Welzijn van jongeren
Jongvolwassenen van 18 tot 25 jaar zijn over het algemeen gelukkig. Wel is dit in de afgelopen 20 jaar wat afgenomen: in 1997 was 91 procent gelukkig en in 2018 was dat nog 86 procent. Ook het persoonlijk welzijn was onder jongeren vaak hoog. Daarnaast vond het merendeel dat het de goede kant opgaat met Nederland en ervaart maatschappelijke kwesties als criminaliteit, de multiculturele samenleving, de bevolkingsdichtheid en de mentaliteit in Nederland niet als een groot probleem. Milieuvervuiling werd echter wel relatief vaak als een groot probleem ervaren.
10.1Geluk
Vroeger meer jongvolwassenen gelukkig
Jongvolwassenen gaven in 2018 minder vaak aan gelukkig te zijn dan in 1997. Destijds was 91 procent van de 18- tot 25‑jarigen naar eigen zeggen gelukkig, terwijl dat in 2018 86 procent was. Voor de totale Nederlandse bevolking van 18 jaar of ouder is er in deze periode geen verandering in het aandeel gelukkigen te zien; dit bleef rond de 88 procent. De afname in het aandeel gelukkigen onder jongeren heeft een verschuiving ten opzichte van andere leeftijdsgroepen tot gevolg. Terwijl in 1997 de jongeren, samen met de 35 tot 45‑jarigen, het vaakst gelukkig waren, was dat in 2018 niet langer het geval.
Onderzoek Sociale samenhang & Welzijn
De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op het onderzoek Sociale Samenhang &Welzijn (S&W). Dit is een onderzoek dat jaarlijks wordt uitgevoerd onder inwoners van Nederland van 15 jaar of ouder. Personen in instellingen zijn hierbij buiten beschouwing gebleven. Er zijn jaarlijks gegevens beschikbaar van ca. 7 500 respondenten. Gegevens uit het onderzoek S&W zijn beschikbaar voor de periode 2013–2018. Voor dit hoofdstuk zijn de gegevens van de jaren 2016 t/m 2018 samengevoegd, zodat in meer detail kan worden gekeken naar verschillende groepen jongeren. De resultaten gaan over personen van 18 jaar of ouder. Er is in de analyses gekeken naar geslacht, leeftijd, woonsituatie, hoogst gevolgde onderwijsniveau, migratieachtergrond en gestandaardiseerd huishoudensinkomen (in kwartielen).
De mate van optimisme en de mening over maatschappelijke kwesties, zoals milieuvervuiling, criminaliteit en bevolkingsdichtheid, zijn in 2018 gemeten in de ad hoc module van het onderzoek. Omdat er maar gegevens van één onderzoeksjaar beschikbaar zijn, zijn de mogelijkheden om naar verschillende groepen jongvolwassenen uit te splitsen beperkter dan bij de andere onderdelen.
Voor de tijdreeks van geluk vanaf 1997 zijn aanvullende gegevens uit het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) gebruikt.
Jongeren die samenwonen met een partner het vaakst gelukkig
Jonge mannen en vrouwen zijn ongeveer even gelukkig en er zijn weinig verschillen als het gaat om de hoogst gevolgde opleiding. Wel zijn er verschillen naar migratieachtergrond. Van de jongeren met een Nederlandse achtergrond was 90 procent gelukkig, onder jongeren met een westerse en niet-westerse migratieachtergrond was dat 80 procent.
De situatie waarin jongeren wonen speelde ook een rol: 92 procent van de jongeren die met een partner samenwonen gaf aan gelukkig te zijn. Dit is een beduidend groter deel dan onder thuiswonenden in een eenoudergezin, waarvan 81 procent aangaf gelukkig te zijn. Ook jongeren die bij beide ouders wonen waren relatief gelukkig.
Jongeren uit huishoudens met de hoogste inkomens voelen zich vaker gelukkig dan jongeren in huishoudens in de eerste drie inkomenskwartielen.
10.2Tevredenheid met verschillende aspecten van het leven
Jongeren vooral tevreden over opleiding, gezondheid en sociaal leven
In 2018 hadden zeven op de tien jongeren een hoog persoonlijk welzijn (zie kader). Dit is meer dan bij volwassenen van 25 jaar of ouder; bij hen was dat in dat jaar 63 procent. Jongeren gaven zichzelf relatief vaak een 7 of hoger voor hun opleiding of beroep (90 procent), hun gezondheid en hun sociale leven (respectievelijk 84 en 85 procent). Ook met hun veiligheid en hun woonbuurt waren jongeren vaak tevreden. Jongeren waren minder tevreden als het over hun financiële toekomst gaat; iets meer dan de helft van de jongeren is hier positief over. Datzelfde gold voor het vertrouwen dat jongeren hebben in instituties.
Persoonlijk Welzijn
Het persoonlijke welzijn van jongeren is bepaald aan de hand van de Persoonlijke Welzijnsindex (PWI). Deze index is samengesteld uit 12 indicatoren die 8 dimensies beschrijven. De dimensies met bijbehorende indicatoren zijn:
- Materiële levensstandaard: tevredenheid over de financiële situatie.
- Economische risico’s: zorgen over de financiële toekomst.
- Opleiding en arbeid: tevredenheid met de opleidingskansen, tevredenheid met het werk of de dagelijkse bezigheden.
- Gezondheid: tevredenheid met de lichamelijke gezondheid, tevredenheid met de psychische gezondheid.
- Sociale relaties: tevredenheid met het sociale leven.
- Maatschappelijke participatie en vertrouwen: vertrouwen in de Tweede Kamer, vertrouwen in rechters, vertrouwen in de politie.
- Veiligheid: gevoel van (on)veiligheid.
- Milieu en leefomgeving: tevredenheid met de woonbuurt.
Per indicator zijn de scores omgerekend naar een score van 1 tot en met 10. Vervolgens is voor elke dimensie een score bepaald en zijn de acht resulterende scores samengevoegd tot een index, de Persoonlijke Welzijnsindex. Iedere dimensie telt even zwaar in de index mee. Een score van 7 of hoger op de PWI betekent een hoog persoonlijk welzijn (Beuningen et al., 2015).
Jonge mannen hoger persoonlijk welzijn dan jonge vrouwen
Jonge mannen hadden vaker een hoog persoonlijk welzijn dan jonge vrouwen. Drie kwart van de mannen van 18 tot 25 jaar had een hoog persoonlijk welzijn, tegenover bijna twee derde van de jonge vrouwen. Dit verschil had vooral te maken met minder zorgen over de financiële toekomst en een groter gevoel van veiligheid bij mannen. Ook waren mannen vaker dan vrouwen tevreden met hun gezondheid.
Jongeren van 18 tot 22 scoorden wat vaker hoog op de PWI dan de 22- tot 25‑jarigen, respectievelijk 72 en 66 procent. Dit zou samen kunnen hangen met het gegeven dat de jongste groep vaker nog thuis woont of door het hogere huishoudensinkomen van de jongste groep. Als hier in de analyses rekening mee wordt gehouden, dan scoort de jongste groep nog steeds hoger dan de 22- tot 25‑jarigen.
De 18- tot 22‑jarigen waren tevredener met hun financiële situatie en met de eigen gezondheid dan de 22- tot 25‑jarigen. Ook op het gebied van vertrouwen scoorden de 18- tot 22‑jarigen hoger dan de 22- tot 25‑jarigen. Deze verschillen tussen de jongste en de wat oudere groep jongvolwassenen kunnen te maken hebben met de fase van hun leven waarin jongeren zich bevinden. Het leven van twintigers kenmerkt zich door allerlei veranderingen op het terrein van opleiding, werk, woonsituatie en relaties. Die veranderingen zorgen vaak voor meer eigen verantwoordelijkheden, wat kan leiden tot wat meer zorgen of minder vertrouwen.
Jongeren met een Nederlandse achtergrond of een westerse migratieachtergrond hadden vaker een hoog persoonlijk welzijn dan jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Dat had vooral te maken met een lagere tevredenheid met de opleiding en financiën, meer zorgen over de financiële toekomst en minder vertrouwen bij degenen met een niet-westerse achtergrond.
Hoogste inkomensgroep en hoogopgeleide jongeren vaker hoog persoonlijk welzijn
De jongeren uit de groep met het hoogste huishoudensinkomen hadden vaker een hoog persoonlijk welzijn dan de jongeren in de lagere inkomensgroepen. In de hoogste inkomensgroep scoorde 79 procent een 7 of hoger op persoonlijk welzijn, tegenover 64 procent bij de jongeren uit huishoudens in het laagste inkomenskwartiel. Het ligt voor de hand dat dit verschil met name bepaald wordt doordat jongeren in de hoogste inkomensgroep aanmerkelijk tevredener waren met hun financiën en zich minder vaak zorgen maakten over hun financiële toekomst dan de jongeren uit de drie lagere inkomensgroepen. Jongeren uit de hoogste inkomensgroep waren ook vaker tevreden over hun opleiding of beroep en over de woonbuurt dan de jongeren uit de drie lagere inkomenskwartielen.
Hoogopgeleide jongeren scoorden gemiddeld hoger op persoonlijk welzijn dan middelbaar en laagopgeleide jongeren. Bij hoogopgeleiden had dat met meerdere aspecten te maken, maar vooral met een grotere tevredenheid met de opleiding, minder zorgen over de financiële toekomst en aanmerkelijk vaker vertrouwen in instituties.
Uitwonenden met partner vaakst hoog persoonlijk welzijn
Ook de woonsituatie hangt samen met het persoonlijk welzijn. Uitwonende jongeren met een partner hadden vaker een hoog persoonlijk welzijn dan uitwonenden zonder partner. Thuiswonende jongeren in een gezin met twee ouders hadden vaker een hoog persoonlijk welzijn dan jongeren in een eenoudergezin. Dit wordt niet verklaard door verschillen in de hoogte van het huishoudensinkomen. Zowel thuiswonende jongeren in een gezin met twee ouders als uitwonenden met een partner waren vaker tevreden met de financiële situatie en maakten zich minder vaak zorgen over de financiële toekomst, vergeleken met uitwonende jongeren zonder partner en thuiswonende jongeren in een eenoudergezin. Thuiswonende jongeren met één ouder waren wat minder tevreden met hun sociale leven. Uitwonenden zonder partner hadden vaker een hoger vertrouwen en thuiswonende jongeren met twee ouders waren vaker tevreden over hun woonbuurt.
10.3Mening over Nederland en maatschappelijke kwesties
Jongvolwassenen minder pessimistisch dan 25‑plussers
Jongeren tot 25 jaar waren iets minder pessimistisch over hoe het met Nederland gaat dan mensen van 25 jaar of ouder. Van de jongvolwassenen vond 8 procent dat het duidelijk de verkeerde kant op gaat met Nederland. Bij mensen van 25 jaar of ouder was dat 12 procent.
Een vergelijkbaar beeld is te zien bij de maatschappelijke kwesties. Zo vond 30 procent van de jongeren criminaliteit een (heel) groot probleem, tegenover ongeveer de helft van de oudere groep. Een vijfde van de jongeren vond de bevolkingsdichtheid een (heel) groot probleem, tegenover ruim een kwart van de rest van de bevolking. Overigens wist van de jongeren bijna 14 procent niet of dit een probleem is, tegenover ruim 7 procent van de mensen van 25 jaar of ouder. Ook de multiculturele samenleving en de mentaliteit in Nederland ervoeren jongvolwassenen minder vaak als een (heel) groot probleem dan de mensen van 25 jaar of ouder. Er was geen verschil tussen het aandeel jongvolwassenen en de oudere groep in de mate waarin zij milieuvervuiling als een groot of een heel groot probleem zien. De jongeren vonden dit wel vaker dan de 25‑plussers een heel groot probleem; van de jongeren vond 11 procent dit een heel groot probleem, tegenover 8 procent van de mensen van 25 jaar of ouder.
Jongeren vinden milieuvervuiling vaakst een (heel) groot probleem
Van de vijf genoemde maatschappelijke kwesties vonden de jongeren milieuvervuiling in Nederland met 45 procent het vaakst een groot of een heel groot probleem. Ruim een op de tien jongeren vond milieuvervuiling een heel groot probleem. Het aandeel dat de andere vier maatschappelijke kwesties als een heel groot probleem ervoer varieert van 3 tot 5 procent.
De groep van 18 tot 22 jaar was over het algemeen optimistischer over hoe het met Nederland gaat dan jongeren van 22 tot 25 jaar. Daarnaast vonden jonge mannen vaker dat het de goede kant op gaat met Nederland dan jonge vrouwen. De bevolkingsdichtheid, de multiculturele samenleving en de mentaliteit in Nederland was voor 22- tot 25‑jarigen vaker een probleem dan voor de 18- tot 22‑jarigen. Er was op deze punten geen verschil tussen jonge mannen en vrouwen. Milieuvervuiling werd in 2018 door ruim de helft van de jonge vrouwen als een (heel) groot probleem gezien. Jonge mannen maakten zich daar minder druk over, van hen vond 38 procent milieuvervuiling een groot of een heel groot probleem. Het aandeel jonge vrouwen en mannen dat milieuvervuiling geen probleem vond, is ongeveer even groot.
10.4Begrippen
Geluk
Of mensen gelukkig zijn wordt vastgesteld aan de hand van de volgende vraag: ‘Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig.’ Er worden vervolgens drie groepen onderscheiden: degenen met een score van 1 tot en met 4 (ongelukkig), degenen met een score van 5 of 6 (niet gelukkig, niet ongelukkig) en degenen met een score van 7 tot en met 10 (gelukkig) (Beuningen et al., 2014).
Gestandaardiseerd huishoudinkomen
Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. De huishoudens zijn naar hoogte van hun gestandaardiseerd inkomen in vier groepen (kwartielen) met een gelijk aantal huishoudens verdeeld.
Onderwijsniveau
Het onderwijsniveau van de hoogst gevolgde opleiding.
Optimisme/pessimisme
Om te bepalen of jongeren optimistisch of pessimistisch is gevraagd: Hoe vindt u dat het over het algemeen gaat met Nederland? De antwoordopties voor deze vraag waren:
- Duidelijk de goede kant op
- Een beetje de goede kant op
- Een beetje de verkeerde kant op
- Duidelijk de verkeerde kant op
- Weet ik niet.
Als jongeren vinden dat het de goede kant opgaat worden zij beschouwd als optimistisch. Vinden zij dat het de verkeerde kant op gaat, dan worden zij als pessimistisch beschouwd.
10.5Meer informatie en literatuur
Meer informatie
Cijfers over het welzijn van de Nederlandse bevolking, in termen van geluk en tevredenheid met het leven uitgesplitst naar persoonskenmerken zijn te vinden op StatLine.
Relevante publicaties
Beuningen, J. en L. Moonen (2019). Trends in geluk en tevredenheid. Heerlen/Den Haag, CBS.
CBS (2019, 19 juli). Jongere minder vaak oudere vaker gelukkig in 1997. CBS-nieuwsbericht, 19 juli 2019.
Literatuur
Beuningen van J., K. van der Houwen en L. Moonen (2014). Measuring well-being An analysis of different response scales. Heerlen/Den Haag, CBS.
Beuningen, J., C. Jol en L. Moonen (2015). De Persoonlijke Welzijnsindex. De ontwikkeling van een index voor subjectief welzijn. Heerlen/Den Haag, CBS.