Foto omschrijving: Vluchtelingen na aankomst op wachten op vervoer of gaan zelf lopen.

Asielaanvraag en opvang

In dit hoofdstuk wordt de instroom van asielzoekers in de periode 2014 tot en met de eerste helft van 2018 besproken. Achtereenvolgens komen de omvang en de samenstelling van de groep, het verkrijgen van een verblijfsvergunning en gezinshereniging aan de orde.

2.1Instroom

Instroom COA-opvang loopt iets terug in eerste helft 2018

Ten opzichte van een jaar eerder zijn er in de eerste helft van 2018 minder asielzoekers door het COA opgevangen. Ook nareizende familieleden die zijn ingestroomd via COA-opvang worden meegeteld. In 2014 zijn er 27 duizend asielzoekers via COA-opvanglocaties naar Nederland gekomen, in 2015 54 duizend, in 2016 31 duizend, in 2017 36 duizend en in de eerste helft van 2018 14 duizend.

2.2Nationaliteiten

Meer asielzoekers uit veilige landen

In alle jaren zijn Syriërs veruit de grootste groep onder asielzoekers die instroomden bij de asielopvang van het COA. De figuur laat zien dat in 2014 en 2015 ongeveer de helft van de ingestroomde asielzoekers de Syrische nationaliteitnoot1 heeft. In 2016 daalt dit percentage naar 41 procent om vervolgens in 2017 weer te stijgen naar 50 procent. Alleen in de eerste helft van 2018 is het aandeel gedaald naar een kwart. De op één na grootste groep in die jaren betreft die met de Eritrese nationaliteit. Vooral in de recentere jaren zien we meer instroom vanuit veilige landennoot2, noot3 zoals Marokko en Algerije. Ook het aantal Turken dat asiel aanvraagt in Nederland is in 2018noot4 sterk toegenomen.

2.2.1Top vijf van nationaliteiten van ingestroomde asielzoekers in COA-opvang, 2014 tot en met eerste helft 2018

2014 2015 2016 2017 eerste helft 2018
1 Syrië 13 250 Syrië 29 700 Syrië 12 760 Syrië 17 960 Syrië 3 590
2 Eritrea 3 935 Eritrea 7 875 Eritrea 2 955 Eritrea 4 780 Eritrea 2 865
3 Somalië 1 265 Irak 3 345 Albanië 1 650 Irak 1 530 Iran 600
4 Irak 1 060 Afghanistan 2 655 Marokko 1 260 Marokko 940 Irak 580
5 Afghanistan 605 Iran 2 045 Joegoslavië 1 235 Algerije 865 Algerije 510

Bron:CBS.

2.3Nareizigers

Stijging aandeel nareizigers gestopt

Van alle ingestroomde asielzoekers, is een steeds groter aandeel nareiziger. Van alle instromers in 2014 gaat het in 15 procent van de gevallen om een nareiziger. Dit percentage stijgt via 17 procent in 2015 en 32 procent in 2016, naar 39 procent in 2017. Alleen in de eerste helft van 2018 is het aandeel nareizigers gedaald naar 28 procent. In totaal kwamen er in deze periode (2014 tot en met de eerste helft van 2018) ruim 41 duizend nareizigers naar Nederland. De figuur laat zien dat deze stijging vooral wordt bepaald door instroom van nareizigers van Eritreeërs en Syriërs. Van de ingestroomde Eritrese asielzoekers in 2017 betreft 59 procent een nareiziger.

Artboard 1 2.3.1 Ingestroomde asielzoekers in COA-opvang, 2014 tot en met eerste helft 2018 onderscheiden naar wel/geen nareis en nationaliteit Geen nareis 1) Eerste helft 2018 Wel nareis 0 20 40 60 80 100 '18 1) '17 '16 '15 '14 '18 1) '17 '16 '15 '14 '18 1) '17 '16 '15 '14 '18 1) '17 '16 '15 '14 '18 1) '17 '16 '15 '14 '18 1) '17 '16 '15 '14 Syrië Irak Afghanistan Eritrea Iran Overig %

2.4Leeftijd/geslacht

Asielzoekers in 2018 nog steeds jong

De meeste asielzoekers zijn jong. Ruim driekwart van de asielzoekers is jonger dan 35 jaar (dit geldt voor alle jaren). Ongeveer de helft van asielzoekers uit 2014 en 2015 is op het moment van aankomst in Nederland jonger dan 25 jaar. Van de asielzoekers uit 2016 is dat bijna 60 procent, in 2017 is dat 58 procent en van die uit de eerste helft van 2018 is dat 54 procent. Ter vergelijking: van de Nederlandse bevolking is in 2018 28 procent jonger dan 25 en 41 procent is jonger dan 35 jaar.

020401 15 10 5 0 0 5 10 15 Mannen Vrouwen Eerste helft 2018 2016 2014 0 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 tot 15 jaar 15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 tot 35 jaar 35 tot 40 jaar 40 tot 45 jaar 45 tot 50 jaar 50 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar 65 tot 70 jaar 70 tot 75 jaar 75 tot 80 jaar 80 jaar of ouder % %

Leeftijdsopbouw Syrische asielzoekers steeds gelijkmatiger

Uit Syrië en Eritrea zijn het in 2014 en 2015 vooral mannen die bij COA-opvang binnenkomen. In die jaren bestaat twee derde van alle Syrische asielzoekers uit mannen, in 2016 is dat 58 procent en in de eerste helft van 2018 61 procent. Vooral in 2016 en 2017 is het aandeel vrouwen en ook het aandeel jonge kinderen wat hoger dan in de voorgaande jaren. Dit komt vooral doordat het aantal nareizigers onder Syriërs in 2016 en 2017 hoger is. Deze groep nareizigers bestaat voor een groter deel uit vrouwen en kinderen dan de groep mensen die in Nederland een eerste asielaanvraag doet (de referenten). Een vergelijking van de piramides tussen 2014, 2016 en 2018 laat duidelijk zien dat de asielverzoeken in 2014 vooral jongvolwassen mannen betroffen, die in 2016 vooral vrouwen en kinderen (nareizigers). In de eerste helft van 2018 is de verdeling stabieler en komen er weer iets meer mannen (54 procent).

020402 15 10 5 0 0 5 10 15 Mannen Vrouwen Eerste helft 2018 2016 2014 0 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 tot 15 jaar 15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 tot 35 jaar 35 tot 40 jaar 40 tot 45 jaar 45 tot 50 jaar 50 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar 65 tot 70 jaar 70 tot 75 jaar 75 tot 80 jaar 80 jaar of ouder % %

2.5Huishoudenssamenstelling

Eritrese asielzoekers vaker in gezinsverband naar Nederland

De helft van alle asielzoekers die in 2014 en 2015 in Nederland zijn aangekomen, kwam als alleenstaande asielzoeker bij het COA binnen. In 2016 en 2017 daalde dit aandeel respectievelijk naar 36 en 32 procent. In de eerste helft van 2018 is het aandeel weer gestegen naar 43 procent. Van alle alleenstaande asielzoekers is ongeveer 10 procent minderjarig. Alleenstaand betekent hier overigens dat deze asielzoekers als alleenstaande zijn ingereisd. Het is goed mogelijk dat (een deel van) deze asielzoekers wel een partner of gezin (tijdelijk) hebben achtergelaten.

Een deel van de asielzoekers is gekomen in gezinsverband (als kind of ouder in een gezin met kinderen); in 2014 bijna 40 procent. Dit percentage loopt op naar 60 procent in 2017. In 2018 is het gedaald naar 50 procent. Het kan hierbij gaan om asielzoekers die met het hun gezin in Nederland arriveren, maar ook om nareizigers die zich in de asielopvang bij hun familieleden voegen. Vooral asielzoekers met een Eritrese nationaliteitnoot5 komen in 2017 en 2018 vaker dan voorheen in gezinsverband (58 procent in 2018, ten opzichte van 10 procent in 2014) naar Nederland. Er zijn maar weinig asielzoekers die met partner zonder kinderen in Nederland arriveren (3 à 4 procent). Ter vergelijking: van de Nederlandse bevolking in 2018 leeft 26 procent met partner zonder kinderen.

2.6COA verhuizingen

Minder verhuizingen tijdens verblijf in COA-opvang

Deze figuur laat zien hoe vaak asielzoekers gemiddeld zijn verhuisdnoot6 tussen opvanglocaties, uitgesplitst naar instroomcohort en aantal maanden na instroom in een COA-opvanglocatie. Personen uit het instroomcohort 2014 zijn na zes maanden gemiddeld 1,5 keer verhuisd. Mensen uit het instroomcohort 2015, 2016 en 2017 verhuisden steeds iets minder vaak in de eerste 6 maanden na instroom in een opvanglocatie dan elk voorgaand instroomcohort: iets meer dan één keer. Syriërs en Eritreeërs ingestroomd in 2014 verhuizen in de eerste zes maanden wat vaker (gemiddeld bijna twee keer) dan bijvoorbeeld Afghanen en Irakezen (gemiddeld iets meer dan één keer), maar voor het instroomcohort 2017 is dit verschil verdwenen. Het gemiddeld aantal verhuizingen neemt toe naarmate mensen langer in COA-opvang verblijven. Mensen ingestroomd in 2015 verhuizen binnen anderhalf jaar vaker dan mensen die in 2014 zijn ingestroomd. Dit komt vermoedelijk doordat eind 2016 en begin 2017 verschillende COA-opvanglocaties (vooral tijdelijke crisisnoodopvanglocaties opgericht in 2015) werden gesloten en de bewoners om die reden moesten verhuizen.noot7 Asielzoekers die in 2016 of 2017 bij COA-opvang zijn ingestroomd verhuizen juist minder vaak binnen anderhalf jaar.

2.7Verblijfssituatie

Meeste Syriërs en Eritreeërs na 12 maanden een verblijfsvergunning asiel

Van alle Syriërs en Eritreeërs die in 2014, 2015 of 2016 in de asielopvang van het COA zijn ingestroomd, heeft na 12 maanden zo’n 90 procent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit is veel hoger dan onder andere nationaliteitennoot8, waar dit cijfer na 12 maanden tussen de 12 tot 57 procent ligt. Voor asielzoekers uit Irak, Afghanistan, Iran en uit ‘Overig’ is zichtbaar dat het voor mensen die na 2014 zijn ingestroomd moeilijker is geworden een verblijfsvergunning te krijgen dan voor diegenen die in 2014 zijn ingestroomd. Voor de groep ‘Overig’ komt dat doordat deze groep voor een steeds groter deel bestaat uit asielzoekers uit ‘veilige’ landen.

Na drie-en-een-half jaar nog 570 asielzoekers zonder vergunning in COA-opvang

Niet iedereen die nog geen vergunning heeft gekregen, wacht nog steeds op het verkrijgen van een vergunning. Na een afwijzing blijven sommigen in de opvang in afwachting van vertrek, of in afwachting van een uitspraak op beroep. Ook kunnen mensen na een afwijzing opnieuw een asielaanvraag indienen (tweede of volgende aanvraag), bijvoorbeeld wanneer er iets is veranderd in hun situatie, of omdat er nieuwe informatie is over het land van herkomst. Een groot deel van deze mensen zal geen verblijfsvergunning krijgen. Een aanzienlijk deel van de asielzoekers is bovendien inmiddels vertrokken uit de COA-opvang (of overleden). Wanneer we met deze laatste groep (vertrokken of overleden) rekening houden, zien we dat van het instroomcohort 2014 na 42 maanden nog 2,7 procent ofwel 570 personen (waarvan 415 met de nationaliteit ‘Overig’) zonder een verblijfsvergunning in de COA-opvang verblijven. Van het instroomcohort 2015 verblijven er na 30 maanden nog 1 900 personen (4,3 procent) in de COA-opvang zonder een verblijfsvergunning. Voor meer dan de helft bestaat deze groep uit personen met een Irakese of Afghaanse nationaliteit.

Verder zien we dat bijna alle (98 procent) Syriërs en Eritreeërs binnen anderhalf jaar een verblijfsvergunning hebben gekregen. Vooral asielzoekers uit Irak en uit overige landen zijn inmiddels vertrokken of anderszins uit de registratie verdwenen. Syriërs en Eritreeërs ontvangen hun verblijfsvergunning veel sneller dan asielzoekers uit Irak en overige landen. Binnen zes maanden heeft al 92 procent van de Syriërs en 83 procent van de Eritreeërs een verblijfsvergunning. Voor Syriërs die in 2017 zijn ingestroomd, verlopen de procedures nog steeds snel: van hen had 79 procent al binnen drie maanden een verblijfsvergunning. Voor de groep ‘Overig’ geldt iets anders: zij krijgen juist minder snel een verblijfsvergunning.

Syriërs ingestroomd in 2014 sneller eigen woonruimte dan Eritreeërs

Ook al krijgen Eritreeërs en Syriërs even vaak een verblijfsvergunning, Eritreeërs verblijven wel langer in de asielopvang. Wanneer een asielzoeker een verblijfsvergunning heeft gekregen, kan hij of zij doorstromen naar een eigen woning in een gemeente. Een van de redenen waarom statushouders langer in de asielopvang verblijven, is dat in gemeenten niet altijd voldoende woonruimte beschikbaar is voor statushouders. Onderstaande figuur laat zien dat dit sterker geldt voor Eritreeërs dan voor Syriërs. Twaalf maanden na aankomst in de asielopvang in 2014 heeft 70 procent van de Syriërs een eigen woonruimte tegenover 45 procent van de Eritreeërs. Na 18 maanden zijn de percentages respectievelijk 90 en 75 procent. Pas na 2 jaar zijn de percentages Syriërs en Eritreeërs met een eigen woonruimte ongeveer aan elkaar gelijk.

Eritreeërs ingestroomd in 2015 en 2016 korter in opvang door meer nareis

Voor de Eritreeërs die zijn ingestroomd in 2015 is de situatie wel verbeterd: van deze groep had 61 procent na 12 maanden een eigen woonruimte, terwijl voor Syriërs die in 2015 zijn ingestroomd het percentage 67 procent bedraagt. Dit komt doordat een aanzienlijk deel van de asielzoekers in de meest recente jaren nareiziger was. De referent wacht het langst, de nareizigers korter. Vooral alleenstaanden moeten lang wachten op woonruimte. Een deel van deze groep wacht nog op nareis van familieleden, waardoor nog niet altijd duidelijk is welk type woning nodig is.noot9 Voor diegenen die in 2016 zijn ingestroomd zijn de cijfers echter nog verder verbeterd: 79 procent van de Eritreeërs en 87 procent van de Syriërs heeft na 12 maanden een eigen woonruimte.

Afghanen langer in asielopvang en vaker terugkeer/vertrek

Van de Afghanen die instromen in 2014 verblijft 26 procent na 12 maanden nog in een COA-opvanglocatie zonder een verblijfsvergunning. Voor het Afghaanse instroomcohort 2015 is dit duidelijk anders en bedraagt dit percentage na 12 maanden 59 procent. Voor het instroomcohort 2016 is het percentage gedaald naar 50 procent. Voor Afghanen geldt dat, ten opzichte van bijvoorbeeld Syriërs en Eritreeërs, relatief vaak de eerste asielaanvraag wordt afgewezen. Zij dienen relatief vaak een herhaalde asielaanvraag in, waardoor zij in totaal vaak langer in een opvanglocatie verblijven. Hoewel Afghanistan (net als Irak en Iran) niet tot de veilige landen behoortnoot10, is de Nederlandse overheid van mening dat daar wel voldoende veilige gebieden zijn.noot11 In de cijfers zien we dit overheidsstandpunt terug in de stijgende aandelen Afghanen die vertrekken uit Nederland: van het instroomcohort 2014 is na 12 maanden 17 procent al vertrokken uit Nederland, voor het cohort 2015 bedraagt dit 18 procent, en van het cohort 2016 is 24 procent na 12 maanden vertrokken uit Nederland (of overleden).

2.8Nareis en gezinshereniging

Na twee jaar nauwelijks meer nareis

Vooral onder Syriërs vindt snel gezinshereniging plaats, maar na 30 maanden veranderen de percentages niet meer: het percentage Syrische asielzoekers dat in 2014 is ingestroomd en een nareiziger heeft laten overkomen is na tweeëneenhalf jaar 36 procent, en na drie-en-een-half jaar nog steeds 36 procent. Voor Eritrese referenten is het percentage iets toegenomen van 15 naar 17 procent in die periode. Dat nareis nauwelijks meer toeneemt, is niet zo vreemd. Vergunningen voor nareizigers (mvv’s) moeten door de referent binnen drie maanden na het ontvangen van de verblijfsvergunning worden aangevraagd. Het kunnen bewijzen van een familieband is een belangrijke voorwaarde. De mvv’s zijn vervolgens 90 dagen geldig. Binnen die termijn moet de nareis plaatsvinden. Voor het aanvragen van een vergunning reguliere gezinshereniging geldt geen indieningstermijn.

Bij reguliere gezinshereniging gelden strengere eisen dan bij nareis.noot12 Het is daarom opvallend dat Eritreeërs vaker via reguliere gezinshereniging/vorming familie laten overkomen dan via de nareis-regeling. Volgens het kabinet is er bij Eritreeërs vaak sprake van bewijsnood, bij gebrek aan officiële documenten die de familieband aantonen.noot13 Een groot deel van de Eritrese aanvragen voor nareis van familieleden wordt daarom afgewezen.

2.9Dashboard

Naast deze rapportage is er een interactief dashboard, met daarin nog meer cijfers over de opvang van asielzoekers. In dit dashboard kunt u zelf kiezen over welke onderwerpen en voor welke nationaliteitennoot14 u cijfers (visueel) gepresenteerd wilt zien.

Noten

Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland of land van herkomst indien de nationaliteit onbekend is.

Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland of land van herkomst indien de nationaliteit onbekend is.

Het aantal verhuizingen is bepaald door het adres op de eerste dag van de maand te vergelijken met het adres een maand eerder. Mensen kunnen op deze manier berekend maximaal één keer per maand verhuizen.

Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland of land van herkomst indien de nationaliteit onbekend is.

Nationaliteit wordt afgeleid van geboorteland of land van herkomst indien de nationaliteit onbekend is.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2018–2019 2018 tot en met 2019
2018/2019 Het gemiddelde over de jaren 2018 tot en met 2019
2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2018 en eindigend in 2019
2016/’17–2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2016/’17 tot en met 2018/’19

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Zoë Driessen

Evelien Ebenau

Corina Huisman

Luc Verschuren (projectleider)

Stephan Verschuren

Dankwoord

We danken de medewerkers van de volgende instanties voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van het Asielcohorten onderzoek:

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)

Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV)

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 9 april 2020

Pagina 7: Oorspronkelijke tekst

Niet-leerplichtige statushouders volgen ook onderwijs – Van de mensen die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen volgt een steeds groter aandeel onderwijs (40 procent in 2018). Ook niet-leerplichtige jongeren vanaf 18 jaar oud volgen vaker onderwijs, naarmate ze langer in Nederland zijn.
Steeds meer mbo en hoger mbo-niveau – Statushouders die het voortgezet onderwijs verlaten, stromen met name door naar het middelbaar beroepsonderwijs. In oktober 2018 volgde 33 procent van het totaal aantal onderwijsvolgende statushouders die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen een mbo-opleiding. Het gaat vooral om mbo niveau 1, maar geleidelijk wordt dat ook meer mbo niveau 2.

Pagina 7: Vernieuwde tekst

Niet-leerplichtige statushouders volgen ook onderwijs – Van de mensen die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen volgt een steeds groter aandeel onderwijs (39 procent in 2018). Ook niet-leerplichtige jongeren vanaf 18 jaar oud volgen vaker onderwijs, naarmate ze langer in Nederland zijn.
Steeds meer mbo en hoger mbo-niveau – Statushouders die het voortgezet onderwijs verlaten, stromen met name door naar het middelbaar beroepsonderwijs. In oktober 2018 volgde 32 procent van het totaal aantal onderwijsvolgende statushouders die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen een mbo-opleiding. Het gaat vooral om mbo niveau 1, maar geleidelijk wordt dat ook meer mbo niveau 2.

Pagina 12: Oorspronkelijke tekst

Status holders not at school age also enrolled in education – A growing number of people who obtained an asylum residence permit in 2014 are enrolled in education (40 percent in 2018). Even young people over the age of 18 who are not at school age are progressively likely to be in education as their duration of stay becomes longer.
Higher enrolment in MBO, higher MBO levels – Many status holders who leave secondary education move on to senior secondary vocational education (MBO).
As of October 2018, 33 percent of all status holders in education who received an asylum residence permit in 2014 were enrolled in MBO. Most were enrolled in MBO Level 1, although the number of status holders enrolled at Level 2 is increasing gradually.

Pagina 12: Vernieuwde tekst

Status holders not at school age also enrolled in education – A growing number of people who obtained an asylum residence permit in 2014 are enrolled in education (39 percent in 2018). Even young people over the age of 18 who are not at school age are progressively likely to be in education as their duration of stay becomes longer.
Higher enrolment in MBO, higher MBO levels – Many status holders who leave secondary education move on to senior secondary vocational education (MBO).
As of October 2018, 32 percent of all status holders in education who received an asylum residence permit in 2014 were enrolled in MBO. Most were enrolled in MBO Level 1, although the number of status holders enrolled at Level 2 is increasing gradually.

Pagina 46–47: Oorspronkelijke tekst

Niet-leerplichtige statushouders volgen ook onderwijs
Van alle statushouders die in 2014 hun vergunning kregen, volgt 28 procent onderwijs op 1 oktober 2015 en een jaar later (op 1 oktober 2016) volgt 31 procent van hen onderwijs. Dit percentage blijft stijgen naar 36 procent in 2017 en naar 40 procent in 2018. Van de statushouders die in 2015 een vergunning kregen volgt 42 procent op 1 oktober 2018 onderwijs en voor degenen die in 2016 een vergunning kregen is dit 37 procent. Een interessant gegeven is dat niet-leerplichtige jongeren vanaf 18 jaar oud vaker onderwijs volgen naarmate ze langer in Nederland zijn.

Steeds meer mbo en hoger mbo-niveau
Naarmate statushouders langer in Nederland zijn, stromen zij van het voortgezet onderwijs vooral door naar het middelbaar beroepsonderwijs en het praktijkonderwijs. Waar er van de personen die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen ongeveer 35 personen (1,6 procent) praktijkonderwijs volgen in 2015, zijn dat er in 2016 ongeveer 175 (7,7 procent). Deze aantallen stijgen naar 305 (12,2 procent) in 2017 en 335 (13,6 procent) in 2018. Het praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen die beter zijn in het opdoen van praktische kennis dan van heoretische kennis, en moeite hebben om een vmbo-diploma te halen vanwege een leerachterstand op de gebieden taal en rekenen. Uit de data blijkt niet dat personen met een bepaalde nationaliteit7) vaker doorstromen naar praktijkonderwijs dan personen met een andere nationaliteit. Statushouders die het voortgezet onderwijs verlaten, stromen met name door naar het middelbaar beroepsonderwijs. Ongeveer 350 statushouders van het cohort 2014 volgen een mbo-opleiding in 2015. Dat aantal stijgt via 1 125 in 2016 en 2 070 in 2017 naar 2 470 in 2018 (33 procent van het totaal aantal onderwijsvolgende statushouders die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen. Met betrekking tot het niveau van de mbo-opleiding volgt men in de eerste jaren met name niveau 1 (ca. 55% van alle statushouders die mbo volgen in 2016), maar dat verandert geleidelijk naar niveau 2. In oktober 2018 volgen er meer statushouders niveau 2 dan niveau 1. Ook de andere niveaus (3 en 4) nemen in aantal toe, zij het niet zo hard als niveau 2. Er volgen overwegend veel statushouders uit Eritrea een mbo-opleiding (75 procent van alle onderwijsvolgende Eritrese statushouders in 2018). Dat heeft te maken met de leeftijdsverdeling van de statushouders: er zijn relatief veel Eritrese statushouders in de leeftijd van 18 tot 23 jaar.

Pagina 46–47: Vernieuwde tekst

Niet-leerplichtige statushouders volgen ook onderwijs
Van alle statushouders die in 2014 hun vergunning kregen, volgt 28 procent onderwijs op 1 oktober 2015 en een jaar later (op 1 oktober 2016) volgt 32 procent van hen onderwijs. Dit percentage blijft stijgen naar 37 procent in 2017 en naar 39 procent in 2018. Van de statushouders die in 2015 een vergunning kregen volgt 41 procent op 1 oktober 2018 onderwijs en voor degenen die in 2016 een vergunning kregen is dit 35 procent. Een interessant gegeven is dat niet-leerplichtige jongeren vanaf 18 jaar oud vaker onderwijs volgen naarmate ze langer in Nederland zijn.

Steeds meer mbo en hoger mbo-niveau
Naarmate statushouders langer in Nederland zijn, stromen zij van het voortgezet onderwijs vooral door naar het middelbaar beroepsonderwijs en het praktijkonderwijs. Waar er van de personen die in 2014 een verblijfsvergunning asiel ontvingen ongeveer 30 personen (1,3 procent van VO+) praktijkonderwijs volgen in 2015, zijn dat er in 2016 ongeveer 175 (6 procent). Deze aantallen stijgen naar 290 (7,7 procent) in 2017 en 300 (7,0 procent) in 2018. Het praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen die beter zijn in het opdoen van praktische kennis dan van theoretische kennis, en moeite hebben om een vmbo-diploma te halen vanwege een leerachterstand op de gebieden taal en rekenen. Uit de data blijkt niet dat personen met een bepaalde nationaliteit7) vaker doorstromen naar praktijkonderwijs dan personen met een andere nationaliteit. Statushouders die het voortgezet onderwijs verlaten, stromen met name door naar het middelbaar beroepsonderwijs. Ongeveer 285 statushouders van het cohort 2014 volgen een mbo-opleiding in 2015. Dat aantal stijgt via 1 010 in 2016 en 1 955 in 2017 naar 2 385 in 2018. Met betrekking tot het niveau van de mbo-opleiding volgt men in de eerste jaren met name niveau 1 (ca. 71% van alle statushouders die mbo volgen in 2016), maar dat verandert geleidelijk naar niveau 2. In oktober 2018 volgen er meer statushouders niveau 2 dan niveau 1. Ook de andere niveaus (3 en 4) nemen in aantal toe, zij het niet zo hard als niveau 2. Er volgen overwegend veel statushouders uit Eritrea een mbo-opleiding (74 procent van alle onderwijsvolgende Eritrese statushouders in 2018). Dat heeft te maken met de leeftijdsverdeling van de statushouders: er zijn relatief veel Eritrese statushouders in de leeftijd van 18 tot 23 jaar.

Pagina 46: Oorspronkelijk figuur

Pagina 46: Oorspronkelijk figuur

Pagina 46: Vernieuwd figuur

Pagina 46: Vernieuwd figuur

Pagina 47: Oorspronkelijk figuur

Pagina 47: Oorspronkelijk figuur

Pagina 47: Vernieuwd figuur

Pagina 47: Vernieuwd figuur