheid sterk bepaald door een enkele bedrijfstak. Dit geldt bijvoorbeeld voor Berg en Dal, waarbinnen de zorg veruit de grootste bedrijfstak is, gemeten in aantallen werknemersbanen. In Veldhoven is de industrie het sterkst vertegenwoordigd, terwijl op Vlieland de horeca het belangrijkst is. De gemeente waar relatief de meeste werknemersbanen in de bedrijfstak informatie en communicatie zijn te vinden is natuurlijk Hilversum.
Wat betreft de absolute aantallen werknemersbanen, scoort Amsterdam bij tien van de vijftien onderscheiden bedrijfstakken het hoogst, het meest in de zakelijke dienstverlening. Rotterdam telt absoluut gezien de meeste banen in de industrie en de bouwnijverheid. Haarlemmermeer is de gemeente met de meeste banen in de bedrijfstak vervoer en opslag. ’s-Gravenhage telt de meeste werknemersbanen in het openbaar bestuur. Voor de landbouw en visserij is dat het Westland.
Ook in de landelijke cijfers over banen van werknemers was de bedrijfstak handel in december 2018 de grootste, met een aandeel van 16,8 procent. De zorg volgt met 16,3 procent op de tweede plaats.