Arbeidsomstandigheden
De omstandigheden waaronder mensen werken, beïnvloeden hun functioneren en de mate waarin ze voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn en blijven. Zo kan lichamelijk of mentaal zwaar werk ten koste gaan van gezondheid, vitaliteit en productiviteit. Ook het combineren van arbeid en familie- of gezinstaken speelt een rol bij de inzetbaarheid van werkenden. Daarnaast kan een langdurige ziekte, aandoening of handicap gepaard gaan met belemmeringen bij het uitvoeren van werk. Dit hoofdstuk geeft een globaal overzicht van deze en andere aspecten van de werksituatie van werknemers. Waar mogelijk is ook een vergelijking met de situatie van zelfstandig ondernemers gemaakt.
In samenwerking met TNO verzamelt het CBS gegevens over de arbeidsomstandigheden van werknemers met de jaarlijkse Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en van zelfstandig ondernemers met de tweejaarlijkse Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA). Verder komt de informatie over ziekteverzuim uit de kwartaalenquête ziekteverzuim.
Repeterende bewegingen meest voorkomende fysieke arbeidsbelasting
De fysieke arbeidsbelasting is onder meer te meten aan de frequentie waarmee mensen bij hun werk veel kracht moeten zetten en de mate waarin zij geluiden en trillingen in de werkomgeving waarnemen. Ook de werkhouding, het werken met gevaarlijke stoffen en gevaarlijk werk bepalen hoe zwaar de arbeidsbelasting is.
De meest voorkomende fysieke arbeidsbelasting is het maken van repeterende bewegingen tijdens het werk: in 2019 gaven 3 op de 10 werknemers en zelfstandig ondernemers aan regelmatig repeterende bewegingen te moeten maken. Ook gaf 1 op de 5 aan regelmatig veel kracht te moeten zetten. Het werken met water of met waterige oplossingen behoort eveneens tot de meest voorkomende vormen van fysieke belasting.
Zelfstandig ondernemers krijgen vaker dan werknemers regelmatig te maken met trillingen tijdens het werk. Ook werken zelfstandig ondernemers vaker met waterige oplossingen en melden ze vaker dat ze regelmatig veel kracht zetten. Werknemers werken weer vaker met mogelijk besmette personen en hebben vaker werk waarbij steeds dezelfde bewegingen gemaakt moeten worden.
Werknemers | Zelfstandig ondernemers | |
---|---|---|
Regelmatig veel kracht zetten | 20,1 | 22,1 |
Geluid en trillingen: | . | . |
Regelmatig hard praten |
7,8 | 6,3 |
Regelmatig te maken met trillingen |
8,6 | 13,2 |
Gevaarlijke stoffen: | . | . |
Waterige oplossingen | 15,4 | 17,7 |
Stoffen op huid | 9,1 | 9,6 |
Ademt stoffen in | 8,3 | 9,1 |
Besmette personen | 6,4 | 4,4 |
Werkhouding: | . | . |
In ongemakkelijke werkhouding werken |
10,6 | 12,1 |
Tijdens werk repeterende beweging maken |
32,4 | 30,6 |
Bron: CBS, TNO |
StatLine: Fysieke arbeidsbelasting van werknemers en Fysieke arbeidsbelasting van zelfstandig ondernemers.
1 op de 6 werknemers doet gevaarlijk werk
Van alle werknemers gaf 16 procent aan vaak of altijd gevaarlijk werk te doen. De meest voorkomende vorm van gevaar tijdens het werk is struikelen of uitglijden. Verder is snijden of steken een gevaar dat relatief vaak genoemd wordt. In de bedrijfstak vervoer en opslag werd in 2019 met ruim 1 op de 3 werknemers het vaakst gevaarlijk werk verricht. Ook in de bouw (30 procent) en de horeca (27 procent) verrichtten relatief veel werknemers naar eigen zeggen altijd of vaak gevaarlijk werk. Zelfstandig ondernemers gaven in 2019 met 13 procent wat minder vaak dan werknemers aan altijd of vaak gevaarlijk werk te moeten doen. Struikelen of uitglijden, en snijden of steken zijn ook bij deze groep de meest genoemde vormen van gevaarlijk werk.
Werknemers | Zelfstandig ondernemers | |
---|---|---|
Totaal | 15,6 | 12,8 |
Struikelen, uitglijden | 5,8 | 4,6 |
Snijden, steken | 5,2 | 4,7 |
Botsen, aanrijden | 4,6 | 3,0 |
Vallen | 2,1 | 2,3 |
Verbranden | 2,6 | 1,5 |
Geweld | 2,7 | 0,6 |
Beknellen | 1,9 | 1,3 |
Gevaarlijke stoffen | 2,2 | 1,0 |
Verstikken | 0,5 | 0,2 |
Anders | 2,5 | 2,2 |
Bron: CBS, TNO |
StatLine: Gevaarlijk werk door werknemers en Gevaarlijk werk door zelfstandig ondernemers.
Gevaarlijkste beroepen gedomineerd door mannen
Mannen gaven in 2019 vaker dan vrouwen aan altijd of vaak gevaarlijk werk te doen: 21 procent tegenover 10 procent. In beroepen waarin werknemers het vaakst aangaven gevaarlijk werk te verrichten, werkten daarnaast ook overwegend mannen. Van de bestuurders van voertuigen gaf de helft aan altijd of vaak gevaarlijk werk te doen. Ook bij beveiligingswerkers, bouwarbeiders en elektriciens was dat percentage relatief hoog (zie nieuwsbericht: Gevaarlijkste beroepen gedomineerd door mannen).
De fysieke arbeidsbelasting die werknemers ervaren, heeft zich tussen 2014 en 2019 niet in een duidelijke richting ontwikkeld. Bij enkele vormen valt een lichte daling te constateren, zoals bij het maken van repeterende bewegingen en het werken met water of waterige oplossingen. Bij andere vormen nam de belasting juist wat toe, zoals contact met besmette personen, het aanraken of inademen van stoffen, hard praten om verstaanbaar te zijn op de werkplek en regelmatig in een ongemakkelijke werkhouding werken.
Ook voor de zelfstandig ondernemers is er geen eenduidige ontwikkeling. Wel zijn er enkele kleine verschillen waar te nemen. In vergelijking met 2015 is het aandeel dat werkt met trillingen licht afgenomen, net als de groep die regelmatig repeterende bewegingen maakt tijdens het werk. Daartegenover staat dat zelfstandig ondernemers in 2019 wel wat vaker dan in 2015 regelmatig veel kracht moeten zetten, regelmatig hard moeten praten, moeten werken met waterige oplossingen, stoffen aanraken of inademen en in een ongemakkelijke werkhouding moeten werken.
Werknemers ervaren meer werkdruk dan zelfstandigen
De psychosociale (geestelijke) arbeidsbelasting wordt gemeten aan de werkdruk (kwantitatieve taakeisen) en de zelfstandigheid in het werk (autonomie). Als de druk hoog is en werkenden weinig zelfstandigheid ervaren bij het uitvoeren van het werk, kunnen er werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten (burn-outklachten) ontstaan. Ook emotioneel zwaar werk en ongewenst gedrag van klanten en collega’s dragen bij aan de psychosociale arbeidsbelasting.
In 2019 gaf 46 procent van de werknemers aan vaak of altijd heel veel werk te moeten doen. Daarnaast werkt 35 procent van de werknemers vaak of altijd erg snel en 30 procent vaak of altijd extra hard. In de financiële dienstverlening geven werknemers het vaakst aan dat ze erg snel moeten werken, in het onderwijs wordt het vaakst heel veel en extra hard gewerkt. Tussen 2016 en 2017 nam de werkdruk van werknemers wat toe, en daarna is deze weer iets afgenomen.
De gerapporteerde werkdruk van zelfstandig ondernemers is lager dan onder werknemers. Zo gaf 37 procent van de zelfstandig ondernemers aan heel veel werk te doen, 26 procent extra hard te werken, en 25 procent vaak of altijd erg snel te moeten werken. In vergelijking met 2015 en 2017 is de werkdruk onder zelfstandig ondernemers in 2019 wat afgenomen.
Als het gaat om zelfstandigheid in het werk, geeft een meerderheid van de werknemers aan regelmatig zelf te kunnen beslissen over uitvoering, volgorde en tempo van het werk. Verder kan de helft van de werknemers zelf beslissen over het opnemen van verlof en ruim een kwart over de eigen werktijden. In vergelijking met de voorafgaande vijf jaren kunnen werknemers in 2019 met name vaker zelf beslissen over de werktijden en het opnemen van verlof.
Bij zelfstandig ondernemers is de autonomie in het werk over het algemeen aanzienlijk hoger dan bij werknemers. Verder is in vergelijking met 2015 en 2017 vooral het aandeel toegenomen dat zelf kan beslissen over het nemen van verlof.
Werknemers | Zelfstandig ondernemers | |
---|---|---|
Werkdruk: | . | . |
Erg snel werken | 35,4 | 25,1 |
Heel veel werk doen | 45,6 | 37,3 |
Extra hard werken | 30,2 | 25,9 |
Zelfstandigheid in het werk: | . | . |
Zelf beslissen | 60,7 | 90,6 |
Volgorde werkzaamheden bepalen | 61,6 | 88,4 |
Werktempo bepalen | 56,8 | 84,4 |
Oplossingen bedenken | 67,7 | 89,1 |
Verlof nemen | 51,8 | 63,5 |
Werktijden bepalen | 27,0 | . |
Bron: CBS, TNO |
StatLine: Werkdruk en zelfstandigheid van werknemers en Werkdruk en zelfstandigheid van zelfstandig ondernemers.
Gemiddeld over alle zes de onderzochte indicatoren (zelf beslissen, bepalen in welke volgorde het werk gedaan wordt, werktempo bepalen, oplossingen bedenken, verlof nemen en werktijden bepalen) hadden werknemers in de bedrijfstak financiële dienstverlening de meeste zelfstandigheid in het werk en werknemers in de horeca de minste.
Van alle werknemers is 17 procent psychisch vermoeid door werk
In 2019 zei 17 procent van alle werknemers zich enkele keren per maand of vaker psychisch vermoeid te voelen door het werk (burn-outklachten). Psychische vermoeidheidsklachten kunnen zich onder meer uiten in een gevoel van leegte aan het einde van de werkdag; 31 procent heeft vaker dan eens per maand zulke gevoelens. Ook vermoeidheid in de ochtend bij de confrontatie met het werk is een relatief veel voorkomende vorm van werkgerelateerde psychische vermoeidheid.
Relatief veel werknemers van 25 tot 35 jaar ervoeren een enkele keer of vaker per maand psychische vermoeidheidsklachten door het werk, namelijk 21 procent in 2019. Bij werknemers in andere leeftijdsgroepen kwam dat minder vaak voor. Verder had het onderwijs met 23 procent het hoogste percentage psychisch vermoeide werknemers, de landbouw en visserij met 9 procent het laagste.
Zelfstandig ondernemers hebben minder last van psychische vermoeidheid door het werk dan werknemers. In 2019 had 9 procent van hen geregeld psychische vermoeidheidsklachten. Bij werknemers was dat dus bijna twee keer zoveel. Hierbij speelt een rol dat zelfstandig ondernemers over het algemeen minder werkdruk en tegelijkertijd meer autonomie ervaren bij het uitoefenen van het werk dan werknemers. Beide factoren zijn van belang bij de mate waarin werkenden zich psychisch vermoeid voelen door het werk.
Werknemers | Zelfstandig ondernemers | |
---|---|---|
Totaal vermoeidheidsklachten |
17,0 | 9,2 |
Emotioneel uitgeput | 16,1 | 8,8 |
Leeg voelen aan einde werkdag |
31,0 | 19,1 |
's Ochtends moe voelen | 20,6 | 11,6 |
Vergt veel om met mensen te werken |
13,9 | 9,3 |
Uitgeput door werk | 15,5 | 7,1 |
Bron: CBS, TNO |
StatLine: Psychische vermoeidheid van werknemers en Psychische vermoeidheid van zelfstandig ondernemers.
Voor het eerst sinds 2016 was het deel van de werknemers dat zich ten minste enkele keren per maand psychisch vermoeid voelt in 2019 niet groter dan een jaar eerder. Zelfstandig ondernemers voelden zich in 2019 iets vaker psychisch vermoeid door het werk dan in 2017 en 2015. Met name zelfstandig ondernemers met personeel rapporteerden in 2019 wat vaker psychische vermoeidheidsklachten door het werk dan in 2017: 13 tegenover 11 procent. Onder zelfstandig ondernemers zonder personeel bleef het aandeel met deze klachten tussen 2019 en 2017 vrijwel hetzelfde.
Werknemers | Zelfstandig ondernemers | |
---|---|---|
2014 | 14,4 | . |
2015 | 13,4 | 7,5 |
2016 | 14,6 | . |
2017 | 15,9 | 8,8 |
2018 | 17,3 | . |
2019 | 17,0 | 9,2 |
Bron: CBS, TNO |
StatLine: Psychische vermoeidheid van werknemers en Psychische vermoeidheid van zelfstandig ondernemers.
Minder autonomie en hoge werkdruk: vaker psychisch vermoeid
Werknemers die weinig autonomie ervaren op het werk en tegelijkertijd aangeven vaak of altijd een hoge werkdruk te hebben, zeggen bijna drie keer zo vaak last te hebben van werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten dan andere werknemers. Autonomie wordt in dit geval gemeten naar de mate waarin werknemers zelf kunnen beslissen, kunnen bepalen in welke volgorde ze het werk doen, in welk tempo ze dat doen, in hoeverre ze zelf oplossingen mogen bedenken en in welke mate ze zelf hun verlof mogen bepalen. Werkdruk wordt afgemeten aan de mate waarin werknemers erg snel, heel veel of extra hard moeten werken.
Van de groep die weinig autonomie heeft, gecombineerd met een hoge werkdruk, gaf 37 procent in 2019 aan enkele keren of vaker per maand psychisch vermoeid te zijn door het werk, tegenover 13 procent van de overige werknemers. Met name in de horeca (30 procent), het onderwijs (28 procent) en de zorg (27 procent) komt de combinatie van minder autonomie en een hoge werkdruk relatief veel voor onder werknemers.
Emotionele betrokkenheid grootst in het onderwijs
Naast werkdruk en een gebrek aan zelfstandigheid in het werk is ook de emotionele belasting een aspect van de psychosociale arbeidsbelasting. Van alle werknemers gaf 15 procent in 2019 aan vaak of altijd emotioneel betrokken te raken bij het werk. In een wat mindere mate wordt het werk als emotioneel veeleisend ervaren of blijkt het gepaard te gaan met emotioneel moeilijke situaties. Tussen 2014 en 2019 is het percentage werknemers die het werk vaak of altijd emotioneel zwaar vinden, licht toegenomen.
Het onderwijs is de bedrijfstak waar de emotionele betrokkenheid van werknemers in 2019 het grootst was. Ruim een kwart van de werknemers in deze bedrijfstak raakte naar eigen zeggen vaak of altijd emotioneel betrokken bij het werk. In de zorg daarentegen vergt het werk emotioneel het meest en brengt het werknemers het vaakst in emotioneel moeilijke situaties. Werknemers in deze branche hadden hiermee in 2019 ruim twee keer zo vaak te maken als gemiddeld.
Ruim de helft van werknemers in de zorg komt ongewenst gedrag tegen
Wat ongewenst gedrag op het werk betreft komt intimidatie door klanten en – in mindere mate – door leidinggevenden of collega’s vaker voor dan andere voorvallen waarvan mensen op het werk slachtoffer worden. In 2019 had 24 procent van de werknemers persoonlijk te maken met intimidatie door externen, zoals klanten, patiënten, leerlingen of passagiers. Ook ongewenste seksuele aandacht of lichamelijk geweld komen vaker voor in contacten met klanten dan met leidinggevenden of collega’s. Pestgedrag doet zich juist meer voor onder collega’s dan bij klanten.
In de zorg heeft ruim de helft (53 procent) van alle werknemers in 2019 een enkele keer of vaker te maken gehad met ongewenst gedrag op het werk door cliënten of patiënten. In geen andere bedrijfstak was dat aandeel zo hoog. Ongewenst gedrag door collega’s kwam het vaakst voor in de bedrijfstak openbaar bestuur. Van de werknemers in deze bedrijfstak maakte 24 procent dit in 2019 een enkele keer of vaker mee.
Werknemers | |
---|---|
Emotioneel belastend werk: | . |
Emotioneel moeilijke werksituaties |
8,9 |
Emotioneel veeleisend werk |
13,3 |
Emotioneel betrokken bij werk |
15,1 |
Slachtofferschap op het werk: | . |
Ongewenste seksuele aandacht van klanten |
8,4 |
Ongewenste seksuele aandacht van leidinggevenden of collega's |
3,1 |
Intimidatie door klanten | 23,6 |
Intimidatie door leidinggevenden of collega's |
13,2 |
Lichamelijk geweld door klanten |
7,3 |
Lichamelijk geweld door leidinggevenden of collega's |
0,8 |
Pesten door klanten | 7,9 |
Pesten door leidinggevenden of collega's |
10,1 |
Bron: CBS, TNO |
StatLine: Emotioneel belastend werk en slachtofferschap op het werk van werknemers.
Zorgberoepen emotioneel meest veeleisend, docenten meest betrokken
Naar beroepsgroep was het aandeel werknemers dat in 2019 altijd of vaak emotioneel betrokken was bij het werk met 39 procent het hoogst bij leerkrachten in het basisonderwijs. Ook bij docenten in het voortgezet onderwijs was dat met 35 procent hoog. Werknemers in zorgberoepen gaven juist relatief vaak aan dat hun werk altijd of vaak emotioneel veeleisend is. Zo vond van de psychologen en sociologen 57 procent hun werk emotioneel veeleisend. Van de maatschappelijk werkers en gespecialiseerd verpleegkundigen was dit 48 procent (zie Statistische Trends: Psychisch belastend werk naar beroep).
Voltijdwerkende vrouwen verwaarlozen vaker gezinsleven door werk
Het combineren van arbeid met verantwoordelijkheden thuis voor familie of gezin kan lastig zijn. Van alle werknemers gaf 9 procent in 2019 aan (zeer) vaak familie- of gezinsactiviteiten te missen of verwaarlozen. Dat aandeel was onder mannen iets groter dan onder vrouwen. Vrouwelijke werknemers die in voltijd werken, missen wel vaker familie- of gezinsactiviteiten door hun werk dan voltijdwerkende mannen. Onder werknemers die in deeltijd werken, bestaat er nauwelijks verschil naar geslacht. Tussen 2014 en 2017 nam het percentage werknemers dat door het werk (zeer) vaak familie- of gezinsactiviteiten verwaarloost wat toe. Na 2017 bleef dit vrijwel gelijk.
Man | Vrouw | |
---|---|---|
Totaal | 9,3 | 8,9 |
Voltijd | 10,2 | 13,6 |
Deeltijd | 7,4 | 7,5 |
Bron: CBS, TNO |
Aan de andere kant kunnen verantwoordelijkheden thuis er ook voor zorgen dat werknemers werkzaamheden verzuimen of verwaarlozen. Dit kwam in 2019 minder vaak voor dan andersom: ruim 2 procent van de werknemers gaf aan dit (zeer) vaak te ervaren. Bij mannen (3 procent) gebeurde dit iets vaker dan bij vrouwen (2 procent). Afgezien van enkele schommelingen, ligt het aandeel dat werkzaamheden mist of verwaarloost door familie- en gezinsverantwoordelijkheden op een niveau dat vergelijkbaar is met dat van 2014.
90 procent werknemers voelt zich opgewassen tegen de eisen van het werk
Of werkenden voldoen aan de fysieke en psychische eisen van het werk en of ze gemakkelijk een nieuwe functie of baan denken te kunnen vinden, zegt iets over hun actuele inzetbaarheid. Aanwijzingen voor de inzetbaarheid op de langere termijn zijn de tevredenheid over het werk en de arbeidsomstandigheden, maar vooral ook de vooruitzichten wat betreft de tijd die werkenden nog werkzaam willen zijn of denken te kunnen zijn. Onder deze duurzame inzetbaarheid wordt het vermogen verstaan om gezond, vitaal en productief deel te nemen aan (betaalde) arbeid, niet alleen nu maar ook op de lange termijn (zie TNO: Duurzame inzetbaarheid in Nederland, 2018).
In 2019 gaf 90 procent van alle werknemers aan te kunnen voldoen aan de fysieke eisen van het werk en evenveel aan de psychische eisen. Verder denkt ruim de helft van alle werknemers gemakkelijk een nieuwe functie bij de huidige werkgever te kunnen krijgen en 71 procent denkt gemakkelijk aan de slag te kunnen gaan in een nieuwe baan bij een andere werkgever. Deze twee laatste aspecten zijn werknemers tussen 2014 en 2019 steeds positiever gaan inschatten. Vooral het percentage dat denkt gemakkelijk een nieuwe baan te vinden bij een andere werkgever is in deze periode weer gestegen. Deze ontwikkeling gaat samen met de ontwikkeling van de conjunctuur. De arbeidsmarkt is sinds 2014 steeds krapper geworden.
Tevredenheid werknemers iets toegenomen
Van alle werknemers was 78 procent in 2019 tevreden met het huidige werk en 75 procent met de arbeidsomstandigheden. Dat is iets hoger dan in 2018, toen respectievelijk 77 en 73 procent hierover tevreden was. De leeftijd waarop werknemers willen stoppen met werken bedroeg in 2019 gemiddeld bijna 63 jaar. De leeftijd waarop zij – naar eigen inschatting – het huidige werk niet meer kunnen doen lag ook op 63 jaar. Hieraan is sinds 2014 niet veel veranderd.
Bij de zelfstandig ondernemers was 85 procent in 2019 van mening te voldoen aan de fysieke eisen van het werk en 87 procent aan de psychische eisen. Verder zijn zelfstandig ondernemers wat vaker tevreden met hun werk en arbeidsomstandigheden dan werknemers (respectievelijk 81 en 79 procent). Ook de uiterste gewenste doorwerkleeftijd (gemiddeld 66 jaar) en de uiterste haalbare doorwerkleeftijd (gemiddeld 67 jaar) is hoger dan bij werknemers. In vergelijking met 2015 en 2017 is in 2019 het percentage zelfstandig ondernemers toegenomen die vinden dat ze aan de fysieke en psychische eisen van het werk kunnen voldoen.
Werknemers | Zelfstandig ondernemers | |
---|---|---|
Actuele inzetbaarheid: | . | . |
Voldoet aan fysieke eisen werk |
89,7 | 84,9 |
Voldoet aan psychische eisen werk |
89,9 | 87,0 |
Makkelijk nieuwe functie eigen werkgever |
53,7 | . |
Makkelijk nieuwe baan andere werkgever |
70,9 | . |
Tevredenheid: | . | . |
Tevreden met arbeidsomstandigheden |
74,6 | 79,0 |
Tevreden met werk | 77,9 | 81,0 |
Bron: CBS, TNO |
StatLine: Actuele inzetbaarheid en tevredenheid van werknemers en Actuele inzetbaarheid en tevredenheid van zelfstandig ondernemers.
Wil doorwerken tot deze leeftijd | In staat huidige werk te doen tot deze leeftijd | |
---|---|---|
Werknemers | 62,7 | 62,7 |
Zelfstandig ondernemers | 66,2 | 67,1 |
Bron: CBS, TNO |
StatLine: Langer doorwerken van werknemers en Langer doorwerken van zelfstandig ondernemers.
Leven lang ontwikkelen
Ook het volgen van een lange opleiding of cursus door werkenden wordt veelal gerekend tot de indicatoren voor duurzame inzetbaarheid. In 2019 had bijna 21 procent van alle werkenden (in de leeftijd van 25 tot 65 jaar) in de voorafgaande vier weken een lange opleiding of cursus gevolgd. Daarmee staat Nederland op de zevende plaats binnen de Europese Unie (voorlopige cijfers 2019). Gemiddeld volgde 11 procent van de werkenden in de 27 EU-landen een lange opleiding of cursus.
Eurostat: Volgen van lange opleiding of cursus door werkenden in de EU.
Ziekteverzuim licht toegenomen
In 2019 bedroeg het ziekteverzuimpercentage van werknemers in Nederland 4,4. Dit is het aantal ziektedagen van werknemers, in procenten van het totaal aantal beschikbare werkdagen. Sinds 2014 – toen het ziekteverzuim het laagste niveau van de afgelopen twintig jaar bereikte (3,8 procent) – is het verzuim licht toegenomen. Het ziekteverzuim verschilt daarnaast per bedrijfstak. In 2019 kende de zorg met 5,7 het hoogste verzuimpercentage. In de landbouw en visserij was het verzuim met 2,6 procent het laagst.
Ziekteverzuim | |
---|---|
Zorg | 5,7 |
Openbaar bestuur | 5,5 |
Industrie | 5,4 |
Vervoer en opslag | 5,1 |
Onderwijs | 5,0 |
Bouwnijverheid | 4,0 |
Handel | 3,8 |
Zakelijke dienstverlening | 3,6 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
3,6 |
Informatie en communicatie |
3,2 |
Verhuur/handel onroerend goed |
3,2 |
Horeca | 2,7 |
Financiële dienstverlening | 2,7 |
Landbouw en visserij | 2,6 |
StatLine: Ziekteverzuim per bedrijfstak.
Werknemers schrijven hun verzuim meestal niet toe aan het werk: volgens 70 procent hadden de gezondheidsklachten waardoor zij verzuimden niets met het werk te maken. Bij 15 procent van de werknemers met verzuim waren de klachten wel gedeeltelijk het gevolg van het werk, en volgens 9 procent waren de klachten hoofdzakelijk toe te schrijven aan het werk. Griep of verkoudheid zijn de meest genoemde klachten om te verzuimen.
Mannen hebben iets vaker arbeidsongeval
In 2019 heeft 3,3 procent van de werknemers een ongeval gehad door of tijdens de uitoefening van het werk. Ongevallen die plaatsvinden onderweg van of naar het werk tellen hierbij niet mee. Mannen hadden iets vaker een ongeval (3,8 procent) dan vrouwen (2,7 procent).
Bij bijna de helft van de werknemers die in 2019 een ongeval kregen (1,5 procent van het totaal) leidde het arbeidsongeval tot ziekteverzuim van ten minste een dag. Ongevallen met langer verzuim – vier dagen of meer – kwamen bij 1,1 procent van alle werknemers voor. Tussen 2014 en 2019 is het percentage werknemers met een arbeidsongeval (met of zonder verzuim) vrijwel niet veranderd.
Werknemers in de bedrijfstak vervoer en opslag hebben het vaakst te maken met een arbeidsongeval met verzuim. In de informatie en communicatie en financiële dienstverlening komen relatief weinig verzuimongevallen voor.
Werknemers met arbeidsongeval | |
---|---|
Vervoer en opslag | 3,2 |
Bouwnijverheid | 2,7 |
Landbouw en visserij | 2,4 |
Horeca | 2,2 |
Industrie | 1,8 |
Cultuur, recreatie |
1,6 |
en overige diensten | 1,5 |
Handel | 1,4 |
Zorg | 1,2 |
Zakelijke dienstverlening |
1,2 |
Openbaar bestuur | 0,9 |
Verhuur/handel onroerend |
0,9 |
Onderwijs | 0,4 |
Financiële dienstverlening |
0,3 |
Bron: CBS, TNO | |
1)Met een dag of meer verzuim |
StatLine: Arbeidsongevallen per bedrijfstak.
Zelfstandig ondernemers kregen wat minder vaak te maken met een arbeidsongeval dan werknemers: 2,1 procent van de zelfstandig ondernemers was in 2019 betrokken bij een arbeidsongeval. Bij 1,3 procent van de zelfstandig ondernemers leidde het ongeval tot verzuim van één of meerdere dagen, en 0,9 procent verzuimde door het ongeval vier dagen of meer. Bij 0,8 procent van de zelfstandig ondernemers ging het ongeval niet gepaard met verzuim.
Arbeidsbelemmering bij werknemers iets toegenomen
Een langdurige ziekte, aandoening of handicap kan betekenen dat een werknemer minder inzetbaar is. In 2019 werd 16 procent van alle werknemers naar eigen zeggen door een langdurige ziekte, aandoening of handicap licht belemmerd bij het uitvoeren van het werk, en voelde 4 procent zich hierdoor sterk belemmerd. In vergelijking met de vorige metingen van deze indicator in 2015 en 2017, toen 15 procent zich licht belemmerd voelde en 3 procent sterk, is het aandeel werknemers dat een belemmering ervaart bij het uitvoeren van het werk iets toegenomen.
Vrouwen voelden zich met name vaker licht belemmerd bij het uitvoeren van het werk dan mannen: 18 procent tegenover 14 procent. Bij het aandeel dat zich sterk belemmerd voelt is dat verschil wat kleiner (4 tegenover 3 procent). Of men zich belemmerd voelt bij het uitvoeren van het werk hangt daarnaast ook samen met de leeftijd. Tot 65 jaar geldt: hoe ouder, des te vaker werknemers zich licht of sterk belemmerd voelen. Zo voelde van de 15- tot 25‑jarigen zich 2 procent sterk en 10 procent licht belemmerd, tegenover respectievelijk 6 en 23 procent van de 55- tot 65‑jarigen. Werknemers van 65 tot 75 jaar daarentegen voelden zich juist weer wat minder vaak belemmerd.
Licht belemmerd | Sterk belemmerd | |
---|---|---|
Man | 14,0 | 3,3 |
Vrouw | 18,1 | 4,1 |
. | . | |
15 tot 25 jaar | 10,3 | 1,6 |
25 tot 35 jaar | 12,7 | 2,8 |
35 tot 45 jaar | 14,3 | 3,1 |
45 tot 55 jaar | 18,7 | 4,3 |
55 tot 65 jaar | 23,0 | 6,2 |
65 tot 75 jaar | 16,8 | 5,0 |
Bron: CBS, TNO |
Voor niet-werkenden kan een langdurige aandoening betekenen dat zij moeite ondervinden bij het vinden van een baan. In 2019 voelde 30 procent van alle niet-werkenden zich hierdoor belemmerd bij het verkrijgen van werk. Onder mannen lag dat percentage iets hoger dan onder vrouwen. Met name niet-werkenden van 45 tot 55 jaar voelen zich bij het vinden van werk relatief vaak belemmerd door een langdurige ziekte: bijna 6 op de 10 niet-werkenden in deze leeftijdsgroep gaven dat in 2019 aan. Bij jongeren tussen de 15 en 25 jaar is dit aandeel juist relatief klein, hiervan gaf ruim 1 op de 10 aan zich belemmerd te voelen bij het verkrijgen van een baan.