Asielaanvraag en opvang

In dit hoofdstuk wordt de instroom van asielzoekers in de periode 2014 tot en met de eerste helft van 2023 besproken. Achtereenvolgens komen de omvang en de samenstelling van de groep, de verblijfssituatie en het verkrijgen van een verblijfsvergunning aan de orde. De laatste paragraaf gaat in op een specifieke groep, de alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s). Er is een uitsplitsing gemaakt naar nationaliteit, leeftijdsgroepen en gezinsvorming.

2.1Instroom

Hoge jaarlijkse instroom COA-opvang sinds 2021

Ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder zijn er in de eerste helft van 2023 duizend asielzoekers meer in het COA ingestroomd: in de eerste helft van 2023 ging het om 20 duizend asielzoekers, in de eerste helft van 2022 waren dit er 19 duizend. Dat is in lijn met de toename van asielzoekers in 2021 en 2022, na een relatief lage instroom in 2020. Ook nareizende familieleden die zijn ingestroomd via COA-opvang worden meegeteld. In 2014 zijn er 27 duizend asielzoekers in COA-opvanglocaties in Nederland ingestroomd, in 2015 54 duizend, in 2016 31 duizend, in 2017 36 duizend, in 2018 30 duizend, in 2019 eveneens 30 duizend, in 2020 22 duizend, in 2021 35 duizend, in 2022 49 duizend en in de eerste helft van 2023 20 duizend (in voorgaande jaren was de instroom de eerste helft van het jaar meestal hoger dan in de tweede helft van het jaar). De afname in met name de eerste helft van 2020 is een gevolg van de coronacrisis. Zo werden in tal van herkomstlanden en ook in Nederland grensmaatregelen ingevoerd, maar ook konden asielgehoren en rechterlijke uitspraken niet plaatsvinden en werden asielzoekers in andere opvang geplaatst dan in de COA-opvang. In Ter Apel heeft de identificatie en registratie tijdelijk stilgelegen en konden asielaanvragen niet worden ingediend. Vanaf eind april 2020 werden voor veel tijdelijke maatregelen langzaam aan weer versoepelingen doorgevoerdnoot1 noot2 waardoor de instroom in de COA-opvang weer toenam.

2.1.1 Ingestroomde asielzoekers in COA-opvang naar nationaliteit, 2014 tot en met eerste helft 2023
Jaar Syrië Irak Afghanistan Eritrea Iran Turkije Overig/onbekend
Eerste helft 2023* 7545 810 515 1145 680 1490 7440
2022* 23725 910 2935 2430 935 3800 14500
2021 15460 1095 3285 2005 385 3095 9385
2020 7585 760 610 2485 460 1415 8865
2019 7005 800 670 3290 1660 1330 15105
2018 7240 1115 770 4755 2040 1365 12930
2017 17955 1540 490 4800 870 515 9900
2016 12780 1210 1135 2990 955 310 11955
2015 29695 3350 2685 7895 2030 65 8565
2014 13260 1080 615 3955 550 50 7270
* Voorlopige cijfers

2.2Nationaliteiten

Meer asielzoekers uit Jemen en Turkije

In alle jaren zijn Syriërs veruit de grootste groep onder asielzoekers die instroomden bij de asielopvang van het COA. De figuur laat zien dat in 2022 ongeveer de helft van de ingestroomde asielzoekers de Syrische nationaliteitnoot3 heeft. In de eerste helft van 2023 is het aandeel Syrische asielzoekers gedaald naar 38 procent. Tot en met 2020 betreft de op één na grootste groep die met de Eritrese nationaliteit. In 2021 is dat die met de Afghaanse nationaliteit, en in 2022 en de eerste helft van 2023 is dat die met de Turkse nationaliteit. Turkije staat sinds 2018 in de top 5 van nationaliteiten van ingestroomde asielzoekers in de COA-opvang. Vanaf 2020 is de toename van asielverzoeken van Jemenieten opvallend. Dit heeft waarschijnlijk te maken met een ernstig verslechterde humanitaire situatie in Jemen als gevolg van het voortdurende conflict tussen het leger van de officiële regering van Hadi en de Houthi’s.noot4 Dit lijkt geen tijdelijke ontwikkeling: Jemen staat in de eerste helft van 2023 op de derde plek qua instroom in de COA-opvang. In de eerste helft van 2023 staat de groep asielzoekers met de Somalische nationaliteit voor het eerst sinds 2014 weer in de top 5. De redenen waarom asielverzoeken toenemen, variëren per land. Dit kan te maken hebben met zaken als een verslechterde veiligheidssituatie, een onzekere politieke situatie, een slechte economische situatie of veranderingen als het ingaan van de dienstplicht.

2.2.1Top vijf van nationaliteiten van ingestroomde asielzoekers in COA-opvang, 2014 tot en met eerste helft 2023
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022* Eerste helft 2023*
1 Syrië 13 260 Syrië 29 695 Syrië 12 780 Syrië 17 955 Syrië 7 240 Syrië 7 005 Syrië 7 585 Syrië 15 460 Syrië 23 725 Syrië 7 545
2 Eritrea 3 955 Eritrea 7 895 Eritrea 2 990 Eritrea 4 800 Eritrea 4 755 Eritrea 3 290 Eritrea 2 485 Afghanistan 3 285 Turkije 3 800 Turkije 1 490
3 Somalië 1 295 Irak 3 350 Albanië 1 655 Irak 1 540 Iran 2 040 Nigeria 2 230 Turkije 1 415 Turkije 3 095 Afghanistan 2 935 Jemen 1 225
4 Irak 1 080 Afghanistan 2 685 Marokko 1 265 Marokko 940 Turkije 1 365 Iran 1 660 Algerije 1 120 Eritrea 2 005 Jemen 2 815 Eritrea 1 145
5 Afghanistan 615 Iran 2 030 Joegoslavië 1 230 Iran 870 Algerije 1 240 Turkije 1 330 Jemen 1 015 Jemen 1 815 Eritrea 2 430 Somalië 1 030

Bron:CBS.

* voorlopige cijfers

2.3Leeftijd en geslacht

Aandeel jonge mannen relatief groot

De meeste asielzoekers zijn jong. Ruim driekwart van de asielzoekers is jonger dan 35 jaar (dit geldt voor alle jaren). Ongeveer de helft van alle asielzoekers uit 2014 en 2015 is op het moment van aankomst in Nederland jonger dan 25 jaar. Van de asielzoekers uit 2016 en 2017 is dat bijna 60 procent; in de periode 2018 tot en met de eerste helft van 2023 is dat weer ongeveer de helft. Ter vergelijking: van de Nederlandse bevolking op 1 januari 2023 is 28 procent jonger dan 25 jaar en 41 procent is jonger dan 35 jaar. Het aandeel mannen onder asielzoekers is van 68 procent in het cohort 2014 gedaald naar 56 procent in het cohort 2017 en vervolgens weer gestegen naar 65 procent in het cohort 2019. Sindsdien blijft het aandeel man schommelen tussen de 65 en 67 procent.

2.3.1 Ingestroomde asielzoekers in COA-opvang naar cohort-jaar, leeftijd en geslacht (%)
Categorie Mannen, 2014 Vrouwen, 2014 Mannen, 2017 Vrouwen, 2017 Mannen, eerste helft 2023* Vrouwen, eerste helft 2023*
80 jaar of ouder -0,03 0,05 -0,03 0,04 -0,03 0,03
75 tot 80 jaar -0,06 0,1 -0,05 0,07 -0,07 0,07
70 tot 75 jaar -0,14 0,13 -0,1 0,12 -0,13 0,14
65 tot 70 jaar -0,26 0,24 -0,25 0,17 -0,23 0,24
60 tot 65 jaar -0,38 0,32 -0,52 0,31 -0,34 0,41
55 tot 60 jaar -0,83 0,52 -0,94 0,7 -1,02 0,57
50 tot 55 jaar -1,48 0,73 -1,6 1,42 -1,61 0,9
45 tot 50 jaar -2,85 1,07 -2,11 1,73 -2,65 1,51
40 tot 45 jaar -4,47 1,64 -2,46 2,6 -3,79 2,11
35 tot 40 jaar -6,56 2,26 -3,28 3,35 -4,89 2,98
30 tot 35 jaar -8,99 3,44 -5 4,15 -7,31 3,35
25 tot 30 jaar -11,51 4,13 -6,63 4,45 -10,26 3,74
20 tot 25 jaar -10,42 3,84 -7,13 4,6 -10,76 3,17
15 tot 20 jaar -7,71 2,99 -8,1 4,26 -11,77 3,66
10 tot 15 jaar -3,47 2,77 -5,38 4,81 -4,32 2,99
5 tot 10 jaar -3,85 3,69 -6,22 5,69 -3,91 3,72
0 tot 5 jaar -4,62 4,46 -6,04 5,68 -4,01 3,32
*Voorlopige cijfers

Weer met name mannen uit Syrië

Uit Syrië en Eritrea zijn het in 2014 en 2015 vooral mannen die bij COA-opvang binnenkomen. In die jaren bestaat ruim twee derde van alle Syrische asielzoekers uit mannen, in 2016 is dat 44 procent en daarna is het aandeel mannen weer toegenomen tot 68 procent in 2020. In 2021 bedraagt het percentage 64, in 2022 67 en in de eerste helft van 2023 66 procent. Vooral in 2016 en 2017 is het aandeel vrouwen en ook het aandeel jonge kinderen wat hoger dan in de andere jaren. Dit komt vooral doordat het aandeel nareizigers onder Syriërs in deze jaren hoger is. Deze groep nareizigers bestaat voor een groter deel uit vrouwen en kinderen dan de groep mensen die in Nederland een eerste asielaanvraag doet (de referenten). In de periode 2018–2020 neemt het aandeel vrouwen en kinderen onder Syrische asielzoekers weer af. Een vergelijking van de piramides tussen 2014, 2017 en 2022 laat duidelijk zien dat de asielverzoeken in 2014 vooral jongvolwassen mannen betroffen, die in 2017 vooral vrouwen en kinderen (nareizigers) terwijl er in 2022 sprake is van een iets evenwichtiger verdeling tussen mannen en vrouwen, waarbij wel de groep 15 tot 20‑jarige mannen opvalt.

2.3.2 Ingestroomde Syrische asielzoekers in COA-opvang naar cohort-jaar, leeftijd en geslacht (%)
Leeftijd Mannen, 2014 Vrouwen, 2014 Mannen, 2017 Vrouwen, 2017 Mannen, 2022* Vrouwen, 2022*
80 jaar of ouder -0,03 0,07 -0,05 0,04 -0,01 0,02
75 tot 80 jaar -0,04 0,08 -0,05 0,08 -0,03 0,03
70 tot 75 jaar -0,07 0,09 -0,09 0,11 -0,07 0,06
65 tot 70 jaar -0,23 0,11 -0,31 0,14 -0,19 0,13
60 tot 65 jaar -0,41 0,26 -0,79 0,31 -0,59 0,27
55 tot 60 jaar -1,03 0,48 -1,18 0,84 -1,23 0,61
50 tot 55 jaar -2,13 0,71 -2,11 2,06 -2,1 0,97
45 tot 50 jaar -4,23 1,26 -2,38 2,49 -3,56 1,49
40 tot 45 jaar -5,97 1,76 -1,97 3,44 -4,19 2,08
35 tot 40 jaar -8,04 2,32 -1,98 4,06 -4,58 2,55
30 tot 35 jaar -10,17 3,25 -2,25 4,47 -5,99 2,48
25 tot 30 jaar -10,97 3,09 -2,33 4,39 -7,9 3,05
20 tot 25 jaar -8,17 2,45 -3,33 5,55 -8,86 3,48
15 tot 20 jaar -6,25 2,42 -5,73 5,45 -13,03 3,55
10 tot 15 jaar -3,81 2,86 -7,19 6,51 -5,62 4,28
5 tot 10 jaar -4,54 4,19 -7,93 7,43 -4,98 4,2
0 tot 5 jaar -4,34 4,19 -6,62 6,32 -3,98 3,84
* Voorlopige cijfers

2.4Huishoudenssamenstelling

Stijging alleenstaande asielzoekers, minder asielzoekers in gezinsverband uit Eritrea

Bijna de helft van alle asielzoekers die in 2014 en 2015 in Nederland zijn aangekomen, kwam als alleenstaande asielzoeker bij het COA binnen. In 2016 en 2017 daalde dit aandeel respectievelijk naar 35 en 31 procent. Dit aandeel is vervolgens weer gestegen naar 48 procent in 2020 en in de eerste helft van 2023 is het aandeel, na een kleine dip in 2021, verder toegenomen naar 51 procent. In absolute zin werden in 2014 13 duizend alleenstaande asielzoekers opgevangen. Dit aantal steeg in 2015 naar bijna 25 duizend alleenstaande asielzoekers. In de periode 2016–2020 schommelde het aantal tussen de 11 en 13 duizend, in 2021 waren het er ruim 15 duizend en in 2022 steeg het aantal alleenstaanden tot ruim 23 duizend. In de eerste helft van 2023 ging het om 10 duizend alleenstaanden. Van alle alleenstaande asielzoekers over de jaren heen is grofweg 11 procent minderjarig. Alleenstaand betekent hier overigens dat deze asielzoekers als alleenstaande zijn opgevangen. Het is goed mogelijk dat (een deel van) deze asielzoekers wel een partner of gezin (tijdelijk) hebben achtergelaten en dat zij later herenigd zijn.

Een deel van de asielzoekers is gekomen in gezinsverband (als kind of ouder in een gezin met kinderen); in 2014 38 procent. Dit percentage loopt op naar 59 procent in 2017. Dit aandeel is daarna weer gedaald naar 42 procent in 2022 en 38 procent in de eerste helft van 2023. Het kan hierbij gaan om asielzoekers die met hun gezin in Nederland arriveren, maar ook om nareizigers die zich in de asielopvang bij hun familieleden voegen. Vooral asielzoekers met een Eritrese nationaliteitnoot5 kwamen tot 2020 steeds vaker dan voorheen in gezinsverband (70 procent in 2020, ten opzichte van 10 procent in 2014) naar Nederland. Sindsdien neemt dat echter weer af tot 21 procent in de eerste helft van 2023. Met name het aandeel kinderen binnen Eritrese gezinnen steeg tussen 2014 en 2020 sterk, van 7 tot 50 procent, en daalde in de jaren daarna tot 14 procent in de eerste helft van 2023. Er zijn maar weinig asielzoekers die met partner zonder kinderen in Nederland arriveren (2 tot 5 procent). Ter vergelijking: van de Nederlandse bevolking leeft op 1 januari 2022 26 procent met partner zonder kinderen.

2.4.1 Ingestroomde asielzoekers in COA-opvang naar plaats in het huishouden en nationaliteit, 2014, 2017 en eerste helft 2023
Categorie 1 Categorie 2 Alleenstaand, meerderjarig Alleenstaand, minderjarig Kind in een gezin met ouder(s) Partner in paar met kinderen Partner in paar zonder kinderen Ouder in eenoudergezin Overig lid gezin Onbekend
Syrië '14, Syrië 5690 175 3575 1410 385 605 1065 355
Syrië '17, Syrië 2190 145 9070 2795 410 1990 425 930
Syrië '23*, Syrië 2635 445 2665 585 110 585 370 155
Irak '14, Irak 470 10 320 95 35 65 50 35
Irak '17, Irak 485 25 610 175 30 95 45 75
Irak '23*, Irak 175 20 195 75 30 25 260 20
Afghanistan '14, Afghanistan 220 35 170 75 40 35 30 15
Afghanistan '17, Afghanistan 145 45 160 40 20 30 20 30
Afghanistan '23*, Afghanistan 170 35 155 45 15 30 35 30
Eritrea '14, Eritrea 2710 500 270 30 90 115 50 190
Eritrea '17, Eritrea 1150 505 1860 105 35 680 125 335
Eritrea '23*, Eritrea 495 315 160 40 30 50 30 30
Iran '14, Iran 290 5 90 40 45 40 20 20
Iran '17, Iran 370 10 195 105 65 65 15 40
Iran '23*, Iran 300 5 110 95 95 35 20 15
Turkije '14**, Turkije . . . . . . . .
Turkije '17, Turkije 150 0 155 125 50 10 5 15
Turkije '23*, Turkije 615 10 435 140 55 135 80 25
Overig/onbekend '14, Overig/onbekend 2735 195 2090 650 270 510 540 275
Overig/onbekend '17, Overig/onbekend 5445 395 1800 810 420 365 280 385
Overig/onbekend 23*, Overig/onbekend 4310 425 1225 420 305 335 215 205
* Voorlopige cijfers
** Vanwege kleine aantallen geven de gegevens voor Turkije in 2014 een vertekend beeld. Deze cijfers zijn daarom in deze figuur weggelaten. In het dashboard vindt u wel de cijfers voor Turkije in 2014.

2.5COA verhuizingen

Aantal verhuizingen in COA-opvang neemt voor recente cohorten iets toe

Figuur 2.5.1 laat zien hoe vaak asielzoekers gemiddeld zijn verhuisdnoot6 tussen opvanglocaties, uitgesplitst naar instroomcohort en aantal maanden na instroom in een COA-opvanglocatie. Personen uit het instroomcohort 2014 zijn na zes maanden gemiddeld 1,7 keer verhuisd. Mensen uit de instroomcohorten tot en met 2019 verhuisden grofweg steeds iets minder vaak in de eerste zes maanden na instroom in een opvanglocatie dan de voorgaande instroomcohorten, m.u.v. cohort 2018. Dit cohort laat een kleine stijging zien ten opzichte van het voorgaande cohort. Maar de recente instroomcohorten (2020 tot en met de eerste helft van 2023) laten een kentering zien: mensen uit die cohorten verhuisden gemiddeld juist weer iets vaker dan eerdere cohorten. Het gemiddeld aantal verhuizingen na zes maanden van de instroomcohorten vanaf 2021 ligt weer boven 1,0 keer, net als in instroomcohort 2014 en 2015. Syriërs en Eritreeërs ingestroomd in 2014 verhuisden in de eerste zes maanden wat vaker (gemiddeld bijna twee keer) dan bijvoorbeeld Afghanen en Irakezen (gemiddeld iets meer dan één keer), maar voor de instroomcohorten van 2017 en later is dit verschil verdwenen. Vanaf instroomjaar 2021 zijn het de Afghanen die het vaakst (moeten) verhuizen, in de eerste helft van 2023 verhuisden zij zelfs bijna twee keer zo vaak als asielzoekers van andere nationaliteiten. Mensen ingestroomd in 2015 en 2016 en in de periode 2021–2022 verhuisden binnen anderhalf jaar vaker dan de andere instroomcohorten. Dit komt vermoedelijk doordat eind 2016 en begin 2017 verschillende COA-opvanglocaties (vooral tijdelijke crisisnoodopvanglocaties opgericht in 2015) werden gesloten en de bewoners om die reden moesten verhuizen.noot7 Asielzoekers die in 2017 en 2019 bij COA-opvang zijn ingestroomd verhuisden juist minder vaak binnen anderhalf jaar. De stijging van het aantal verhuizingen vanaf 2020 is vermoedelijk te verklaren door een toename en inzet van tijdelijke noodopvanglocatiesnoot8 (JenV, 2023). Omdat deze slechts tijdelijk beschikbaar zijn, kan dit geleid hebben tot meer verhuizingen.

2.5.1 Gemiddeld aantal verhuizingen tijdens verblijf in COA-opvang, naar instroomcohort en aantal maanden na instroom
Aantal maanden na instroom in COA-opvang 3 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 102
2014 0,83 1,65 1,8 1,71 1,7 1,94 2,05 2,2 2,28 2,33 2,62 2,87 3,25 3,77 3,88 4,42 4,55 5,13
2015 0,53 1,17 2,07 2,48 2,7 2,81 3,11 3,3 3,51 3,81 4,09 4,22 4,4 4,8 5,16 5,55 . .
2016 0,43 0,97 1,78 2,19 2,34 2,43 2,58 2,75 2,93 3,29 3,37 3,66 4,06 4,82 5,37 . . .
2017 0,38 0,72 1,13 1,49 1,69 1,84 2,09 2,39 2,59 2,99 3,3 3,86 4,16 . . . . .
2018 0,4 0,85 1,55 1,88 2,07 2,26 2,47 2,78 3,28 3,77 4,16 4,39 . . . . . .
2019 0,28 0,4 0,79 1,14 1,38 1,71 2,23 2,76 3,34 4,1 . . . . . . . .
2020 0,62 0,83 1,24 1,66 2,16 2,81 3,13 4,11 . . . . . . . . . .
2021 0,7 1,14 1,74 2,17 2,69 1,67 . . . . . . . . . . . .
2022* 0,72 1,2 1,86 2,31 . . . . . . . . . . . . . .
Eerste helf 2023* 0,7 1,27 . . . . . . . . . . . . . . . .
* Voorlopige cijfers

2.6COA-opvanglocaties

Figuur 2.6.1 laat voor cohort 2022 zien in wat voor soort opvanglocatie asielzoekers zich bevonden in het aantal maanden na instroom in COA. In de eerste maand na instroom bevond het overgrote gedeelte van de asielzoekers in COA zich in een reguliere opvang (69 procent). In de meeste gevallen was dat een centrale ontvangstlocatie (COL), waar de asielzoeker wordt geïdentificeerd, geregistreerd en gescreend op tbc. 18 procent bevond zich in een noodopvang en 10 procent in de crisis noodopvang. Noodopvanglocaties zijn tijdelijke opvanglocaties waar het kwaliteits- en voorzieningen niveau vaak lager ligt. Voorbeelden zijn evenementenhallen, leegstaande kantoren, recreatiewoningen, schepen of tijdelijke paviljoens. Crisis noodopvang zijn locaties die door de gemeente of provincie worden georganiseerd bij een ramp of crisis.noot9 Drie maanden na instroom in COA is het aandeel asielzoekers in de reguliere opvang gedaald naar 44 procent, het aandeel asielzoekers in de noodopvang is daarentegen gestegen naar 39 procent en in de crisis noodopvang naar 13 procent. Na zes maanden is het aandeel in de reguliere opvang weer iets gestegen naar 48 procent en in de noodopvang naar 40 procent. De crisis noodopvang is iets gedaald naar 11 procent.

2.6.1 Ingestroomde asielzoekers in 2022 naar soort opvanglocatie en aantal maanden na instroom* (%)
Aantal maanden na instroom in COA-opvang Regulier Noodopvang Crisis Noodopvang Onbekend
1 69,36 18,43 10,34 1,87
3 43,79 39,13 12,87 4,21
6 47,63 40,14 10,54 1,68
* Voorlopige cijfers

2.7Verblijfssituatienoot10

Dalende aandelen met vergunning na twaalf maanden, maar vanaf 2020 weer een stijging

Van de Syriërs en Eritreeërs die in 2014 t/m 2021 in de asielopvang van het COA zijn ingestroomd (voor cohort 2022 en de eerste helft van 2023 kunnen we nog geen twaalf maanden vooruit kijken), heeft na twaalf maanden rond de 90 procent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit percentage was met ruim 96 procent nog hoger voor de Syriërs en Eritreeërs die in 2014 t/m 2017 in de asielopvang van het COA zijn ingestroomd. Dit is veel hoger dan onder de groep statushouders die in 2014 t/m 2021 zijn ingestroomd met andere nationaliteitennoot11, waar dit cijfer na twaalf maanden tussen de 40 (Iran) en 58 (Afghanistan) procent ligt. Voor de asielzoekers uit Afghanistan en Turkije is het aandeel dat na twaalf maanden een verblijfsvergunning heeft gekregen in 2021 ook gestegen naar boven de 90 procent. Voor de meeste groepen is het aandeel met verblijfsvergunning binnen twaalf maanden voor cohort 2018, maar met name voor cohort 2019, wat lager dan voor de voorgaande cohorten. Dit is mogelijk een effect van de opgelopen achterstanden bij de IND, waarvoor in april 2020 een speciale taskforce is opgericht met het doel achterstallige asielaanvragen weg te werken.noot12 In juli 2021 was het merendeel van de achterstallige asielaanvragen weggewerkt.noot13 In 2021 zien we voor veel nationaliteiten weer een stijging van het aandeel met een verblijfsvergunning binnen twaalf maanden.

2.7.1 Asielzoekers ingestroomd in COA-opvang naar aandeel met verblijfsvergunning op 12 maanden na instroom en naar instroomcohort (%)
Categorie 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Syrië 98,3 97,4 96,6 97,2 93,3 70,8 89,2 85,3
Irak 59,2 39,0 49,8 79,1 51,6 35,1 57,2 70,1
Afghanistan 67,9 27,5 33,8 58,9 78,2 49,8 58,9 91,3
Eritrea 96,8 98,1 96,7 96,2 86,6 86,5 84,7 73,9
Iran 73,1 30,9 32,0 64,0 20,1 8,3 32,9 56,1
Turkije 28,6 27,0 24,9 75,6 45,9 47,6 90,6 92,9
Overig/onbekend 65,7 54,5 51,7 57,8 45,7 25,3 46,3 57,8

Na acht-en-een-half jaar nog 160 asielzoekers zonder vergunning in COA-opvang

Van het instroomcohort 2014 verblijven na 102 maanden nog steeds 160 personen in de opvang zonder een vergunning. Dit betekent echter niet dat de IND hun aanvraag nog niet heeft afgehandeld. Na een afwijzing blijven sommigen in de opvang in afwachting van vertrek, of in afwachting van een uitspraak op beroep. Ook kunnen mensen na een afwijzing opnieuw een asielaanvraag indienen (tweede of volgende aanvraag), bijvoorbeeld wanneer er iets is veranderd in hun situatie, of omdat er nieuwe informatie is over het land van herkomst. Er mag aangenomen worden dat een groot deel van deze mensen geen verblijfsvergunning krijgt. Een aanzienlijk deel van de asielzoekers is bovendien inmiddels vertrokken uit de COA-opvang (of overleden). Wanneer we met deze laatste groep (vertrokken of overleden) rekening houden, zien we dat van het instroomcohort 2014 na 102 maanden nog 0,8 procent (ofwel de eerder genoemde 160 personen) zonder een verblijfsvergunning in de COA-opvang verblijft. Van het instroomcohort 2015 verblijven er na 90 maanden nog 485 personen (1,1 procent) in de COA-opvang zonder een verblijfsvergunning. Voor bijna een derde bestaat deze groep uit personen met een Iraakse nationaliteit. Van het instroomcohort 2016 verblijven na 78 maanden nog 335 personen in de COA-opvang zonder verblijfsvergunning (1,8 procent). Voor dit instroomcohort bestaat deze groep voor meer dan de helft uit personen met ‘overige’ nationaliteiten. Van het instroomcohort 2017 zijn er na 66 maanden nog 475 personen in de COA-opvang zonder een verblijfsvergunning (1,8 procent). Van het instroomcohort 2018 ten slotte, zijn er na 54 maanden nog 980 personen in de COA-opvang zonder een verblijfsvergunning (5,1 procent).

De snelheid waarmee asielzoekers een verblijfsvergunning krijgen verschilt sterk per nationaliteit. Zo zien we dat bijna alle Syriërs (99 procent) en Eritreeërs (98 procent) van het instroomcohort 2014 binnen anderhalf jaar een verblijfsvergunning hebben gekregen. Dit is veel sneller dan asielzoekers uit de overige hier gepresenteerde landen: na drie jaar is dit rond de 90 procent voor asielzoekers uit Irak (88 procent), Iran (90 procent) en Afghanistan (90 procent). Dit heeft vooral te maken met de kansen dat asielzoekers uit de verschillende landen hun asielverzoek gehonoreerd krijgen. Binnen zes maanden heeft al 92 procent van de Syriërs en 83 procent van de Eritreeërs uit instroomcohort 2014 een verblijfsvergunning. Voor Syriërs die in 2017 zijn ingestroomd, verlopen de procedures nog steeds snel: van hen had 91 procent al binnen zes maanden een verblijfsvergunning. Voor de instroomcohorten 2018 en 2019 zijn de aandelen met verblijfsvergunning binnen een half jaar lager: van de in 2018 ingestroomde Syriërs heeft 68 procent binnen een half jaar een verblijfsvergunning ontvangen, van de in 2019 ingestroomde Syriërs was dit 48 procent, van instroomcohort 2020 was dit 57 procent en van instroomcohort 2021 was dit 55 procent. Voor alle nationaliteiten geldt een soortgelijke trend: van cohort 2017 had 79 procent binnen zes maanden een verblijfsvergunning, dit aandeel daalde in de jaren daarna tot 34 procent voor cohort 2019 en nam weer toe naar 50 procent voor cohort 2021. Voor instroomcohort 2022 is dit aandeel opnieuw afgenomen tot 35 procent.noot14 De lagere aandelen met verblijfsvergunningen in 2018 en 2019 worden vermoedelijk veroorzaakt door de eerder genoemde opgelopen achterstanden bij de IND. De lagere aandelen voor cohort 2022 zouden samen kunnen hangen met de tijdelijke verlenging van de wettelijke beslistermijn van de IND voor de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van zes naar negen maanden sinds september 2022.noot15

2.7.2 Asielzoekers ingestroomd in COA-opvang in 2014 naar aandeel zonder verblijfsvergunning en op aantal maanden na instroom (exclusief vertrokken/overleden) (%)
Aantal maanden na instroom in COA-opvang Syrië Irak Afghanistan Eritrea Iran Turkije** Overig/onbekend
3 52,5 67,4 67,2 88,7 77,3 . 73,6
6 8,3 54,1 50,2 17,1 55,4 . 56,1
12 1,7 40,8 32,1 3,2 26,9 . 34,3
18 0,6 33,7 22,6 1,9 17 . 25,4
24 0,2 21,4 18,5 1,4 12,6 . 19,1
30 0,1 16,5 14,6 1,1 10,4 . 15,6
36 0,1 11,9 10,3 0,9 9,7 . 12,3
42 0,1 9,2 8 0,9 4,8 . 10,2
48 0,1 9,4 5,4 1 3,9 . 9,6
54 0,1 6,8 4,5 0,9 3,9 . 8,8
60 0,1 5,3 4 0,8 3,1 . 8
66 0,1 4,5 4,3 0,7 2,4 . 7,1
72 0,1 3,1 3,6 0,6 2,4 . 6
78 0,1 2,7 3,7 0,6 2,9 . 4,8
84 0,1 2,6 3,3 0,7 2,9 . 4,3
90 0,1 3,6 3,4 0,7 2 . 4,3
96* 0,1 2,6 3,8 0,6 1,3 . 3,7
102* 0,1 2,2 2,7 0,6 1,5 . 2,6
*De cijfers vanaf maand 96 zijn voorlopig**Vanwege kleine aantallen geven de gegevens voor Turkije in 2014 een vertekend beeld. Deze cijfers zijn daarom in deze figuur weggelaten. In het dashboard vindt u wel de cijfers voor Turkije in 2014.

Vaker een eigen woning voor Eritreeërs ingestroomd vanaf 2016 door meer nareis

Van de in 2014 ingestroomde Syriërs had 70 procent na twaalf maanden een eigen woonruimte, veel meer dan de overige nationaliteiten. Daarna is dit percentage het hoogst bij Eritreeërs, namelijk 45 procent. Voor met name deze laatste groep is in de jaren daarna, in de periode 2016 tot en met 2020, de verblijfssituatie aanmerkelijk verbeterd (gemiddeld 77 procent woonde in deze periode zelfstandig). Voor Syriërs die in 2016 en 2017 zijn ingestroomd nam het aandeel met een eigen woning na twaalf maanden verder toe tot 87 procent. De verbeterde situatie komt doordat een aanzienlijk deel van de asielzoekers in deze jaren nareiziger was. De referent wacht het langst, de nareizigers korter. In 2018 is het aandeel nareizigers afgenomen en daarmee daalden ook de aandelen met een eigen woonruimte binnen een jaar (71 procent voor de Syriërs). Vooral alleenstaanden moeten lang wachten op woonruimte. Een deel van deze groep wacht nog op nareis van familieleden, waardoor nog niet altijd duidelijk is welk type woning nodig is.noot16 Van de Eritreeërs die zijn ingestroomd in 2018 t/m 2021 verblijft een relatief groot aandeel na twaalf maanden nog zonder verblijfsvergunning in COA-opvang (respectievelijk 12, 13, 14 en 24 procent), in de voorgaande instroomcohorten was dit maximaal 3,5 procent. Ook onder Syriërs in de cohorten 2018 t/m 2021 is een relatief groot aandeel dat na twaalf maanden nog zonder verblijfsvergunning in COA-opvang verblijft: 6 procent in 2018, 27 procent in 2019, 9 procent in 2020, en 14 procent in de cohort 2021. In de jaren daarvoor was dit aandeel hooguit drie procent. Deze stijging wordt vermoedelijk veroorzaakt door de (inmiddels weggewerkte) achterstanden bij de IND en door een afnemend aandeel nareizigers.

2.7.3 Eritrese asielzoekers ingestroomd in COA-opvang naar instroomcohort en naar verblijfssituatie op 12 maanden na instroom
Jaar van instroom in COA-opvang Zelfstandig in gemeente In COA met verblijfsvergunning In COA zonder verblijfsvergunning Vertrokken (of tijdelijk geen adres) Overleden Administratief geplaatst, logeer- of hotel en accomodatieregeling met verblijfsvergunning Administratief geplaatst, logeer- of hotel en accomodatieregeling zonder verblijfsvergunning
2014 1780 1895 120 160 0 0 0
2015 4795 2665 140 245 0 45 5
2016 2370 225 90 300 0 0 0
2017 3890 355 165 385 5 5 0
2018 3470 235 570 470 5 0 0
2019 2480 215 420 170 5 0 0
2020 1755 160 345 225 0 0 5
2021 1220 190 490 90 0 5 10

Afghanen uit 2021 weer vaker een eigen woning

De verblijfssituatie van Afghanen laat sinds 2014 een wisselend beeld zien. Na een initiële daling van 2015 ten opzichte van 2014 van 42 naar 14 procent van het instroomcohort dat zelfstandig woont na twaalf maanden, verbeterde de woonsituatie van Afghanen tot en met 2018 aanzienlijk: van het cohort 2018 had 62 procent na twaalf maanden een eigen woonruimte, vier keer zoveel als het cohort 2015. In cohorten 2019 en 2020 nam dit weer af naar ongeveer 30 procent, maar het cohort 2021 had na twaalf maanden in 59 procent van de gevallen een eigen woning. In de periode 2015 tot 2018 daalde het aandeel Afghanen dat nog zonder verblijfsvergunning in COA-opvang verbleef van 60 procent voor cohort 2015 naar 18 procent voor cohort 2018. Met ingang van het instroomcohort 2019 is deze trend gekeerd: 37 procent verblijft na twaalf maanden in een COA-opvanglocatie zonder een verblijfsvergunning, waarna dit weer afneemt voor instroomcohort 2020 (28 procent) en 2021 (8 procent). Voor Afghanen geldt dat, ten opzichte van bijvoorbeeld Syriërs en Eritreeërs, de eerste asielaanvraag relatief vaak wordt afgewezen in de periode tussen 2014 en 2020. Zij dienen in deze periode relatief vaak een herhaalde asielaanvraag in (CBS StatLine, 2024), waardoor zij in totaal vaak langer in een opvanglocatie verblijven. Tegelijkertijd zien we een stijging in het aandeel Afghanen dat vertrekt: 18 procent van de instroomcohorten 2014 en 2015 is na twaalf maanden weer vertrokken, dit aandeel is in 2019 en 2020 gestegen naar respectievelijk 26 en 31 procent, en voor cohort 2021 is dit gedaald naar 10 procent. Vertrokken betekent hier dat mensen niet meer via de registers in beeld zijn. Het betekent niet per se dat zij Nederland hebben verlaten.

2.7.4 Afghaanse asielzoekers ingestroomd in COA-opvang naar instroomcohort en naar verblijfssituatie op 12 maanden na instroom
Jaar van instroom in COA-opvang Zelfstandig in gemeente In COA met verblijfsvergunning In COA zonder verblijfsvergunning Vertrokken (of tijdelijk geen adres) Overleden Administratief geplaatst, logeer- of hotel en accomodatieregeling met verblijfsvergunning Administratief geplaatst, logeer- of hotel en accomodatieregeling zonder verblijfsvergunning
2014 260 80 160 110 0 5 0
2015 380 220 1600 475 0 5 0
2016 230 65 570 265 0 0 5
2017 165 30 135 155 0 5 0
2018 480 20 140 130 0 0 0
2019 205 45 245 175 0 0 0
2020 190 55 170 190 0 0 0
2021 1920 750 255 315 0 40 0

2.8Vertrek

De meeste personen vertrekken zelfstandig (met onbekende bestemming)

Een gedeelte van de asielzoekers die naar Nederland komen vertrekt na verloop van tijd weer. Bij dit vertrek kan de asielzoeker hulp krijgen van de Nederlandse overheid, zoals van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), of van een andere organisatie. Als de asielzoeker dat vrijwillig doet, wordt dat zelfstandig vertrek genoemd. Van de asielzoekers die in 2014 naar Nederland zijn gekomen zijn acht-en-een-half jaar na instroom in COA 1770 zelfstandig vertrokken. Als de asielzoeker niet wil vetrekken en geen hulp aanvaardt gaat de DT&V over tot gedwongen vertrek, dat zijn er na acht-en-een-half jaar 365. Een gedeelte van de asielzoekers vertrekt zonder toezicht, ook wel zelfstandig vertrek met onbekende bestemming genoemdnoot17, dat zijn er 2 080 na acht-en-een-half jaar. Vervolgens blijft er nog een restgroep van 1 660 asielzoekers over die niet bij COA verblijven en niet ingeschreven staan in de BRP. Van hen is het onbekend waar zij verblijven en of ze vertrokken zijn.

2.8.1 Vertrek procedures van asielzoekers ingestroomd in 2014 naar aantal maanden na instroom
Aantal maanden na instroom in COA-opvang Zelfstandig vertrek Zelfstandig vertrek met onbekende bestemming Gedwongen vertrek Overig vertrokken of tijdelijk geen adres Overleden
1 0 5 0 10 0
3 145 340 15 675 0
6 1040 1215 110 770 5
12 1440 1640 265 810 10
18 1545 1815 280 880 25
24 1615 1895 305 950 35
30 1650 1955 325 985 45
36 1695 2025 350 1030 60
42 1720 2080 350 1070 70
48 1725 2070 350 1120 80
54 1730 2055 350 1145 85
60 1740 2060 360 1170 95
66 1750 2030 365 1235 100
72 1760 2045 365 1280 105
78 1760 2060 370 1345 115
84 1765 2095 370 1415 130
90 1775 2090 370 1490 145
96* 1770 2085 365 1560 155
102* 1770 2080 365 1660 175
*De cijfers vanaf maand 96 zijn voorlopig

2.9Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s)

In deze paragraaf wordt de groep alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) gemonitord. Zoals aangegeven in de populatiebeschrijving bestaat deze groep, naast de jongeren die via COA zijn ingestroomd, ook uit jongeren die niet via COA zijn binnengekomen. Alle amv’s vallen onder de voogdij van Nidos. In de periode 2014 tot en met de eerste helft van 2023 zijn in totaal bijna 24 duizend amv’s ingestroomd. Van deze groep zijn ruim 21 duizend ingestroomd via COA. Dit betekent dat 10 procent van de amv’s uitsluitend onder de voogdij van Nidos valt. Bijna 60 procent van de amv’s bestaat uit Syriërs (34 procent) en Eritreeërs (25 procent). Vooral in 2015 was de instroom van amv’s groot (4 510 nieuwe amv’s). Ook in de recentere cohorten is een opleving van het aantal amv’s te zien: in 2022 zijn er 5 000 jongeren die nieuw onder deze regeling vallen en in de eerste helft van 2023, 2 060.

2.9.1 Vestiging van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in een Nederlandse gemeente naar nationaliteit, 2014 tot en met eerste helft 2023
Categorie Syrië Irak Afghanistan Eritrea Iran Turkije Overig/onbekend
Eerste helft 2023* 570 140 55 405 10 10 870
2022* 2365 100 190 755 10 45 1535
2021 1225 165 200 330 5 5 750
2020 500 25 60 125 5 0 525
2019 340 70 60 160 20 0 720
2018 220 75 40 685 25 0 745
2017 215 50 80 695 10 0 680
2016 315 40 220 820 20 5 550
2015 1980 150 570 1390 30 5 385
2014 420 20 35 610 10 0 365
* Voorlopige cijfers

Twee derde van de amv’s is 15 tot 18 jaar oud en meerderheid is man

Verreweg de meeste amv’s zijn 15, 16 of 17 jaar oud: 67 procent van alle amv’s sinds 2014 valt in deze leeftijdsklasse. In de vroegere cohorten (2014–2016) lag dat percentage met 75 procent wat hoger dan in de cohorten daarna (rond de 63 procent), in de eerste helft van 2023 is dit aandeel 65 procent. Nog eens 17 procent valt in de leeftijdscategorie 10 t/m 14 jaar. Erg jonge amv’s komen weinig voor: slechts 1 procent is jonger dan vijf jaar. Het betreft de leeftijd op het moment dat we een persoon voor het eerst kunnen volgen. Het overgrote deel van de amv’s is man (81 procent), 16 procent is vrouw en van 3 procent is het geslacht (nog) niet bekend.

2.9.2 Alleenstaande minderjarige vreemdelingen naar leeftijd op moment van vestiging in Nederland, 2014 tot en met eerste helft 2023
Categorie 0 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 tot 15 jaar 15 tot 18 jaar 18 tot 25 jaar 25 tot 30 jaar
Eerste helft 2023* 5 40 330 1330 330 15
2022* 15 105 915 3470 470 25
2021 30 90 560 1645 345 15
2020 20 50 240 675 240 15
2019 30 45 245 770 270 15
2018 40 45 230 1030 430 15
2017 25 50 200 1040 395 20
2016 25 60 270 1475 120 15
2015 40 175 785 3450 65 5
2014 20 85 235 1030 80 5
* Voorlopige cijfers

2.10Dashboard

Naast deze rapportage is er een interactief dashboard, met daarin nog meer cijfers over de opvang van asielzoekers. In dit dashboard kunt u zelf kiezen over welke onderwerpen en voor welke nationaliteitennoot18 u cijfers (visueel) gepresenteerd wilt zien.

2.11Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

JenV (september, 2023). De Staat van Migratie 2023. Ministerie van Justitie en Veiligheid.

CBS StatLine (2024). Asielverzoeken en nareizigers; nationaliteit, geslacht en leeftijd. Geraadpleegd op 14 mei 2024.

Noten

Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.

Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.

Het aantal verhuizingen is bepaald door het adres op de eerste dag van de maand te vergelijken met het adres een maand eerder. Mensen kunnen op deze manier berekend maximaal één keer per maand verhuizen. Daarmee worden deze cijfers op een andere wijze gegenereerd dan het COA dat doet als onderdeel van de Rapportage Vreemdelingenketen (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2018/01/01/rapportages-vreemdelingenketen) over verhuisbewegingen van minderjarige kinderen die onderdeel zijn van een gezin.

In figuren 2.7.1 en 2.7.2 zijn de aandelen berekend op de populatie exclusief degenen die zijn vertrokken of overleden, in figuren 2.7.3 en 2.7.4 zijn de aandelen berekend op de populatie inclusief degenen die zijn vertrokken of overleden. Deze keuze hangt samen met de besproken onderwerpen.

Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.

Voorlopige cijfers.

Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Dankwoord

We danken de medewerkers van de volgende instanties voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van het Asielcohorten onderzoek:

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V)

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)

Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV)

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

Nidos

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)

Vluchtelingenwerk Nederland

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 31 januari 2025

In figuur 2.4.1 over huishoudsamenstelling waren voor nationaliteit ‘overig/onbekend’ voor cohortjaar 2014 en 2017 ten onrechte verkeerde cijfers weergegeven. Dit figuur is hersteld met de juiste cijfers.
 
Dit was het oorspronkelijke figuur:

[ Ontbreekt! ]

Dit is het nieuwe figuur:
[ Ontbreekt! ]

Daarnaast zijn in figuur 3.9.4 over naturalisaties de absolute aantallen die genoemd worden in de mouse-over aangepast. Deze aantallen gaven ten onrechte de waarde van de verkeerde maand weer, dit is nu hersteld. Het figuur zelf is gebaseerd op de aandelen, deze waren wel correct.
 
Ook is een correctie gedaan in de tekst over baankenmerken, betreffende de soort baan (werknemer/uitzendkracht/oproepkracht). Hierin is ten onrechte geen rekening gehouden met de categorie ‘overig’. De categorie ‘overig’ bestaat uit de werkvormen stagiaire, DGA (directeur/grootaandeelhouder) en WSW-er (Wet Sociale Werkvoorziening). De cijfers in de teksten hierover in paragrafen 3.10 en 4.4 zijn hier nu op aangepast.
 
De betreffende originele tekst in 3.10 was:
Statushouders aanvankelijk vaak als oproepkracht aan het werk
In het begin van hun werkzame carrière werken statushouders in verhouding vaak als oproepkracht. Van cohort 2014 werkt een half tot tweeëneenhalf jaar na het verkrijgen van hun vergunning ongeveer een derde als oproepkracht, 10 tot 15 procent werkt als uitzendkracht en het overige deel is werknemer. Het aandeel dat als oproepkracht werkt daalt tot ongeveer 17 procent na vijf jaar en blijft daarna vrij stabiel. Het aandeel dat als uitzendkracht aan de slag gaat neemt geleidelijk toe tot 30 procent na 4–5 jaar en daalt vervolgens tot 16 procent.
 
Dit is nu aangepast naar:
Statushouders aanvankelijk vaak als oproepkracht aan het werk
In het begin van hun werkzame carrière werken statushouders in verhouding vaak als oproepkracht. Van cohort 2014 werkt een half tot tweeëneenhalf jaar na het verkrijgen van hun vergunning ongeveer een derde als oproepkracht, 8 tot 17 procent werkt als uitzendkracht, 3 tot 4 procent behoort tot de groep overig (stagiaire, DGA of WSW-er) en het overige deel is werknemer. Het aandeel dat als oproepkracht werkt daalt tot ongeveer 17 procent na vijf jaar en blijft daarna vrij stabiel. Het aandeel dat als uitzendkracht aan de slag gaat neemt geleidelijk toe tot 30 procent na 5 jaar en daalt vervolgens tot 16 procent.
 
De betreffende originele tekst in 4.4 was:
Dertig procent werkt als werknemer, de overige werkende Oekraïners werken als oproepkracht of uitzendkracht.
 
Dit is nu aangepast naar:
Dertig procent werkt als werknemer, de overige werkende Oekraïners werken met name als oproepkracht of uitzendkracht.