Beschrijving van het onderzoek
2.1Populatie
De doelpopulatie van de basisbestanden goederenwegvervoer 2019 is onder te verdelen in het Nederlands bedrijfsvoertuigenpark met meer dan 2 ton laadvermogen, het Nederlandse bedrijfsvoertuigenpark met een laadvermogen onder de 2 ton (bestelauto’s) en de buitenlandse vervoerders. De populatie- en steekproefomvang van deze drie categorieën zijn beschreven in deze paragraaf.
Nederlandse bedrijfsvoertuigen (met meer dan 2 ton laadvermogen)
De basis voor de bestanden vormt de informatie voortkomend uit de wegvervoerenquête. In deze enquête vullen bedrijven, voor Nederlandse kentekens met een maximaal toegestaan gewicht (laadvermogen plus leeg gewicht) van meer dan 3,5 ton, verkeer- en vervoersgegevens in.
De doelpopulatie omvat alle Nederlandse bedrijfsvoertuigen. De informatie komt uit het register van de Rijksdienst wegverkeer (RDW). Een aantal categorieën voertuigen, waaronder militaire voertuigen, landbouwvoertuigen en bedrijfsvoertuigen ouder dan 25 jaar, vallen buiten het onderzoek. De statistische eenheden zijn Nederlandse bedrijfsvoertuigen met een maximaal toegestaan gewicht van meer dan 3,5 ton. Het gaat hierbij om bijna 39 duizend steekproefkentekens per jaar op een populatie van bijna 135 duizend kentekens, zie tabel 2.1.1 en 2.1.2.
2.1.1Populatie Nederlands bedrijfsvoertuigenpark (boven 2 ton laadvermogen) per kwartaal, 2019
| Q1 | Q2 | Q3 | Q4 | Jaar gemiddelde | |
|---|---|---|---|---|---|
| Populatie | |||||
| Eigen vervoer | 60 754 | 60 801 | 65 376 | 65 563 | 63 124 |
| Beroepsvervoer | 70 094 | 70 490 | 73 068 | 72 510 | 71 541 |
| Totaal | 130 848 | 131 291 | 138 444 | 138 073 | 134 664 |
2.1.2Steekproef Nederlands bedrijfsvoertuigenpark (boven 2 ton laadvermogen) per kwartaal, 2019
| Q1 | Q2 | Q3 | Q4 | Totaal | |
|---|---|---|---|---|---|
| Vervoersoort | |||||
| Eigen vervoer | 4 070 | 4 097 | 4 369 | 4 559 | 17 095 |
| Beroepsvervoer | 6 402 | 4 968 | 5 233 | 5 210 | 21 813 |
| Totaal | 10 472 | 9 065 | 9 602 | 9 769 | 38 908 |
De trekkingskans van het Nederlandse bedrijfsvoertuigenpark is steekproefstratum afhankelijk. Gemiddeld is deze kans ruim 33 procent. De steekproefstrata (in totaal 74) zijn vastgesteld op basis van branche (SBI), bouwjaar van het voertuig, laadvermogen van het voertuig en het type voertuig (vrachtauto, trekker, speciaal voertuig) en sinds 2013 de grootte van het wagenpark (zie ook 2.1.1 Verschillen steekproefmethodologie grote vrachtauto’s 2019 (en die van 2014–2018) met 2011). De respons wordt opgehoogd met de ‘ophoogfactor’ (x 13 weken x (populatie/respons)). Op de volgende pagina wordt voor één stratum een voorbeeld gegeven van hoe de ophoging in zijn werk gaat.
Voorbeeld ophoging stratum
In het stratum met de volgende kenmerken:
- Beroepsvervoer
- Laadvermogenklasse tussen 3,5 ton en 15 ton
- Leeftijd: jonger dan 5 jaar
- Type voertuig: vrachtauto
- Kentekens behoren tot een wagenpark >30 kentekens
was er in het eerste kwartaal 2014 sprake van een populatie 1 882 en een respons van 157 (uit een steekproef van 200). De ophoogfactor naar het kwartaal wordt als volgt berekend:
(1 882/157) * 13 (weken) = 155,8
Verschillen steekproefmethodologie grote vrachtauto’s tussen 2019 (en ook die van 2014–2018) met 2011
Vanaf het statistiekjaar 2013 heeft CBS veranderingen doorgevoerd in de gehanteerde steekproefmethodologie. In onderstaande paragrafen worden deze veranderingen beschreven, omdat deze ook gevolgen hebben voor de volgtijdelijke vergelijkbaarheid tussen de statistiekjaren 2011 (basisbestandjaar) met de statistiekjaren 2014–2019 (nieuwe basisbestand jaren, met gelijke steekproefmethodologie).
Steekproefomvang
De steekproefomvang is in de jaren 2014–2019 ten opzichte van 2011 aanzienlijk lager. Er is bijna een derde minder steekproefkentekens uitgevraagd. Dit is gebeurd in het kader van een administratief lastendrukverlichtingsprogramma binnen CBS (zie kader Showcase wegvervoer). Ook was het sinds 2013 mogelijk om door verbeterde koppelingen tussen kentekengegevens en bedrijfsgegevens de kentekens behorende tot particulieren eruit te filteren (ongeveer 2,5 procent van de totale populatie), zowel uit de populatie als uit de steeproef. Kentekens van particulieren behoren namelijk niet tot de doelpopulatie binnen de verordening voor Eurostat (Europese Commissie, 2010). Een methodologisch intern CBS-onderzoek heeft uitgewezen dat de verlaging van de steekproef een beperkte invloed had op de steekproefmarges.
Respons
Tegenover de steekproefdaling staat een aanzienlijk hogere respons. Deze is toegenomen van 2011 met ruim 18 procentpunt naar 91 procent in 2019.
Kwaliteit data
Ook de kwaliteit van de respons is flink verbeterd. Er is minder stilstand van het voertuig opgegeven (ook een vluchtcategorie in de vragenlijst) en er zijn meer ritten per kenteken gerapporteerd. Daarnaast is het voor bedrijven in de nieuwe, in 2013 geïntroduceerde, vragenlijst mogelijk om meer zendingen per rit (tot een maximum van 15 per dag) op te geven dan in 2011 toen er nog maximaal 4 zendingen per rit konden worden opgegeven. Voor bedrijven die via XML (rechtstreeks uit Transport Management Systemen) aanleveren worden vanaf 2013 alle opgegeven zendingen bij een rit verwerkt (ten opzichte van 2011 maximaal 4). Als resultaat telt het Basisbestand deelritten in 2019 ruim 586 duizend records (47 procent meer dan in 2011).
Spreiding
Een belangrijke wijziging bij de basisbestanden 2014–2019 ten opzichte van de basisbestanden 2011 heeft betrekking op de spreiding in de uitvraag. In 2011 werden bedrijven nog slechts 1 week per jaar (met al de getrokken steekproefkentekens) uitgevraagd. Dit leidde tot steekproeftoevalligheden in de cijfers omdat grote, in de statistiek dominante bedrijven, in niet representatieve weken werden getrokken. Bijvoorbeeld een groot bouwbedrijf in een periode van vorstverlet of bouwvak. In de periode 2014–2019 is deze voorwaarde voor bedrijven met een wagenpark groter dan 30 losgelaten. De kentekens van deze bedrijven zijn gespreid over het jaar uitgevraagd. Dit betreft ongeveer een derde van de kentekens. Dit heeft geleid tot een veel representatievere verdeling van het waargenomen goederenwegvervoer over het jaar.
Kader: Showcase wegvervoer
In het kader van een groot administratieve lastendrukverlichtingsprogramma binnen CBS is de uitvraag van het goederenwegvervoer als eerste statistiek (showcase) verbeterd. Samen met Transport Logistiek Nederland (TLN), de Organisatie voor Eigen vervoerders en de verladers (EVO) en 25 wegtransportbedrijven is er een nieuwe vragenlijst ontwikkeld die veel sneller is in te vullen en veel beter aansluit bij de dagelijkse praktijk bij transportbedrijven. Ook is de frequentie van de uitvraag aangepakt. Moesten grote transportbedrijven de gegevens van al hun kentekens voor 1 week per jaar binnen twee weken aanleveren, sinds 2013 kunnen ze dat gespreid over het jaar doen, waardoor het voor de bedrijven beter te plannen is. De lastendruk (gemeten in euro’s) is voor het bedrijfsleven in één jaar tijd met twee derde omlaag gebracht. Bedrijven zijn nu veel beter in staat de juiste (hoeveelheid) gegevens (gespreid) aan CBS te leveren, waardoor de kwaliteit van de statistiek van het wegvervoer aanzienlijk is verbeterd. Dit geldt ook voor de perceptie van het bedrijfsleven ten aanzien van de enquête. Stond de enquête voor aanvang van het project ‘showcase wegvervoer’ nog steevast in de administratieve ergernissen en lasten top 10 uitgebracht door de EVO en jaarlijks aangeboden aan de Tweede Kamer, inmiddels is de enquête als resultaat van het showcase-project daaruit verdwenen.
In tabel 2.1.3 zijn enkele uitkomsten van de steekproef weergeven van het jaar 2019. De percentages behorend bij ‘gereden’, ‘terreinwerk’, ‘niet gereden’ en ‘niet in bezit’ hebben betrekking op de 33 746 kentekens waarvan gegevens zijn ontvangen (Internet, XML en papier). De netto respons is het resultaat van de ontvangen respons (bruto respons) minus de categorie ‘niet in bezit’. Deze laatste categorie wordt buiten beschouwing gelaten (‘technische non-respons’).
2.1.3Steekproef Nederlands bedrijfsvoertuigenpark, 2019
| aantal respondenten | % van totale steekproef | % van respondenten | |
| Respons | 35 445 | 91 | |
| Non-respons | 3 463 | 9 | |
| Totale steekproef | 38 908 | ||
| Gereden | 25 762 | 66 | 73 |
| Niet gereden/terreinwerk | 6 763 | 17 | 19 |
| Niet in bezit | 2 920 | 8 | 8 |
| Netto respons steekproef | 32 525 | 84 |
Nederlandse bestelauto’s
Bedrijfsvoertuigen met een maximaal toegestaan gewicht van minder dan 3,5 ton (onder de 2 ton laadvermogen) vallen onder de noemer bestelauto’s. Bestelauto’s zijn in 2016 met een verbeterde vragenlijst en een hogere steekproef uitgevraagd. Het onderzoek, grotendeels gefinancierd door het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM)) is in 2018 nog een keer worden herhaald en verbeterd. In 2019 en 2020 is de vragenlijst voortgezet, maar nu gefinancierd vanuit de Topsector Logistiek. De vragenlijst is tot stand gekomen in samenwerking met de brancheorganisaties TLN en EVO. De laatste keer dat het onderzoek vóór 2016 is gehouden was in 2012.
Onderstaand de belangrijkste veranderingen in de waarneming waarop het basisbestand 2016 (vergeleken met de uitvraag van 2012) is samengesteld:
- Hogere steekproef (factor 4)
- Door verbeteringen in de uitvraag (ontmoedigen papier, verbeteringen in de vragenlijst) meer kentekens met ritten waarop het basisbestand is gebaseerd (8 224 in 2016, 1 670 in 2012; factor 5)
- Door betere afleiding meer deelritten (118 118 in 2016 en 19 800 in 2012; factor 6)
- In de vragenlijst is de categorie ‘bouw’ toegevoegd aan de categorieën ‘service’, ‘goederenvervoer’ en ‘post en koeriers’.
- In de vragenlijst wordt nu gevraagd naar het onderscheid van het vervoerd gewicht naar goederen en gereedschap (standaard op de bestelwagen). In 2012 werd alleen naar het totaal vervoerd gewicht gevraagd.
- In de vragenlijst wordt gevraagd naar de 5 belangrijkste plaatsen van rijden, in 2012 waren dat er 3.
- In de vragenlijst wordt bij alle categorieën naast het aantal ritten naar het aantal stops gevraagd.
Vanaf statistiekjaar 2018 is de uitvraag onder eigenaren van bestelauto’s, gebaseerd op de ervaringen van 2016 verder verbeterd op de volgende punten:
- Hogere steekproef beroepsvervoer
De steekproef onder steekproefstrata bij het beroepsvervoer is verhoogd. Aanleiding was dat Rijkswaterstaat extra interesse had in specifiek het post- en pakketvervoer. Het aandeel van het post- en pakketvervoer in het totale bestelautovervoer is echter klein, waardoor een goede geografische verdeling beperkt mogelijk was. Omdat het beroepsvervoer relatief (vergeleken met de categorieën bouw, service en goederenvervoer) een hoog aandeel heeft in het post- en pakketvervoer en de streekproef voor het beroepsvervoer en eigen vervoer apart is gestratificeerd, heeft het CBS de steekproeffracties voor de beroepsvervoerstrata vanaf statistiekjaar 2018 verhoogd.
- Verbeterde vermelding van de steekproefperiode in de vraagstelling
Vergeleken met de vrachtauto’s (steekproefperiode van 1 week) heeft de bestelauto-enquête een kortere enquêteperiode van 3 dagen. Veel bedrijven moesten in 2016 naast de vrachtauto-enquête ook de bestelauto-enquête invullen. Er waren aanwijzingen dat er bedrijven waren die gegevens over 1 week (in plaats van 3 dagen) invulden in de bestelauto-enquête. Dit ondanks dat op de brief en in de enquête (aan de zijkant van in het invulscherm) de specifieke dagen van de enquêteperiode stonden vermeld. Om deze reden heeft het CBS, gelijk bij de eerste vraag, de specifieke dagen van de enquêteperiode, nogmaals vermeld. Dit heeft als gevolg gehad dat er tussen 2016 en 2018 een trendbreuk (omlaag) heeft plaatsgevonden. Het CBS is nog bezig deze breuk te kwantificeren (op basis van kilometerstanden beschikbaar uit Nationale Autopas/RDW) en ook terug te leggen voor 2016.
- Extra vraagstelling naar type stop
Er zijn, naast de opdrachtgever voor het bestelauto-onderzoek, nog diverse andere gebruikers van de data over het bestelautovervoer. In een gebruikers-overleg georganiseerd door de opdrachtgever is nog expliciet de wens uitgesproken meer te weten over het type stop: ‘zakelijk adres’, ‘particulier adres’ en ‘afhaalpunt’. Dit in verband met de (toenemende) interneteconomie. Deze onderverdeling wordt nu uitgevraagd in de enquête. Voor wat betreft de categorieën bouw en service wordt gevraagd naar ‘bouwplaats’ in plaats van ‘afhaalpunt’. Deze informatie is niet opgenomen in het basisbestand.
- Toevoegen extra variabele lengte van bestelauto’s
Wel opgenomen, op verzoek van Rijkswaterstaat, is de variabele: lengte categorie opgenomen (Lengte_cat), met 2 categorieën >560 cm en ≤560 cm. De lengte van bestelauto’s is voor een beperkt deel gevuld (35 procent) in het RDW. Aan de hand van merkcode en voertuigtype is nog 55 procent opgezocht op diverse internetsites. Het restant is verdeeld aan de hand van Maximale Massa voertuig (hoge correlatie met de lengte van het voertuig), zie ook paragraaf 3.31.
- Uitvraag bij taxi busjes
De busjes van 9 personen (inclusief chauffeur) behoorden in 2016 nog niet tot de populatie waar de steekproef uit is getrokken. Deze zijn sinds 2018 wel toegevoegd. Eigenaren van deze (taxi)busjes hebben de enquête ingevuld en hierin vragen beantwoord, waarmee het aantal vervoerde personen en kilometers die de personen aflegden kunnen worden geschat. Deze zijn echter niet opgenomen in het basisbestand bestelauto’s, omdat deze data van het goederenvervoer bevat.
Uitkomsten onderzoek Significance
Rijkswaterstaat heeft Significance (Significance, 2019) gevraagd controles uit te voeren op het basisbestand bestelauto’s op een aantal aspecten: vulling van de variabelen, ruimtelijke vulling en spreiding, ritlengteverdelingen en totale omvang van het vereer. Uit alle analyses die Significance heeft gedaan blijkt dat het basisbestand bestelauto’s geschikt moet worden geacht voor gebruik binnen het project Basisprognoses 2021.
Geplande veranderingen voor 2020
Voor 2019 zijn de steekproeffracties en de vragenlijst niet aangepast, maar 2020 zijn de volgende veranderingen ingepland:
Op verzoek van Rijkswaterstaat zal nu ook bij de categorie ‘personenvervoer/privé’ worden gevraagd naar de belangrijkste plaatsen van rijden (maximaal 5).
Daarnaast wordt, op verzoek van de opdrachtgever (Connekt/Topsector Logistiek) en diverse gebruikers, een vraag toegevoegd waarbij de bedrijven per bestelauto voor de plaatsen van rijden, per plaats, moet aangeven of de bestelauto hierbij een bestemming heeft gehad in een in de ‘zones in en rond het stadscentrum, waar het betaald parkeren is (of parkeren met parkeerkaart of vergunning)’. Dit om in de toekomst te voldoen aan de informatiebehoefte rondom het vervoer in ‘zero-emission’ zones.
In tabel 2.1.4 en 2.1.5 wordt de populatie en steekproefomvang van bestelauto’s in 2019 weergegeven. Het responspercentage bij bestelauto’s was 42 procent (17 082 kentekens). Omdat er een deel is ingezet voor privédoeleinden of zakelijk personenvervoer, een deel niet heeft gereden gedurende de enquêteperiode en een deel van de voertuigen op het moment van aanschrijven niet meer bij de geregistreerde eigenaar in bezit was zijn er uiteindelijk 8 620 voertuigen met ritten opgenomen in de basisbestanden 2019.
2.1.4Populatie Nederlands bestelautopark per kwartaal, 2019
| Q1 | Q2 | Q3 | Q4 | Jaar gemiddelde | |
|---|---|---|---|---|---|
| 861 827 | 867 038 | 883 075 | 889 229 | 875 292 |
2.1.5Steekproef Nederlands bestelautopark per kwartaal, 2019
| Q1 | Q2 | Q3 | Q4 | Totaal | |
|---|---|---|---|---|---|
| 10 217 | 10 038 | 10 296 | 10 501 | 41 052 |
In paragraaf 2.2.2 wordt achtereenvolgens de uitgevraagde gegevens, de bepaling van het ritpatroon, toekennen ritafstand (beladen en leeg), verdeling van het vervoerd gewicht en de verdeling van de goederensoort beschreven.
Buitenlandse vervoerders
Naast Nederlandse voertuigen zijn ook buitenlandse voertuigen meegenomen in de basisbestanden. Statistische informatie over buitenlandse voertuigen wordt door andere statistische bureaus verzameld en op microniveau naar Eurostat verzonden. Deze informatie wordt vervolgens door Eurostat geaggregeerd terug geleverd aan de statistische bureaus van de lidstaten, de zogenaamde D-tabellen. D-tabellen bestaan om de nationale autoriteiten van andere lidstaten dan het rapporterende land in staat te stellen volledige statistieken over het wegvervoer in eigen land te produceren.
2.2Onderzoeksmethoden
Zowel de Nederlandse bedrijfsvoertuigen, de Nederlandse bestelauto’s als de buitenlandse vervoerders kennen een eigen onderscheidende onderzoeksmethode. Deze paragraaf beschrijft in hoofdlijnen de onderzoeksmethodiek die gehanteerd is bij de basisbestanden goederenwegvervoer 2019. Hierbij is een onderverdeling gemaakt tussen de Nederlandse bedrijfsvoertuigen met een laadvermogen van meer dan 2 ton (vrachtauto’s en trekkers), de Nederlandse bedrijfsvoertuigen met een laadvermogen tot 2 ton (bestelauto’s) en buitenlandse voertuigen.
Bedrijfsvoertuigen (boven 2 ton laadvermogen)
Berichtgevers van de bedrijfsvoertuigen met een laadvermogen boven twee ton kunnen de door CBS gevraagde gegevens aanleveren óf via een internetvragenlijst, óf via een XML-bericht (elektronisch aftappen van informatie uit het Transport Management Systeem van goederenwegvervoerders of andere systemen waarin ritgegevens zijn opgeslagen). Op verzoek is tevens een papieren versie van de vragenlijst beschikbaar. De berichtgevers zijn de eigenaren van de Nederlandse bedrijfsvoertuigen. Bij lease en verhuur wordt de gebruiker van het voertuig benaderd.
CBS controleert de ontvangen gegevens op plausibiliteit. Er vindt bijvoorbeeld een controle plaats op vervoerd gewicht in combinatie van het laadvermogen. CBS levert ook wegvervoerdata aan Eurostat die daar strenge eisen aan stelt. Als de data niet 100 procent voldoet aan deze eisen, zal Eurostat deze data ook niet accepteren (zie bijlage VIII voor een overzicht van deze eisen). In de handleiding van Eurostat (‘Road freight transport methodology’ (2011)) worden de richtlijnen validatie van (micro)data, maar ook ten aanzien van de methodologie en definities van variabelen uitvoerig beschreven. De ontvangen enquêtegegevens worden vervolgens opgehoogd naar het totale aantal voertuigen in de verslagperiode.
Naast enquêtegegevens worden de bestanden verrijkt door middel van het register van Rijksdienstwegverkeer (RDW) en classificatiegegevens (voor de goederen: NSTR en NST2007 en voor de geografische variabelen: NUTS). Ten slotte zijn een aantal variabelen, waarvoor geen enquête en/of registergegevens voor handen waren, (modelmatig) geschat. De extra inspanningen om te komen tot een zo gaaf mogelijk bestand worden uitgevoerd door ervaren medewerkers van het team wegvervoer. Op de volgende pagina volgt een algemene beschrijving hoe de variabelen tot stand zijn gekomen en hoe de drie bestanden (Ritten, deelritten en zendingen) met elkaar samenhangen. In hoofdstuk 3 wordt per variabele nog gedetailleerder ingegaan op hoe deze tot stand zijn gekomen (ook voor wat betreft de bestelauto’s en buitenlandse voertuigen). In bijlage X wordt hiervan een beknopt overzicht gepresenteerd.
Samenhang ritten – zendingen – deelritten bestand
Grofweg zijn de volgende typen variabelen te onderscheiden: periode-aanduiding, geografische (statistisch en dynamisch) en goederen classificaties, telvariabelen (oftewel de variabelen die beginnen met de letter O = Opgehoogd, zie paragraaf 2.1.2 voor een beschrijving van de ophoging), voertuigkenmerken, ritkenmerken en administratieve kenmerken. Zie tabel 2.2.1 voor een overzicht van deze variabelen.
2.2.1Typen variabelen basisbestanden
| Type variabele | Variabelen |
|---|---|
| Periode-aanduiding | Jaar, kwartaal, dag |
| Geografische classificatie (statisch: laden of lossen) | Land, Nuts, Gemeente, LMS, Smile, locatiekenmerk |
| Geografische classificatie (dynamisch) | Grensovergang, LMS-grensovergang, Transitoland, Richting |
| Goederensoortclassificaties | NST2007, NSTR, Verschijningsvorm, ADR, GEVI, Stofcategorie |
| Telvariabelen (opgehoogd = vermenigvuldigd met FAKTOR) | Laadvermogen, Vervoerd gewicht, Zeecontainers, Aantal ritten, Waarde, Afstand |
| Voertuigkenmerken | Euronorm, asconfiguratie, Laadvermogenklasse, Type voertuig, Nationaliteit |
| Ritkenmerken | Rittype, Aantal zendingen, Type vervoer |
| Administratieve kenmerken | Ophoogfactor en rit- zending- en deelritrecordnummers |
Op de vragenlijst wegvervoer worden de volgende gegevens per zending gevraagd:
- Laadlocatie (plaatsnaam en/of postcode)
- Loslocatie (plaatsnaam en/of postcode)
- Vervoerd gewicht
- Goederensoort
Op de vragenlijst wegvervoer worden bedrijven gevraagd de zendingen op te geven tot een maximum van 15 per dag. In tegenstelling tot de vorige vragenlijst op basis waarvan de basisbestanden 2011 zijn samengesteld hoeven bedrijven niet zelf aan te geven of de zendingen tot een bepaalde rit behoren. De vragenlijst is samen met brancheorganisaties en transportbedrijven ontwikkeld (zie 2.1.1 Showcase wegvervoer) en in dat project is gebleken dat bedrijven in de praktijk andere ritdefinities hanteren dan zoals gehanteerd door Eurostat (zie definities beladen en lege rit in de begrippenlijst). In plaats daarvan dienen bedrijven vóór laden en/of na lossen aan te geven of het voertuig leeg is. Vóórdat bedrijven per dag (van de steekproefperiode) de zendingen dienen op te geven wordt er eerst de volgende stuurvraag gesteld:
Voor welk soort vervoer werd het voertuig gedurende de enquête gebruikt? Bedrijven kunnen dan zelf aangeven of ze het voertuigen hebben ingezet voor:
- Één laadlocatie, meerdere loslocaties (verspreiden, distribueren)
- Één loslocatie, meerdere laadlocaties (verzamelen, ophalen)
- Één laadlocatie, één loslocatie ((less than) Full Truck Load FTL/LTL)
- Combinatie van bovenstaande
Voertuigen worden namelijk gedurende de enquête vaak voor één soort vervoer gebruikt (of voor distributie, of voor ophalen (groupage) of voor éénzendingsritten (FTL/LTL)). Als het bedrijf voor een bepaald kenteken optie 1 heeft gekozen, dan hoeft vervolgens alleen na de opgegeven loslocatie te worden aangegeven of het voertuig leeg is. Kiest het bedrijf voor optie 2 dan hoeft het bedrijf alleen vóór laden op te geven of het voertuig leeg is. Kiest het bedrijf voor optie 3 dan hoeft het bedrijf niet aan te geven of het voertuig leeg is; elke zending is dan een rit. Kiest het bedrijf voor optie 4 dan dient het bedrijf zowel vóór laden als ná lossen aan te geven of het voertuig leeg is. In geval van het vervoer van zeecontainers wordt nog extra informatie gevraagd (namelijk type container, containernummer en of de container leeg of beladen is). Deze informatie is van belang om het gewicht van de zeecontainer te bepalen. Ook het vervoer van een lege zeecontainer betreft een beladen rit. Om in het zendingsscherm van zeecontainers te komen worden bedrijven in een eerder stadium op de vragenlijst de vraag gesteld (eerst op wagenparkniveau en vervolgens op kentekenniveau) of er sprake is van het vervoer met zeecontainers.
Zie bijlage XI voor printscreens van de zendingschermen uit de internetvragenlijst. Op basis van de toestand van het voertuig (leeg-beladen vóór laden of ná lossen wordt bepaald of zendingen behoren tot een rit.
Afleiding van vertrekplaats, aankomstplaats en afstand van een rit
De opgegeven zendingen worden door het bedrijf vaak niet volgtijdelijk opgegeven en kunnen elkaar overlappen. Bijvoorbeeld een rit van Heerlen naar Eindhoven kan de volgende twee zendingen bevatten:
Zending 1: Heerlen – Eindhoven
Zending 2: Roermond – Weert
Het waarschijnlijke ritpatroon is in dit geval:
Van Heerlen naar Roermond, van Roermond naar Weert en van Weert naar Eindhoven. De eindbestemming van de rit is Eindhoven, terwijl de laatst opgegeven locatie Weert is.
Het basisprincipe voor het bepalen van de vertrekplaats en aankomstplaats van de rit is als volgt:
De eerst opgegeven laadplaats wordt gelijkgesteld aan de vertrekplaats van de rit. Vervolgens worden alle opgegeven laad- en loslocaties gesorteerd op basis van lengte- en breedtegraad. De locatie die het dichts bij de eerst opgegeven laadplaats ligt wordt de locatie die als tweede wordt aangedaan en de locatie die het verst af ligt wordt de locatie die als laatste wordt aangedaan. Deze locatie betreft dan meteen de aankomstplaats van de rit. De afstand tussen alle locaties wordt afgeleid op basis van routeplanningssoftware (optimale route) en de som daarvan is de ritafstand. In geval van ritten die in een boog lopen (bij distributie en groupage) wordt ook rekening gehouden met de richting (heen en terug).
De route-informatie wordt niet weggeschreven in een database van CBS en deze data wordt dan ook verder niet gebruikt voor de afleiding van de deelritten. De deelritafleidingsmethode wordt beschreven in de volgende paragraaf.
Afleiding deelritten basisbestanden
Het deelrittenbestand beschrijft de afgelegde route op hoofdlijnen en bevat de delen van een rit tussen laad- en/of loslocaties van de vervoerde zendingen. De informatie over de vervoerde goederen betreft alle zendingen die op dat deel van de rit vervoerd worden. Een rit van Rotterdam naar Amsterdam, met een zending van Rotterdam naar Gouda, zal een andere route volgen dan een rit van Rotterdam naar Amsterdam met één lading. Om inzicht te krijgen in de gereden routes, worden voor alle zendingen deelritten bepaald.
We onderscheiden 3 soorten ritten:
- Distributieritten
- Groupageritten
- Overige ritten (Groupage- en distributieritten)
Voor definities van een zending, deelrit, distributierit, groupagerit en distributie- en groupagerit zie de begrippenlijst achteraan deze rapportage.
In figuur 2.2.2 staat de grafische weergave van de bepaling van deelritten bij de 3 soorten ritten.

- Distributieritten
De herkomsten van alle zendingen zijn hetzelfde. Dit is een veel voorkomende situatie, waarbij ook vaak de zendingafstand oplopend is. Met andere woorden, de zendingafstand van de eerste zending is kleiner dan de zendingafstand van de tweede zending , etc. In het geval van een rit van A naar B en een zending van A naar C zijn derhalve de volgende deelritten geconstrueerd: de eerste deelrit van A naar B en de tweede deelrit van B naar C. In het geval dat de afstanden niet oplopend waren, zijn de records eerst op oplopende afstand gesorteerd en zijn vervolgens de deelritten geconstrueerd. Voorbeeld van een distributierit:
Voor sortering
Zending 1 50 km
Zending 2 10 km
Zending 3 100 km
Na sortering
Zending 1 wordt zending 2
Zending 2 wordt zending 1
Zending 3 wordt zending 3
Deelritafleiding:
Deelrit 1 Laadplaats zending 1 –Losplaats zending 1
Deelrit 2 Losplaats zending 1 – Losplaats zending 2
Deelrit 3 Losplaats zending 2 – Losplaats zending 3
- Groupageritten
De bestemmingen van alle zendingen zijn hetzelfde. Vaak is de zendingafstand aflopend, dus de afstand van de eerste zending is groter dan de afstand van de tweede zending etc. In het geval van een rit van A naar B en een zending van C naar B, zijn derhalve de volgende deelritten geconstrueerd: van A naar C en van C naar B. In het geval dat de afstanden niet aflopend waren, zijn de records eerst op aflopende afstand gesorteerd, waarna de deelritten geconstrueerd zijn. Voorbeeld van een groupagerit:
Voor sortering
Zending 1 50 km
Zending 2 10 km
Zending 3 100 km
Na sortering
Zending 1 wordt zending 2
Zending 2 wordt zending 3
Zending 3 wordt zending 1
Deelritafleiding:
Deelrit 1 Laadplaats zending 1 –Laadplaats zending 2
Deelrit 2 Laadplaats zending 2 – Laadplaats zending 3
Deelrit 3 Laadplaats zending 3 – Losplaats zending 3
- Overige ritten
Dit is een restcategorie, waarbij herkomsten en bestemmingen van de zendingen allebei verschillend zijn. Een voorbeeld hiervan is een eerste van A naar B en een tweede zending van C naar D. Voor deze restcategorie geldt dat de zendingsafstanden eerst aflopend naar zendingsafstand worden gesorteerd, dat vervolgens een ritpatroon wordt afgeleid, waarbij eerst alle goederen worden geladen, en daarna successievelijk gelost. Voorbeeld van een ‘overige rit’:
Voor sortering
Zending 1 = 50 km
Zending 2 = 10 km
Zending 3 = 100 km
Na sortering
Zending 1 wordt Zending 2
Zending 2 wordt Zending 3
Zending 3 wordt Zending 1
Deelritafleiding:
Deelrit 1 Laadplaats z1 –Laadplaats z2
Deelrit 2 Laadplaats z2 – Laadplaats z3
Deelrit 3 Laadplaats z3 – Losplaats z3
Deelrit 4 Losplaats z3 – Losplaats z2
Deelrit 5 Losplaats z2 – Losplaats z1
De goederensoort is bij deelritten als volgt bepaald: indien er 2 of meer zendingen behoren bij 1 rit, is voor de deelrit de NSTR aangehouden van de goederen met het grootste gewicht. Als voorbeeld een rit met 2 zendingen waarbij 10 ton zand en 5 ton cement wordt vervoerd. De eerste zending is het afleveren van cement. Voor deze deelrit wordt dus de NSTR van zand gebruikt voor de totale vracht van 15 ton.
De zendingsafstanden tussen in de wegvervoerenquête opgegeven laad- en loslocaties worden afgeleid op basis van routeplanningssoftware. De routeplanningssoftware gaat uit van optimale afstanden tussen de locaties. Deze optimale afstanden worden jaarlijks geactualiseerd. Bij éénzendingsritten en rondritten is de zendingsafstand gelijk aan de ritafstand. Bij meerzendingsritten ligt de som van alle zendingsafstanden per definitie hoger dan de ritafstand van het voertuig. Bij de deelritten is de afstand tussen de verschillende laad- en losplaatsen de werkelijk gereden afstand. De som van de deelritafstanden is daarom wel gelijk aan de totale ritafstand van het voertuig.
In 2011 was het voor een bedrijf slechts mogelijk om maximaal 4 zendingen per rit op te geven. Ook voor bedrijven die via XML aanleveren gold dat er maximaal 4 zendingen werden verwerkt (indien er bij XML meer zendingen werden aangeleverd, werd het gegroepeerd tot een rondrit). Vanaf 2013 is het voor bedrijven mogelijk om meer zendingen op te geven, via de enquête tot een maximum van 15 per dag en bij XML zelfs ongelimiteerd. Het aantal deelritten is daarom toegenomen van 400 duizend tot 540 duizend. Werd een distributierit binnen bijvoorbeeld een bepaald gebied in 2011 vaak nog een rondrit (met dus slechts 1 zending), nu kunnen binnen dat gebied diverse deelritten worden afgeleid. Indien de plaats-postcode combinatie bij laden gelijk is aan de plaats-postcode combinatie bij lossen bij de categorie ‘overige ritten’ toch deelritten aangemaakt. Omdat er in deze gevallen geen afstand kan worden afgeleid (de laadlocatie is immers gelijk aan de loslocatie) betreft de deelritafstand standaard 5 kilometer bij Nederlandse plaatsen en 10 kilometer buitenlandse plaatsen. Dit onder de aanname dat de kans groter is dat binnen Nederland in kleinere plaatsen wordt gereden dan buiten Nederland. Indien zowel alle laadplaatsen hetzelfde zijn en alle losplaatsen worden deze zendingen gegroepeerd tot één deelrit.
Afleiding lege ritten
Omdat de variabelen lege ritten en afstand van lege ritten geen verplichte variabelen voor Eurostat betreffen en om lastendrukverlichting voor het bedrijfsleven te bereiken worden lege ritten vanaf 2010 niet meer uitgevraagd. Ze worden afgeleid tussen de aankomstplaats van de rit en de vertrekplaats van de volgende rit. De afstand wordt bepaald op basis van externe routeplanningssoftware (Locatienet).
Indien de eerste rit op een dag op minder dan 120 km vanaf de standplaats start zal een lege aanrijrit worden aangemaakt (parameter gebaseerd op een aanname op basis van analyses van experts uit de periode dat lege ritten nog werden uitgevraagd. Indien deze afstand groter is (dit betreft dus een aanname)kan niet met zekerheid worden gezegd of er geen lege of beladen rit volgt na de laatste rit in de week vóór de enquêteweek).
Indien de laatste rit op een dag minder dan 120 km vanaf de standplaats eindigt zal een lege terugrijrit worden aangemaakt. Indien deze afstand groter is is (ook dit betreft een aanname), kan niet met zekerheid worden gezegd of er geen lege of beladen rit volgt na de laatste rit in de week voor de enquêteweek).
Ook aan het eind van de dag kan er een terugrijrit worden aangemaakt (en vervolgens ook een aanrijrit de dag erna). Het voertuig gaat alleen leeg terug naar de standplaats aan het einde van de dag wanneer de afstand (B) tussen de Aankomstplaats van de laatste rit van de dag en de Standplaats samen met de afstand (C) tussen de Standplaats en de RitVertrekplaats van de volgende dag minder dan 120 km langer is dan de afstand (A) tussen de aankomstplaats van de laatste rit van de dag vertrekplaats van de eerste rit van de volgende dag.

Algemene beschrijving variabelen basisbestand
Nu volgt een algemene beschrijving van de variabelen uit het basisbestand en de bepaling van die variabelen voor wat betreft bedrijfsvoertuigen boven 2 ton laadvermogen. Voor meer detailinformatie per variabele en controletellingen, grafieken en kaarten, zie hoofdstuk 3.
Periode aanduiding
De variabelen jaar, kwartaal en dag worden bepaald uit steekproefdata. De enquête wordt immers in een bepaalde week van het jaar bij bedrijven uitgezet en bedrijven dienen per dag vervoersgegevens in te vullen.
Geografische classificatie (statisch: laden of lossen)
Bedrijven dienen per dag, per zending de laadlocatie en de loslocatie op te geven. Ze kunnen hierbij de plaatsnaam en/of postcode opgeven. Aan de hand van een externe geocodeerservice (Locatienet) wordt de opgegeven locatie terug herleid naar een lengte- en breedtegraad. Op het moment dat de geocodeerservice een opgegeven locatie niet herkend (bijvoorbeeld op het moment dat fouten in de opgave zitten), dan wordt deze locatie handmatig gecorrigeerd. Als een locatie is gegeocodeerd dan wordt ook een landcode teruggegeven en indien de plaatsnaam (of de postcode) niet is opgegeven, wordt de postcode (plaatsnaam)teruggegeven. Vanuit Eurostat worden jaarlijks ‘shapes’ (een vector bestand) beschikbaar gesteld per NUTS3. Voor het bepalen van de NUTS wordt de lengte- en breedtegraad geconfronteerd met deze shapes. De SMILE-zone wordt bepaald aan de hand van een koppeltabel op NUTS3 niveau. Deze koppeltabel is door Rijkswaterstaat aangeleverd (zie bijlage IV). De LMS-zone en gemeente worden bepaald op basis van een eveneens door Rijkswaterstaat aangeleverde koppeltabel (plaatsnaam-gemeentecode-postcode-LMS-zone). Indien er geen postcode bekend is kan er meestal ook geen directe koppeling met LMS-zone worden gelegd (ongeveer 50 procent van de gevallen). In dat geval wordt de LMS modelmatig bepaald op basis van het NRM-bestand (arbeidsplaatsen/aantal inwoners), zie voor deze modelmatige afleiding paragraaf 3.1. De variabele: locatiekenmerk werd in het verleden (2004) nog wel gevuld en uitgevraagd in de wegvervoerenquête, maar de kwaliteit van deze variabele was voor de basisbestanden 2011 onvoldoende en sinds 2013 is de vraag naar locatiekenmerk in de wegvervoerenquête komen te vervallen. De variabele die het type locatie beschrijft (o.a. distributie-groothandel, industrie, zeehaven, spoorterminal, binnenvaartterminal) is wel nog als variabele in de bestanden opgenomen, maar de vulling van deze variabele is volledig leeg (NULL).
Geografische classificatie (dynamisch)
De variabelen grensovergang, transitoland en richting worden bepaald op basis van de laadloscombinatie. Voor een gedetailleerde beschrijving van de totstandkoming van deze variabelen, zie hoofdstuk 3.
Goederensoortclassificaties
De variabelen NST2007, NSTR, Verschijningsvorm, ADR-klasse, GEVI en Stofcategorie zijn gekoppeld aan de goederensoort en ook aan de zending. Per (deel)rit kunnen er immers meerdere zendingen met verschillende goederensoortclassificaties zijn. Per (deel)rit is er in het basisbestand echter maar 1 record beschikbaar, dus zal er een keuze moeten worden gemaakt welke goederensoortclassificatie wordt gehanteerd. Dit is altijd de goederensoortclassificatie behorende tot de zending met het meeste vervoerd gewicht. De goederensoort kunnen bedrijven opgeven in de enquête (of in het XML-bericht). Via een goederencodeermodule die CBS in eigen beheer heeft worden goederensoorten bewerkt en wordt er via een koppellijst een NST2007, een NSTR, een ADR-klasse en een VN-nummer aan gekoppeld. Indien de goederensoort niet door de codeermodule wordt herkend (bijvoorbeeld als er een fout in de opgave zit), dan wordt de goederensoort handmatig gaafgemaakt. In geval van gevaarlijke stoffen wordt bedrijven gevraagd in de enquête het VN-nummer op te geven. Aan de hand van de koppellijst wordt vervolgens ook de Goederensoort, NSTR en NST2007 bepaald. Aan de hand van het VN-nummer kan ook via een koppellijst de GEVI worden bepaald. En aan de hand van het VN-nummer in combinatie met de GEVI kan via een koppellijst de Stofcategorie worden bepaald.
Telvariabelen
Alle variabelen in de basisbestanden die beginnen met een O betreffen de zogenaamde telvariabelen. Het zijn variabelen die bijvoorbeeld gesommeerd of gemiddeld kunnen worden. De som van het OBPGEW in het zendingen bestand (680 miljoen ton) betreft het totaal vervoerd gewicht door Nederlandse voertuigen in 2018. De O staat voor opgehoogd. De statistieken voor het goederenwegvervoer zijn immers gebaseerd op een steekproef en om uitspraken te doen over de hele populatie zal de responsdata moeten worden opgehoogd. Hoe de ophoging in zijn werk gaat wordt beschreven in paragraaf 2.1.1. Een aantal variabelen zijn samengesteld (vermenigvuldigd met afstand): tonkm, teukm en laadvermogenkm. Van de afstand gerelateerde variabelen is zowel het totaal opgenomen als de afstand over Nederlands grondgebied. De afstand op Nederlands grondgebied wordt vastgesteld aan de hand van routeplannings-software.
Voertuigkenmerken
De variabelen euronorm, asconfiguratie, laadvermogenklasse en voertuigtype zijn gebaseerd op het RDW. De nationaliteit van het voertuig is in het ritten-zendingen-deelritten bestand standaard Nederlands. Elk EU-land levert namelijk alleen voor in dat land geregistreerde kentekens gegevens aan Eurostat. In het geval dat het RDW geen volledige informatie geeft (voor de euronorm heeft de RDW geen volledige dekking en de bij asconfiguratie en laadvermogenklasse is ook bepalend hoe het voertuig daadwerkelijk op de weg is ingezet) zijn modelmatige afleidingen gebruikt (zie hoofdstuk 3).
Ritkenmerken
Het rittype en het aantal zendingen per rit worden bepaald aan de hand van opgegeven zendingen en het toestand van het voertuig vóór laden en na lossen (beladen/leeg). Hoe dit gebeurt, is eerder in dit hoofdstuk beschreven. Het soort vervoer (beroepsvervoer of eigen vervoer) is ook een ritkenmerk en dus niet een bedrijfskenmerk. Per bedrijf is weliswaar bekend tot welke branche het bedrijf behoort (dus ook de branche van het beroepsgoederenvervoer), maar een bedrijf behorende tot het eigen vervoer (bijvoorbeeld een groothandel) kan toch een rit tegen betaling voor derden verrichten. In dat geval behoort de rit toch tot het beroepsvervoer. Bedrijven kunnen op de enquête aangeven of de voertuigen gedurende de enquêteperiode zijn ingezet voor alleen beroepsvervoer, alleen eigen vervoer of voor beiden. In geval dat kentekens zijn ingezet voor zowel beroepsvervoer als eigen vervoer dan dienen ze dit in de enquête voor elke dag te specificeren. Indien ze zelfs op een dag aangeven zowel beroepsvervoer als eigen vervoer te hebben verricht, dan betreft elke eerste rit beroepsvervoer en elke tweede rit eigen vervoer.
Administratieve kenmerken
Elk record in het basisbestand bevat ook een ophoogfactor (veld ‘FAKTOR). Door onopgehoogde waardes (op basis van respons) te vermenigvuldigen met de ophoogfactor worden de telvariabelen (die gelden voor de populatie) bepaald. Elk bestand heeft ook een ritrecordnummer. In het deelritten- en zendingenbestand zijn ook de ritrecordnummers opgenomen, zodat per rit ook de bijbehorende deelritten (deelritrecordnummers) of het bijbehorende zendingen (zendingrecordnummer) te achterhalen zijn. In het deelrittenbestand zijn per deelrit ook de twee zendingrecordnummers opgenomen waaruit de deelrit is opgebouwd.
Trendbreuk in 2013
Door de nieuwe wegvervoerenquête en uitvraagstrategie krijgt CBS sinds 2013 meer en betere informatie binnen over het wegvervoer. Het percentage stilstand en terreinwerk percentage is lager en het aantal ritten per kenteken is hoger. Vooral omdat in de oude vragenlijst bedrijven gegevens van meerdere ritten en zendingen in één rondrit stopten gingen veel gegevens verloren (zie ook kader 3.8.2). De verbeterde waarneming heeft geleid tot een opwaartse trendbreuk. De trendbreuk is in kaart gebracht via structurele tijdreeksanalyse waarbij gebruik is gemaakt van hulpinformatie waar geen sprake is geweest van een verandering in methoden en/of waarneming die hebben geleid tot een trendbreuk. De hulpinformatie betroffen tijdreeksen van volume-ontwikkelingen van de Nationale rekeningen (voor wat betreft wegvervoer relevante branches) en van de Internationale handel. Deze reeksen hadden namelijk een hoge correlatie met de reeksen van het wegvervoer.
Op het vervoerd gewicht was er een trendbreuk op het totale vervoer van ruim 19 procent. Op de totale afstand was geen significante trendbreuk (binnen de ruis van het tijdreeksmodel). Bedrijven gaven namelijk in 2011 wel nog de totale kilometers op bij een rondrit. Er was echter wel sprake van een verschuiving van binnenlands naar internationaal en van beladen naar leeg. Zie het overzicht van de trendbreuken in tabel 2.2.4. Bij rondritten wordt namelijk veelal één (binnenlandse) laadplaats opgegeven die gelijk is aan de losplaats en de afstand van rit werd volledig aan de beladen afstand toegekend, terwijl het voertuig in werkelijkheid meerdere grensoverschrijdende beladen en/of lege (terug)ritten kan hebben gemaakt.
In tabel 2.2.4 wordt de hoogte van de trendbreuken getoond.
2.2.4Significante Trendbreuken wegvervoer sinds 2013
| Afstand | Gewicht | Ritten | |
|---|---|---|---|
| % | |||
| Stroom | |||
| Totaal | . | 19 | 15 |
| Binnenlands | -1 | 18 | 17 |
| Bilateraal | 13 | 25 | 4 |
| Beladen | -1 | . | 6 |
| Leeg | 30 | . | 32 |
CBS heeft vanaf 2010 op microniveau correcties doorgevoerd om de trendbreuk te repareren en deze verbeterde data zijn inmiddels opnieuw geleverd aan Eurostat.
Bestelauto’s
In deze paragraaf worden de methoden uiteengezet die zijn gebruikt om van de gegevens in 2019 uitgevraagd bij bedrijven over bestelauto’s te komen tot het basisbestand 2019. Achtereenvolgens zullen worden beschreven: de uitgevraagde gegevens, de bepaling van het ritpatroon, toekennen ritafstand (beladen en leeg), verdeling van het vervoerd gewicht en de verdeling van de goederensoort.
Uitgevraagde gegevens
De volgende gegevens worden bij bedrijven met bestelauto’s uitgevraagd gedurende de enquêteperiode (= 3 dagen):
- Categorie (bouw, service, post- en koeriersdienst, goederenvervoer)
- Aantal ritten
- Aantal stops (aangedane adressen)
- Standplaats
- Belangrijkste plaatsen van rijden (max. 5)
- Gemiddeld gewicht gedurende den enquêteperiode(bij bouw en serviceauto’s), totaal gewicht per dag bij (post- koeriers en goederenvervoer)
- % gewicht goederen en % gewicht gereedschap (bij bouw en service)
- Km totaal gedurende de enquêteperiode (km-standen)
- Km leeg (alleen bij post- en koeriersdienst en goederenvervoer; bij de categorieën bouw en service wordt er niet naar lege kilometers gevraagd omdat er vanuit wordt gegaan dat er minimaal gereedschap in de laadruimte ligt.)
- Km buitenland
Bepaling ritpatroon
Er zijn dus minimaal 1 en maximaal 6 (standplaats en 5 belangrijkste plaatsen van rijden) plaatsen bekend. Op basis van deze locaties worden ritten afgeleid. Omdat bedrijven niet het exacte ritpatroon hoeven op te geven zijn er bepaalde aannames en keuzes gemaakt. Het opgegeven vervoerd gewicht en kilometers (beladen en leeg) zijn wel uitgevraagd.
Bij de categorie goederenvervoer is aan bedrijven gevraagd in de vragenlijst het aantal beladen ritten op te geven conform Eurostat-definitie (zie ‘beladen rit’ in de begrippenlijst). Bij de categorieën service, bouw en post- en koeriersdiensten, staat een rit voor het aantal keer dat het voertuig terugkeert op de standplaats.
Er wordt uitgegaan van 4 ritpatronen:
- Aantal opgegeven ritten ≥aantal opgegeven plaatsen, geen lege kilometers
- Aantal opgegeven ritten ≥aantal opgegeven plaatsen, wel lege kilometers
- Aantal opgegeven ritten
- Aantal opgegeven ritten
- Aantal opgegeven ritten
Onderstaand wordt de vier ritpatronen aan de hand van voorbeelden uitgewerkt. In de onderstaande voorbeelden wordt uitgegaan van de volgende plaatsen:
Standplaats = Heerlen
Belangrijkste gemeente van rijden 1 = Heerlen
Belangrijkste gemeente van rijden 2 = Maastricht
Belangrijkste gemeente van rijden 3 = Sittard
R = Rit
D = Deelrit
Beladen = Met zending
Leeg = Zonder zending
Bij de categorieën service en bouw worden er geen lege ritten bepaald, omdat er vanuit wordt gegaan dat er minimaal gereedschap in de laadruimte ligt.
Patroon 1: Aantal opgegeven ritten ≥ aantal opgegeven plaatsen, geen lege kilometers
Van elke rit worden er 2 deelritten (=D) gemaakt (een deelrit heen van de standplaats naar de belangrijkste plaats van rijden) en een deelrit terug (van de belangrijkste plaats van rijden naar de standplaats).
Aantal opgegeven ritten (=R) = 5
| R1 en D1: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R1 en D2: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R2 en D1: | Heerlen – Maastricht (beladen) |
| R2 en D2: | Maastricht – Heerlen (beladen) |
| R3 en D1: | Heerlen –Sittard (beladen) |
| R3 en D2: | Sittard – Heerlen (beladen) |
| R4 en D1: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R4 en D2: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R5 en D1: | Heerlen – Maastricht (beladen) |
| R5 en D2: | Maastricht – Heerlen (beladen) |
Patroon 2: Aantal opgegeven ritten ≥ aantal opgegeven plaatsen, wel lege kilometers
Van elke rit worden er 2 ritten (=R) gemaakt, namelijk de rit heen, van de standplaats naar de belangrijkste plaats van rijden en een aparte rit terug (van de belangrijkste plaats van rijden naar de standplaats).
Aantal opgegeven ritten (=R) = 5
| R1 en D1: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R2 en D1: | Heerlen – Heerlen (leeg) |
| R3 en D1: | Heerlen – Maastricht (beladen) |
| R4 en D1: | Maastricht – Heerlen (leeg) |
| R5 en D1: | Heerlen –Sittard (beladen) |
| R6 en D1: | Sittard – Heerlen (leeg) |
| R7 en D1: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R8 en D1: | Heerlen – Heerlen (leeg) |
| R9 en D1: | Heerlen – Maastricht (beladen) |
| R10 en D1: | Maastricht – Heerlen (leeg) |
Patroon 3: Aantal opgegeven ritten < aantal opgegeven plaatsen, geen lege kilometers
Van elke rit wordt een rondrit gemaakt langs alle opgegeven plaatsen. Uiteindelijk eindigt de rit weer bij de standplaats. In het basisbestand 2015 zijn er geen rondritten gemaakt (alleen heen- en terugritten).
Aantal opgegeven ritten (=R) = 2
| R1 en D1: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R1 en D2: | Heerlen – Maastricht (beladen) |
| R1 en D3: | Maastricht – Sittard (beladen) |
| R1 en D4: | Sittard – Heerlen (beladen) |
| R2 en D1: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R2 en D2: | Heerlen – Maastricht (beladen) |
| R2 en D3: | Maastricht – Sittard (beladen) |
| R2 en D4: | Sittard – Heerlen (beladen) |
Patroon 4: Aantal opgegeven ritten < aantal opgegeven plaatsen, wel lege kilometers
Van elke rit wordt een rondrit gemaakt langs alle opgegeven plaatsen. De beladen rit eindigt bij de laatst opgegeven plaats van rijden. Daarna volgt een nieuwe lege rit van de laatst opgegeven plaats van rijden naar de standplaats.
| R1 en D1: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R1 en D2: | Heerlen – Maastricht (beladen) |
| R1 en D3: | Maastricht – Sittard (beladen) |
| R2 en D1: | Sittard – Heerlen (leeg) |
| R3 en D1: | Heerlen – Heerlen (beladen) |
| R3 en D2: | Heerlen – Maastricht (beladen) |
| R3 en D3: | Maastricht – Sittard (beladen) |
| R4 en D1: | Sittard – Heerlen (leeg) |
Bepalen ritafstand
Bedrijven geven op hoeveel kilometers de bestelauto gedurende de gehele enquêteperiode rijdt (op basis van kilometerstanden). Voor de verdeling van de kilometers worden eerst tussen de deelritvertrekplaats en deelritaankomstplaats de berekende afstand bepaald (optimale route). Vervolgens is het aandeel per vertrekaankomstcombinatie berekend en uitgedrukt in het totaal van de berekende afstand van alle opgegeven ritten. Deze factoren worden losgelaten op de daadwerkelijk in de vragenlijst opgegeven beladen afstand gedurende de enquêteperiode.
Voorbeeld bij bouw en serviceauto’s (alleen beladen kilometers):
Afstand berekend o.b.v. optimale route (routeplanner):
Heerlen – Heerlen = 5 km (standaard indien vertrekplaats = aankomstplaats)
Heerlen – Maastricht = 25 km
Heerlen – Sittard = 15 km
De totaal aantal gereden kilometers zijn:
| R1 en D1: | Heerlen – Heerlen | 5 km |
| R1 en D2: | Heerlen – Heerlen | 5 km |
| R2 en D1: | Heerlen – Maastricht | 25 km |
| R2 en D2: | Maastricht – Heerlen | 25 km |
| R3 en D1: | Heerlen –Sittard | 15 km |
| R3 en D2: | Sittard – Heerlen | 15 km |
| R4 en D1: | Heerlen – Heerlen | 5 km |
| R4 en D2: | Heerlen – Heerlen | 5 km |
| R5 en D1: | Heerlen – Maastricht | 25 km |
| R5 en D2: | Maastricht – Heerlen | 25 km |
| Totaal | 150 km |
Aandelen:
| R1 en D1: | Heerlen – Heerlen | 0,03 |
| R1 en D2: | Heerlen – Heerlen | 0,03 |
| R2 en D1: | Heerlen – Maastricht | 0,17 |
| R2 en D2: | Maastricht – Heerlen | 0,17 |
| R3 en D1: | Heerlen –Sittard | 0,10 |
| R3 en D2: | Sittard – Heerlen | 0,10 |
| R4 en D1: | Heerlen – Heerlen | 0,03 |
| R4 en D2: | Heerlen – Heerlen | 0,03 |
| R5 en D1: | Heerlen – Maastricht | 0,17 |
| R5 en D2: | Maastricht – Heerlen | 0,17 |
Vervolgens worden de aandelen vermenigvuldigd met de daadwerkelijk gereden kilometers.
Opgegeven kilometers op basis van kilometerstanden gedurende de enquêteperiode: 180 km.
| R1 en D1: | Heerlen – Heerlen | 5,4 |
| R1 en D2: | Heerlen – Heerlen | 5,4 |
| R2 en D1: | Heerlen – Maastricht | 30,6 |
| R2 en D2: | Maastricht – Heerlen | 30,6 |
| R3 en D1: | Heerlen –Sittard | 18 |
| R3 en D2: | Sittard – Heerlen | 18 |
| R4 en D1: | Heerlen – Heerlen | 5,4 |
| R4 en D2: | Heerlen – Heerlen | 5,4 |
| R5 en D1: | Heerlen – Maastricht | 30,6 |
| R5 en D2: | Maastricht – Heerlen | 30,6 |
Het kan dus voorkomen dat de ritafstand in het basisbestand per deelritrecord (flink) lager of hoger is dan de daadwerkelijk berekende afstand tussen laad-loscombinaties.
Bepalen Lege kilometers
Alleen bij de categorieën goederenvervoer en post- en koeriersdiensten kunnen lege kilometers worden opgegeven. De bouw- en serviceauto’s zijn per definitie beladen. Nadat het bedrijf heeft opgegeven hoeveel kilometers er gedurende de enquête is gereden, wordt gevraagd hoeveel kilometers daarvan leeg waren. De beladen kilometers worden berekend door de lege kilometers in mindering te brengen op het totaal aantal kilometers. Als lege kilometers zijn opgegeven, dan is de tweede deelrit (de terugrit) altijd leeg (rittype = 0). Omdat het aantal beladen kilometers meestal ongelijk is aan het aantal lege kilometers, kunnen de kilometers van deelrit 1, de beladen heenrit (=B) en deelrit 2 de lege terugrit (=L) afwijken.
Voorbeeld: een bedrijf geeft op dat het gedurende de enquête week 5 ritten heeft gemaakt, waarbij hij in totaal 180 kilometers heeft gereden. Daarnaast geeft het bedrijf aan dat daarvan 80 km leeg was.
| Berekende afstand (km) | |||
|---|---|---|---|
| B | D1: | Heerlen – Heerlen | 5 |
| L | D2: | Heerlen – Heerlen | 5 |
| B | D1: | Heerlen – Maastricht | 25 |
| L | D2: | Maastricht – Heerlen | 25 |
| B | D1: | Heerlen –Sittard | 15 |
| L | D2: | Sittard – Heerlen | 15 |
| B | D1: | Heerlen – Heerlen | 5 |
| L | D2: | Heerlen – Heerlen | 5 |
| B | D1: | Heerlen – Maastricht | 25 |
| L | D2: | Maastricht – Heerlen | 25 |
De berekende afstand is dus voor zowel de beladen heenrit als de lege terugrit: 75 km.
Allereerst worden weer voor beladen km en lege km afzonderlijk aandelen bepaald (dus zowel de beladen kilometers als de lege kilometers moeten optellen tot 1).
| B | D1: | Heerlen – Heerlen | 0,06 |
| L | D2: | Heerlen – Heerlen | 0,06 |
| B | D1: | Heerlen – Maastricht | 0,34 |
| L | D2: | Maastricht – Heerlen | 0,34 |
| B | D1: | Heerlen –Sittard | 0,2 |
| L | D2: | Sittard – Heerlen | 0,2 |
| B | D1: | Heerlen – Heerlen | 0,06 |
| L | D2: | Heerlen – Heerlen | 0,06 |
| B | D1: | Heerlen – Maastricht | 0,34 |
| L | D2: | Maastricht – Heerlen | 0,34 |
Vervolgens worden de aandelen bij de beladen ritten met de beladen kilometers (100 km) en de aandelen bij de lege ritten met de lege kilometers (80 km) vermenigvuldigd.
| B | D1: | Heerlen – Heerlen | 6 |
| L | D2: | Heerlen – Heerlen | 4,8 |
| B | D1: | Heerlen – Maastricht | 34 |
| L | D2: | Maastricht – Heerlen | 27,2 |
| B | D1: | Heerlen –Sittard | 20 |
| L | D2: | Sittard – Heerlen | 16 |
| B | D1: | Heerlen – Heerlen | 6 |
| L | D2: | Heerlen – Heerlen | 4,8 |
| B | D1: | Heerlen – Maastricht | 34 |
| L | D2: | Maastricht – Heerlen | 27,2 |
Bepalen buitenlandse kilometers
Voor elke rit, leeg en beladen wordt aan de hand van de routeplanner de afstand binnen Nederland en de totale afstand berekend. Ook de berekende buitenlandse kilometers worden geijkt met de opgegeven buitenlandse kilometers (volgens bovenstaand beschreven methoden).
In een select aantal gevallen zijn er zowel lege kilometers als buitenlandse kilometers opgegeven. Van belang is dat zowel de opgegeven lege kilometers, buitenlandse kilometers als het totaal aantal kilometers matchen met de door bedrijven opgegeven kilometers.
Er zijn drie varianten.
Variant 1: Er is een buitenlandse laad- of losplaats aanwezig (laad- of loslancode <> NL)
Opgegeven:
- Aantal ritten 3
- Totaal kilometers: 220
- Totaal leeg: 100
- Totaal internationaal: 120
- Standplaats: Maastricht Belangrijkste plaatsen van rijden: Luik, Sint-Truiden
In dit geval wordt patroon 2 gehanteerd.
| Afstand berekend (km) | Afstandnl berekend | |||
|---|---|---|---|---|
| B R1 | D1: | Maastricht- Luik | 33 | 15 |
| L R2 | D2: | Luik-Maastricht | 33 | 15 |
| B R3 | D1: | Maastricht- Sint-Truiden | 47 | 5 |
| L R4 | D2: | Sint-Truiden -Maastricht | 47 | 5 |
| B R5 | D1: | Maastricht- Luik | 33 | 15 |
| L R6 | D2: | Luik-Maastricht | 33 | 15 |
Verdeling lege kilometers: 33+47+33 = 113: (33/113)*100 = 29 lege kilometers Maastricht-Luik en (47/113*100) = 42 lege kilometers Maastricht-Sint-Truiden.
Verdeling beladen kilometers: uitgaande van nieuwe lege kilometers: (220 – 100)= 120 km beladen. Verdeling over de ritten (33/113)*120 = 35 km beladen Maastricht-Luik en (47/113)*120 = 50 beladen kilometer Maastricht – Sint-Truiden.
| Afstand herverdeeld (km) | Afstandnl berekend | |||
|---|---|---|---|---|
| B R1 | D1: | Maastricht- Luik | 35 | 15 |
| L R | D2: | Luik-Maastricht | 29 | 15 |
| B R3 | D1: | Maastricht- Sint-Truiden | 50 | 5 |
| L R4 | D2: | Sint-Truiden -Maastricht | 42 | 5 |
| B R5 | D1: | Maastricht- Luik | 35 | 15 |
| L R6 | D2: | Luik-Maastricht | 29 | 15 |
Totaal afstand internationaal (Afstand herverdeeld – afstandnl berekend) = 150
Er zijn 120 km internationaal opgegeven.
((35-15)/150)*120 = 16,Afstandnl nieuw = 35-16 = 19
((29-15)/150)*120 = 11, Afstandnl nieuw = 29-11 = 18
((50-5)/150)*120 = 36, Afstandnl nieuw = 50-36 = 14
((42-5)/150)*120 = 30, Afstandnl nieuw = 42-30 = 12
((35-15)/150)*120 = 16, Afstandnl nieuw = 35-16 = 19
((29-15)/150)*120 = 11, Afstandnl nieuw = 29-11 = 18
| Afstand herverdeeld | Afstandnl herverdeeld | |||
|---|---|---|---|---|
| B R1 | D1: | Maastricht- Luik | 35 | 19 |
| L R2 | D2: | Luik-Maastricht | 29 | 18 |
| B R3 | D1: | Maastricht- Sint-Truiden | 50 | 14 |
| L R4 | D2: | Sint-Truiden -Maastricht | 42 | 12 |
| B R5 | D1: | Maastricht- Luik | 35 | 19 |
| L R6 | D2: | Luik-Maastricht | 29 | 18 |
Variant 2: Er zijn alleen maar Nederlandse laad- of losplaatsen, maar er zijn buitenlandse kilometers gemaakt (zendingsafstandtotaal >Zendingsafstandnl)
Opgegeven:
- Aantal ritten: 2
- Totaal kilometers: 400
- Totaal leeg: 0
- Totaal Internationaal: 300
- Standplaats: Maastricht. Belangrijkste plaats van rijden: Bergen op Zoom, Heerlen
In dit geval wordt patroon 1 gehanteerd.
| Afstand totaal berekend | Afstandnl berekend | |||
|---|---|---|---|---|
| B R1 | D1 | Maastricht- Bergen op Zoom | 149 | 29 |
| B R1 | D2 | Bergen op zoom -Maastricht | 149 | 29 |
| B R2 | D1 | Maastricht- Heerlen | 25 | 25 |
| B R2 | D2 | Heerlen -Maastricht | 25 | 25 |
Totaal kilometers berekend: 149+149+25+25 = 348 km
Herverdeelde afstand totaal Maastricht- Bergen op Zoom: (149/348)*400 = 171 km
Herverdeelde afstand totaal Maastricht- Heerlen: (25/348)*400 = 29 km
In dit geval wordt patroon 1 gehanteerd
| Afstand totaal herverdeeld | Afstandnl herverdeeld | |||
|---|---|---|---|---|
| B R1 | D1 | Maastricht- Bergen op Zoom | 171 | 21 |
| B R1 | D2 | Bergen op zoom -Maastricht | 171 | 21 |
| B R2 | D1 | Maastricht- Heerlen | 29 | 29 |
| B R2 | D2 | Heerlen -Maastricht | 29 | 29 |
Variant 3: Er zijn alleen maar Nederlandse laad- of losplaatsen en er zijn volgens de routeplanner geen buitenlandse kilometers gemaakt (Voor alle ritten geldt zendingsafstandtotaal = Zendingsafstandnl)
- Aantal ritten: 2
- Totaal kilometers: 200
- Totaal leeg: 0
- Totaal Internationaal: 50
- Standplaats: Maastricht. Belangrijkste plaats van rijden: Heerlen, Sittard, Roermond
In dit geval wordt patroon 3 gehanteerd.
Afstand totaal berekend Afstandnl berekend
| B R1 | D1 | Maastricht- Heerlen | 25 | 25 |
| B R1 | D2 | Heerlen – Sittard | 19 | 19 |
| B R1 | D3 | Sittard – Roermond | 30 | 30 |
| B R1 | D4 | Roermond – Maastricht | 48 | 48 |
| B R2 | D1 | Maastricht- Heerlen | 25 | 25 |
| B R2 | D2 | Heerlen – Sittard | 19 | 19 |
| B R2 | D3 | Sittard – Roermond | 30 | 30 |
| B R2 | D4 | Roermond – Maastricht | 48 | 48 |
Totaal afstand berekend: 244 km. Werkelijke afstand bijvoorbeeld Maastricht-Heerlen: (25/244)*300 = 31
| Afstand totaal herverdeeld | Afstandnl herverdeeld | |||
|---|---|---|---|---|
| B R1 | D1 | Maastricht- Heerlen | 31 | 23 |
| B R1 | D2 | Heerlen – Sittard | 23 | 18 |
| B R1 | D3 | Sittard – Roermond | 37 | 28 |
| B R1 | D4 | Roermond – Maastricht | 59 | 44 |
| B R2 | D1 | Maastricht- Heerlen | 31 | 23 |
| B R2 | D2 | Heerlen – Sittard | 23 | 18 |
| B R2 | D3 | Sittard – Roermond | 37 | 28 |
| B R2 | D4 | Roermond – Maastricht | 59 | 44 |
De buitenlandse kilometers worden over alle ritten als volgt verdeeld: 31-((31/200)*50) etc
Verdeling vervoerd gewicht
Bij serviceauto’s wordt het gemiddeld gewicht gevraagd per rit gedurende de hele enquêteperiode. Bij de categorieën Post- en Koeriersdiensten en Goederenvervoer wordt het totaal geladen gewicht per dag gevraagd.
Post en koeriers en goederenvervoer
Voor deze categorie geldt dat per dag het totaal geladen gewicht en het aantal ritten voor die dag worden gevraagd. Per dag wordt het gewicht verdeeld over het aantal deelritten die dag (=Dag), die volgens het eerder beschreven ritpatroon zijn vastgesteld.
Voorbeeld: het bedrijf geeft op de eerste dag op en totaal geladen gewicht 1 000 kg, op de tweede dag 1 rit en totaal geladen gewicht 600 kg en op de derde dag 2 ritten en totaal geladen gewicht 800 kg. Dan is de gewichtsverdeling over de deelritten als volgt:
| Dag 1 en R1 en D1 | Heerlen – Heerlen | 250 kg |
| Dag 1 en R1 en D2 | Heerlen – Heerlen | 250 kg |
| Dag 1 en R2 en D1 | Heerlen – Maastricht | 250 kg |
| Dag 1 en R2 en D2 | Maastricht – Heerlen | 250 kg |
| Dag 2 en R3 en D1 | Heerlen –Sittard | 300 kg |
| Dag 2 en R3 en D2 | Sittard – Heerlen | 300 kg |
| Dag 3 en R4 en D1 | Heerlen – Heerlen | 200 kg |
| Dag 3 en R4 en D2 | Heerlen – Heerlen | 200 kg |
| Dag 3 en R5 en D1 | Heerlen – Maastricht | 200 kg |
| Dag 3 en R5 en D2 | Maastricht – Heerlen | 200 kg |
Bouw- en serviceautos
Voor deze categorie geldt dat naar het gemiddeld vervoerd gewicht gedurende de enquêteperiode wordt gevraagd. Serviceauto’s rijden enerzijds standaard met gereedschap/voorraden in de auto, anderzijds gaan er (retour)goederen in en uit de bestelauto.
Voorbeeld: voor een serviceauto wordt opgegeven dat er 5 ritten zijn gemaakt en gemiddeld met 250 kg alleen wordt gereden, waarvan 100 kg aan goederen en 150 kg aan gereedschap. Deze 250 kg wordt als volgt over de deelritten verdeeld.
| Gereedschap | Goederen | ||
|---|---|---|---|
| R1 en D1 | Heerlen – Heerlen | 150 kg | 10 kg |
| R1 en D2 | Heerlen – Heerlen | 150 kg | 10 kg |
| R2 en D1 | Heerlen – Maastricht | 150 kg | 10 kg |
| R2 en D2 | Maastricht – Heerlen | 150 kg | 10 kg |
| R3 en D1 | Heerlen –Sittard | 150 kg | 10 kg |
| R3 en D2 | Sittard – Heerlen | 150 kg | 10 kg |
| R4 en D1 | Heerlen – Heerlen | 150 kg | 10 kg |
| R4 en D2 | Heerlen – Heerlen | 150 kg | 10 kg |
| R5 en D1 | Heerlen – Maastricht | 150 kg | 10 kg |
| R5 en D2 | Maastricht – Heerlen | 150 kg | 10 kg |
De ritten worden evenredig over de 3 steekproefdagen verdeeld. Is het aantal opgegeven ritten niet deelbaar door 3 (dagen) krijgt de eerste dag(en) een extra rit.
Het vervoerd gewicht aan gereedschap wordt elk deel van een rit meegenomen. Het vervoerd gewicht aan goederen/materialen betreft de som van de hoeveelheid afgeleverde goederen/materialen en retour genomen goederen/(afval)materialen gedurende de complete rit. Het vervoerd gewicht aan goederen per deelrit betreft het (percentage goederen * totaal gewicht)/Aantal (afgeleide) deelritten per rit.
De variabele In het basisbestand bestelauto’s die het vervoerd gewicht aan goederen representeert betreft OBPGEW. De variabele dit het totaal gewicht (gereedschap en goederen) representeert betreft OBC.
Goederensoortverdeling
Alleen bij de categorie ‘goederenvervoer’ wordt naar de goederensoort gevraagd. Op basis van de ingevulde goederensoort wordt een NSTR en een NST2007 toegekend (op dezelfde manier als deze wordt bepaald bij de vrachtauto’s). De goederensoorten bij de andere categorieën wordt bepaald op basis van branche (SBI-2008).
Buitenlandse vervoerders
Om de nationale autoriteiten van andere lidstaten dan het rapporterend land in staat te stellen volledige statistieken over het wegvervoer in het eigen land te produceren worden door Eurostat aan alle lidstaten D-tabellen verstrekt. Deze dienen als bron om de tabel van de buitenlandse voertuigen te vullen.
De variabelen die bij de D-tabellen behoren zijn: GEO-detail (NUTS-3), lading/lossing, goederen: NST2007 in separate tabel (idem voor ADR-klasse), verschijningsvorm, ladinggewicht, tkm, vkm, aantal bewegingen en aantal waarnemingen. Variabelen die modelmatig geïmputeerd worden zijn: NSTR2 en NST2007 en LMS-zone (op basis van NUTS-3), TEU, correctie brutogewicht (excl. tarra) en brutoplusgewicht (incl. tarra). In tabel 2.2.3 is weergegeven welke geaggregeerde gegevensbestanden door Eurostat aan CBS verstrekt zijn.
2.2.5Inhoud D-tabellen
| Code | Omschrijving | Geaggregeerd per kenmerk | Eenheden |
|---|---|---|---|
| D1.1 | Vervoersrichtingen, nationaal (ritten met lading) | rapporterend land | Ton |
| land van lading | Ton-km | ||
| land van lossing | Voertuig-km | ||
| soort goederen | Bewegingen | ||
| soort vervoer | Aantal voertuig-bestanden | ||
| leeftijdsklasse | |||
| afstandsklasse | |||
| assenconfiguratie | |||
| D1.2 | Vervoer van gevaarlijke goederen, nationaal (ritten met lading) | rapporterend land | Ton |
| land van lading | Ton-km | ||
| land van lossing | Voertuig-km | ||
| gevaarlijke goederen | Bewegingen | ||
| soort vervoer | Aantal voertuig-bestanden | ||
| D2 | Vervoersrichtingen, nationaal (lege ritten) | rapporterend land | Voertuig-km |
| land van herkomst | Bewegingen | ||
| land van bestemming | Aantal voertuig-bestanden | ||
| soort vervoer | |||
| leeftijdsklasse | |||
| afstandsklasse | |||
| D3.1 | Vervoersrichtingen, regionaal (ritten met lading) | rapporterend land | Ton |
| regio van lading | Ton-km | ||
| regio van lossing | Voertuig-km | ||
| assenconfiguratie | Bewegingen | ||
| vrachtsoort | Aantal voertuig-bestanden | ||
| leeftijdsklasse | |||
| D3.2 | Vervoersrichtingen, regionaal (ritten met lading) | rapporterend land | Ton |
| regio van lading | Ton-km | ||
| soort goederen | Voertuig-km | ||
| assenconfiguratie | Bewegingen | ||
| leeftijdsklasse | Aantal voertuig-bestanden | ||
| D3.3 | Vervoersrichtingen, regionaal (ritten met lading) | rapporterend land | Ton |
| regio van lossing | Ton-km | ||
| soort goederen | Voertuig-km | ||
| assenconfiguratie | Bewegingen | ||
| leeftijdsklasse | Aantal voertuig-bestanden | ||
| D4 | Vervoersrichtingen, regionaal (lege ritten) | rapporterend land | Voertuig-km |
| regio van herkomst | Bewegingen | ||
| regio van bestemming | Aantal voertuig-bestanden | ||
| assenconfiguratie | |||
| leeftijdsklasse | |||
| D5 | Doorvoer (ritten, met lading en leeg) | land van doorvoer | Ton |
| rapporterend land | Bewegingen | ||
| met lading/leeg | Aantal voertuig-bestanden | ||
| regio van herkomst | |||
| regio van bestemming |
Bron:Europese Commissie (2010), p. 4-5
Opmerking: Voor de D-tabellen wordt de volgende classificatie gebruikt:
Soort vervoer: eigen vervoer/beroepsvervoer
Leeftijdsklasse: drie klassen
Afstandsklassen: vier klassen
Gebied: NUTS-3
Periodes: jaar
Assenconfiguratie: geaggregeerd op basis van soort voertuig (vrachtwagen, geleed voertuig en samenstel)
In het document ‘Methodologies used in surveys of road freight transport in Member States and Candidate Countries’ van Eurostat staat een uitgebreide toelichting van de onderzoeksmethode van de overige EU-lidstaten, kandidaat-lidstaten van de EU en EFTA-landen.
2.3Kwaliteitseisen van de uitkomsten
Voor de statistieken van het goederenvervoer over de weg geldt dat de resultaten gebaseerd zijn op steekproefonderzoek waarbij sprake is van een zekere betrouwbaarheidsmarge. Voor de grote vrachtvoertuigen (Nederlandse en buitenlandse) boven 2 ton laadvermogen geldt dat Eurostat kwaliteitseisen stelt. Voldoet de data niet aan deze kwaliteitseisen dan zal Eurostat de data ook niet accepteren. De validatieregels die Eurostat aan de microdata stelt zijn beschreven in bijlage VIII. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verplichte variabelen (in dit geval mogen geen foutieve records worden aangeleverd) en niet-verplichte variabelen. Verplichte variabelen waar Eurostat op checkt zijn vervoerd gewicht, goederensoort (NST2007), Laad- en loslocaties (juiste NUTS en landcodes), totale beladen afstand, transitolanden, tonkilometer, aantal beladen ritten, laadvermogen van het voertuig, periode gerelateerde variabelen (Jaar, kwartaal), richting, rittype, type vervoer (beroepsvervoer/eigen vervoer) en ophoogfactoren.
Omdat in het basisbestand wegvervoer ook veel niet voor Eurostat verplichte variabelen zijn opgenomen, zijn er nog een grote hoeveelheid extra controles verricht, zowel intern door CBS zelf (zie bijlage IX) als extern door Panteia en Rijkswaterstaat om de kwaliteit van het basisbestand te borgen. Het gaat hierbij om specifieke geoclassificaties (LMS, SMILE, Gemeente), om afstand gerelateerde variabelen specifiek op Nederlands grondgebied, bepaalde voertuigkenmerken (euronorm, asconfiguratie), bepaalde goederenclassificaties (NSTR, GEVI, Stofcategorie), grensovergangen, de dag van vertrek, waarde van goederen en containervariabelen (Teu, aantal containers).
Voor de basisbestanden van 2019 (gelijk aan die van 2014–2018) zijn met Rijkswaterstaat kwaliteitscriteria vastgelegd (zie tabel 2.3.1 en tabel 2.3.2)
2.3.1Kwaliteitscriteria
| Compleetheid | Correctheid | Uitlegbaarheid | |
|---|---|---|---|
| % | |||
| Belang van de betreffende variabel | |||
| 1: GROOT | 99 | 99 | 100 |
| 2: MIDDEN | 95 | 95 | 100 |
| 3: LAAG | 90 | 90 | 90 |
Definities
Compleetheid
Percentage aantal ingevulde velden.
Correctheid
Percentage aantal correct ingevulde velden (voor zover te bepalen).
Uitlegbaarheid
Oorzaak van eventuele afwijkingen t.o.v. verwachte waarden is bekend en gerapporteerd.
Het belang (deze was voor compleetheid, correctheid en uitlegbaarheid voor alle variabelen gelijk) van de verschillende variabelen wordt weergegeven in tabel 2.3.2.
2.3.2Kwaliteitscriteria per variabele (zie tabel 2.3.1)
| Variabele | Label | NL |
|---|---|---|
| Jaar | JAAR VAN VERTREK | 1 |
| kwartaal | KWARTAAL VAN VERTREK | 3 |
| dag_strt | DAG VAN VERTREK | 3 |
| land_lad | LAND VAN LADING | 1 |
| nuts_lad | NUTS3 REGIO VAN LADING | 1 |
| gem_lad | GEMEENTE (NL) VAN LADING | 1 |
| lms_lad | LMS REGIO VAN VERTREK | 1 |
| smil_lad | SMILE REGIO VAN LADING | 1 |
| land_los | LAND VAN LOSSING | 1 |
| nuts_los | NUTS 3 REGIO VAN LOSSING | 1 |
| gem_los | GEMEENTE (NL) VAN LOSSING | 1 |
| lms_los | LMS REGIO VAN AANKOMST | 1 |
| smil_los | SMILE REGIO VAN LOSSING | 1 |
| Grensin | INKOMENDE GRENSPOST | 2 |
| lms_gin | LMS_ZONE VAN DE INKOMENDE GRENSPOST | 2 |
| grensuit | UITGAANDE GRENSPOST | 2 |
| lms_guit | LMS_ZONE VAN DE UITGAANDE GRENSPOST | 2 |
| tland_1 | TRANSITOLAND 1 | 3 |
| tland_2 | TRANSITOLAND 2 | 3 |
| tland_3 | TRANSITOLAND 3 | 3 |
| tland_4 | TRANSITOLAND 4 | 3 |
| tland_5 | TRANSITOLAND 5 | 3 |
| richting | RICHTING | 3 |
| NST2007 | NST-2007 | 1 |
| nstr_hfd | NSTR 1-DIGIT | 1 |
| nstr_gr | NSTR 2-DIGIT | 1 |
| versvorm | VERSCHIJNINGSVORM | 1 |
| adr_kl | ADR-KLASSE | 2 |
| gevi | GEVI INDELING GEVAARLIJKE STOFFEN | 2 |
| typevrtg | TYPE VOERTUIG | 1 |
| rit_type | TYPE RIT OF ZENDING | 1 |
| typeverv | TYPE VERVOER | 2 |
| zendprit | AANTAL ZENDINGEN VERVOERD PER RIT | 1 |
| euronorm | EURONORM | 3 |
| asconf | ASCONFIGURATIE | 1 |
| national | NATIONALITEIT VAN DE VERVOERDER | 2 |
| lvmkl | LAADVERMOGENKLASSE | 1 |
| contkl | CONTAINERKLASSE | 1 |
| contlb | CONTAINERINDICATOR (LEEG/BELADEN) | 1 |
| faktor | OPHOOGFACTOR | 1 |
| olvm | INGEZET LAADVERMOGEN (OPGEHOOGD) | 2 |
| obpgew | BRUTO PLUS ZENDINGGEWICHT IN TON (OPGEHOOGD) | 1 |
| obcgew | BRUTO GEWICHT CONTAINERVERVOER IN TON (OPGEHOOGD) | 2 |
| ocontbel | AANTAL BELADEN CONTAINER (OPGEHOOGD) | 1 |
| ocontlg | AANTAL LEGE CONTAINER (OPGEHOOGD) | 1 |
| oteubel | AANTAL BELADEN TEU (OPGEHOOGD) | 1 |
| oteulg | AANTAL LEGE TEU (OPGEHOOGD) | 1 |
| oaantrit | AANTAL RITTEN (OPGEHOOGD) | 1 |
| owaarde | WAARDE VAN DE VERVOERDE GOEDEREN IN 1000 EURO (OPGEHOOGD) | 3 |
| oafst | RITAFSTAND TOTAAL IN KM (OPGEHOOGD) | 3 |
| oafstnl | RITAFSTAND OP NEDERLANDS GRONDGEBIED IN KM (OPGEHOOGD) | 3 |
| olvmkm | LAADVERMOGENTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) | 3 |
| olvmkmnl | LAADVERMOGENTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) | 3 |
| otonkm | LADINGTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) | 3 |
| otonkmnl | LADINGTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) | 3 |
| oteukm | TEU-KILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) | 3 |
| oteukmnl | TEU-KILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) | 3 |
| recnr1 | RECORDNUMMER VAN DE (EERSTE) BIJBEHORENDE ZENDING | 1 |
| recnr2 | RECORDNUMMER VAN DE TWEEDE BIJBEHORENDE ZENDING | 1 |
| ritrecnr | RECORDNUMMER VAN DE BIJBEHORENDE RIT | 1 |
In hoofdstuk 3 wordt per variabele beschreven hoe deze tot stand zijn gekomen: op basis van waarneming, registers, koppellijsten of modelmatig (of een combinatie) ingeschat. Specifiek voor de variabele voertuigtype ontbreekt er informatie. Bij de Nederlandse voertuigen kan het type ‘LZV’ en de ‘Trekker solo’ niet apart worden afgeleid (informatie ontbreekt in de wegvervoerenquête). Daarnaast wordt óf de vrachtauto wel/niet met aanhanger rijdt weliswaar modelmatig geschat, maar is aanvullend onderzoek noodzakelijk om de kwaliteit van deze variabele vast te stellen. Voor buitenlandse voertuigen ontbreekt de informatie volledig bij doorvoer (Richting = 4), omdat deze informatie niet door Eurostat aan de lidstaten wordt gerapporteerd,. Voor enkele landen ontbreekt de informatie ook nog voor andere stromen (Richting 1-3), omdat zij deze informatie niet aan Eurostat aanleveren. Voor meer informatie, zie paragraaf 3.6. In bijlage X wordt nog een overzicht gepresenteerd van alle variabelen in de basisbestanden en hoe deze tot stand zijn gekomen.
2.4Omschrijving eindbestanden
In deze paragraaf wordt de structuur van de basisbestanden weergegeven. In de basisbestanden zijn in ieder geval de ritten opgenomen van de Nederlandse en buitenlandse voertuigen die (gedeeltelijk) op Nederlands grondgebied hebben gereden.
Voor de Nederlandse vrachtvoertuigen geldt dat alle ritten zijn opgenomen (dus ook ritten die niet over Nederlands gebied zijn gegaan). Indien er over Nederlands grondgebied wordt gereden zijn deze ritten namelijk ondergebracht in de categorie ‘Doorvoer door Nederland zonder overlading’. In de andere gevallen zijn deze vervoerstromen opgenomen in de categorie ‘Overig’. Voorbeelden van deze laatste categorie zijn:
- Cabotage: Een Nederlandse vervoerder die goederen vervoert tussen twee buitenlandse plaatsen in hetzelfde land, bijvoorbeeld van Keulen naar Berlijn.
- Derdelandenvervoer: Een Nederlandse vervoerder die goederen vervoert tussen twee buitenlandse plaatsen die niet in hetzelfde land liggen, bijvoorbeeld van Keulen naar Milaan.
De basisbestanden goederenwegvervoer 2019 voor zowel Nederlandse vrachtauto’s, Buitenlandse vrachtauto’s en bestelauto’s gaan uit van een zelfde structuur, zodat deze bestanden naar behoefte kunnen worden samengevoegd. In tabel 2.4.1 wordt het totaal aantal records per bestand weergegeven.
2.4.1Aantal records per bestand
| Aantal records | |
|---|---|
| Bestand | |
| Deelritten | 586 195 |
| Ritten | 405 526 |
| Zendingen | 423 090 |
| Bestelauto's | 124 644 |
| Buitenlanders | 23 296 |
Er hebben in de basisbestanden 2019, vergeleken met die van 2018, geen wijzigingen in de variabelen plaatsgevonden.
In vergelijking tot het rittenbestand beschikt het zendingenbestand over twee extra variabelen: ‘recnr1_2’ en ‘zendingrecnr’ en ‘stofcat’. Ook het deelrittenbestand kent twee extra variabelen ten opzichte van het rittenbestand. Daar waar het zendingenbestand de variabele ‘zendingrecnr’ bevat, heet deze in het deelrittenbestand ‘deelrittenrecnr’ en is ‘recnr1_2’ gesplitst in de variabelen ‘recnr1’ en ‘recnr2’. De ‘recnr’-variabelen zijn geïntroduceerd om de oorspronkelijke volgorde van de zendingen weer te geven en de bijbehorende deelritten aan te geven. De reden hiervoor is dat op deze wijze te achterhalen is welke deelritten en zendingen bij welke ritten behoren.
Voor het basisbestand bestelauto’s geldt dat er sinds 2015 twee extra variabelen zijn toegevoegd: 1. Het kenmerk van het voertuig (bouw, service, post- en koeriers, goederenvervoer) en kenmerk van de deelrit (of het een heen of terugrit naar de standplaats betreft).
Het rittenbestand bestaat uit 61 variabelen en het zendingen- en deelrittenbestand bestaan uit 64 variabelen. Het bestelautobestand bevat 63 variabelen en het bestand buitenlandse voertuigen 60. Voor de eerste 60 variabelen geldt dat ze over alle vijf de bestanden gelijk zijn.
De variabele ‘oaantrit’ geeft het aantal opgehoogde ritten weer. Het ritten-, bestelauto- en buitenlandersbestand beschikt over deze variabele. Bij het deelrittenbestand wordt het aantal opgehoogde deelritten aangeduid met ‘oaantdrit’ en bij het zendingenbestand het aantal opgehoogde zendingen met ‘oaantzend’.
In de geleverde bestanden zijn in de SPSS-versie voor alle variabelen de omschrijvingen (labels) toegevoegd (incl. SPSS-syntax). Dit vergemakkelijkt het werken met de bestanden aangezien deze op gedetailleerde wijze de inhoud van de variabele omschrijven.
In de volgende tabellen is de inhoud van de afzonderlijke tabellen weergegeven. Per variabele is beschreven welk soort variabele het betreft (numeriek of tekst), de lengte in posities en de omschrijving van de variabele. Tabel 2.4.2 laat de structuur zien van het rittenbestand dat CBS heeft opgeleverd. De recordomschrijving van het deelrittenbestand staat beschreven in tabel 2.4.3 De structuur van het zendingenbestand is weergegeven in tabel 2.4.4 en de samenstelling van het bestelauto- en buitenlandersbestand zijn gepresenteerd in tabel 2.4.5 en 2.4.6.
2.4.2Recordomschrijving rittenbestand
| Veldnummer | Variabele | Soort | Lengte | Omschrijving |
|---|---|---|---|---|
| 1 | JAAR | Numeriek | 4 | JAAR VAN VERTREK |
| 2 | KWARTAAL | Numeriek | 1 | KWARTAAL VAN VERTREK |
| 3 | DAG_STRT | Numeriek | 1 | DAG VAN VERTREK |
| 4 | LAND_LAD | Tekst | 2 | LAND VAN LADING |
| 5 | NUTS_LAD | Tekst | 5 | NUTS3 REGIO VAN LADING |
| 6 | GEM_LAD | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LADING |
| 7 | LMS_LAD | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN VERTREK |
| 8 | LKEN_LAD | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LAADPLAATS |
| 9 | SMIL_LAD | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LADING |
| 10 | LAND_LOS | Tekst | 2 | LAND VAN LOSSING |
| 11 | NUTS_LOS | Tekst | 5 | NUTS 3 REGIO VAN LOSSING |
| 12 | GEM_LOS | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LOSSING |
| 13 | LMS_LOS | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN AANKOMST |
| 14 | LKEN_LOS | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LOSPLAATS |
| 15 | SMIL_LOS | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LOSSING |
| 16 | GRENSIN | Tekst | 3 | INKOMENDE GRENSPOST |
| 17 | LMS_GIN | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE INKOMENDE GRENSPOST |
| 18 | GRENSUIT | Tekst | 3 | UITGAANDE GRENSPOST |
| 19 | LMS_GUIT | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE UITGAANDE GRENSPOST |
| 20 | TLAND_1 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 1 |
| 21 | TLAND_2 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 2 |
| 22 | TLAND_3 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 3 |
| 23 | TLAND_4 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 4 |
| 24 | TLAND_5 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 5 |
| 25 | RICHTING | Numeriek | 1 | RICHTING: 1=binnenlands vervoer in Nederland; 2=internationale afvoer Nederland; 3=internationale aanvoer Nederland; 4=doorvoer door Nederland zonder overlading; 9=overig |
| 26 | NST2007 | Numeriek | 4 | NST-2007 |
| 27 | NSTR_HFD | Numeriek | 1 | NSTR 1-DIGIT |
| 28 | NSTR_GR | Numeriek | 2 | NSTR 2-DIGIT |
| 29 | VERSVORM | Numeriek | 1 | VERSCHIJNINGSVORM (lege rit, droge bulk, natte bulk, container, stukgoed/neobulk) |
| 30 | ADR_KL | Tekst | 2 | ADR-KLASSE |
| 31 | GEVI | Tekst | 4 | GEVI INDELING GEVAARLIJKE STOFFEN |
| 32 | TYPEVRTG | Numeriek | 1 | TYPE VOERTUIG (vrachtauto, vrachtauto met aanhanger, trekker met oplegger, bestelauto, trekker solo, speciaal voertuig, Langere en Zwaardere Vrachtauto) |
| 33 | RIT_TYPE | Numeriek | 1 | TYPE RIT OF ZENDING: 0=lege rit; 1=rit met 1 zending; 2=rit met 2 zendingen; 3=rit met 3 zendingen; 4=rit met 4 zendingen, 5=rit met 5 of meer zendingen; 6=rondrit |
| 34 | TYPEVERV | Numeriek | 1 | TYPE VERVOER (beroeps vervoer, eigen vervoer) |
| 35 | ZENDPRIT | Numeriek | 1 | AANTAL ZENDINGEN VERVOERD PER RIT |
| 36 | EURONORM | Numeriek | 1 | EURONORM |
| 37 | ASCONF | Numeriek | 3 | ASCONFIGURATIE |
| 38 | NATIONAL | Tekst | 2 | NATIONALITEIT VAN DE VERVOERDER |
| 39 | LVMKL | Numeriek | 5 | LAADVERMOGENKLASSE |
| 40 | CONTKL | Numeriek | 1 | CONTAINERKLASSE (20, 30 of 40 feet) |
| 41 | CONTLB | Tekst | 1 | CONTAINERINDICATOR (LEEG/BELADEN) |
| 42 | FAKTOR | Numeriek | 7,3 | OPHOOGFACTOR |
| 43 | OLVM | Numeriek | 10 | INGEZET LAADVERMOGEN (OPGEHOOGD) |
| 44 | OBPGEW | Numeriek | 10 | BRUTO PLUS ZENDINGGEWICHT IN TON (OPGEHOOGD) |
| 45 | OBCGEW | Numeriek | 10 | BRUTO GEWICHT CONTAINERVERVOER IN TON (OPGEHOOGD) |
| 46 | OCONTBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN CONTAINER (OPGEHOOGD) |
| 47 | OCONTLG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE CONTAINER (OPGEHOOGD) |
| 48 | OTEUBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN TEU (OPGEHOOGD) |
| 49 | OTEULG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE TEU (OPGEHOOGD) |
| 50 | OAANTRIT | Numeriek | 10 | AANTAL RITTEN (OPGEHOOGD) |
| 51 | OWAARDE | Numeriek | 15,2 | WAARDE VAN DE VERVOERDE GOEDEREN IN 1000 EURO (OPGEHOOGD) |
| 52 | OAFST | Numeriek | 10 | RITAFSTAND TOTAAL IN KM (OPGEHOOGD) |
| 53 | OAFSTNL | Numeriek | 10 | RITAFSTAND OP NEDERLANDS GRONDGEBIED IN KM (OPGEHOOGD) |
| 54 | OLVMKM | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 55 | OLVMKMNL | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 56 | OTONKM | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 57 | OTONKMNL | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 58 | OTEUKM | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 59 | OTEUKMNL | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 60 | RITRECNR | Numeriek | 8 | RECORDNUMMER VAN DE BIJBEHORENDE RIT |
| 61 | STOFCAT | Tekst | 30 | STOFCATEGORIE |
Bron:CBS
2.4.3Recordomschrijving deelrittenbestand
| Veldnummer | Variabele | Soort | Lengte | Omschrijving |
|---|---|---|---|---|
| 1 | JAAR | Numeriek | 4 | JAAR VAN VERTREK |
| 2 | KWARTAAL | Numeriek | 1 | KWARTAAL VAN VERTREK |
| 3 | DAG_STRT | Numeriek | 1 | DAG VAN VERTREK |
| 4 | LAND_LAD | Tekst | 2 | LAND VAN LADING |
| 5 | NUTS_LAD | Tekst | 5 | NUTS3 REGIO VAN LADING |
| 6 | GEM_LAD | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LADING |
| 7 | LMS_LAD | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN VERTREK |
| 8 | LKEN_LAD | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LAADPLAATS |
| 9 | SMIL_LAD | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LADING |
| 10 | LAND_LOS | Tekst | 2 | LAND VAN LOSSING |
| 11 | NUTS_LOS | Tekst | 5 | NUTS 3 REGIO VAN LOSSING |
| 12 | GEM_LOS | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LOSSING |
| 13 | LMS_LOS | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN AANKOMST |
| 14 | LKEN_LOS | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LOSPLAATS |
| 15 | SMIL_LOS | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LOSSING |
| 16 | GRENSIN | Tekst | 3 | INKOMENDE GRENSPOST |
| 17 | LMS_GIN | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE INKOMENDE GRENSPOST |
| 18 | GRENSUIT | Tekst | 3 | UITGAANDE GRENSPOST |
| 19 | LMS_GUIT | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE UITGAANDE GRENSPOST |
| 20 | TLAND_1 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 1 |
| 21 | TLAND_2 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 2 |
| 22 | TLAND_3 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 3 |
| 23 | TLAND_4 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 4 |
| 24 | TLAND_5 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 5 |
| 25 | RICHTING | Numeriek | 1 | RICHTING: 1=binnenlands vervoer in Nederland; 2=internationale afvoer Nederland; 3=internationale aanvoer Nederland; 4=doorvoer door Nederland zonder overlading; 9=overig |
| 26 | NST2007 | Numeriek | 4 | NST-2007 |
| 27 | NSTR_HFD | Numeriek | 1 | NSTR 1-DIGIT |
| 28 | NSTR_GR | Numeriek | 2 | NSTR 2-DIGIT |
| 29 | VERSVORM | Numeriek | 1 | VERSCHIJNINGSVORM (lege rit, droge bulk, natte bulk, container, stukgoed/neobulk) |
| 30 | ADR_KL | Tekst | 2 | ADR-KLASSE |
| 31 | GEVI | Tekst | 4 | GEVI INDELING GEVAARLIJKE STOFFEN |
| 32 | TYPEVRTG | Numeriek | 1 | TYPE VOERTUIG (vrachtauto, vrachtauto met aanhanger, trekker met oplegger, bestelauto, trekker solo, speciaal voertuig, Langere en Zwaardere Vrachtauto) |
| 33 | RIT_TYPE | Numeriek | 1 | TYPE RIT OF ZENDING: 0=lege rit; 1=rit met 1 zending; 2=rit met 2 zendingen; 3=rit met 3 zendingen; 4=rit met 4 zendingen, 5=rit met 5 of meer zendingen; 6=rondrit |
| 34 | TYPEVERV | Numeriek | 1 | TYPE VERVOER (beroeps vervoer, eigen vervoer) |
| 35 | ZENDPRIT | Numeriek | 1 | AANTAL ZENDINGEN VERVOERD PER RIT |
| 36 | EURONORM | Numeriek | 1 | EURONORM |
| 37 | ASCONF | Numeriek | 3 | ASCONFIGURATIE |
| 38 | NATIONAL | Tekst | 2 | NATIONALITEIT VAN DE VERVOERDER |
| 39 | LVMKL | Numeriek | 5 | LAADVERMOGENKLASSE |
| 40 | CONTKL | Numeriek | 1 | CONTAINERKLASSE (20, 30 of 40 feet) |
| 41 | CONTLB | Tekst | 1 | CONTAINERINDICATOR (LEEG/BELADEN) |
| 42 | FAKTOR | Numeriek | 7,3 | OPHOOGFACTOR |
| 43 | OLVM | Numeriek | 10 | INGEZET LAADVERMOGEN (OPGEHOOGD) |
| 44 | OBPGEW | Numeriek | 10 | BRUTO PLUS ZENDINGGEWICHT IN TON (OPGEHOOGD) |
| 45 | OBCGEW | Numeriek | 10 | BRUTO GEWICHT CONTAINERVERVOER IN TON (OPGEHOOGD) |
| 46 | OCONTBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN CONTAINER (OPGEHOOGD) |
| 47 | OCONTLG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE CONTAINER (OPGEHOOGD) |
| 48 | OTEUBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN TEU (OPGEHOOGD) |
| 49 | OTEULG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE TEU (OPGEHOOGD) |
| 50 | OAANTRIT | Numeriek | 10 | AANTAL RITTEN (OPGEHOOGD) |
| 51 | OWAARDE | Numeriek | 15,2 | WAARDE VAN DE VERVOERDE GOEDEREN IN 1000 EURO (OPGEHOOGD) |
| 52 | OAFST | Numeriek | 10 | RITAFSTAND TOTAAL IN KM (OPGEHOOGD) |
| 53 | OAFSTNL | Numeriek | 10 | RITAFSTAND OP NEDERLANDS GRONDGEBIED IN KM (OPGEHOOGD) |
| 54 | OLVMKM | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 55 | OLVMKMNL | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 56 | OTONKM | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 57 | OTONKMNL | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 58 | OTEUKM | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 59 | OTEUKMNL | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 60 | RITRECNR | Numeriek | 8 | RECORDNUMMER VAN DE BIJBEHORENDE RIT |
| 61 | RECNR1 | Numeriek | 7 | RECORDNUMMER VAN DE EERSTE BIJBEHORENDE ZENDING |
| 62 | RECNR2 | Numeriek | 7 | RECORDNUMMER VAN DE TWEEDE BIJBEHORENDE ZENDING |
| 63 | DEELRITRECNR | Numeriek | 1 | RECORDNUMMER VAN DE DEELRIT |
| 64 | STOFCAT | Tekst | 30 | STOFCATEGORIE |
Bron:CBS
2.4.4Recordomschrijving zendingenbestand
| Veldnummer | Variabele | Soort | Lengte | Omschrijving | |
|---|---|---|---|---|---|
| 1 | JAAR | Numeriek | 4 | JAAR VAN VERTREK | |
| 2 | KWARTAAL | Numeriek | 1 | KWARTAAL VAN VERTREK | |
| 3 | DAG_STRT | Numeriek | 1 | DAG VAN VERTREK | |
| 4 | LAND_LAD | Tekst | 2 | LAND VAN LADING | |
| 5 | NUTS_LAD | Tekst | 5 | NUTS3 REGIO VAN LADING | |
| 6 | GEM_LAD | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LADING | |
| 7 | LMS_LAD | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN VERTREK | |
| 8 | LKEN_LAD | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LAADPLAATS | |
| 9 | SMIL_LAD | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LADING | |
| 10 | LAND_LOS | Tekst | 2 | LAND VAN LOSSING | |
| 11 | NUTS_LOS | Tekst | 5 | NUTS 3 REGIO VAN LOSSING | |
| 12 | GEM_LOS | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LOSSING | |
| 13 | LMS_LOS | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN AANKOMST | |
| 14 | LKEN_LOS | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LOSPLAATS | |
| 15 | SMIL_LOS | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LOSSING | |
| 16 | GRENSIN | Tekst | 3 | INKOMENDE GRENSPOST | |
| 17 | LMS_GIN | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE INKOMENDE GRENSPOST | |
| 18 | GRENSUIT | Tekst | 3 | UITGAANDE GRENSPOST | |
| 19 | LMS_GUIT | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE UITGAANDE GRENSPOST | |
| 20 | TLAND_1 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 1 | |
| 21 | TLAND_2 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 2 | |
| 22 | TLAND_3 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 3 | |
| 23 | TLAND_4 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 4 | |
| 24 | TLAND_5 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 5 | |
| 25 | RICHTING | Numeriek | 1 | RICHTING: 1=binnenlands vervoer in Nederland; 2=internationale afvoer Nederland; 3=internationale aanvoer Nederland; 4=doorvoer door Nederland zonder overlading; 9=overig | |
| 26 | NST2007 | Numeriek | 4 | NST-2007 | |
| 27 | NSTR_HFD | Numeriek | 1 | NSTR 1-DIGIT | |
| 28 | NSTR_GR | Numeriek | 2 | NSTR 2-DIGIT | |
| 29 | VERSVORM | Numeriek | 1 | VERSCHIJNINGSVORM (lege rit, droge bulk, natte bulk, container, stukgoed/neobulk) | |
| 30 | ADR_KL | Tekst | 2 | ADR-KLASSE | |
| 31 | GEVI | Tekst | 4 | GEVI INDELING GEVAARLIJKE STOFFEN | |
| 32 | TYPEVRTG | Numeriek | 1 | TYPE VOERTUIG (vrachtauto, vrachtauto met aanhanger, trekker met oplegger, bestelauto, trekker solo, speciaal voertuig, Langere en Zwaardere Vrachtauto) | |
| 33 | RIT_TYPE | Numeriek | 1 | TYPE RIT OF ZENDING: 0=lege rit; 1=rit met 1 zending; 2=rit met 2 zendingen; 3=rit met 3 zendingen; 4=rit met 4 zendingen, 5=rit met 5 of meer zendingen; 6=rondrit | |
| 34 | TYPEVERV | Numeriek | 1 | TYPE VERVOER (beroeps vervoer, eigen vervoer) | |
| 35 | ZENDPRIT | Numeriek | 1 | AANTAL ZENDINGEN VERVOERD PER RIT | |
| 36 | EURONORM | Numeriek | 1 | EURONORM | |
| 37 | ASCONF | Numeriek | 3 | ASCONFIGURATIE | |
| 38 | NATIONAL | Tekst | 2 | NATIONALITEIT VAN DE VERVOERDER | |
| 39 | LVMKL | Numeriek | 5 | LAADVERMOGENKLASSE | |
| 40 | CONTKL | Numeriek | 1 | CONTAINERKLASSE (20, 30 of 40 feet) | |
| 41 | CONTLB | Tekst | 1 | CONTAINERINDICATOR (LEEG/BELADEN) | |
| 42 | FAKTOR | Numeriek | 7,3 | OPHOOGFACTOR | |
| 43 | OLVM | Numeriek | 10 | INGEZET LAADVERMOGEN (OPGEHOOGD) | |
| 44 | OBPGEW | Numeriek | 10 | BRUTO PLUS ZENDINGGEWICHT IN TON (OPGEHOOGD) | |
| 45 | OBCGEW | Numeriek | 10 | BRUTO GEWICHT CONTAINERVERVOER IN TON (OPGEHOOGD) | |
| 46 | OCONTBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN CONTAINER (OPGEHOOGD) | |
| 47 | OCONTLG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE CONTAINER (OPGEHOOGD) | |
| 48 | OTEUBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN TEU (OPGEHOOGD) | |
| 49 | OTEULG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE TEU (OPGEHOOGD) | |
| 50 | OAANTRIT | Numeriek | 10 | AANTAL RITTEN (OPGEHOOGD) | |
| 51 | OWAARDE | Numeriek | 15,2 | WAARDE VAN DE VERVOERDE GOEDEREN IN 1000 EURO (OPGEHOOGD) | |
| 52 | OAFST | Numeriek | 10 | RITAFSTAND TOTAAL IN KM (OPGEHOOGD) | |
| 53 | OAFSTNL | Numeriek | 10 | RITAFSTAND OP NEDERLANDS GRONDGEBIED IN KM (OPGEHOOGD) | |
| 54 | OLVMKM | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) | |
| 55 | OLVMKMNL | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) | |
| 56 | OTONKM | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) | |
| 57 | OTONKMNL | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) | |
| 58 | OTEUKM | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) | |
| 59 | OTEUKMNL | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) | |
| 60 | RITRECNR | Numeriek | 8 | RECORDNUMMER VAN DE BIJBEHORENDE RIT | |
| 61 | RECNR1_2 | Numeriek | 7 | RECORDNUMMER VAN DE EERSTE en TWEEDE BIJBEHORENDE ZENDING | |
| 62 | ZENDINGRECNR | Numeriek | 1 | RECORDNUMMER VAN DE ZENDING | |
| 63 | STOFCAT | Tekst | 30 | STOFCATEGORIE | |
Bron:CBS
2.4.5Recordomschrijving bestelautobestand
| Veldnummer | Variabele | Soort | Lengte | Omschrijving |
|---|---|---|---|---|
| 1 | JAAR | Numeriek | 4 | JAAR VAN VERTREK |
| 2 | KWARTAAL | Numeriek | 1 | KWARTAAL VAN VERTREK |
| 3 | DAG_STRT | Numeriek | 1 | DAG VAN VERTREK |
| 4 | LAND_LAD | Tekst | 2 | LAND VAN LADING |
| 5 | NUTS_LAD | Tekst | 5 | NUTS3 REGIO VAN LADING |
| 6 | GEM_LAD | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LADING |
| 7 | LMS_LAD | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN VERTREK |
| 8 | LKEN_LAD | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LAADPLAATS |
| 9 | SMIL_LAD | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LADING |
| 10 | LAND_LOS | Tekst | 2 | LAND VAN LOSSING |
| 11 | NUTS_LOS | Tekst | 5 | NUTS 3 REGIO VAN LOSSING |
| 12 | GEM_LOS | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LOSSING |
| 13 | LMS_LOS | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN AANKOMST |
| 14 | LKEN_LOS | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LOSPLAATS |
| 15 | SMIL_LOS | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LOSSING |
| 16 | GRENSIN | Tekst | 3 | INKOMENDE GRENSPOST |
| 17 | LMS_GIN | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE INKOMENDE GRENSPOST |
| 18 | GRENSUIT | Tekst | 3 | UITGAANDE GRENSPOST |
| 19 | LMS_GUIT | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE UITGAANDE GRENSPOST |
| 20 | TLAND_1 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 1 |
| 21 | TLAND_2 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 2 |
| 22 | TLAND_3 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 3 |
| 23 | TLAND_4 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 4 |
| 24 | TLAND_5 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 5 |
| 25 | RICHTING | Numeriek | 1 | RICHTING: 1=binnenlands vervoer in Nederland; 2=internationale afvoer Nederland; 3=internationale aanvoer Nederland; 4=doorvoer door Nederland zonder overlading; 9=overig |
| 26 | NST2007 | Numeriek | 4 | NST-2007 |
| 27 | NSTR_HFD | Numeriek | 1 | NSTR 1-DIGIT |
| 28 | NSTR_GR | Numeriek | 2 | NSTR 2-DIGIT |
| 29 | VERSVORM | Numeriek | 1 | VERSCHIJNINGSVORM (lege rit, droge bulk, natte bulk, container, stukgoed/neobulk) |
| 30 | ADR_KL | Tekst | 2 | ADR-KLASSE |
| 31 | GEVI | Tekst | 4 | GEVI INDELING GEVAARLIJKE STOFFEN |
| 32 | TYPEVRTG | Numeriek | 1 | TYPE VOERTUIG (vrachtauto, vrachtauto met aanhanger, trekker met oplegger, bestelauto, trekker solo, speciaal voertuig, Langere en Zwaardere Vrachtauto) |
| 33 | RIT_TYPE | Numeriek | 1 | TYPE RIT OF ZENDING: 0=lege rit; 1=rit met 1 zending; 2=rit met 2 zendingen; 3=rit met 3 zendingen; 4=rit met 4 zendingen, 5=rit met 5 of meer zendingen; 6=rondrit |
| 34 | TYPEVERV | Numeriek | 1 | TYPE VERVOER (beroeps vervoer, eigen vervoer) |
| 35 | ZENDPRIT | Numeriek | 1 | AANTAL ZENDINGEN VERVOERD PER RIT |
| 36 | EURONORM | Numeriek | 1 | EURONORM |
| 37 | ASCONF | Numeriek | 3 | ASCONFIGURATIE |
| 38 | NATIONAL | Tekst | 2 | NATIONALITEIT VAN DE VERVOERDER |
| 39 | LVMKL | Numeriek | 5 | LAADVERMOGENKLASSE |
| 40 | CONTKL | Numeriek | 1 | CONTAINERKLASSE (20, 30 of 40 feet) |
| 41 | CONTLB | Tekst | 1 | CONTAINERINDICATOR (LEEG/BELADEN) |
| 42 | FAKTOR | Numeriek | 7,3 | OPHOOGFACTOR |
| 43 | OLVM | Numeriek | 10 | INGEZET LAADVERMOGEN (OPGEHOOGD) |
| 44 | OBPGEW | Numeriek | 10 | BRUTO PLUS ZENDINGGEWICHT IN TON (OPGEHOOGD) |
| 45 | OBCGEW | Numeriek | 10 | BRUTO GEWICHT CONTAINERVERVOER IN TON (OPGEHOOGD) |
| 46 | OCONTBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN CONTAINER (OPGEHOOGD) |
| 47 | OCONTLG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE CONTAINER (OPGEHOOGD) |
| 48 | OTEUBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN TEU (OPGEHOOGD) |
| 49 | OTEULG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE TEU (OPGEHOOGD) |
| 50 | OAANTRIT | Numeriek | 10 | AANTAL RITTEN (OPGEHOOGD) |
| 51 | OWAARDE | Numeriek | 15,2 | WAARDE VAN DE VERVOERDE GOEDEREN IN 1000 EURO (OPGEHOOGD) |
| 52 | OAFST | Numeriek | 10 | RITAFSTAND TOTAAL IN KM (OPGEHOOGD) |
| 53 | OAFSTNL | Numeriek | 10 | RITAFSTAND OP NEDERLANDS GRONDGEBIED IN KM (OPGEHOOGD) |
| 54 | OLVMKM | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 55 | OLVMKMNL | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 56 | OTONKM | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 57 | OTONKMNL | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 58 | OTEUKM | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 59 | OTEUKMNL | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 60 | RITRECNR | Numeriek | 8 | RECORDNUMMER VAN DE BIJBEHORENDE RIT |
| 61 | DEELRITRECNR | Numeriek | 1 | RECORDNUMMER VAN DE DEELRIT |
| 62 | HEEN_TERUG | Numeriek | 1 | HEEN_TERUG |
Bron:CBS
2.4.6Recordomschrijving buitenlandersbestand1)
| Veldnummer | Variabele | Soort | Lengte | Omschrijving |
|---|---|---|---|---|
| 1 | JAAR | Numeriek | 4 | JAAR VAN VERTREK |
| 2 | KWARTAAL | Numeriek | 1 | KWARTAAL VAN VERTREK |
| 3 | DAG_STRT | Numeriek | 1 | DAG VAN VERTREK |
| 4 | LAND_LAD | Tekst | 2 | LAND VAN LADING |
| 5 | NUTS_LAD | Tekst | 5 | NUTS3 REGIO VAN LADING |
| 6 | GEM_LAD | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LADING |
| 7 | LMS_LAD | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN VERTREK |
| 8 | LKEN_LAD | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LAADPLAATS |
| 9 | SMIL_LAD | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LADING |
| 10 | LAND_LOS | Tekst | 2 | LAND VAN LOSSING |
| 11 | NUTS_LOS | Tekst | 5 | NUTS 3 REGIO VAN LOSSING |
| 12 | GEM_LOS | Numeriek | 4 | GEMEENTE (NL) VAN LOSSING |
| 13 | LMS_LOS | Numeriek | 4 | LMS REGIO VAN AANKOMST |
| 14 | LKEN_LOS | Numeriek | 2 | LOCATIEKENMERK VAN DE LOSPLAATS |
| 15 | SMIL_LOS | Numeriek | 2 | SMILE REGIO VAN LOSSING |
| 16 | GRENSIN | Tekst | 3 | INKOMENDE GRENSPOST |
| 17 | LMS_GIN | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE INKOMENDE GRENSPOST |
| 18 | GRENSUIT | Tekst | 3 | UITGAANDE GRENSPOST |
| 19 | LMS_GUIT | Numeriek | 3 | LMS_ZONE VAN DE UITGAANDE GRENSPOST |
| 20 | TLAND_1 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 1 |
| 21 | TLAND_2 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 2 |
| 22 | TLAND_3 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 3 |
| 23 | TLAND_4 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 4 |
| 24 | TLAND_5 | Tekst | 2 | TRANSITOLAND 5 |
| 25 | RICHTING | Numeriek | 1 | RICHTING: 1=binnenlands vervoer in Nederland; 2=internationale afvoer Nederland; 3=internationale aanvoer Nederland; 4=doorvoer door Nederland zonder overlading; 9=overig |
| 26 | NST2007 | Numeriek | 4 | NST-2007 |
| 27 | NSTR_HFD | Numeriek | 1 | NSTR 1-DIGIT |
| 28 | NSTR_GR | Numeriek | 2 | NSTR 2-DIGIT |
| 29 | VERSVORM | Numeriek | 1 | VERSCHIJNINGSVORM (lege rit, droge bulk, natte bulk, container, stukgoed/neobulk) |
| 30 | ADR_KL | Tekst | 2 | ADR-KLASSE |
| 31 | GEVI | Tekst | 4 | GEVI INDELING GEVAARLIJKE STOFFEN |
| 32 | TYPEVRTG | Numeriek | 1 | TYPE VOERTUIG (vrachtauto, vrachtauto met aanhanger, trekker met oplegger, bestelauto, trekker solo, speciaal voertuig, Langere en Zwaardere Vrachtauto) |
| 33 | RIT_TYPE | Numeriek | 1 | TYPE RIT OF ZENDING: 0=lege rit; 1=rit met 1 zending; 2=rit met 2 zendingen; 3=rit met 3 zendingen; 4=rit met 4 zendingen, 5=rit met 5 of meer zendingen; 6=rondrit |
| 34 | TYPEVERV | Numeriek | 1 | TYPE VERVOER (beroeps vervoer, eigen vervoer) |
| 35 | ZENDPRIT | Numeriek | 1 | AANTAL ZENDINGEN VERVOERD PER RIT |
| 36 | EURONORM | Numeriek | 1 | EURONORM |
| 37 | ASCONF | Numeriek | 3 | ASCONFIGURATIE |
| 38 | NATIONAL | Tekst | 2 | NATIONALITEIT VAN DE VERVOERDER |
| 39 | LVMKL | Numeriek | 5 | LAADVERMOGENKLASSE |
| 40 | CONTKL | Numeriek | 1 | CONTAINERKLASSE (20, 30 of 40 feet) |
| 41 | CONTLB | Tekst | 1 | CONTAINERINDICATOR (LEEG/BELADEN) |
| 42 | FAKTOR | Numeriek | 7,3 | OPHOOGFACTOR |
| 43 | OLVM | Numeriek | 10 | INGEZET LAADVERMOGEN (OPGEHOOGD) |
| 44 | OBPGEW | Numeriek | 10 | BRUTO PLUS ZENDINGGEWICHT IN TON (OPGEHOOGD) |
| 45 | OBCGEW | Numeriek | 10 | BRUTO GEWICHT CONTAINERVERVOER IN TON (OPGEHOOGD) |
| 46 | OCONTBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN CONTAINER (OPGEHOOGD) |
| 47 | OCONTLG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE CONTAINER (OPGEHOOGD) |
| 48 | OTEUBEL | Numeriek | 10 | AANTAL BELADEN TEU (OPGEHOOGD) |
| 49 | OTEULG | Numeriek | 10 | AANTAL LEGE TEU (OPGEHOOGD) |
| 50 | OAANTRIT | Numeriek | 10 | AANTAL RITTEN (OPGEHOOGD) |
| 51 | OWAARDE | Numeriek | 15,2 | WAARDE VAN DE VERVOERDE GOEDEREN IN 1000 EURO (OPGEHOOGD) |
| 52 | OAFST | Numeriek | 10 | RITAFSTAND TOTAAL IN KM (OPGEHOOGD) |
| 53 | OAFSTNL | Numeriek | 10 | RITAFSTAND OP NEDERLANDS GRONDGEBIED IN KM (OPGEHOOGD) |
| 54 | OLVMKM | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 55 | OLVMKMNL | Numeriek | 10 | LAADVERMOGENTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 56 | OTONKM | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 57 | OTONKMNL | Numeriek | 10 | LADINGTONKILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 58 | OTEUKM | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER TOTAAL (OPGEHOOGD) |
| 59 | OTEUKMNL | Numeriek | 10 | TEU-KILOMETER OP NEDERLANDS GRONDGEBIED (OPGEHOOGD) |
| 60 | RITRECNR | Numeriek | 8 | RECORDNUMMER VAN DE BIJBEHORENDE RIT |
Bron:CBS
1)Niet alle variabelen in het basisbestand worden geleverd door de EU-lidstaten. Zie bijlage X voor een overzicht van welke variabelen in het basisbestand beschikbaar zijn (en hoe deze tot stand zijn gekomen) en welke niet.