Asielaanvraag en opvang
In dit hoofdstuk wordt de instroom van asielzoekers in de periode 2014 tot en met de eerste helft van 2023 besproken. Achtereenvolgens komen de omvang en de samenstelling van de groep, de verblijfssituatie en het verkrijgen van een verblijfsvergunning aan de orde. De laatste paragraaf gaat in op een specifieke groep, de alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s). Er is een uitsplitsing gemaakt naar nationaliteit, leeftijdsgroepen en gezinsvorming.
2.1Instroom
Hoge jaarlijkse instroom COA-opvang sinds 2021
Ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder zijn er in de eerste helft van 2023 duizend asielzoekers meer in het COA ingestroomd: in de eerste helft van 2023 ging het om 20 duizend asielzoekers, in de eerste helft van 2022 waren dit er 19 duizend. Dat is in lijn met de toename van asielzoekers in 2021 en 2022, na een relatief lage instroom in 2020. Ook nareizende familieleden die zijn ingestroomd via COA-opvang worden meegeteld. In 2014 zijn er 27 duizend asielzoekers in COA-opvanglocaties in Nederland ingestroomd, in 2015 54 duizend, in 2016 31 duizend, in 2017 36 duizend, in 2018 30 duizend, in 2019 eveneens 30 duizend, in 2020 22 duizend, in 2021 35 duizend, in 2022 49 duizend en in de eerste helft van 2023 20 duizend (in voorgaande jaren was de instroom de eerste helft van het jaar meestal hoger dan in de tweede helft van het jaar). De afname in met name de eerste helft van 2020 is een gevolg van de coronacrisis. Zo werden in tal van herkomstlanden en ook in Nederland grensmaatregelen ingevoerd, maar ook konden asielgehoren en rechterlijke uitspraken niet plaatsvinden en werden asielzoekers in andere opvang geplaatst dan in de COA-opvang. In Ter Apel heeft de identificatie en registratie tijdelijk stilgelegen en konden asielaanvragen niet worden ingediend. Vanaf eind april 2020 werden voor veel tijdelijke maatregelen langzaam aan weer versoepelingen doorgevoerdnoot1 noot2 waardoor de instroom in de COA-opvang weer toenam.
Jaar | Syrië | Irak | Afghanistan | Eritrea | Iran | Turkije | Overig/onbekend |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Eerste helft 2023* | 7545 | 810 | 515 | 1145 | 680 | 1490 | 7440 |
2022* | 23725 | 910 | 2935 | 2430 | 935 | 3800 | 14500 |
2021 | 15460 | 1095 | 3285 | 2005 | 385 | 3095 | 9385 |
2020 | 7585 | 760 | 610 | 2485 | 460 | 1415 | 8865 |
2019 | 7005 | 800 | 670 | 3290 | 1660 | 1330 | 15105 |
2018 | 7240 | 1115 | 770 | 4755 | 2040 | 1365 | 12930 |
2017 | 17955 | 1540 | 490 | 4800 | 870 | 515 | 9900 |
2016 | 12780 | 1210 | 1135 | 2990 | 955 | 310 | 11955 |
2015 | 29695 | 3350 | 2685 | 7895 | 2030 | 65 | 8565 |
2014 | 13260 | 1080 | 615 | 3955 | 550 | 50 | 7270 |
* Voorlopige cijfers |
2.2Nationaliteiten
Meer asielzoekers uit Jemen en Turkije
In alle jaren zijn Syriërs veruit de grootste groep onder asielzoekers die instroomden bij de asielopvang van het COA. De figuur laat zien dat in 2022 ongeveer de helft van de ingestroomde asielzoekers de Syrische nationaliteitnoot3 heeft. In de eerste helft van 2023 is het aandeel Syrische asielzoekers gedaald naar 38 procent. Tot en met 2020 betreft de op één na grootste groep die met de Eritrese nationaliteit. In 2021 is dat die met de Afghaanse nationaliteit, en in 2022 en de eerste helft van 2023 is dat die met de Turkse nationaliteit. Turkije staat sinds 2018 in de top 5 van nationaliteiten van ingestroomde asielzoekers in de COA-opvang. Vanaf 2020 is de toename van asielverzoeken van Jemenieten opvallend. Dit heeft waarschijnlijk te maken met een ernstig verslechterde humanitaire situatie in Jemen als gevolg van het voortdurende conflict tussen het leger van de officiële regering van Hadi en de Houthi’s.noot4 Dit lijkt geen tijdelijke ontwikkeling: Jemen staat in de eerste helft van 2023 op de derde plek qua instroom in de COA-opvang. In de eerste helft van 2023 staat de groep asielzoekers met de Somalische nationaliteit voor het eerst sinds 2014 weer in de top 5. De redenen waarom asielverzoeken toenemen, variëren per land. Dit kan te maken hebben met zaken als een verslechterde veiligheidssituatie, een onzekere politieke situatie, een slechte economische situatie of veranderingen als het ingaan van de dienstplicht.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022* | Eerste helft 2023* | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Syrië | 13 260 | Syrië | 29 695 | Syrië | 12 780 | Syrië | 17 955 | Syrië | 7 240 | Syrië | 7 005 | Syrië | 7 585 | Syrië | 15 460 | Syrië | 23 725 | Syrië | 7 545 |
2 | Eritrea | 3 955 | Eritrea | 7 895 | Eritrea | 2 990 | Eritrea | 4 800 | Eritrea | 4 755 | Eritrea | 3 290 | Eritrea | 2 485 | Afghanistan | 3 285 | Turkije | 3 800 | Turkije | 1 490 |
3 | Somalië | 1 295 | Irak | 3 350 | Albanië | 1 655 | Irak | 1 540 | Iran | 2 040 | Nigeria | 2 230 | Turkije | 1 415 | Turkije | 3 095 | Afghanistan | 2 935 | Jemen | 1 225 |
4 | Irak | 1 080 | Afghanistan | 2 685 | Marokko | 1 265 | Marokko | 940 | Turkije | 1 365 | Iran | 1 660 | Algerije | 1 120 | Eritrea | 2 005 | Jemen | 2 815 | Eritrea | 1 145 |
5 | Afghanistan | 615 | Iran | 2 030 | Joegoslavië | 1 230 | Iran | 870 | Algerije | 1 240 | Turkije | 1 330 | Jemen | 1 015 | Jemen | 1 815 | Eritrea | 2 430 | Somalië | 1 030 |
Bron:CBS.
* voorlopige cijfers
2.3Leeftijd en geslacht
Aandeel jonge mannen relatief groot
De meeste asielzoekers zijn jong. Ruim driekwart van de asielzoekers is jonger dan 35 jaar (dit geldt voor alle jaren). Ongeveer de helft van alle asielzoekers uit 2014 en 2015 is op het moment van aankomst in Nederland jonger dan 25 jaar. Van de asielzoekers uit 2016 en 2017 is dat bijna 60 procent; in de periode 2018 tot en met de eerste helft van 2023 is dat weer ongeveer de helft. Ter vergelijking: van de Nederlandse bevolking op 1 januari 2023 is 28 procent jonger dan 25 jaar en 41 procent is jonger dan 35 jaar. Het aandeel mannen onder asielzoekers is van 68 procent in het cohort 2014 gedaald naar 56 procent in het cohort 2017 en vervolgens weer gestegen naar 65 procent in het cohort 2019. Sindsdien blijft het aandeel man schommelen tussen de 65 en 67 procent.
Categorie | Mannen, 2014 | Vrouwen, 2014 | Mannen, 2017 | Vrouwen, 2017 | Mannen, eerste helft 2023* | Vrouwen, eerste helft 2023* |
---|---|---|---|---|---|---|
80 jaar of ouder | -0,03 | 0,05 | -0,03 | 0,04 | -0,03 | 0,03 |
75 tot 80 jaar | -0,06 | 0,1 | -0,05 | 0,07 | -0,07 | 0,07 |
70 tot 75 jaar | -0,14 | 0,13 | -0,1 | 0,12 | -0,13 | 0,14 |
65 tot 70 jaar | -0,26 | 0,24 | -0,25 | 0,17 | -0,23 | 0,24 |
60 tot 65 jaar | -0,38 | 0,32 | -0,52 | 0,31 | -0,34 | 0,41 |
55 tot 60 jaar | -0,83 | 0,52 | -0,94 | 0,7 | -1,02 | 0,57 |
50 tot 55 jaar | -1,48 | 0,73 | -1,6 | 1,42 | -1,61 | 0,9 |
45 tot 50 jaar | -2,85 | 1,07 | -2,11 | 1,73 | -2,65 | 1,51 |
40 tot 45 jaar | -4,47 | 1,64 | -2,46 | 2,6 | -3,79 | 2,11 |
35 tot 40 jaar | -6,56 | 2,26 | -3,28 | 3,35 | -4,89 | 2,98 |
30 tot 35 jaar | -8,99 | 3,44 | -5 | 4,15 | -7,31 | 3,35 |
25 tot 30 jaar | -11,51 | 4,13 | -6,63 | 4,45 | -10,26 | 3,74 |
20 tot 25 jaar | -10,42 | 3,84 | -7,13 | 4,6 | -10,76 | 3,17 |
15 tot 20 jaar | -7,71 | 2,99 | -8,1 | 4,26 | -11,77 | 3,66 |
10 tot 15 jaar | -3,47 | 2,77 | -5,38 | 4,81 | -4,32 | 2,99 |
5 tot 10 jaar | -3,85 | 3,69 | -6,22 | 5,69 | -3,91 | 3,72 |
0 tot 5 jaar | -4,62 | 4,46 | -6,04 | 5,68 | -4,01 | 3,32 |
*Voorlopige cijfers |
Weer met name mannen uit Syrië
Uit Syrië en Eritrea zijn het in 2014 en 2015 vooral mannen die bij COA-opvang binnenkomen. In die jaren bestaat ruim twee derde van alle Syrische asielzoekers uit mannen, in 2016 is dat 44 procent en daarna is het aandeel mannen weer toegenomen tot 68 procent in 2020. In 2021 bedraagt het percentage 64, in 2022 67 en in de eerste helft van 2023 66 procent. Vooral in 2016 en 2017 is het aandeel vrouwen en ook het aandeel jonge kinderen wat hoger dan in de andere jaren. Dit komt vooral doordat het aandeel nareizigers onder Syriërs in deze jaren hoger is. Deze groep nareizigers bestaat voor een groter deel uit vrouwen en kinderen dan de groep mensen die in Nederland een eerste asielaanvraag doet (de referenten). In de periode 2018–2020 neemt het aandeel vrouwen en kinderen onder Syrische asielzoekers weer af. Een vergelijking van de piramides tussen 2014, 2017 en 2022 laat duidelijk zien dat de asielverzoeken in 2014 vooral jongvolwassen mannen betroffen, die in 2017 vooral vrouwen en kinderen (nareizigers) terwijl er in 2022 sprake is van een iets evenwichtiger verdeling tussen mannen en vrouwen, waarbij wel de groep 15 tot 20‑jarige mannen opvalt.
Leeftijd | Mannen, 2014 | Vrouwen, 2014 | Mannen, 2017 | Vrouwen, 2017 | Mannen, 2022* | Vrouwen, 2022* |
---|---|---|---|---|---|---|
80 jaar of ouder | -0,03 | 0,07 | -0,05 | 0,04 | -0,01 | 0,02 |
75 tot 80 jaar | -0,04 | 0,08 | -0,05 | 0,08 | -0,03 | 0,03 |
70 tot 75 jaar | -0,07 | 0,09 | -0,09 | 0,11 | -0,07 | 0,06 |
65 tot 70 jaar | -0,23 | 0,11 | -0,31 | 0,14 | -0,19 | 0,13 |
60 tot 65 jaar | -0,41 | 0,26 | -0,79 | 0,31 | -0,59 | 0,27 |
55 tot 60 jaar | -1,03 | 0,48 | -1,18 | 0,84 | -1,23 | 0,61 |
50 tot 55 jaar | -2,13 | 0,71 | -2,11 | 2,06 | -2,1 | 0,97 |
45 tot 50 jaar | -4,23 | 1,26 | -2,38 | 2,49 | -3,56 | 1,49 |
40 tot 45 jaar | -5,97 | 1,76 | -1,97 | 3,44 | -4,19 | 2,08 |
35 tot 40 jaar | -8,04 | 2,32 | -1,98 | 4,06 | -4,58 | 2,55 |
30 tot 35 jaar | -10,17 | 3,25 | -2,25 | 4,47 | -5,99 | 2,48 |
25 tot 30 jaar | -10,97 | 3,09 | -2,33 | 4,39 | -7,9 | 3,05 |
20 tot 25 jaar | -8,17 | 2,45 | -3,33 | 5,55 | -8,86 | 3,48 |
15 tot 20 jaar | -6,25 | 2,42 | -5,73 | 5,45 | -13,03 | 3,55 |
10 tot 15 jaar | -3,81 | 2,86 | -7,19 | 6,51 | -5,62 | 4,28 |
5 tot 10 jaar | -4,54 | 4,19 | -7,93 | 7,43 | -4,98 | 4,2 |
0 tot 5 jaar | -4,34 | 4,19 | -6,62 | 6,32 | -3,98 | 3,84 |
* Voorlopige cijfers |
2.4Huishoudenssamenstelling
Stijging alleenstaande asielzoekers, minder asielzoekers in gezinsverband uit Eritrea
Bijna de helft van alle asielzoekers die in 2014 en 2015 in Nederland zijn aangekomen, kwam als alleenstaande asielzoeker bij het COA binnen. In 2016 en 2017 daalde dit aandeel respectievelijk naar 35 en 31 procent. Dit aandeel is vervolgens weer gestegen naar 48 procent in 2020 en in de eerste helft van 2023 is het aandeel, na een kleine dip in 2021, verder toegenomen naar 51 procent. In absolute zin werden in 2014 13 duizend alleenstaande asielzoekers opgevangen. Dit aantal steeg in 2015 naar bijna 25 duizend alleenstaande asielzoekers. In de periode 2016–2020 schommelde het aantal tussen de 11 en 13 duizend, in 2021 waren het er ruim 15 duizend en in 2022 steeg het aantal alleenstaanden tot ruim 23 duizend. In de eerste helft van 2023 ging het om 10 duizend alleenstaanden. Van alle alleenstaande asielzoekers over de jaren heen is grofweg 11 procent minderjarig. Alleenstaand betekent hier overigens dat deze asielzoekers als alleenstaande zijn opgevangen. Het is goed mogelijk dat (een deel van) deze asielzoekers wel een partner of gezin (tijdelijk) hebben achtergelaten en dat zij later herenigd zijn.
Een deel van de asielzoekers is gekomen in gezinsverband (als kind of ouder in een gezin met kinderen); in 2014 38 procent. Dit percentage loopt op naar 59 procent in 2017. Dit aandeel is daarna weer gedaald naar 42 procent in 2022 en 38 procent in de eerste helft van 2023. Het kan hierbij gaan om asielzoekers die met hun gezin in Nederland arriveren, maar ook om nareizigers die zich in de asielopvang bij hun familieleden voegen. Vooral asielzoekers met een Eritrese nationaliteitnoot5 kwamen tot 2020 steeds vaker dan voorheen in gezinsverband (70 procent in 2020, ten opzichte van 10 procent in 2014) naar Nederland. Sindsdien neemt dat echter weer af tot 21 procent in de eerste helft van 2023. Met name het aandeel kinderen binnen Eritrese gezinnen steeg tussen 2014 en 2020 sterk, van 7 tot 50 procent, en daalde in de jaren daarna tot 14 procent in de eerste helft van 2023. Er zijn maar weinig asielzoekers die met partner zonder kinderen in Nederland arriveren (2 tot 5 procent). Ter vergelijking: van de Nederlandse bevolking leeft op 1 januari 2022 26 procent met partner zonder kinderen.
Categorie 1 | Categorie 2 | Alleenstaand, meerderjarig | Alleenstaand, minderjarig | Kind in een gezin met ouder(s) | Partner in paar met kinderen | Partner in paar zonder kinderen | Ouder in eenoudergezin | Overig lid gezin | Onbekend |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Syrië | '14, Syrië | 5690 | 175 | 3575 | 1410 | 385 | 605 | 1065 | 355 |
Syrië | '17, Syrië | 2190 | 145 | 9070 | 2795 | 410 | 1990 | 425 | 930 |
Syrië | '23*, Syrië | 2635 | 445 | 2665 | 585 | 110 | 585 | 370 | 155 |
Irak | '14, Irak | 470 | 10 | 320 | 95 | 35 | 65 | 50 | 35 |
Irak | '17, Irak | 485 | 25 | 610 | 175 | 30 | 95 | 45 | 75 |
Irak | '23*, Irak | 175 | 20 | 195 | 75 | 30 | 25 | 260 | 20 |
Afghanistan | '14, Afghanistan | 220 | 35 | 170 | 75 | 40 | 35 | 30 | 15 |
Afghanistan | '17, Afghanistan | 145 | 45 | 160 | 40 | 20 | 30 | 20 | 30 |
Afghanistan | '23*, Afghanistan | 170 | 35 | 155 | 45 | 15 | 30 | 35 | 30 |
Eritrea | '14, Eritrea | 2710 | 500 | 270 | 30 | 90 | 115 | 50 | 190 |
Eritrea | '17, Eritrea | 1150 | 505 | 1860 | 105 | 35 | 680 | 125 | 335 |
Eritrea | '23*, Eritrea | 495 | 315 | 160 | 40 | 30 | 50 | 30 | 30 |
Iran | '14, Iran | 290 | 5 | 90 | 40 | 45 | 40 | 20 | 20 |
Iran | '17, Iran | 370 | 10 | 195 | 105 | 65 | 65 | 15 | 40 |
Iran | '23*, Iran | 300 | 5 | 110 | 95 | 95 | 35 | 20 | 15 |
Turkije | '14**, Turkije | . | . | . | . | . | . | . | . |
Turkije | '17, Turkije | 150 | 0 | 155 | 125 | 50 | 10 | 5 | 15 |
Turkije | '23*, Turkije | 615 | 10 | 435 | 140 | 55 | 135 | 80 | 25 |
Overig/onbekend | '14, Overig/onbekend | 2735 | 195 | 2090 | 650 | 270 | 510 | 540 | 275 |
Overig/onbekend | '17, Overig/onbekend | 5445 | 395 | 1800 | 810 | 420 | 365 | 280 | 385 |
Overig/onbekend | 23*, Overig/onbekend | 4310 | 425 | 1225 | 420 | 305 | 335 | 215 | 205 |
* Voorlopige cijfers | |||||||||
** Vanwege kleine aantallen geven de gegevens voor Turkije in 2014 een vertekend beeld. Deze cijfers zijn daarom in deze figuur weggelaten. In het dashboard vindt u wel de cijfers voor Turkije in 2014. |
2.5COA verhuizingen
Aantal verhuizingen in COA-opvang neemt voor recente cohorten iets toe
Figuur 2.5.1 laat zien hoe vaak asielzoekers gemiddeld zijn verhuisdnoot6 tussen opvanglocaties, uitgesplitst naar instroomcohort en aantal maanden na instroom in een COA-opvanglocatie. Personen uit het instroomcohort 2014 zijn na zes maanden gemiddeld 1,7 keer verhuisd. Mensen uit de instroomcohorten tot en met 2019 verhuisden grofweg steeds iets minder vaak in de eerste zes maanden na instroom in een opvanglocatie dan de voorgaande instroomcohorten, m.u.v. cohort 2018. Dit cohort laat een kleine stijging zien ten opzichte van het voorgaande cohort. Maar de recente instroomcohorten (2020 tot en met de eerste helft van 2023) laten een kentering zien: mensen uit die cohorten verhuisden gemiddeld juist weer iets vaker dan eerdere cohorten. Het gemiddeld aantal verhuizingen na zes maanden van de instroomcohorten vanaf 2021 ligt weer boven 1,0 keer, net als in instroomcohort 2014 en 2015. Syriërs en Eritreeërs ingestroomd in 2014 verhuisden in de eerste zes maanden wat vaker (gemiddeld bijna twee keer) dan bijvoorbeeld Afghanen en Irakezen (gemiddeld iets meer dan één keer), maar voor de instroomcohorten van 2017 en later is dit verschil verdwenen. Vanaf instroomjaar 2021 zijn het de Afghanen die het vaakst (moeten) verhuizen, in de eerste helft van 2023 verhuisden zij zelfs bijna twee keer zo vaak als asielzoekers van andere nationaliteiten. Mensen ingestroomd in 2015 en 2016 en in de periode 2021–2022 verhuisden binnen anderhalf jaar vaker dan de andere instroomcohorten. Dit komt vermoedelijk doordat eind 2016 en begin 2017 verschillende COA-opvanglocaties (vooral tijdelijke crisisnoodopvanglocaties opgericht in 2015) werden gesloten en de bewoners om die reden moesten verhuizen.noot7 Asielzoekers die in 2017 en 2019 bij COA-opvang zijn ingestroomd verhuisden juist minder vaak binnen anderhalf jaar. De stijging van het aantal verhuizingen vanaf 2020 is vermoedelijk te verklaren door een toename en inzet van tijdelijke noodopvanglocatiesnoot8 (JenV, 2023). Omdat deze slechts tijdelijk beschikbaar zijn, kan dit geleid hebben tot meer verhuizingen.
Aantal maanden na instroom in COA-opvang | 3 | 6 | 12 | 18 | 24 | 30 | 36 | 42 | 48 | 54 | 60 | 66 | 72 | 78 | 84 | 90 | 96 | 102 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2014 | 0,83 | 1,65 | 1,8 | 1,71 | 1,7 | 1,94 | 2,05 | 2,2 | 2,28 | 2,33 | 2,62 | 2,87 | 3,25 | 3,77 | 3,88 | 4,42 | 4,55 | 5,13 |
2015 | 0,53 | 1,17 | 2,07 | 2,48 | 2,7 | 2,81 | 3,11 | 3,3 | 3,51 | 3,81 | 4,09 | 4,22 | 4,4 | 4,8 | 5,16 | 5,55 | . | . |
2016 | 0,43 | 0,97 | 1,78 | 2,19 | 2,34 | 2,43 | 2,58 | 2,75 | 2,93 | 3,29 | 3,37 | 3,66 | 4,06 | 4,82 | 5,37 | . | . | . |
2017 | 0,38 | 0,72 | 1,13 | 1,49 | 1,69 | 1,84 | 2,09 | 2,39 | 2,59 | 2,99 | 3,3 | 3,86 | 4,16 | . | . | . | . | . |
2018 | 0,4 | 0,85 | 1,55 | 1,88 | 2,07 | 2,26 | 2,47 | 2,78 | 3,28 | 3,77 | 4,16 | 4,39 | . | . | . | . | . | . |
2019 | 0,28 | 0,4 | 0,79 | 1,14 | 1,38 | 1,71 | 2,23 | 2,76 | 3,34 | 4,1 | . | . | . | . | . | . | . | . |
2020 | 0,62 | 0,83 | 1,24 | 1,66 | 2,16 | 2,81 | 3,13 | 4,11 | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . |
2021 | 0,7 | 1,14 | 1,74 | 2,17 | 2,69 | 1,67 | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . |
2022* | 0,72 | 1,2 | 1,86 | 2,31 | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . |
Eerste helf 2023* | 0,7 | 1,27 | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . |
* Voorlopige cijfers |
2.6COA-opvanglocaties
Figuur 2.6.1 laat voor cohort 2022 zien in wat voor soort opvanglocatie asielzoekers zich bevonden in het aantal maanden na instroom in COA. In de eerste maand na instroom bevond het overgrote gedeelte van de asielzoekers in COA zich in een reguliere opvang (69 procent). In de meeste gevallen was dat een centrale ontvangstlocatie (COL), waar de asielzoeker wordt geïdentificeerd, geregistreerd en gescreend op tbc. 18 procent bevond zich in een noodopvang en 10 procent in de crisis noodopvang. Noodopvanglocaties zijn tijdelijke opvanglocaties waar het kwaliteits- en voorzieningen niveau vaak lager ligt. Voorbeelden zijn evenementenhallen, leegstaande kantoren, recreatiewoningen, schepen of tijdelijke paviljoens. Crisis noodopvang zijn locaties die door de gemeente of provincie worden georganiseerd bij een ramp of crisis.noot9 Drie maanden na instroom in COA is het aandeel asielzoekers in de reguliere opvang gedaald naar 44 procent, het aandeel asielzoekers in de noodopvang is daarentegen gestegen naar 39 procent en in de crisis noodopvang naar 13 procent. Na zes maanden is het aandeel in de reguliere opvang weer iets gestegen naar 48 procent en in de noodopvang naar 40 procent. De crisis noodopvang is iets gedaald naar 11 procent.
Aantal maanden na instroom in COA-opvang | Regulier | Noodopvang | Crisis Noodopvang | Onbekend |
---|---|---|---|---|
1 | 69,36 | 18,43 | 10,34 | 1,87 |
3 | 43,79 | 39,13 | 12,87 | 4,21 |
6 | 47,63 | 40,14 | 10,54 | 1,68 |
* Voorlopige cijfers |
2.7Verblijfssituatienoot10
Dalende aandelen met vergunning na twaalf maanden, maar vanaf 2020 weer een stijging
Van de Syriërs en Eritreeërs die in 2014 t/m 2021 in de asielopvang van het COA zijn ingestroomd (voor cohort 2022 en de eerste helft van 2023 kunnen we nog geen twaalf maanden vooruit kijken), heeft na twaalf maanden rond de 90 procent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit percentage was met ruim 96 procent nog hoger voor de Syriërs en Eritreeërs die in 2014 t/m 2017 in de asielopvang van het COA zijn ingestroomd. Dit is veel hoger dan onder de groep statushouders die in 2014 t/m 2021 zijn ingestroomd met andere nationaliteitennoot11, waar dit cijfer na twaalf maanden tussen de 40 (Iran) en 58 (Afghanistan) procent ligt. Voor de asielzoekers uit Afghanistan en Turkije is het aandeel dat na twaalf maanden een verblijfsvergunning heeft gekregen in 2021 ook gestegen naar boven de 90 procent. Voor de meeste groepen is het aandeel met verblijfsvergunning binnen twaalf maanden voor cohort 2018, maar met name voor cohort 2019, wat lager dan voor de voorgaande cohorten. Dit is mogelijk een effect van de opgelopen achterstanden bij de IND, waarvoor in april 2020 een speciale taskforce is opgericht met het doel achterstallige asielaanvragen weg te werken.noot12 In juli 2021 was het merendeel van de achterstallige asielaanvragen weggewerkt.noot13 In 2021 zien we voor veel nationaliteiten weer een stijging van het aandeel met een verblijfsvergunning binnen twaalf maanden.
Categorie | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Syrië | 98,3 | 97,4 | 96,6 | 97,2 | 93,3 | 70,8 | 89,2 | 85,3 |
Irak | 59,2 | 39,0 | 49,8 | 79,1 | 51,6 | 35,1 | 57,2 | 70,1 |
Afghanistan | 67,9 | 27,5 | 33,8 | 58,9 | 78,2 | 49,8 | 58,9 | 91,3 |
Eritrea | 96,8 | 98,1 | 96,7 | 96,2 | 86,6 | 86,5 | 84,7 | 73,9 |
Iran | 73,1 | 30,9 | 32,0 | 64,0 | 20,1 | 8,3 | 32,9 | 56,1 |
Turkije | 28,6 | 27,0 | 24,9 | 75,6 | 45,9 | 47,6 | 90,6 | 92,9 |
Overig/onbekend | 65,7 | 54,5 | 51,7 | 57,8 | 45,7 | 25,3 | 46,3 | 57,8 |
Na acht-en-een-half jaar nog 160 asielzoekers zonder vergunning in COA-opvang
Van het instroomcohort 2014 verblijven na 102 maanden nog steeds 160 personen in de opvang zonder een vergunning. Dit betekent echter niet dat de IND hun aanvraag nog niet heeft afgehandeld. Na een afwijzing blijven sommigen in de opvang in afwachting van vertrek, of in afwachting van een uitspraak op beroep. Ook kunnen mensen na een afwijzing opnieuw een asielaanvraag indienen (tweede of volgende aanvraag), bijvoorbeeld wanneer er iets is veranderd in hun situatie, of omdat er nieuwe informatie is over het land van herkomst. Er mag aangenomen worden dat een groot deel van deze mensen geen verblijfsvergunning krijgt. Een aanzienlijk deel van de asielzoekers is bovendien inmiddels vertrokken uit de COA-opvang (of overleden). Wanneer we met deze laatste groep (vertrokken of overleden) rekening houden, zien we dat van het instroomcohort 2014 na 102 maanden nog 0,8 procent (ofwel de eerder genoemde 160 personen) zonder een verblijfsvergunning in de COA-opvang verblijft. Van het instroomcohort 2015 verblijven er na 90 maanden nog 485 personen (1,1 procent) in de COA-opvang zonder een verblijfsvergunning. Voor bijna een derde bestaat deze groep uit personen met een Iraakse nationaliteit. Van het instroomcohort 2016 verblijven na 78 maanden nog 335 personen in de COA-opvang zonder verblijfsvergunning (1,8 procent). Voor dit instroomcohort bestaat deze groep voor meer dan de helft uit personen met ‘overige’ nationaliteiten. Van het instroomcohort 2017 zijn er na 66 maanden nog 475 personen in de COA-opvang zonder een verblijfsvergunning (1,8 procent). Van het instroomcohort 2018 ten slotte, zijn er na 54 maanden nog 980 personen in de COA-opvang zonder een verblijfsvergunning (5,1 procent).
De snelheid waarmee asielzoekers een verblijfsvergunning krijgen verschilt sterk per nationaliteit. Zo zien we dat bijna alle Syriërs (99 procent) en Eritreeërs (98 procent) van het instroomcohort 2014 binnen anderhalf jaar een verblijfsvergunning hebben gekregen. Dit is veel sneller dan asielzoekers uit de overige hier gepresenteerde landen: na drie jaar is dit rond de 90 procent voor asielzoekers uit Irak (88 procent), Iran (90 procent) en Afghanistan (90 procent). Dit heeft vooral te maken met de kansen dat asielzoekers uit de verschillende landen hun asielverzoek gehonoreerd krijgen. Binnen zes maanden heeft al 92 procent van de Syriërs en 83 procent van de Eritreeërs uit instroomcohort 2014 een verblijfsvergunning. Voor Syriërs die in 2017 zijn ingestroomd, verlopen de procedures nog steeds snel: van hen had 91 procent al binnen zes maanden een verblijfsvergunning. Voor de instroomcohorten 2018 en 2019 zijn de aandelen met verblijfsvergunning binnen een half jaar lager: van de in 2018 ingestroomde Syriërs heeft 68 procent binnen een half jaar een verblijfsvergunning ontvangen, van de in 2019 ingestroomde Syriërs was dit 48 procent, van instroomcohort 2020 was dit 57 procent en van instroomcohort 2021 was dit 55 procent. Voor alle nationaliteiten geldt een soortgelijke trend: van cohort 2017 had 79 procent binnen zes maanden een verblijfsvergunning, dit aandeel daalde in de jaren daarna tot 34 procent voor cohort 2019 en nam weer toe naar 50 procent voor cohort 2021. Voor instroomcohort 2022 is dit aandeel opnieuw afgenomen tot 35 procent.noot14 De lagere aandelen met verblijfsvergunningen in 2018 en 2019 worden vermoedelijk veroorzaakt door de eerder genoemde opgelopen achterstanden bij de IND. De lagere aandelen voor cohort 2022 zouden samen kunnen hangen met de tijdelijke verlenging van de wettelijke beslistermijn van de IND voor de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van zes naar negen maanden sinds september 2022.noot15
Aantal maanden na instroom in COA-opvang | Syrië | Irak | Afghanistan | Eritrea | Iran | Turkije** | Overig/onbekend |
---|---|---|---|---|---|---|---|
3 | 52,5 | 67,4 | 67,2 | 88,7 | 77,3 | . | 73,6 |
6 | 8,3 | 54,1 | 50,2 | 17,1 | 55,4 | . | 56,1 |
12 | 1,7 | 40,8 | 32,1 | 3,2 | 26,9 | . | 34,3 |
18 | 0,6 | 33,7 | 22,6 | 1,9 | 17 | . | 25,4 |
24 | 0,2 | 21,4 | 18,5 | 1,4 | 12,6 | . | 19,1 |
30 | 0,1 | 16,5 | 14,6 | 1,1 | 10,4 | . | 15,6 |
36 | 0,1 | 11,9 | 10,3 | 0,9 | 9,7 | . | 12,3 |
42 | 0,1 | 9,2 | 8 | 0,9 | 4,8 | . | 10,2 |
48 | 0,1 | 9,4 | 5,4 | 1 | 3,9 | . | 9,6 |
54 | 0,1 | 6,8 | 4,5 | 0,9 | 3,9 | . | 8,8 |
60 | 0,1 | 5,3 | 4 | 0,8 | 3,1 | . | 8 |
66 | 0,1 | 4,5 | 4,3 | 0,7 | 2,4 | . | 7,1 |
72 | 0,1 | 3,1 | 3,6 | 0,6 | 2,4 | . | 6 |
78 | 0,1 | 2,7 | 3,7 | 0,6 | 2,9 | . | 4,8 |
84 | 0,1 | 2,6 | 3,3 | 0,7 | 2,9 | . | 4,3 |
90 | 0,1 | 3,6 | 3,4 | 0,7 | 2 | . | 4,3 |
96* | 0,1 | 2,6 | 3,8 | 0,6 | 1,3 | . | 3,7 |
102* | 0,1 | 2,2 | 2,7 | 0,6 | 1,5 | . | 2,6 |
*De cijfers vanaf maand 96 zijn voorlopig**Vanwege kleine aantallen geven de gegevens voor Turkije in 2014 een vertekend beeld. Deze cijfers zijn daarom in deze figuur weggelaten. In het dashboard vindt u wel de cijfers voor Turkije in 2014. |
Vaker een eigen woning voor Eritreeërs ingestroomd vanaf 2016 door meer nareis
Van de in 2014 ingestroomde Syriërs had 70 procent na twaalf maanden een eigen woonruimte, veel meer dan de overige nationaliteiten. Daarna is dit percentage het hoogst bij Eritreeërs, namelijk 45 procent. Voor met name deze laatste groep is in de jaren daarna, in de periode 2016 tot en met 2020, de verblijfssituatie aanmerkelijk verbeterd (gemiddeld 77 procent woonde in deze periode zelfstandig). Voor Syriërs die in 2016 en 2017 zijn ingestroomd nam het aandeel met een eigen woning na twaalf maanden verder toe tot 87 procent. De verbeterde situatie komt doordat een aanzienlijk deel van de asielzoekers in deze jaren nareiziger was. De referent wacht het langst, de nareizigers korter. In 2018 is het aandeel nareizigers afgenomen en daarmee daalden ook de aandelen met een eigen woonruimte binnen een jaar (71 procent voor de Syriërs). Vooral alleenstaanden moeten lang wachten op woonruimte. Een deel van deze groep wacht nog op nareis van familieleden, waardoor nog niet altijd duidelijk is welk type woning nodig is.noot16 Van de Eritreeërs die zijn ingestroomd in 2018 t/m 2021 verblijft een relatief groot aandeel na twaalf maanden nog zonder verblijfsvergunning in COA-opvang (respectievelijk 12, 13, 14 en 24 procent), in de voorgaande instroomcohorten was dit maximaal 3,5 procent. Ook onder Syriërs in de cohorten 2018 t/m 2021 is een relatief groot aandeel dat na twaalf maanden nog zonder verblijfsvergunning in COA-opvang verblijft: 6 procent in 2018, 27 procent in 2019, 9 procent in 2020, en 14 procent in de cohort 2021. In de jaren daarvoor was dit aandeel hooguit drie procent. Deze stijging wordt vermoedelijk veroorzaakt door de (inmiddels weggewerkte) achterstanden bij de IND en door een afnemend aandeel nareizigers.
Jaar van instroom in COA-opvang | Zelfstandig in gemeente | In COA met verblijfsvergunning | In COA zonder verblijfsvergunning | Vertrokken (of tijdelijk geen adres) | Overleden | Administratief geplaatst, logeer- of hotel en accomodatieregeling met verblijfsvergunning | Administratief geplaatst, logeer- of hotel en accomodatieregeling zonder verblijfsvergunning |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2014 | 1780 | 1895 | 120 | 160 | 0 | 0 | 0 |
2015 | 4795 | 2665 | 140 | 245 | 0 | 45 | 5 |
2016 | 2370 | 225 | 90 | 300 | 0 | 0 | 0 |
2017 | 3890 | 355 | 165 | 385 | 5 | 5 | 0 |
2018 | 3470 | 235 | 570 | 470 | 5 | 0 | 0 |
2019 | 2480 | 215 | 420 | 170 | 5 | 0 | 0 |
2020 | 1755 | 160 | 345 | 225 | 0 | 0 | 5 |
2021 | 1220 | 190 | 490 | 90 | 0 | 5 | 10 |
Afghanen uit 2021 weer vaker een eigen woning
De verblijfssituatie van Afghanen laat sinds 2014 een wisselend beeld zien. Na een initiële daling van 2015 ten opzichte van 2014 van 42 naar 14 procent van het instroomcohort dat zelfstandig woont na twaalf maanden, verbeterde de woonsituatie van Afghanen tot en met 2018 aanzienlijk: van het cohort 2018 had 62 procent na twaalf maanden een eigen woonruimte, vier keer zoveel als het cohort 2015. In cohorten 2019 en 2020 nam dit weer af naar ongeveer 30 procent, maar het cohort 2021 had na twaalf maanden in 59 procent van de gevallen een eigen woning. In de periode 2015 tot 2018 daalde het aandeel Afghanen dat nog zonder verblijfsvergunning in COA-opvang verbleef van 60 procent voor cohort 2015 naar 18 procent voor cohort 2018. Met ingang van het instroomcohort 2019 is deze trend gekeerd: 37 procent verblijft na twaalf maanden in een COA-opvanglocatie zonder een verblijfsvergunning, waarna dit weer afneemt voor instroomcohort 2020 (28 procent) en 2021 (8 procent). Voor Afghanen geldt dat, ten opzichte van bijvoorbeeld Syriërs en Eritreeërs, de eerste asielaanvraag relatief vaak wordt afgewezen in de periode tussen 2014 en 2020. Zij dienen in deze periode relatief vaak een herhaalde asielaanvraag in (CBS StatLine, 2024), waardoor zij in totaal vaak langer in een opvanglocatie verblijven. Tegelijkertijd zien we een stijging in het aandeel Afghanen dat vertrekt: 18 procent van de instroomcohorten 2014 en 2015 is na twaalf maanden weer vertrokken, dit aandeel is in 2019 en 2020 gestegen naar respectievelijk 26 en 31 procent, en voor cohort 2021 is dit gedaald naar 10 procent. Vertrokken betekent hier dat mensen niet meer via de registers in beeld zijn. Het betekent niet per se dat zij Nederland hebben verlaten.
Jaar van instroom in COA-opvang | Zelfstandig in gemeente | In COA met verblijfsvergunning | In COA zonder verblijfsvergunning | Vertrokken (of tijdelijk geen adres) | Overleden | Administratief geplaatst, logeer- of hotel en accomodatieregeling met verblijfsvergunning | Administratief geplaatst, logeer- of hotel en accomodatieregeling zonder verblijfsvergunning |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2014 | 260 | 80 | 160 | 110 | 0 | 5 | 0 |
2015 | 380 | 220 | 1600 | 475 | 0 | 5 | 0 |
2016 | 230 | 65 | 570 | 265 | 0 | 0 | 5 |
2017 | 165 | 30 | 135 | 155 | 0 | 5 | 0 |
2018 | 480 | 20 | 140 | 130 | 0 | 0 | 0 |
2019 | 205 | 45 | 245 | 175 | 0 | 0 | 0 |
2020 | 190 | 55 | 170 | 190 | 0 | 0 | 0 |
2021 | 1920 | 750 | 255 | 315 | 0 | 40 | 0 |
2.8Vertrek
De meeste personen vertrekken zelfstandig (met onbekende bestemming)
Een gedeelte van de asielzoekers die naar Nederland komen vertrekt na verloop van tijd weer. Bij dit vertrek kan de asielzoeker hulp krijgen van de Nederlandse overheid, zoals van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), of van een andere organisatie. Als de asielzoeker dat vrijwillig doet, wordt dat zelfstandig vertrek genoemd. Van de asielzoekers die in 2014 naar Nederland zijn gekomen zijn acht-en-een-half jaar na instroom in COA 1770 zelfstandig vertrokken. Als de asielzoeker niet wil vetrekken en geen hulp aanvaardt gaat de DT&V over tot gedwongen vertrek, dat zijn er na acht-en-een-half jaar 365. Een gedeelte van de asielzoekers vertrekt zonder toezicht, ook wel zelfstandig vertrek met onbekende bestemming genoemdnoot17, dat zijn er 2 080 na acht-en-een-half jaar. Vervolgens blijft er nog een restgroep van 1 660 asielzoekers over die niet bij COA verblijven en niet ingeschreven staan in de BRP. Van hen is het onbekend waar zij verblijven en of ze vertrokken zijn.
Aantal maanden na instroom in COA-opvang | Zelfstandig vertrek | Zelfstandig vertrek met onbekende bestemming | Gedwongen vertrek | Overig vertrokken of tijdelijk geen adres | Overleden |
---|---|---|---|---|---|
1 | 0 | 5 | 0 | 10 | 0 |
3 | 145 | 340 | 15 | 675 | 0 |
6 | 1040 | 1215 | 110 | 770 | 5 |
12 | 1440 | 1640 | 265 | 810 | 10 |
18 | 1545 | 1815 | 280 | 880 | 25 |
24 | 1615 | 1895 | 305 | 950 | 35 |
30 | 1650 | 1955 | 325 | 985 | 45 |
36 | 1695 | 2025 | 350 | 1030 | 60 |
42 | 1720 | 2080 | 350 | 1070 | 70 |
48 | 1725 | 2070 | 350 | 1120 | 80 |
54 | 1730 | 2055 | 350 | 1145 | 85 |
60 | 1740 | 2060 | 360 | 1170 | 95 |
66 | 1750 | 2030 | 365 | 1235 | 100 |
72 | 1760 | 2045 | 365 | 1280 | 105 |
78 | 1760 | 2060 | 370 | 1345 | 115 |
84 | 1765 | 2095 | 370 | 1415 | 130 |
90 | 1775 | 2090 | 370 | 1490 | 145 |
96* | 1770 | 2085 | 365 | 1560 | 155 |
102* | 1770 | 2080 | 365 | 1660 | 175 |
*De cijfers vanaf maand 96 zijn voorlopig |
2.9Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s)
In deze paragraaf wordt de groep alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) gemonitord. Zoals aangegeven in de populatiebeschrijving bestaat deze groep, naast de jongeren die via COA zijn ingestroomd, ook uit jongeren die niet via COA zijn binnengekomen. Alle amv’s vallen onder de voogdij van Nidos. In de periode 2014 tot en met de eerste helft van 2023 zijn in totaal bijna 24 duizend amv’s ingestroomd. Van deze groep zijn ruim 21 duizend ingestroomd via COA. Dit betekent dat 10 procent van de amv’s uitsluitend onder de voogdij van Nidos valt. Bijna 60 procent van de amv’s bestaat uit Syriërs (34 procent) en Eritreeërs (25 procent). Vooral in 2015 was de instroom van amv’s groot (4 510 nieuwe amv’s). Ook in de recentere cohorten is een opleving van het aantal amv’s te zien: in 2022 zijn er 5 000 jongeren die nieuw onder deze regeling vallen en in de eerste helft van 2023, 2 060.
Categorie | Syrië | Irak | Afghanistan | Eritrea | Iran | Turkije | Overig/onbekend |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Eerste helft 2023* | 570 | 140 | 55 | 405 | 10 | 10 | 870 |
2022* | 2365 | 100 | 190 | 755 | 10 | 45 | 1535 |
2021 | 1225 | 165 | 200 | 330 | 5 | 5 | 750 |
2020 | 500 | 25 | 60 | 125 | 5 | 0 | 525 |
2019 | 340 | 70 | 60 | 160 | 20 | 0 | 720 |
2018 | 220 | 75 | 40 | 685 | 25 | 0 | 745 |
2017 | 215 | 50 | 80 | 695 | 10 | 0 | 680 |
2016 | 315 | 40 | 220 | 820 | 20 | 5 | 550 |
2015 | 1980 | 150 | 570 | 1390 | 30 | 5 | 385 |
2014 | 420 | 20 | 35 | 610 | 10 | 0 | 365 |
* Voorlopige cijfers |
Twee derde van de amv’s is 15 tot 18 jaar oud en meerderheid is man
Verreweg de meeste amv’s zijn 15, 16 of 17 jaar oud: 67 procent van alle amv’s sinds 2014 valt in deze leeftijdsklasse. In de vroegere cohorten (2014–2016) lag dat percentage met 75 procent wat hoger dan in de cohorten daarna (rond de 63 procent), in de eerste helft van 2023 is dit aandeel 65 procent. Nog eens 17 procent valt in de leeftijdscategorie 10 t/m 14 jaar. Erg jonge amv’s komen weinig voor: slechts 1 procent is jonger dan vijf jaar. Het betreft de leeftijd op het moment dat we een persoon voor het eerst kunnen volgen. Het overgrote deel van de amv’s is man (81 procent), 16 procent is vrouw en van 3 procent is het geslacht (nog) niet bekend.
Categorie | 0 tot 5 jaar | 5 tot 10 jaar | 10 tot 15 jaar | 15 tot 18 jaar | 18 tot 25 jaar | 25 tot 30 jaar |
---|---|---|---|---|---|---|
Eerste helft 2023* | 5 | 40 | 330 | 1330 | 330 | 15 |
2022* | 15 | 105 | 915 | 3470 | 470 | 25 |
2021 | 30 | 90 | 560 | 1645 | 345 | 15 |
2020 | 20 | 50 | 240 | 675 | 240 | 15 |
2019 | 30 | 45 | 245 | 770 | 270 | 15 |
2018 | 40 | 45 | 230 | 1030 | 430 | 15 |
2017 | 25 | 50 | 200 | 1040 | 395 | 20 |
2016 | 25 | 60 | 270 | 1475 | 120 | 15 |
2015 | 40 | 175 | 785 | 3450 | 65 | 5 |
2014 | 20 | 85 | 235 | 1030 | 80 | 5 |
* Voorlopige cijfers |
2.10Dashboard
Naast deze rapportage is er een interactief dashboard, met daarin nog meer cijfers over de opvang van asielzoekers. In dit dashboard kunt u zelf kiezen over welke onderwerpen en voor welke nationaliteitennoot18 u cijfers (visueel) gepresenteerd wilt zien.
2.11Literatuur
Literatuur
JenV (september, 2023). De Staat van Migratie 2023. Ministerie van Justitie en Veiligheid.
CBS StatLine (2024). Asielverzoeken en nareizigers; nationaliteit, geslacht en leeftijd. Geraadpleegd op 14 mei 2024.
Noten
Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.
Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.
Het aantal verhuizingen is bepaald door het adres op de eerste dag van de maand te vergelijken met het adres een maand eerder. Mensen kunnen op deze manier berekend maximaal één keer per maand verhuizen. Daarmee worden deze cijfers op een andere wijze gegenereerd dan het COA dat doet als onderdeel van de Rapportage Vreemdelingenketen (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2018/01/01/rapportages-vreemdelingenketen) over verhuisbewegingen van minderjarige kinderen die onderdeel zijn van een gezin.
In figuren 2.7.1 en 2.7.2 zijn de aandelen berekend op de populatie exclusief degenen die zijn vertrokken of overleden, in figuren 2.7.3 en 2.7.4 zijn de aandelen berekend op de populatie inclusief degenen die zijn vertrokken of overleden. Deze keuze hangt samen met de besproken onderwerpen.
Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.
Voorlopige cijfers.
https://ind.nl/nl/na-uw-aanvraag/beslistermijnen, geraadpleegd op 22-04-2024.
https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/het-terugkeerproces#:~:text=Vreemdeling%20werkt%20mee-,Vreemdelingen%20zonder%20rechtmatig%20verblijf%20in%20Nederland%20hebben%20een%20wettelijke%20plicht,is%20vertrek%20vrijwel%20altijd%20mogelijk en https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/over-dtv/leidraad-terugkeer-en-vertrek/opvanglocaties/col-en-pol
Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.