Samenvatting
Het CBS volgt sinds 2017 alle asielzoekers die vanaf 2014 bij COA-opvang zijn ingestroomd en de statushouders die vanaf 2014 een verblijfsvergunning asiel hebben ontvangen, inclusief hun nareizigers en gezinsherenigers. Deze zesde jaarlijkse rapportage van dit cohortonderzoek geeft inzicht in de instroom van asielzoekers bij het COA en in de samenstelling van de nieuwste groep statushouders, van 2014 tot en met de eerste helft van 2021. Daarnaast wordt in deze webpublicatie een actueel beeld geschetst van hoe het gaat met de statushouders die sinds 2014 een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen. Er worden cijfers gepresenteerd over het verblijf in COA-opvang, de wachttijd tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning, huisvesting, inburgering, huishoudenssamenstelling, gezinshereniging, onderwijs, naturalisatie, werk en inkomen, zorggebruik en criminaliteit. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Actuele ontwikkelingen met betrekking tot nieuwe instroom van asielzoekers bij het COA en de periode van het verblijf in COA-opvanglocaties:
- Jaarlijkse Instroom COA-opvang in 2020 lager – Het totale aantal asielzoekers dat in 2020 werd opgevangen is lager dan het aantal in de jaren daarvoor. Het aantal asielzoekers dat in de eerste helft van 2021 door COA werd opgevangen was iets hoger dan het aantal in de eerste helft van 2020. De afname in met name de eerste helft van 2020 is een gevolg van de coronacrisis. Zo werden in tal van herkomstlanden en ook in Nederland grensmaatregelen ingevoerd, maar ook konden asielgehoren en rechterlijke uitspraken niet plaatsvinden en werden asielzoekers in noodopvang geplaatst in plaats van in de COA-opvang. In Ter Apel heeft de identificatie en registratie tijdelijk stilgelegen en konden asielaanvragen niet worden ingediend.
- Meer asielzoekers uit Jemen – Vooral sinds 2020 zien we meer instroom vanuit Jemen. In 2018 en 2019 is het aandeel asielzoekers uit veilige landen groot. Sinds 2018 staat Turkije in de top vijf van nationaliteiten van ingestroomde asielzoekers in COA-opvang.
- Aandeel nareizigers loopt weer op – Nareis komt vooral voor onder Syriërs en Eritreeërs. Onder Syrische asielzoekers is het aandeel (en ook het absolute aantal) nareizigers tussen 2016 en 2020 gedaald (van 65 naar 25 procent). Van de ingestroomde Syrische asielzoekers in de eerste helft van 2021 betreft 53 procent een nareiziger.
- Aandeel jonge mannen relatief groot – Nog altijd is ruim driekwart van alle asielzoekers jonger dan 35 jaar op het moment van aankomst in Nederland. Opvallend is dat het aandeel mannen in 2020 met 67 procent is gestegen richting het niveau van 2014. Het gaat, net als in de eerste jaren, vooral om jonge mannen.
- Bijna net zoveel vrouwen als mannen uit Syrië – Het aandeel (jonge) mannen onder de Syrische asielzoekers is gestegen tot 68 procent in 2020. Dit beeld lijkt op het beeld van het allereerste cohort uit 2014. Vooral in 2016 en 2017 is het aandeel vrouwen en ook het aandeel jonge kinderen wat hoger dan in de voorgaande en de meest recente jaren. Dit komt vooral doordat het aantal nareizigers onder Syriërs in 2016 en 2017 relatief hoog is ten opzichte van de andere jaren. In de eerste helft van 2021 bedraagt het percentage mannen 55 procent.
- Minder alleenstaande mannen uit Syrië, minder kinderen uit Eritrea – In 2020 reisde 42 procent van alle asielzoekers in gezinsverband naar Nederland. In 2017 was dit aandeel 59 procent en in de eerste helft van 2021 54 procent. Tussen 2020 en 2021 nam het aandeel alleenstaande mannen onder Syriërs weer af. Onder Eritreeërs nam juist het aandeel kinderen af tussen 2020 en 2021.
- Minder verhuizingen tijdens eerste 6 maanden in COA-opvang – Asielzoekers die in de periode 2015–2016 bij het COA zijn binnengekomen verhuisden in de eerste 6 maanden gemiddeld ruim één keer naar een andere opvanglocatie. Asielzoekers die in 2014 instroomden verhuisden nog 1,7 keer. Sindsdien is het aantal verhuizingen in het eerste half jaar gemiddeld steeds iets verder afgenomen.
- Dalende aandelen met vergunning na 12 maanden – Voor alle nationaliteiten gezamenlijk is het aandeel asielzoekers van cohorten 2018 en 2019 dat na twaalf maanden een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft gekregen gedaald ten opzichte van de voorgaande cohorten. Voor de verschillende instroomcohorten en voor de verschillende nationaliteitennoot1 variëren de cijfers sterk: dit cijfer ligt tussen de 8 en 98 procent. Alleen asielzoekers uit Turkije laten een lichte stijging zien van het aandeel met verblijfsvergunning voor cohort 2019 ten opzichte van een cohort eerder.
- Na zes-en-een-half jaar nog 270 asielzoekers van cohort 2014 zonder vergunning in COA-opvang – Dit betekent niet dat de IND de aanvraag nog in behandeling heeft voor al deze mensen. Na een afwijzing blijven sommigen in de opvang in afwachting van vertrek, of in afwachting van een uitspraak op beroep. Ook kunnen mensen na een afwijzing opnieuw een asielaanvraag indienen (tweede of volgende aanvraag), bijvoorbeeld wanneer er iets is veranderd in hun situatie, of omdat er nieuwe informatie is over het land van herkomst.
- Eritreeërs ingestroomd in 2016 en 2017 gemiddeld korter in opvang door meer nareis – Voor de Eritreeërs die zijn ingestroomd in 2016 en 2017 is de situatie verbeterd: van deze groep had 80 procent na twaalf maanden een eigen woonruimte. Dit komt doordat een aanzienlijk deel van de asielzoekers in de meest recente jaren nareiziger was.
- Afghanen cohort 2018 minder vaak terugkeer/vertrek – Voor Afghanen geldt dat, ten opzichte van bijvoorbeeld Syriërs en Eritreeërs, relatief vaak de asielaanvraag wordt afgewezen. Een relatief groot aandeel van de Afghaanse asielzoekers uit vooral cohorten 2016, 2017 en 2019 is na twaalf maanden weer vertrokken. Voor cohort 2018 is dit aandeel teruggelopen naar het niveau van 2014 en 2015.
- Minder nareis onder recente cohorten – Vergunningen voor nareizigers (mvv’s) moeten door de referent binnen drie maanden na het ontvangen van de verblijfsvergunning worden aangevraagd. De mvv’s zijn vervolgens 90 dagen geldig. Binnen die termijn moet de nareis plaatsvinden. Vooral asielzoekers uit cohorten 2014 en 2015 maakten relatief vaak gebruik van de nareisregeling.
Actuele ontwikkelingen met betrekking tot huisvesting en integratie van statushouders en hun nareizigers en gezinsherenigers:
- Aantal verleende vergunningen neemt weer toe – In de eerste helft van 2021 is het aantal verleende vergunningen ongeveer net zo groot als gemiddeld per heel jaar in de periode 2018–2020. Ook nareizigers van statushouders ontvangen een (afgeleide) asielvergunning en behoren net als gezinsherenigers in dit onderzoek tot de statushouders.
- Top vijf nationaliteitennoot2 verandert, top twee nagenoeg constant – Op de meest recente periode na (de eerste helft van 2021), staan de Syrische en de Eritrese nationaliteiten op de plaatsen één en twee. In 2019 en 2020 zien we de Turkse en Jemenitische nationaliteit in de top vijf verschijnen. In de eerste helft van 2021 staat de Bengalese nationaliteit in de top twee.
- Daling nareizigers onder Syrische, Iraakse en Turkse statushouders gestopt – In 2014 wordt 27 procent van de verblijfsvergunningen aan een nareiziger verleend. In 2017 is dat aandeel toegenomen tot 50 procent, daarna is het gedaald naar 22 procent in 2020. In de eerste helft van 2021 is het weer iets toegenomen naar 25 procent. Vooral onder Syriers is het aandeel verleende vergunningen aan nareizigers na een aanvankelijke toe- en afname (van 31 procent in 2014 via 60 procent in 2017 naar 20 procent in 2020), nu weer sterk opgelopen (naar 42 procent in de eerste helft van 2021).
- Gemiddelde wachttijd Syriërs laagst door komst van nareizigers – Syriërs en Eritreeërs krijgen relatief snel een verblijfsvergunning. Nareizigers brengen de gemiddelde wachttijd omlaag. Onder het meest recente cohort zijn er vooral onder Syriërs relatief veel nareizigers.
- Weinig regionale verschillen – Er is weinig verschil in spreiding van statushouders over Nederland tussen de diverse nationaliteiten en vergunningscohorten. Ook vier jaar na het verlaten van de COA-opvang wonen de statushouders nog steeds verspreid over Nederland.
- Statushouders wonen steeds een beetje stedelijker – Wel zijn statushouders naarmate zij langer in Nederland verblijven steeds iets stedelijker gaan wonen. Van het vergunningscohort 2015 woonde na twee maanden 53 procent in sterk of zeer sterk stedelijk gebied, na vijf jaar is dat 57 procent.
- Statushouders wonen vooral in huurwoningen – Het overgrote deel van de 184 duizend statushouders die in de periode 2014 tot en met eerste helft 2021 een verblijfsvergunning ontvingen, woont op 1 juli 2021 samen in 67 duizend huishoudens in een huurwoning (96 procent).
- Steeds meer statushouders volgen onderwijs – Van de opeenvolgende cohorten met mensen die een verblijfsvergunning asiel ontvingen volgt een steeds groter aandeel onderwijs (52 procent in 2021 voor cohort 2017). Ook niet-leerplichtige jongeren vanaf achttien jaar oud volgen vaker onderwijs naarmate ze langer in Nederland zijn.
- Toename mbo gestopt – Statushouders die het voortgezet onderwijs verlaten, stromen met name door naar het middelbaar beroepsonderwijs. In oktober 2021 volgde 47 procent van het totaal aantal onderwijsvolgende statushouders die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen een mbo-opleiding. Dit is iets minder dan in oktober een jaar eerder (50 procent).
- Steeds hoger mbo-niveau – Van de statushouders die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen en een mbo-opleiding volgden, volgde aanvankelijk het grootste deel een opleiding op niveau 1. Sinds 2018 is het deel dat een niveau 2 opleiding volgt groter dan het deel dat een niveau 1 opleiding volgt. Voor cohorten 2015 en 2016 geldt hetzelfde maar dan vanaf respectievelijk 2019 en 2020.
- 96 procent van de inburgeringsplichtigen cohort 2014 heeft voldaan aan de inburgeringsplicht – Wanneer alleen wordt gekeken naar inburgeringsplichtigen, dan heeft 67 procent van het vergunningscohort 2014 in oktober 2021 het inburgerings-examen behaald (of een vrijstelling gekregen). 28 procent heeft een ontheffing gekregen. 3 procent heeft het examen nog niet gehaald, maar heeft nog wel tijd om dat alsnog te doen. 2 procent heeft het examen nog niet gehaald en heeft daarmee de inburgeringstermijn overschreden.
- Taalniveau vooral A2 – Bij het volgen van een inburgeringscursus leren statushouders Nederlands begrijpen, spreken en schrijven op tenminste taalniveau A2. Met dit taalniveau kunnen mensen zich in het dagelijkse leven redden. Statushouders kunnen ook op een hoger taalniveau inburgeren, wanneer zij bijvoorbeeld na hun inburgering willen studeren of werken. 86 procent van de mensen uit het vergunningscohort 2014 die het inburgeringsexamen haalden deed dat op A2 niveau.
- Naturalisaties nemen toe – Wanneer statushouders vijf jaar in Nederland verblijven, kunnen zij onder voorwaarden het Nederlanderschap aanvragen. Van het vergunningscohort 2014 heeft 77 procent dat binnen 78 maanden succesvol gedaan. Het aandeel naturalisaties onder Syrische statushouders is met 88 procent binnen 78 maanden het grootst.
- Stijging aandeel werkenden blijft stagneren – Voor vergunningscohort 2014 zien we dat na zes-en-een-half jaar 40 procent van alle 18- tot 65-jarige statushouders een baan heeft. Niet alleen stijgt de arbeidsdeelname van deze statushouders gestaag; we zien ook dat de verschillen in arbeidsdeelname tussen de nationaliteiten kleiner worden. De meeste werkende statushouders werken in deeltijd (70 procent) en met een tijdelijk contract (81 procent). In de meest recente anderhalf jaar stagneert de stijging van het aandeel werkenden. Dit is vermoedelijk een effect van de coronacrisis waarin mensen met een tijdelijk contract (en werkzaam in horeca en uitzendbranche) relatief hard worden geraakt.
- Aandeel uitkeringsgerechtigden daalt verder – Anderhalf jaar na het verkrijgen van de verblijfsvergunning, ontvangt 90 procent van de 18- tot 65-jarigen die in 2014 een vergunning hebben gekregen, een bijstandsuitkering. Vijf jaar later – zes-en-een-half jaar na het verkrijgen van een vergunning – is dit percentage gedaald naar 42 procent en zijn ook de verschillen tussen nationaliteitennoot3 afgenomen.
- Nog altijd weinig inkomensverschillen – Dit komt doordat een aanzienlijk deel van de statushouders een bijstandsuitkering ontvangt en dat zijn vaste bedragen, afhankelijk van de gezinssituatie.
- Zorggebruik neemt niet verder toe – Van alle statushouders (18+) die in 2014 een vergunning hebben ontvangen en eind 2015 niet meer in een COA-opvang verblijven, heeft 86 procent kosten gemaakt voor de huisarts. Twee jaar later (in 2017) heeft bijna 98 procent van de statushouders uit cohort 2014 kosten gemaakt voor de huisarts. Dit wil zeggen dat zij ingeschreven waren bij een huisarts. In 2017, 2018 en 2019 is het zorggebruik onder statushouders uit cohort 2014 vrijwel gelijk gebleven. Het zorggebruik onder Eritrese statushouders steeg het sterkst: in 2015 maakte 77 procent kosten voor de huisarts, in 2019 was dat 97 procent.
- Aandeel jongeren met jeugdzorg stabiliseert – Van alle jongeren (tot en met 21 jaar) die in 2014 of 2015 een verblijfsvergunning asiel ontvingen en niet meer bij een opvang-locatie van het COA verblijven maakte ongeveer 5 procent in 2016 gebruik van een vorm van jeugdzorg. Twee jaar later is dat percentage gestegen tot 8 procent. In 2019 en 2020 is het aandeel met opnieuw 8 procent stabiel gebleven. Het gaat hier om zorg aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale en/of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jongere, of opvoedingsproblemen van de ouders (jeugdhulp), om het onder voogdij plaatsen van alleenstaande minderjarige statushouders (jeugdbescherming), en om jeugdreclassering.
- Weinig ontwikkeling in aandeel geregistreerde verdachten – Mannelijke statushouders worden in verhouding (nog steeds) vaker verdacht van een misdrijf dan mannen met een Nederlandse of westerse migratieachtergrond, maar minder vaak dan mannen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Noten
Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.
Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.
Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland, land van herkomst of de oorspronkelijke nationaliteit indien de nationaliteit onbekend of inmiddels Nederlands is.