Voorwoord
In Armoede en sociale uitsluiting, een tweejaarlijkse CBS-publicatie die op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt samengesteld, staan recente ontwikkelingen op het gebied van armoede en levensomstandigheden in Nederland centraal. Om een zo actueel mogelijk beeld te kunnen schetsen, heeft het Centraal Planbureau (CPB) op verzoek van het CBS ramingen gemaakt voor de ontwikkeling van armoede in 2021 en 2022.
In Nederland is armoede door het sociale vangnet geen kwestie van fysiek overleven. Armoede staat veeleer in relatie tot het algemeen welvaartsniveau van de samenleving. Armoede, of beter gezegd inkomensarmoede komt dan neer op het hebben van onvoldoende geld (inkomen) om een bepaald consumptieniveau te realiseren dat in Nederland als minimaal noodzakelijk wordt geacht. In deze publicatie wordt de lage-inkomensgrens van het CBS als kritische drempel gehanteerd. Deze grens vertegenwoordigt door de tijd heen een vast koopkrachtniveau. Bij een inkomen onder de lage-inkomensgrens spreekt het CBS van kans op armoede of van een armoederisico.
De uitkomsten laten zien dat vanaf 2014, dus sinds het ingezette herstel na de vorige economische crisis, het risico op armoede afnam. Ook in 2020, het eerste jaar van de Covid-19 pandemie die gepaard ging met een forse economische terugval maar werd gestut door een omvangrijk pakket aan steunmaatregelen, daalde het armoederisico verder. De dalende trend gold zowel voor de gehele bevolking als voor werkenden en minderjarige kinderen. De ramingen van het CPB laten zien dat het armoederisico van de bevolking in 2021 verder daalt, maar in 2022 naar verwachting stabiel blijft. Het risico op langdurige armoede oftewel ten minste vier jaar achtereen moeten rondkomen van een laag inkomen ontwikkelde zich anders. Na 2014 liep het langdurige armoederisico iets op om pas in 2020 voor het eerst te dalen. Bij de werkenden en minderjarige kinderen zette de daling van het langdurig armoederisico wel al eerder in.
Eenoudergezinnen, alleenstaanden tot aan de AOW-leeftijd, huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond, bijstandsontvangers en laagopgeleiden zijn groepen die van oudsher kampen met een relatief hoog risico op armoede. Veelal speelt bij deze risicogroepen een gestapelde problematiek. Niet alleen is bij hen vaak bovengemiddeld sprake van financiële problemen zoals betalingsachterstanden en schulden maar ze kampen ook vaker met een minder goede gezondheid en ongezonde leefstijlen zoals roken, overgewicht en te weinig lichaamsbeweging. Ook worden zij vaker als verdachte van een misdrijf aangemerkt, zeggen ze frequenter slachtoffer van geweld te zijn geweest en ervaren ze meer overlast in hun buurt. Bovendien zijn ze vaker sociaal uitgesloten, ze doen minder mee in de samenleving en hebben onder meer minder goede toegang tot de gezondheidszorg en passende huisvesting.
In Armoede en sociale uitsluiting 2021 is tevens in kaart gebracht welk deel van de huishoudens met risico op inkomensarmoede voldoende vrij opneembaar vermogen achter de hand heeft om in de basisbehoeften te voorzien. Overeenkomstig eerdere edities is er bovendien aandacht voor de materiële en sociale omstandigheden van minderjarige kinderen die opgroeien in een risicogezin alsook voor werkenden die ondanks hun inspanningen op de arbeidsmarkt deel uitmaken van een risicohuishouden. Daarbij wordt ook gekeken naar de dynamiek in deze groep. Welk deel had het hele jaar inkomen uit werk en welk deel ging van werkend naar niet-werkend, of andersom?
Traditiegetrouw voorziet de publicatie in een vergelijking van het armoederisico in Nederland met dat in andere landen van de Europese Unie. Ook komen de meest recente armoedecijfers in de Nederlandse gemeenten aan de orde. Gedetailleerde gegevens over het armoederisico zijn beschikbaar op StatLine, de digitale databank van het CBS. Visualisaties op wijk- en buurtniveau zijn te vinden via de website van het CBS.
Directeur-Generaal
Angelique Berg
Den Haag/Heerlen/Bonaire, december 2021