De vraag naar arbeid
Recordaantal vacatures
Het aantal openstaande vacatures steeg in 2022 met 131 duizend tot gemiddeld 444 duizend. Daarmee werd opnieuw een jaarrecord gevestigd. Vanaf 2013, toen de laagste stand in twintig jaar tijd werd gemeten (een jaargemiddelde van 95 duizend), liep het aantal vacatures steeds verder op, tot het begin van de coronacrisis in 2020. De krimp van 2020 werd in 2021 meer dan goedgemaakt. In 2022 nam het aantal vacatures nog sterker toe. Hierdoor waren er in 2022 twee keer zoveel vacatures als in 2020.
Het aantal vacatures is sterk afhankelijk van de stand van de conjunctuur. Voordat in de loop van 2008 de financiële crisis begon, werd de hoogste stand van het aantal openstaande vacatures eind 2007 bereikt (249 duizend, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden). Door de crisis was dat aantal anderhalf jaar later gehalveerd. Halverwege 2013 werd met 91 duizend vacatures de laagste stand bereikt. Vervolgens nam het aantal vacatures weer toe. Gedurende 26 kwartalen liep het aantal vacatures onafgebroken verder op, totdat eind 2019 met 286 duizend openstaande vacatures een hoogste punt werd bereikt.
Als gevolg van de coronacrisis en de daarmee gepaard gaande maatregelen liep het aantal vacatures in de eerste helft van 2020 terug met een derde. Hierdoor waren er halverwege 2020 nog maar 198 duizend openstaande vacatures. Vervolgens werden de coronamaatregelen verruimd en liep het aantal vacatures weer op. Vooral in het tweede kwartaal van 2021 kwamen er veel vacatures bij (+76 duizend). Vanaf dat moment overtreft het aantal openstaande vacatures de eerdere standcijfers. Halverwege 2022 was het aantal openstaande vacatures verder opgelopen tot 467 duizend. Nooit eerder stonden er in Nederland zoveel vacatures open. In de tweede helft van 2022 liep het aantal openstaande vacatures terug met 25 duizend (–5 procent), zodat er eind 2022 nog 442 duizend openstaande vacatures waren.
Jaar | Kwartaal | Openstaande vacatures |
---|---|---|
'02 | 1e kwartaal, '02 | 172,3 |
'02 | 2e kwartaal, '02 | 148,0 |
'02 | 3e kwartaal, '02 | 129,8 |
'02 | 4e kwartaal, '02 | 129,8 |
'03 | 1e kwartaal, '03 | 117,9 |
'03 | 2e kwartaal, '03 | 112,1 |
'03 | 3e kwartaal, '03 | 94,0 |
'03 | 4e kwartaal, '03 | 102,4 |
'04 | 1e kwartaal, '04 | 115,8 |
'04 | 2e kwartaal, '04 | 122,9 |
'04 | 3e kwartaal, '04 | 120,9 |
'04 | 4e kwartaal, '04 | 128,4 |
'05 | 1e kwartaal, '05 | 148,8 |
'05 | 2e kwartaal, '05 | 141,3 |
'05 | 3e kwartaal, '05 | 163,7 |
'05 | 4e kwartaal, '05 | 165,3 |
'06 | 1e kwartaal, '06 | 187,3 |
'06 | 2e kwartaal, '06 | 209,7 |
'06 | 3e kwartaal, '06 | 230,1 |
'06 | 4e kwartaal, '06 | 230,3 |
'07 | 1e kwartaal, '07 | 234,9 |
'07 | 2e kwartaal, '07 | 238,3 |
'07 | 3e kwartaal, '07 | 246,8 |
'07 | 4e kwartaal, '07 | 249,3 |
'08 | 1e kwartaal, '08 | 247,0 |
'08 | 2e kwartaal, '08 | 244,9 |
'08 | 3e kwartaal, '08 | 246,7 |
'08 | 4e kwartaal, '08 | 197,4 |
'09 | 1e kwartaal, '09 | 153,9 |
'09 | 2e kwartaal, '09 | 128,4 |
'09 | 3e kwartaal, '09 | 130,7 |
'09 | 4e kwartaal, '09 | 125,4 |
'10 | 1e kwartaal, '10 | 115,6 |
'10 | 2e kwartaal, '10 | 117,5 |
'10 | 3e kwartaal, '10 | 125,3 |
'10 | 4e kwartaal, '10 | 128,3 |
'11 | 1e kwartaal, '11 | 135,1 |
'11 | 2e kwartaal, '11 | 134,7 |
'11 | 3e kwartaal, '11 | 134,1 |
'11 | 4e kwartaal, '11 | 122,7 |
'12 | 1e kwartaal, '12 | 117,4 |
'12 | 2e kwartaal, '12 | 109,3 |
'12 | 3e kwartaal, '12 | 106,6 |
'12 | 4e kwartaal, '12 | 101,7 |
'13 | 1e kwartaal, '13 | 96,3 |
'13 | 2e kwartaal, '13 | 91,3 |
'13 | 3e kwartaal, '13 | 95,1 |
'13 | 4e kwartaal, '13 | 96,5 |
'14 | 1e kwartaal, '14 | 104,1 |
'14 | 2e kwartaal, '14 | 107,5 |
'14 | 3e kwartaal, '14 | 113,4 |
'14 | 4e kwartaal, '14 | 118,8 |
'15 | 1e kwartaal, '15 | 124,9 |
'15 | 2e kwartaal, '15 | 130,3 |
'15 | 3e kwartaal, '15 | 132,9 |
'15 | 4e kwartaal, '15 | 142,7 |
'16 | 1e kwartaal, '16 | 149,5 |
'16 | 2e kwartaal, '16 | 154,8 |
'16 | 3e kwartaal, '16 | 162,0 |
'16 | 4e kwartaal, '16 | 171,2 |
'17 | 1e kwartaal, '17 | 185,7 |
'17 | 2e kwartaal, '17 | 204,7 |
'17 | 3e kwartaal, '17 | 213,7 |
'17 | 4e kwartaal, '17 | 226,5 |
'18 | 1e kwartaal, '18 | 236,3 |
'18 | 2e kwartaal, '18 | 250,8 |
'18 | 3e kwartaal, '18 | 260,8 |
'18 | 4e kwartaal, '18 | 264,0 |
'19 | 1e kwartaal, '19 | 280,9 |
'19 | 2e kwartaal, '19 | 282,3 |
'19 | 3e kwartaal, '19 | 284,4 |
'19 | 4e kwartaal, '19 | 285,7 |
'20 | 1e kwartaal, '20 | 217,6 |
'20 | 2e kwartaal, '20 | 198,2 |
'20 | 3e kwartaal, '20 | 216,8 |
'20 | 4e kwartaal, '20 | 218,7 |
'21 | 1e kwartaal, '21 | 248,7 |
'21 | 2e kwartaal, '21 | 324,3 |
'21 | 3e kwartaal, '21 | 370,0 |
'21 | 4e kwartaal, '21 | 391,8 |
'22 | 1e kwartaal, '22 | 450,5 |
'22 | 2e kwartaal, '22 | 466,8 |
'22 | 3e kwartaal, '22 | 449,4 |
'22 | 4e kwartaal, '22 | 442,0 |
StatLine: Vacatures, seizoengecorrigeerd.
Het aantal vacatures is het grootst in de handel, de zakelijke dienstverlening en de zorg. Met respectievelijk 92 duizend, 72 duizend en 63 duizend vacatures waren deze drie bedrijfstakken samen goed voor de helft van alle openstaande vacatures in 2022.
Van alle vacatures in 2022 kwam 56 procent voor rekening van de grote bedrijven, waar minstens honderd mensen werken. Dat betekent dat bij deze grote bedrijven gemiddeld 30 vacatures per bedrijf openstonden.
Bedrijfstak | Gemiddeld aantal vacatures |
---|---|
Handel | 91,7 |
Zakelijke dienstverlening | 71,6 |
Zorg | 63,4 |
Horeca | 38,3 |
Industrie | 35,6 |
Informatie en communicatie | 27,0 |
Bouwnijverheid | 26,6 |
Openbaar bestuur | 21,7 |
Vervoer en opslag | 19,9 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 12,6 |
Onderwijs | 12,4 |
Financiële dienstverlening | 11,8 |
Verhuur/handel onroerend goed | 3,6 |
Landbouw en visserij | 3,4 |
StatLine: Vacatures.
Van 2021 op 2022 nam het aantal vacatures voor het tweede achtereenvolgende jaar toe in alle bedrijfstakken. Het grootst was de stijging in de handel (+31 duizend), de zakelijke dienstverlening (+21 duizend), de zorg (+18 duizend) en de horeca (+15 duizend). In alle bedrijfstakken lag het gemiddeld aantal vacatures in 2022 ook hoger dan in 2019, het eerdere recordjaar. In bijna alle bedrijfstakken werd bovendien het hoogste aantal vacatures genoteerd sinds het begin van deze cijferreeks in 1998. Alleen in de financiële dienstverlening en de landbouw en visserij waren er in 2022 minder vacatures dan in 2006–2007.
Bedrijfstak | Verandering |
---|---|
Handel | 30,9 |
Zakelijke dienstverlening | 20,9 |
Zorg | 18,3 |
Horeca | 14,7 |
Industrie | 8,8 |
Vervoer en opslag | 6,2 |
Bouwnijverheid | 5,9 |
Informatie en communicatie | 5,5 |
Openbaar bestuur | 5,4 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 3,6 |
Onderwijs | 3,4 |
Financiële dienstverlening | 3,3 |
Verhuur/handel onroerend goed | 1,6 |
Landbouw en visserij | 0,7 |
StatLine: Vacatures.
Naast het werkelijke aantal vacatures publiceert het CBS ook maandelijks een vacature-indicator. Deze geeft aan in welke richting de vacatures zich naar verwachting van de ondernemers zullen ontwikkelen. Deze indicator bereikte in juni 2020 een laagste punt en liep vervolgens snel weer op, tot augustus 2021. Sindsdien komt de indicator lager uit, maar de uitkomst is nog wel positief (zie ook StatLine: Vacature-indicator).
Vacaturegraad
Dat er in 2022 meer vacatures zijn dan in voorgaande jaren, laat zich deels verklaren doordat de werkgelegenheid gaandeweg fors is toegenomen. Daarom is het zinvol om ook te kijken naar het aantal openstaande vacatures afgezet tegen het aantal bestaande banen van werknemers. Met de vacaturegraad wordt weergegeven hoeveel vacatures er zijn per duizend banen van werknemers. Ook deze indicator bereikte in 2022 een recordstand.
Volgens de vacaturegraad was het tekort aan werknemers in eerste instantie halverwege 2019 op zijn grootst. De vacaturegraad kwam toen uit op 34. Daarmee kwam deze graadmeter uit boven de hoogste stand die eerder in 2007 en 2008 werd genoteerd. In de tussenliggende jaren was de vacaturegraad nog afgenomen tot 12.
Aan het begin van de coronacrisis zakte de vacaturegraad naar 26 vacatures per duizend banen. Op dat niveau bleef deze indicator de rest van 2020 ongeveer staan. In de loop van 2021 liep het aantal vacatures per duizend banen weer sterk op, tot niet eerder genoteerde hoogte. Halverwege 2022 waren er 54 openstaande vacatures per duizend banen van werknemers, eind 2022 was de vacaturegraad teruggelopen tot 47.
Voor alle bedrijfstakken werden in 2022 recordstanden bereikt, met uitzondering van de financiële dienstverlening en de landbouw en visserij. In het eerste kwartaal van 2022 werd voor de horeca zelfs een vacaturegraad van 112 gemeten. Niet eerder was de vacaturegraad bij een bedrijfstak boven de 100 uitgekomen. Het tekort aan werknemers was eind 2022 naar verhouding het grootst in de bedrijfstakken informatie en communicatie en de bouwnijverheid (beide 69 openstaande vacatures per duizend banen). Het onderwijs kent de laagste vacaturegraad (21) (zie ook StatLine: Vacaturegraad).
1,6 miljoen nieuwe vacatures in 2022
Het aantal vacatures dat in de loop van een jaar ontstaat of vervuld wordt, ligt veel hoger dan het gemiddeld aantal openstaande vacatures. In 2022 ontstonden 1 550 duizend vacatures en er werden 1 507 duizend vacatures vervuld (inclusief 139 duizend vervallen vacatures).
In 2022 werden er 3,4 keer zoveel vacatures vervuld als er gemiddeld genomen in dat jaar openstonden. Dat is het kleinste verhoudingsgetal in de cijferreeks die loopt vanaf 1998. Met 6,6 maal zoveel vervulde als gemiddeld openstaande vacatures was het verhoudingscijfer het hoogst in 2013. Sindsdien werd deze factor steeds kleiner, afgezien van 2020, wat betekent dat vacatures minder snel vervuld werden. In het onderwijs worden de vacatures het snelst vervuld; de vacatures in de bouwnijverheid staan het langst open.
In de loop van 2021 nam het aantal bedrijven snel toe dat naar eigen zeggen te maken heeft met een personeelstekort. Halverwege 2022 gaf 38 procent van de bedrijven aan dat een tekort aan arbeidskrachten de belangrijkste belemmering voor de productie of activiteiten vormde. Het gaat daarbij om bedrijven met vijf of meer werkzame personen, met uitzondering van financiële instellingen en de overheid. Aan het begin van 2023 was de nood het hoogst in de bedrijfstakken zakelijke dienstverlening en de vervoer en opslag (zie ook StatLine: Conjunctuurenquête Nederland).
Krappe arbeidsmarkt: meer vacatures dan werklozen
Veranderingen in de situatie op de arbeidsmarkt komen scherp tot uiting in de verhouding tussen het aantal vacatures en het aantal werklozen. Eerder naderden het aantal vacatures en het aantal werklozen elkaar het dichtst in 2008: er was sprake van een gespannen arbeidsmarkt. Door de financiële crisis daalde het aantal vacatures daarna snel, terwijl het aantal werklozen opliep. Halverwege 2013 waren er uiteindelijk achtmaal zoveel werklozen als vacatures. Vervolgens liep het aantal vacatures per 100 werklozen sterk op, tot 66 in 2019.
Jaar | Kwartaal | Vacatures | Vacatures, seizoengecorrigeerd | Werkloze beroepsbevolking | Werkloze beroepsbevolking, seizoengecorrigeerd |
---|---|---|---|---|---|
'03 | 1e kwartaal, '03 | 124,1 | 117,9 | 489 | 456 |
'03 | 2e kwartaal, '03 | 125,7 | 112,1 | 490 | 493 |
'03 | 3e kwartaal, '03 | 81,8 | 94,0 | 496 | 513 |
'03 | 4e kwartaal, '03 | 94,8 | 102,4 | 526 | 538 |
'04 | 1e kwartaal, '04 | 121,5 | 115,8 | 590 | 559 |
'04 | 2e kwartaal, '04 | 136,3 | 122,9 | 588 | 590 |
'04 | 3e kwartaal, '04 | 109,6 | 120,9 | 551 | 572 |
'04 | 4e kwartaal, '04 | 120,7 | 128,4 | 575 | 586 |
'05 | 1e kwartaal, '05 | 154,1 | 148,8 | 638 | 606 |
'05 | 2e kwartaal, '05 | 154,4 | 141,3 | 609 | 608 |
'05 | 3e kwartaal, '05 | 153,3 | 163,7 | 570 | 594 |
'05 | 4e kwartaal, '05 | 157,3 | 165,3 | 573 | 587 |
'06 | 1e kwartaal, '06 | 192,1 | 187,3 | 585 | 556 |
'06 | 2e kwartaal, '06 | 223,0 | 209,7 | 526 | 526 |
'06 | 3e kwartaal, '06 | 220,6 | 230,1 | 489 | 509 |
'06 | 4e kwartaal, '06 | 221,7 | 230,3 | 499 | 508 |
'07 | 1e kwartaal, '07 | 239,2 | 234,9 | 522 | 491 |
'07 | 2e kwartaal, '07 | 251,2 | 238,3 | 463 | 464 |
'07 | 3e kwartaal, '07 | 238,3 | 246,8 | 438 | 461 |
'07 | 4e kwartaal, '07 | 240,6 | 249,3 | 439 | 447 |
'08 | 1e kwartaal, '08 | 250,3 | 247,0 | 458 | 427 |
'08 | 2e kwartaal, '08 | 256,7 | 244,9 | 431 | 431 |
'08 | 3e kwartaal, '08 | 239,2 | 246,7 | 401 | 423 |
'08 | 4e kwartaal, '08 | 189,9 | 197,4 | 417 | 424 |
'09 | 1e kwartaal, '09 | 155,9 | 153,9 | 472 | 442 |
'09 | 2e kwartaal, '09 | 138,4 | 128,4 | 475 | 474 |
'09 | 3e kwartaal, '09 | 124,7 | 130,7 | 485 | 506 |
'09 | 4e kwartaal, '09 | 119,4 | 125,4 | 523 | 532 |
'10 | 1e kwartaal, '10 | 116,0 | 115,6 | 583 | 557 |
'10 | 2e kwartaal, '10 | 124,9 | 117,5 | 550 | 550 |
'10 | 3e kwartaal, '10 | 123,4 | 125,3 | 529 | 549 |
'10 | 4e kwartaal, '10 | 124,4 | 128,3 | 524 | 534 |
'11 | 1e kwartaal, '11 | 135,5 | 135,1 | 549 | 522 |
'11 | 2e kwartaal, '11 | 143,6 | 134,7 | 518 | 516 |
'11 | 3e kwartaal, '11 | 130,6 | 134,1 | 530 | 544 |
'11 | 4e kwartaal, '11 | 116,6 | 122,7 | 578 | 587 |
'12 | 1e kwartaal, '12 | 118,2 | 117,4 | 617 | 591 |
'12 | 2e kwartaal, '12 | 116,1 | 109,3 | 609 | 612 |
'12 | 3e kwartaal, '12 | 106,0 | 106,6 | 611 | 626 |
'12 | 4e kwartaal, '12 | 94,9 | 101,7 | 652 | 658 |
'13 | 1e kwartaal, '13 | 97,1 | 96,3 | 735 | 709 |
'13 | 2e kwartaal, '13 | 96,8 | 91,3 | 747 | 749 |
'13 | 3e kwartaal, '13 | 93,7 | 95,1 | 764 | 782 |
'13 | 4e kwartaal, '13 | 91,0 | 96,5 | 768 | 778 |
'14 | 1e kwartaal, '14 | 105,7 | 104,1 | 817 | 793 |
'14 | 2e kwartaal, '14 | 112,9 | 107,5 | 770 | 773 |
'14 | 3e kwartaal, '14 | 112,1 | 113,4 | 724 | 739 |
'14 | 4e kwartaal, '14 | 112,9 | 118,8 | 738 | 744 |
'15 | 1e kwartaal, '15 | 127,0 | 124,9 | 777 | 751 |
'15 | 2e kwartaal, '15 | 136,5 | 130,3 | 730 | 733 |
'15 | 3e kwartaal, '15 | 130,9 | 132,9 | 692 | 709 |
'15 | 4e kwartaal, '15 | 136,3 | 142,7 | 698 | 707 |
'16 | 1e kwartaal, '16 | 153,0 | 149,5 | 711 | 683 |
'16 | 2e kwartaal, '16 | 161,8 | 154,8 | 665 | 668 |
'16 | 3e kwartaal, '16 | 159,1 | 162,0 | 612 | 631 |
'16 | 4e kwartaal, '16 | 163,4 | 171,2 | 595 | 602 |
'17 | 1e kwartaal, '17 | 188,5 | 185,7 | 609 | 580 |
'17 | 2e kwartaal, '17 | 212,8 | 204,7 | 559 | 561 |
'17 | 3e kwartaal, '17 | 210,1 | 213,7 | 517 | 536 |
'17 | 4e kwartaal, '17 | 218,6 | 226,5 | 498 | 506 |
'18 | 1e kwartaal, '18 | 237,8 | 236,3 | 503 | 475 |
'18 | 2e kwartaal, '18 | 260,6 | 250,8 | 462 | 462 |
'18 | 3e kwartaal, '18 | 258,3 | 260,8 | 439 | 457 |
'18 | 4e kwartaal, '18 | 254,9 | 264,0 | 431 | 438 |
'19 | 1e kwartaal, '19 | 278,9 | 280,9 | 450 | 424 |
'19 | 2e kwartaal, '19 | 293,8 | 282,3 | 415 | 414 |
'19 | 3e kwartaal, '19 | 283,8 | 284,4 | 412 | 429 |
'19 | 4e kwartaal, '19 | 281,2 | 285,7 | 416 | 425 |
'20 | 1e kwartaal, '20 | 221,7 | 217,6 | 410 | 387 |
'20 | 2e kwartaal, '20 | 200,4 | 198,2 | 460 | 460 |
'20 | 3e kwartaal, '20 | 215,6 | 216,8 | 508 | 528 |
'20 | 4e kwartaal, '20 | 213,7 | 218,7 | 481 | 490 |
'21 | 1e kwartaal, '21 | 248,5 | 248,7 | 464 | 445 |
'21 | 2e kwartaal, '21 | 333,6 | 324,3 | 416 | 416 |
'21 | 3e kwartaal, '21 | 376,3 | 370,0 | 389 | 399 |
'21 | 4e kwartaal, '21 | 376,4 | 391,8 | 364 | 370 |
'22 | 1e kwartaal, '22 | 448,2 | 450,5 | 356 | 338 |
'22 | 2e kwartaal, '22 | 479,8 | 466,8 | 329 | 327 |
'22 | 3e kwartaal, '22 | 451,9 | 449,4 | 366 | 372 |
'22 | 4e kwartaal, '22 | 418,9 | 442,0 | 350 | 359 |
StatLine: Vacatures, Vacatures, seizoengecorrigeerd en Werkloze beroepsbevolking.
Aan het begin van het eerste coronajaar 2020 was het aantal werklozen op het laagste niveau aangeland in de cijferreeks vanaf 2003. In februari 2020 waren er nog 383 duizend werklozen. Eind maart 2020 was het aantal openstaande vacatures echter zodanig teruggelopen dat de spanning op de arbeidsmarkt verminderde. In het werkloosheidscijfer kwamen de gevolgen van de coronamaatregelen vanaf april sterk tot uiting. In het derde kwartaal van 2020 was het aantal werklozen ruim een derde hoger dan in het eerste kwartaal; er waren toen 41 vacatures per 100 werklozen. Daarmee was de spanning op de arbeidsmarkt een stuk kleiner geworden. Tijdens de versoepelingen in de coronamaatregelen liep het aantal werklozen vervolgens elk kwartaal verder terug, terwijl het aantal openstaande vacatures sterk opliep. Hierdoor waren er in het vierde kwartaal van 2021 voor het eerst in decennia meer vacatures dan werklozen.
In het tweede kwartaal van 2022 bereikte het aantal werklozen de laagste stand in de cijferreeks. Tegelijkertijd was het aantal openstaande vacatures gestegen tot de hoogste stand. Daarmee was de krapte op de arbeidsmarkt halverwege 2022 op zijn hevigst, met 143 openstaande vacatures per 100 werklozen. Gemiddeld over 2022 waren er 127 openstaande vacatures op 100 werklozen. Dit betekent dat de krapte op de arbeidsmarkt in 2022 het grootst was in vijftig jaar. Eerder, in een groot deel van de jaren vijftig en zestig tot en met 1971, was de krapte in Nederland nóg groter, hoewel het moeilijk is om de arbeidsmarktcijfers uit die jaren te vergelijken met de huidige cijfers.
Krapte op de arbeidsmarkt kan ertoe leiden dat bedrijven de vraag naar hun producten of diensten niet aankunnen. Ook zijn bijvoorbeeld winkels of restaurants vaker een deel van de week gesloten, en zijn wachtrijen langer. Hierdoor kan de economische groei lager uitpakken.
Jaar | Vacatures per 100 werklozen |
---|---|
'03 | 22 |
'04 | 21 |
'05 | 25 |
'06 | 39 |
'07 | 52 |
'08 | 56 |
'09 | 29 |
'10 | 22 |
'11 | 24 |
'12 | 18 |
'13 | 13 |
'14 | 14 |
'15 | 18 |
'16 | 24 |
'17 | 37 |
'18 | 54 |
'19 | 66 |
'20 | 48 |
'21 | 77 |
'22 | 127 |
Waarom is er een groot tekort aan personeel?
Dat de krapte op de arbeidsmarkt het grootst is in vijftig jaar, roept de vraag op waarom dat zo is. Daar valt niet een eenduidig antwoord te geven, maar wel kunnen een aantal factoren genoemd worden die een rol spelen.
1. Vergrijzing
Met vergijzing wordt in dit verband bedoeld dat de uitstroom van ouderen uit de (beroeps)bevolking groter is dan de instroom, waardoor het arbeidsaanbod afneemt. In de periode 1970–1993 groeide de bevolking van 20 tot 65 jaar, die het hart van de werkzame bevolking vormt, met gemiddeld ruim 100 duizend personen per jaar, van 7 miljoen naar 9,5 miljoen personen. Sindsdien is deze leeftijdsgroep nog verder gegroeid naar 10,3 miljoen, maar de jaarlijkse groei was veel kleiner dan in de vorige eeuw. In sommige jaren was zelfs sprake van krimp. De generatie van de naoorlogse geboortegolf heeft inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen en 60‑plussers is niet voldoende om de gevolgen van het slinkende aanbod op te vangen. De bevolkingsprognoses van het CBS voorzien voor de jaren 2028–2038 een verdere krimp. Sterk vergrijsde bedrijfstakken zijn het openbaar bestuur, vervoer en opslag en de industrie. Ruim een kwart van de werknemersbanen wordt daar door 55‑plussers vervuld. Een grotere uitstroom van werkenden zorgt voor extra vraag naar nieuwe werknemers.
2. Deeltijd
Van de totale bevolking in Nederland, inclusief kinderen en 75‑plussers, heeft circa 55 procent betaald werk. En van de werkenden heeft bijna de helft deeltijdwerk. In Nederland is het aandeel deeltijders veel hoger dan in alle andere landen van de Europese Unie. Bekend is ook dat in 2022 een half miljoen deeltijders aangaven meer uren te willen werken en hiervoor direct beschikbaar te zijn. Meer uren werken door deeltijders wordt daarom vaak genoemd als een voor de hand liggende manier om het tekort aan personeel kleiner te maken. De Wet flexibel werken (voorheen de Wet aanpassing arbeidsduur) geeft werknemers al de mogelijkheid om de werkgever te vragen om meer of minder uren te mogen werken. Daarbij is bepaald dat de werkgever het verzoek van de werknemer inwilligt, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.
3. Economische groei
In 2021 en 2022 groeide de Nederlandse economie met achtereenvolgens 4,9 procent en 4,5 procent, deels als compensatie van de krimp in 2020 (–3,9 procent). De economie groeide deze eeuw nog niet eerder twee jaar achter elkaar zo hard. Dat betekent ook dat de vraag naar personeel snel toenam. In deze twee jaar kwamen er 677 duizend banen bij (+6,3 procent). De steunmaatregelen tijdens de coronacrisis zorgden ervoor dat een deel van de bedrijven die in andere omstandigheden wegens slechte resultaten gestaakt zouden zijn, nu nog steeds bestaan en beslag leggen op een deel van de werkgelegenheid. Ook de omschakeling naar duurzame energie en het tekort aan woonruimte leiden tot een grotere vraag naar arbeid.
4. Aansluiting vraag en aanbod
Discrepanties tussen vraag en aanbod van arbeid voor wat betreft beroep, opleiding, vaardigheden of regio kunnen ertoe leiden dat niet alle openstaande vacatures direct vervuld worden door werklozen. Het tekort aan werknemers is naar verhouding het grootst in de informatie en communicatie.
5. Ziekteverzuim
In 2014 was het ziekteverzuim van werknemers gedaald tot 3,8 procent. Sindsdien is het gestegen tot 5,6 procent, dat is het hoogste niveau in de cijferreeks die loopt vanaf 1996. Meer ziekteverzuim leidt er ook toe dat de druk op andere werknemers toeneemt, wat het ziekteverzuim nog verder kan opstuwen. Werk van zieke werknemers moet worden gedaan door anderen, wat leidt tot een grotere vraag naar arbeid.
Bij deze cijfers over de krapte op de arbeidsmarkt moet wel worden aangetekend dat dit een totaalcijfer is. Per bedrijfstak, beroepsgroep of regio kan de verhouding werklozen/vacatures variëren. Mede hierdoor kunnen er naast elkaar toch nog omvangrijke groepen werkloos zijn, terwijl bedrijven en instellingen nog steeds veel vacatures hebben uitstaan.
In deze werkloosheidscijfers tellen alleen de personen mee die geen betaald werk hebben maar daar wel direct voor beschikbaar zijn en er ook recent naar gezocht hebben (definitie van de International Labour Organization, ILO). Dat zijn niet alle personen zonder werk die binding met de arbeidsmarkt hebben. Daarnaast zijn er ook mensen met deeltijdwerk die meer uren zouden willen werken en daarvoor beschikbaar zijn. Ook de omvang van dit overige onbenut arbeidspotentieel is in 2022 afgenomen. Hoofdstuk 3 gaat verder in op de verschillende groepen die tezamen het onbenut arbeidspotentieel vormen.
In de Europese Unie behoort Nederland tot de groep landen met een relatief gespannen arbeidsmarkt. In 2022 waren er alleen in Tsjechië en Duitsland meer vacatures per 100 werklozen dan in Nederland. Griekenland en Spanje hebben naar verhouding veel werklozen en relatief weinig openstaande vacatures, zodat daar de arbeidsmarkt veel ruimer is (zie ook Eurostat: Werkloze beroepsbevolking EU en Vacatures EU; niet voor alle EU-landen zijn vacaturecijfers beschikbaar).
Krappe arbeidsmarkt in Zeeland en Utrecht
In de provincie Groningen stonden in 2022 tegenover elke vacature de meeste werklozen, in Zeeland en Utrecht de minste. Dat wil zeggen dat de arbeidsmarkt relatief het krapst was in Zeeland en Utrecht, met 158 openstaande vacatures per 100 werklozen. Voor Nederland als geheel waren dat er 127. De arbeidsmarkt was het ruimst in Groningen. Daar waren gemiddeld 95 vacatures per 100 werklozen.
In 2022 waren er in alle provincies meer vacatures dan in 2021. Ook daalde het aantal werklozen in alle provincies. Hierdoor nam overal het aantal vacatures per 100 werklozen toe, wat wil zeggen dat de spanning op de arbeidsmarkt in alle provincies opliep. In de meeste provincies woonden meer werklozen dan er vacatures waren. Alleen in Groningen geldt dat niet, terwijl in Flevoland de verhouding ongeveer een op een was.
De meeste vacatures waren in 2022 te vinden in Zuid-Holland (93 duizend) en Noord-Holland (85 duizend). Dat is tien keer zoveel als in Zeeland of Flevoland; in deze beide provincies stonden in 2022 gemiddeld 9 duizend vacatures open. In Zuid-Holland en Noord-Holland wonen ook de meeste werklozen, respectievelijk 82 duizend en 64 duizend. Zeeland telde slechts 6 duizend werklozen. Ook het werkloosheidspercentage was het laagst in Zeeland, terwijl Groningen relatief de meeste werklozen telde.
Provincie | Vacatures per 100 werklozen |
---|---|
Zeeland | 158 |
Utrecht | 158 |
Noord-Brabant | 145 |
Overijssel | 134 |
Drenthe | 133 |
Noord-Holland | 132 |
Gelderland | 127 |
Limburg | 120 |
Zuid-Holland | 113 |
Fryslân | 105 |
Flevoland | 101 |
Groningen | 95 |
StatLine: Vacatures per provincie en Werklozen per provincie.
Nederland telt 2,2 miljoen bedrijven
De afgelopen vijftien jaar is het aantal bedrijven in Nederland verdubbeld. Hierdoor telt Nederland per begin 2023 al 2 162 duizend bedrijven. In ruim drie kwart van de gevallen gaat het om natuurlijke personen (zoals eenmanszaken en maatschappen), een kwart zijn rechtspersonen (zoals bv’s, nv’s, verenigingen, stichtingen en publiekrechtelijke rechtspersonen). In 2022 zijn 240 duizend bedrijven opgericht. Het aantal opheffingen bleef hier ver bij achter. Daardoor kwamen er per saldo in de loop van 2022 bijna 80 duizend bedrijven bij. Niet eerder werden in een jaar zoveel bedrijven opgericht of opgeheven.
Bij de bedrijfsopheffingen gaat het maar voor een klein deel om faillissementen, die daadwerkelijk rechterlijk zijn bepaald. Vaker zijn bedrijven zelf gestopt en opgeheven, bijvoorbeeld ter voorkoming van een faillissement. In 2022 zijn er in totaal 2,1 duizend bedrijven en instellingen (inclusief eenmanszaken) failliet verklaard. Sinds de start van deze statistiek in 1981 was het aantal faillissementen alleen in 2021 nog lager.
Bij 4 op de 5 bedrijven is maar één persoon werkzaam. Bij slechts 8 duizend bedrijven werken minstens honderd mensen, uitgedrukt in voltijdbanen (vte’s). Maar bij deze grote bedrijven is wel 62 procent van alle banen van werknemers te vinden.
De bedrijven zijn bij het CBS ingedeeld naar hun belangrijkste economische activiteit. De zakelijke dienstverlening telt de meeste bedrijven, namelijk 518 duizend. Andere grote bedrijfstakken zijn de handel (271 duizend bedrijven), de cultuur, recreatie en overige diensten (250 duizend), de bouwnijverheid (243 duizend) en de zorg (216 duizend). Daarentegen telt het openbaar bestuur slechts 800 instellingen.
1 tot 10 werkzame personen | 10 tot 100 werkzame personen | 100 werkzame personen of meer | |
---|---|---|---|
Bedrijven | 2090 | 64 | 8 |
Bedrijfsgrootte: 0 tot 10 werkzame personen | Bedrijfsgrootte: 10 tot 100 werkzame personen | Bedrijfsgrootte: 100 of meer werkzame personen | |
---|---|---|---|
Banen van werknemers |
1288 | 2112 | 5469 |
StatLine: Aantal bedrijven en Banen van werknemers naar bedrijfsgrootte.
Ruim 11 miljoen banen
Het aantal banen van werkzame personen steeg in 2022 met 445 duizend (4,1 procent). Hiermee kwam het gemiddeld aantal banen in 2022 uit op 11,4 miljoen, de hoogste stand ooit gemeten. In de cijferreeks vanaf 1970 was tot dusver de grootste banengroei gemeten in 2007, toen er 301 duizend bij kwamen, een toename met 3,2 procent. De banengroei in 2022 overtreft beide cijfers overduidelijk.
Er kwamen zowel meer werknemers- als zelfstandigenbanen bij. Het aantal banen van werknemers nam in 2022 toe met 311 duizend tot 8,9 miljoen, dat is een groei van 3,6 procent. Bij de zelfstandigen liep het aantal banen op met 134 duizend tot 2,5 miljoen (+5,6 procent). Daarmee is het aandeel zelfstandigenbanen opgelopen van 18 procent van alle banen in 2002 naar 22 procent in 2022.
Jaar | Category | Banen | Banen seizoengecorrigeerd |
---|---|---|---|
'02 | 1e kwartaal, '02 | 9,103 | 9,202 |
'02 | 2e kwartaal, '02 | 9,252 | 9,208 |
'02 | 3e kwartaal, '02 | 9,279 | 9,211 |
'02 | 4e kwartaal, '02 | 9,182 | 9,211 |
'03 | 1e kwartaal, '03 | 9,103 | 9,176 |
'03 | 2e kwartaal, '03 | 9,181 | 9,147 |
'03 | 3e kwartaal, '03 | 9,188 | 9,122 |
'03 | 4e kwartaal, '03 | 9,090 | 9,120 |
'04 | 1e kwartaal, '04 | 9,006 | 9,082 |
'04 | 2e kwartaal, '04 | 9,127 | 9,090 |
'04 | 3e kwartaal, '04 | 9,163 | 9,103 |
'04 | 4e kwartaal, '04 | 9,061 | 9,098 |
'05 | 1e kwartaal, '05 | 9,084 | 9,139 |
'05 | 2e kwartaal, '05 | 9,208 | 9,168 |
'05 | 3e kwartaal, '05 | 9,244 | 9,193 |
'05 | 4e kwartaal, '05 | 9,164 | 9,210 |
'06 | 1e kwartaal, '06 | 9,248 | 9,298 |
'06 | 2e kwartaal, '06 | 9,379 | 9,339 |
'06 | 3e kwartaal, '06 | 9,457 | 9,410 |
'06 | 4e kwartaal, '06 | 9,493 | 9,531 |
'07 | 1e kwartaal, '07 | 9,536 | 9,581 |
'07 | 2e kwartaal, '07 | 9,705 | 9,672 |
'07 | 3e kwartaal, '07 | 9,785 | 9,737 |
'07 | 4e kwartaal, '07 | 9,755 | 9,783 |
'08 | 1e kwartaal, '08 | 9,792 | 9,840 |
'08 | 2e kwartaal, '08 | 9,901 | 9,869 |
'08 | 3e kwartaal, '08 | 9,933 | 9,892 |
'08 | 4e kwartaal, '08 | 9,877 | 9,890 |
'09 | 1e kwartaal, '09 | 9,823 | 9,874 |
'09 | 2e kwartaal, '09 | 9,843 | 9,807 |
'09 | 3e kwartaal, '09 | 9,815 | 9,783 |
'09 | 4e kwartaal, '09 | 9,777 | 9,786 |
'10 | 1e kwartaal, '10 | 9,672 | 9,727 |
'10 | 2e kwartaal, '10 | 9,824 | 9,785 |
'10 | 3e kwartaal, '10 | 9,827 | 9,797 |
'10 | 4e kwartaal, '10 | 9,804 | 9,816 |
'11 | 1e kwartaal, '11 | 9,834 | 9,872 |
'11 | 2e kwartaal, '11 | 9,947 | 9,917 |
'11 | 3e kwartaal, '11 | 9,959 | 9,928 |
'11 | 4e kwartaal, '11 | 9,929 | 9,924 |
'12 | 1e kwartaal, '12 | 9,844 | 9,922 |
'12 | 2e kwartaal, '12 | 9,955 | 9,905 |
'12 | 3e kwartaal, '12 | 9,894 | 9,874 |
'12 | 4e kwartaal, '12 | 9,865 | 9,836 |
'13 | 1e kwartaal, '13 | 9,697 | 9,784 |
'13 | 2e kwartaal, '13 | 9,799 | 9,761 |
'13 | 3e kwartaal, '13 | 9,789 | 9,750 |
'13 | 4e kwartaal, '13 | 9,737 | 9,739 |
'14 | 1e kwartaal, '14 | 9,639 | 9,727 |
'14 | 2e kwartaal, '14 | 9,799 | 9,744 |
'14 | 3e kwartaal, '14 | 9,769 | 9,767 |
'14 | 4e kwartaal, '14 | 9,819 | 9,796 |
'15 | 1e kwartaal, '15 | 9,736 | 9,832 |
'15 | 2e kwartaal, '15 | 9,912 | 9,864 |
'15 | 3e kwartaal, '15 | 9,934 | 9,901 |
'15 | 4e kwartaal, '15 | 9,938 | 9,943 |
'16 | 1e kwartaal, '16 | 9,893 | 9,957 |
'16 | 2e kwartaal, '16 | 10,054 | 10,009 |
'16 | 3e kwartaal, '16 | 10,070 | 10,054 |
'16 | 4e kwartaal, '16 | 10,125 | 10,111 |
'17 | 1e kwartaal, '17 | 10,097 | 10,175 |
'17 | 2e kwartaal, '17 | 10,295 | 10,239 |
'17 | 3e kwartaal, '17 | 10,328 | 10,315 |
'17 | 4e kwartaal, '17 | 10,403 | 10,390 |
'18 | 1e kwartaal, '18 | 10,400 | 10,469 |
'18 | 2e kwartaal, '18 | 10,565 | 10,533 |
'18 | 3e kwartaal, '18 | 10,630 | 10,601 |
'18 | 4e kwartaal, '18 | 10,651 | 10,657 |
'19 | 1e kwartaal, '19 | 10,662 | 10,722 |
'19 | 2e kwartaal, '19 | 10,807 | 10,755 |
'19 | 3e kwartaal, '19 | 10,793 | 10,795 |
'19 | 4e kwartaal, '19 | 10,888 | 10,862 |
'20 | 1e kwartaal, '20 | 10,819 | 10,893 |
'20 | 2e kwartaal, '20 | 10,645 | 10,589 |
'20 | 3e kwartaal, '20 | 10,764 | 10,764 |
'20 | 4e kwartaal, '20 | 10,785 | 10,767 |
'21 | 1e kwartaal, '21 | 10,698 | 10,766 |
'21 | 2e kwartaal, '21 | 10,971 | 10,907 |
'21 | 3e kwartaal, '21 | 11,083 | 11,090 |
'21 | 4e kwartaal, '21 | 11,183 | 11,173 |
'22 | 1e kwartaal, '22 | 11,237 | 11,295 |
'22 | 2e kwartaal, '22 | 11,441 | 11,388 |
'22 | 3e kwartaal, '22 | 11,462 | 11,465 |
'22 | 4e kwartaal, '22 | 11,578 | 11,559 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
In de afgelopen twintig jaar piekte het totaal aantal banen van werkzame personen eerst in 2008, toen in het derde kwartaal bijna de grens van 10 miljoen banen werd bereikt. Uit de cijfers die voor seizoeninvloeden zijn gecorrigeerd, blijkt dat er vervolgens in anderhalf jaar tijd 165 duizend banen verloren gingen. In de loop van 2011 is dit baanverlies weer gecompenseerd en komt het totaal aantal banen iets hoger uit dan in 2008, maar blijft het steken onder de 10 miljoen. Dan volgen jaren van krimp, waardoor het aantal banen begin 2014 is afgenomen tot 9,7 miljoen, de laagste stand in zeven jaar. In de volgende 24 kwartalen groeit het aantal banen onafgebroken, tot het eerste kwartaal van 2020. In deze periode komen er in totaal 1,2 miljoen banen bij. In het tweede kwartaal van 2020 gaan in een klap ruim 300 duizend banen verloren (–2,8 procent), waarna er in het derde kwartaal weer 175 duizend banen bijkomen. Niet eerder zijn kwartaalcijfers van een dergelijke omvang gemeten. Deze ‘banendip’ in 2020 heeft uitsluitend betrekking op werknemers; het aantal banen van zelfstandigen nam niet af.
Vanaf het tweede kwartaal van 2021 neemt het aantal banen elk kwartaal fors toe. In dat kwartaal is het baanverlies uit 2020 alweer goedgemaakt. Sindsdien zijn er meer banen dan ooit tevoren. In het derde kwartaal van 2021 komt het totaal aantal banen voor het eerst boven de 11 miljoen uit. In het laatste kwartaal van 2022 zijn er 11,6 miljoen banen, 666 duizend meer dan in het eerste kwartaal 2020, bij het begin van de coronacrisis.
Jaar | Banen van werknemers | Banen van zelfstandigen |
---|---|---|
'02 | 52 | 1 |
'03 | -46 | -18 |
'04 | -79 | 27 |
'05 | 42 | 44 |
'06 | 147 | 73 |
'07 | 225 | 75 |
'08 | 143 | 37 |
'09 | -77 | 15 |
'10 | -57 | 25 |
'11 | 72 | 63 |
'12 | -54 | 26 |
'13 | -139 | 5 |
'14 | -40 | 41 |
'15 | 77 | 46 |
'16 | 113 | 43 |
'17 | 206 | 40 |
'18 | 230 | 51 |
'19 | 180 | 46 |
'20 | -109 | 74 |
'21 | 170 | 62 |
'22 | 311 | 134 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
In 2022 is in alle bedrijfstakken sprake van banengroei, met uitzondering van de landbouw en visserij. Het aantal banen nam het meest toe in de zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) (+87 duizend), de horeca (+77 duizend) en de zorg (+51 duizend). Een stevige banengroei was er ook in de handel, bij uitzendbureaus en in het onderwijs. Hierdoor waren er in vrijwel alle bedrijfstakken weer meer banen dan in 2019, voordat de coronacrisis begon. Alleen de landbouw en visserij en de uitzendbureaus telden in 2022 minder banen dan in 2019.
Bedrijfstak | Verandering |
---|---|
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
87 |
Horeca | 77 |
Zorg | 51 |
Handel | 44 |
Uitzendbureaus | 41 |
Onderwijs | 34 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
26 |
Informatie en communicatie |
26 |
Industrie | 18 |
Openbaar bestuur | 16 |
Bouwnijverheid | 15 |
Vervoer en opslag | 14 |
Financiële dienstverlening | 6 |
Verhuur/handel onroerend goed |
2 |
Landbouw en visserij |
-18 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Werkgelegenheid uitzendbureaus lager dan in 2018
De uitzendkrachten behoren tot de groepen die in 2020 het hardst geraakt werden door de coronacrisis. Het gemiddeld aantal werknemersbanen in de bedrijfsklasse uitzendbureaus kwam in 2020 uit op 690 duizend, 16 procent lager dan in 2019. In 2021 en 2022 groeide de werkgelegenheid weer met ruim 40 duizend banen per jaar.
In 2019, nog voor het uitbreken van de coronapandemie, komt een einde aan de onafgebroken banengroei bij uitzendbureaus. Vijf jaar is dan het aantal werknemersbanen bij uitzendbureaus elk kwartaal verder gestegen, met bij elkaar 263 duizend banen, een stijging van 46 procent.
Vanaf het tweede kwartaal van 2019 neemt het aantal banen bij uitzendbureaus af. Hierdoor zijn er bij de uitzendbureaus in het eerste kwartaal van 2020 ruim 70 duizend werknemersbanen minder dan een jaar eerder. In het tweede kwartaal van 2020 volgt de grote klap voor de uitzendbureaus: 122 duizend banen minder dan in het eerste kwartaal. Zo snel als het aantal banen in deze bedrijfstak kan dalen, neemt het daarna ook weer toe. Vanaf het derde kwartaal van 2020 stijgt het aantal werknemersbanen bij uitzendbureaus, waardoor de teller begin 2022 weer op 791 duizend banen staat, 145 duizend meer dan op het laagste punt zeven kwartalen eerder. Dat is nog wel 6 procent lager dan begin 2019, toen de hoogste stand werd bereikt. Terwijl er in het tweede en derde kwartaal van 2022 in bijna alle bedrijfstakken werknemersbanen bij komen, gaan bij de uitzendbureaus 29 duizend banen verloren. Hierdoor is het gemiddeld aantal banen van werknemers bij de uitzendbureaus in 2022 nog altijd ruim 50 duizend lager dan in het recordjaar 2018.
Jaar | Kwartaal | Werknemersbanen bij uitzendbureaus |
---|---|---|
'02 | 1e kwartaal, '02 | 491 |
'02 | 2e kwartaal, '02 | 484 |
'02 | 3e kwartaal, '02 | 479 |
'02 | 4e kwartaal, '02 | 472 |
'03 | 1e kwartaal, '03 | 458 |
'03 | 2e kwartaal, '03 | 449 |
'03 | 3e kwartaal, '03 | 439 |
'03 | 4e kwartaal, '03 | 444 |
'04 | 1e kwartaal, '04 | 429 |
'04 | 2e kwartaal, '04 | 444 |
'04 | 3e kwartaal, '04 | 457 |
'04 | 4e kwartaal, '04 | 466 |
'05 | 1e kwartaal, '05 | 492 |
'05 | 2e kwartaal, '05 | 507 |
'05 | 3e kwartaal, '05 | 514 |
'05 | 4e kwartaal, '05 | 521 |
'06 | 1e kwartaal, '06 | 541 |
'06 | 2e kwartaal, '06 | 564 |
'06 | 3e kwartaal, '06 | 590 |
'06 | 4e kwartaal, '06 | 623 |
'07 | 1e kwartaal, '07 | 619 |
'07 | 2e kwartaal, '07 | 643 |
'07 | 3e kwartaal, '07 | 657 |
'07 | 4e kwartaal, '07 | 672 |
'08 | 1e kwartaal, '08 | 666 |
'08 | 2e kwartaal, '08 | 668 |
'08 | 3e kwartaal, '08 | 666 |
'08 | 4e kwartaal, '08 | 646 |
'09 | 1e kwartaal, '09 | 624 |
'09 | 2e kwartaal, '09 | 594 |
'09 | 3e kwartaal, '09 | 579 |
'09 | 4e kwartaal, '09 | 576 |
'10 | 1e kwartaal, '10 | 532 |
'10 | 2e kwartaal, '10 | 560 |
'10 | 3e kwartaal, '10 | 568 |
'10 | 4e kwartaal, '10 | 574 |
'11 | 1e kwartaal, '11 | 579 |
'11 | 2e kwartaal, '11 | 591 |
'11 | 3e kwartaal, '11 | 584 |
'11 | 4e kwartaal, '11 | 567 |
'12 | 1e kwartaal, '12 | 576 |
'12 | 2e kwartaal, '12 | 576 |
'12 | 3e kwartaal, '12 | 571 |
'12 | 4e kwartaal, '12 | 563 |
'13 | 1e kwartaal, '13 | 567 |
'13 | 2e kwartaal, '13 | 570 |
'13 | 3e kwartaal, '13 | 573 |
'13 | 4e kwartaal, '13 | 581 |
'14 | 1e kwartaal, '14 | 576 |
'14 | 2e kwartaal, '14 | 589 |
'14 | 3e kwartaal, '14 | 605 |
'14 | 4e kwartaal, '14 | 619 |
'15 | 1e kwartaal, '15 | 633 |
'15 | 2e kwartaal, '15 | 653 |
'15 | 3e kwartaal, '15 | 668 |
'15 | 4e kwartaal, '15 | 683 |
'16 | 1e kwartaal, '16 | 684 |
'16 | 2e kwartaal, '16 | 709 |
'16 | 3e kwartaal, '16 | 723 |
'16 | 4e kwartaal, '16 | 735 |
'17 | 1e kwartaal, '17 | 756 |
'17 | 2e kwartaal, '17 | 772 |
'17 | 3e kwartaal, '17 | 789 |
'17 | 4e kwartaal, '17 | 808 |
'18 | 1e kwartaal, '18 | 822 |
'18 | 2e kwartaal, '18 | 823 |
'18 | 3e kwartaal, '18 | 825 |
'18 | 4e kwartaal, '18 | 834 |
'19 | 1e kwartaal, '19 | 839 |
'19 | 2e kwartaal, '19 | 826 |
'19 | 3e kwartaal, '19 | 812 |
'19 | 4e kwartaal, '19 | 805 |
'20 | 1e kwartaal, '20 | 768 |
'20 | 2e kwartaal, '20 | 646 |
'20 | 3e kwartaal, '20 | 668 |
'20 | 4e kwartaal, '20 | 685 |
'21 | 1e kwartaal, '21 | 693 |
'21 | 2e kwartaal, '21 | 726 |
'21 | 3e kwartaal, '21 | 749 |
'21 | 4e kwartaal, '21 | 757 |
'22 | 1e kwartaal, '22 | 791 |
'22 | 2e kwartaal, '22 | 777 |
'22 | 3e kwartaal, '22 | 762 |
'22 | 4e kwartaal, '22 | 766 |
StatLine: Werkgelegenheid bij uitzendbureaus (jaarcijfers) en Werkgelegenheid bij uitzendbureaus (kwartaalcijfers).
In 2022 is 8,7 procent van de werknemersbanen een baan bij een uitzendbureau. Vier jaar eerder was dat nog 9,9 procent. Van de uitzendbanen is 64 procent een deeltijdbaan, 59 procent is voor mannen. In verschillende bedrijfstakken waar veel uitzendwerk wordt verricht, werken sowieso al veel mannen, zoals in de industrie en de bedrijfstak vervoer en opslag.
In de meeste CBS-statistieken worden uitzendkrachten geteld in de bedrijfsklasse uitzendbureaus (sbi 78), die deel uitmaakt van de bedrijfstak zakelijke dienstverlening. Uitzendbureaus zijn goed voor bijna de helft van alle werknemersbanen binnen de zakelijke dienstverlening. Omdat de uitzendkrachten een grote invloed hebben op de werkgelegenheidsontwikkeling, wordt de bedrijfstak zakelijke dienstverlening in publicaties soms opgeknipt in twee delen: uitzendbureaus enerzijds en zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) anderzijds. Deze publicatiegroep uitzendbureaus omvat naast uitzendkrachten en het baliepersoneel van de uitzendbureaus ook uitleenbureaus, de arbeidsbemiddeling en payrollbedrijven. Kortheidshalve wordt gesproken over uitzendbureaus.
Voor een deel van de uitzendkrachten is bekend waar zij daadwerkelijk werken; met name in de industrie, het openbaar bestuur, de zorg en in vervoer en opslag (zie ook StatLine: Waar werken uitzendkrachten).
In vergelijking met tien jaar eerder lag het gemiddeld aantal banen van werknemers en zelfstandigen in 2022 per saldo 1,5 miljoen hoger (+16 procent). In bijna alle bedrijfstakken groeide de werkgelegenheid, het meest in de zakelijke dienstverlening, de zorg, uitzendbureaus en de handel. In de informatie en communicatie was de banengroei naar verhouding het grootst (+40 procent). Alleen in de financiële dienstverlening (–28 duizend) en de landbouw en visserij (–7 duizend) gingen banen verloren.
In tien van de vijftien onderscheiden bedrijfstakken waren er in 2022 meer banen dan ooit. Daarentegen telt de industrie, ondanks de banengroei in de laatste jaren, fors minder banen dan in de vorige eeuw. Hetzelfde geldt voor de landbouw en visserij. De werkgelegenheid in de financiële dienstverlening piekte rond de eeuwwisseling; bij de kleine bedrijfstak verhuur en handel van onroerend goed gebeurde dat in 2009, terwijl de bedrijfstak uitzendbureaus in 2018 op het hoogste punt zat.
Bedrijfstak | Verandering |
---|---|
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
283 |
Zorg | 207 |
Uitzendbureaus | 203 |
Handel | 200 |
Horeca | 132 |
Onderwijs | 122 |
Informatie en communicatie |
116 |
Bouwnijverheid | 83 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
72 |
Openbaar bestuur | 58 |
Industrie | 45 |
Vervoer en opslag | 43 |
Verhuur/handel onroerend goed |
2 |
Landbouw en visserij |
-7 |
Financiële dienstverlening | -28 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Welke bedrijfstak is het grootst?
Met 1 828 duizend banen is de zorg in 2022 de grootste bedrijfstak. Een op de zes banen is te vinden in deze bedrijfstak. De zorg omvat niet alleen gezondheidszorg, maar ook verzorging en welzijn. De bedrijfstakken zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) en de handel volgen op de voet met elk 1 717 duizend banen. Tot en met 2008 was de handel de bedrijfstak met de meeste banen, terwijl de industrie in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw de koploper was. Tegenwoordig telt de zorg ruim tweemaal zoveel banen als de industrie.
Bedrijfstak | Banen van werknemers | Banen van zelfstandigen |
---|---|---|
Zorg | 1460 | 368 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
937 | 780 |
Handel | 1454 | 263 |
Industrie | 779 | 73 |
Uitzendbureaus | 773 | 10 |
Onderwijs | 583 | 114 |
Bouwnijverheid | 351 | 276 |
Openbaar bestuur | 569 | 0 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
329 | 240 |
Horeca | 451 | 115 |
Vervoer en opslag | 401 | 62 |
Informatie en communicatie |
324 | 81 |
Landbouw en visserij |
120 | 118 |
Financiële dienstverlening | 220 | 9 |
Verhuur/handel onroerend goed |
71 | 18 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Dat de zorg de meeste banen telt, geldt echter alleen bij de indeling naar vijftien bedrijfstakken zoals die in deze publicatie wordt gehanteerd (zie bijlage 3). Het CBS publiceert ook banencijfers op basis van andere indelingen, waarbij soms bedrijfstakken worden samengeteld. Zo is het ook gebruikelijk om over de gehele zakelijke dienstverlening te publiceren. Dat zijn 2 500 duizend banen, dus meer dan bij de zorg. Maar bij bijvoorbeeld de voorlopige kwartaalcijfers wordt ook gepubliceerd over een samentrekking van handel, vervoer en horeca (bij elkaar 2 746 duizend banen). Nog groter is het samengestelde cijfer voor overheid en zorg, dat de bedrijfstakken openbaar bestuur, onderwijs en zorg omvat en 3 095 duizend banen telt in 2022 (zie ook StatLine: Banen van werkzame personen).
De zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendkrachten) is de bedrijfstak met het grootste aantal banen van zelfstandigen. Een op de drie zelfstandigenbanen wordt ingedeeld in deze bedrijfstak. Afgezet tegen het totaal aantal banen in een bedrijfstak, heeft de landbouw en visserij de meeste zelfstandigenbanen, namelijk de helft.
Banen waarin vrouwen werken zijn in de zorg zonder meer het meest talrijk (uitgaande van de indeling in vijftien bedrijfstakken). Bij de banen van mannen staat de handel bovenaan de lijst en komt de zorg pas op de zevende plaats.
Ook wat betreft voltijdbanen van werknemers staat de handel bovenaan. Maar bij de voltijdbanen van mannelijke werknemers is dat de industrie en bij vrouwelijke werknemers de zorg. Bij de deeltijdbanen van werknemers staat de zorg aan top, maar bij deeltijdbanen van mannelijke werknemers is dat weer de handel.
Als het gaat om banen van vrouwelijke werknemers, staat de zorg in de meeste leeftijdsgroepen bovenaan. Maar bij vrouwelijke werknemers van 15 tot 20 jaar is dit de handel. Bij de 45‑plussers zijn de meeste banen van mannelijke werknemers te vinden in de industrie. De banen van jongere mannen zijn vaak in de handel, met uitzondering van de 25- tot 30‑jarigen, die vaker bij of via een uitzendbureau werken (zie ook StatLine: Banen van werknemers).
Tot dusver ging het alleen om banen. Maar de werkgelegenheid wordt ook gemeten in werkzame personen (hoofdbanen), gewerkte uren en arbeidsjaren (vte’s). Doordat in de zorg veelal in deeltijd wordt gewerkt, is deze bedrijfstak niet de grootste op basis van het aantal gewerkte uren; dan is de handel de grootste bedrijfstak. Qua aantal werkzame personen en het aantal arbeidsjaren scoort de zorg wel het hoogst (zie ook StatLine: Werkgelegenheid).
Op deze manier moet het mogelijk zijn om voor alle bedrijfstakken wel ergens een groep te vinden waarvoor zij de grootste bedrijfstak zijn. Zie ook het kader Nederland handelsland verderop in dit hoofdstuk, met uitkomsten per gemeente. Uit grafiek 2.24 blijkt wat de grootste bedrijfstak is in de verschillende landen van de Europese Unie (op basis van het totaal aantal gewerkte uren onderverdeeld naar tien bedrijfstakken).
Steeds meer vrouwen
In 2022 nam het totaal aantal banen van vrouwen met 245 duizend toe, terwijl er voor de mannen 199 duizend banen bij kwamen. Dat er meer banen van vrouwen bij komen dan van mannen is niet nieuw. In de afgelopen twintig jaar was dat in twee op de drie jaren het geval. Hierdoor wordt het aandeel vrouwen steeds groter. Nog steeds zijn de meeste banen in handen van mannen, maar het verschil is klein geworden. Terwijl in 1995 het mannenaandeel 57 procent bedroeg, was dat in 2022 gezakt naar 51 procent. Bij de werknemers is het aandeel mannenbanen net iets hoger (52 procent) dan bij zelfstandigen (51 procent) (zie ook StatLine: Banen en Banen (jaarcijfers).
In de afgelopen tien jaar steeg het aantal banen van mannen met 701 duizend, terwijl het aantal banen van vrouwen toenam met 840 duizend. Deze ontwikkeling hangt voor een deel samen met de banengroei per bedrijfstak: vrouwen zijn sterk vertegenwoordigd in de zorg, waar het aantal banen jarenlang toenam. Ook in het onderwijs en het openbaar bestuur kwamen er vooral vrouwen bij. Mannen profiteerden sterker van de banengroei bij de informatie en communicatie en de bouwnijverheid.
Jaar | Mannen | Vrouwen |
---|---|---|
'02 | -26 | 80 |
'03 | -63 | -1 |
'04 | -56 | 5 |
'05 | 19 | 66 |
'06 | 132 | 89 |
'07 | 156 | 144 |
'08 | 63 | 117 |
'09 | -95 | 34 |
'10 | -81 | 48 |
'11 | 62 | 73 |
'12 | -34 | 6 |
'13 | -93 | -40 |
'14 | 4 | -3 |
'15 | 72 | 52 |
'16 | 83 | 72 |
'17 | 124 | 122 |
'18 | 141 | 139 |
'19 | 109 | 117 |
'20 | -40 | 5 |
'21 | 102 | 131 |
'22 | 199 | 245 |
StatLine: Banen van werkzame personen (jaarcijfers) en Banen van werkzame personen.
Opvallend aan de banenontwikkeling naar geslacht is dat bij vrouwen voortdurend sprake is van groei. Alleen in 2013 daalde het aantal banen van vrouwen substantieel. Daarentegen daalde het aantal banen van mannen in de jaarcijfers vanaf 2002 acht keer (zie grafiek 2.15).
In de zorg werd in 2021 inmiddels 81 procent van alle banen bezet door vrouwen. Ook in het onderwijs, de cultuur, recreatie en overige diensten en de zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) zijn vrouwen in de meerderheid. Bij de overige bedrijfstakken zijn mannen in de meerderheid, het sterkst in de bouwnijverheid, waar maar 12 procent van de banen door vrouwen wordt bezet. In vergelijking met tien jaar eerder is het aandeel vrouwen het meest toegenomen in het openbaar bestuur.
Bedrijfstak | Banen van vrouwen |
---|---|
Zorg | 80,8 |
Onderwijs | 63,7 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 62 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) | 53,6 |
Horeca | 48,3 |
Verhuur/handel onroerend goed | 45,5 |
Handel | 45 |
Openbaar bestuur | 43,8 |
Financiële dienstverlening | 43 |
Uitzendbureaus | 40,4 |
Landbouw en visserij | 33,9 |
Informatie en communicatie | 26,1 |
Industrie | 23,6 |
Vervoer en opslag | 23,6 |
Bouwnijverheid | 11,8 |
StatLine: Banen van werkzame personen.
Deeltijdwerk in 55 op de 100 werknemersbanen
De afgelopen decennia is het aantal deeltijdbanen in Nederland sterk gestegen. Hierdoor zijn er sinds ongeveer 2007 meer deeltijdbanen dan voltijdbanen voor werknemers. In 2022 was het aandeel deeltijdbanen voor werknemers opgelopen tot 55 procent. In deeltijdbanen ligt de overeengekomen arbeidsduur onder het aantal uren dat hoort bij een volledige dag- en weektaak.
Het aandeel deeltijdwerk verschilt sterk bij mannen en vrouwen. Van de werknemersbanen die door vrouwen worden vervuld, is ruim drie kwart een deeltijdbaan. Bij de mannen zijn juist de voltijdbanen ruim in de meerderheid; het aandeel deeltijdbanen van mannen is 36 procent. Wel zijn deeltijdbanen vooral bij mannen in opkomst: sinds 2010 is het aandeel deeltijdbanen bij mannelijke werknemers met 7 procentpunt toegenomen, tegen 2 procentpunt bij vrouwen.
Het aandeel deeltijders varieert ook sterk per bedrijfstak. In de zorg is 83 procent van de werknemersbanen een deeltijdbaan. Ook de werknemers in de horeca en de cultuur, recreatie en overige diensten hebben vooral deeltijdbanen. Onderaan de ranglijst staat de bouwnijverheid met 23 procent deeltijdbanen. In alle bedrijfstakken zijn de werknemersbanen van vrouwen voor het merendeel deeltijdbanen, zelfs in de bouwnijverheid heeft drie kwart van de vrouwen een deeltijdbaan. Dit in tegenstelling tot de werknemersbanen van mannen, die in de meeste bedrijfstakken voor het merendeel door voltijders worden bezet. Alleen in de bedrijfstakken horeca, cultuur, recreatie en overige diensten, de uitzendbureaus en de zorg werkt ook het merendeel van de mannelijke werknemers in deeltijd (zie ook StatLine: Banen van werknemers).
Flexwerk voor ruim 1 op de 3 werknemers
Bij ruim 1 op de 3 werknemersbanen is sprake van een contract voor bepaalde tijd of gaat het om stagiairs, uitzendkrachten of oproepkrachten. De overige banen zijn ‘vast’. In 2022 telde 36 procent van de werknemersbanen als een flexbaan en 64 procent als een vaste baan.
Bij uitzendbureaus en de horeca is het aandeel flexbanen het grootst. In de bedrijfstakken financiële dienstverlening en het openbaar bestuur zijn er vooral vaste banen.
Het gemiddeld uurloon in de flexbanen ligt 40 procent onder dat in de vaste banen. Voor een deel komt dit doordat jongeren een groot aandeel hebben in het aantal flexbanen. Van de werknemers jonger dan 30 jaar heeft in totaal slechts 29 procent een vaste baan, terwijl dat bij de werknemers van 60 tot 65 jaar 88 procent is.
Als gevolg van de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) in 2020 zijn de recente cijfers niet goed vergelijkbaar met de uitkomsten tot en met 2019. In de periode 2008–2019 daalde het aandeel werknemersbanen met een vast contract van 73 procent naar 64 procent. In 2021 en 2022 daalde het aandeel vaste banen verder met 2 procentpunt, mede als gevolg van de toename van het aantal banen bij uitzendbureaus. Ook het aantal banen op oproepbasis nam toe, tot ruim 1 miljoen banen in 2022. Ruim drie kwart van de werknemersbanen die er sinds 2020 per saldo bij gekomen zijn, is een flexbaan.
Bedrijfstak | Flexbaan |
---|---|
Uitzendbureaus | 87,4 |
Horeca | 73,4 |
Handel | 45,6 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
45,1 |
Landbouw en visserij | 42,8 |
Onderwijs | 30,0 |
Zorg | 28,9 |
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
27,7 |
Vervoer en opslag | 26,9 |
Informatie en communicatie | 24,0 |
Verhuur/handel onroerend goed |
21,7 |
Bouwnijverheid | 18,6 |
Industrie | 17,9 |
Openbaar bestuur | 14,5 |
Financiële dienstverlening | 10,7 |
Leeftijd in jaren | Flexbaan |
---|---|
15 tot 20 jaar | 95,6 |
20 tot 25 jaar | 76,5 |
25 tot 30 jaar | 47,8 |
30 tot 35 jaar | 32,3 |
35 tot 40 jaar | 25,8 |
40 tot 45 jaar | 22,1 |
45 tot 50 jaar | 19,8 |
50 tot 55 jaar | 17,1 |
55 tot 60 jaar | 14,4 |
60 tot 65 jaar | 11,7 |
65 tot 70 jaar | 29,3 |
70 tot 75 jaar | 55,1 |
StatLine: Banen van werknemers naar soort baan en contractsoort.
Oekraïense vluchtelingen aan het werk in Nederland
Van de circa 65 duizend vluchtelingen uit Oekraïne tussen de 15 en 65 jaar die begin november 2022 in Nederland verbleven, werkten er eind oktober 30 duizend in loondienst voor een Nederlandse werkgever. Van hen had 7 procent twee of meer banen tegelijkertijd. Dit betekent dat ongeveer 0,4 procent van alle banen van werknemers door de Oekraïense vluchtelingen wordt vervuld.
De meeste werkende Oekraïense vluchtelingen waren uitzendkracht (43 procent) of oproepkracht (26 procent). Het grootste deel werkte in deeltijd, 13 procent had een baan van 35 uur of meer per week.
De Oekraïense vluchtelingen die na de Russische invasie van eind februari 2022 naar Nederland kwamen, hebben geen werkvergunning nodig om te mogen werken. Hiermee hebben zij een uitzonderingspositie ten opzichte van andere migranten van buiten de Europese Unie of de landen uit de Europese Vrijhandelsassociatie. In deze cijfers zijn de derdelanders meegeteld die gevlucht zijn uit Oekraïne, maar afkomstig zijn uit andere landen.
Zie ook: Aandeel Oekraïense vluchtelingen met werk toegenomen.
Nederland handelsland
In bijna de helft van de Nederlandse gemeenten is de handel de bedrijfstak met de meeste banen voor werknemers. Dit geldt voor 158 van de 352 gemeenten (45 procent), gemeten per december 2021. Op de tweede plaats staat de zorg, die in 122 gemeenten de grootste werkgever is (35 procent). De industrie is in 33 gemeenten het grootst (9 procent). Opvallend is dat de zorg vooral belangrijk is in Noord-Nederland: in 27 van de 40 gemeenten die liggen in Groningen, Fryslân en Drenthe is de zorg de grootste bedrijfstak. In de provincies Flevoland, Utrecht, Overijssel en Zuid-Holland is in het merendeel van de gemeenten juist de handel de grootste bedrijfstak. Noord-Brabant telt de meeste gemeenten met veel industrie. De horeca scoort het hoogst op de Waddeneilanden.
In verschillende gemeenten wordt de werkgelegenheid sterk bepaald door een enkele bedrijfstak. Dit geldt bijvoorbeeld voor Blaricum en Leiderdorp, waar de zorg veruit de grootste bedrijfstak is, gemeten in aantallen werknemersbanen. In Veldhoven is de industrie het sterkst vertegenwoordigd, terwijl op Vlieland de horeca het belangrijkst is. De gemeente waar relatief de meeste werknemersbanen in de bedrijfstak informatie en communicatie zijn te vinden is – natuurlijk – Hilversum.
Drie bedrijfstakken komen in geen van de gemeenten als grootste bedrijfstak uit de bus. Dat zijn landbouw en visserij, de financiële dienstverlening en de kleine bedrijfstak verhuur en handel van onroerend goed.
Wat betreft de absolute aantallen werknemersbanen, scoort Amsterdam bij tien van de vijftien onderscheiden bedrijfstakken het hoogst, het meest in de zakelijke dienstverlening. Rotterdam telt absoluut gezien de meeste banen in de industrie en de bouwnijverheid. Haarlemmermeer is de gemeente met de meeste banen in de bedrijfstak vervoer en opslag. Den Haag telt de meeste banen in het openbaar bestuur. Voor de landbouw en visserij is dat het Westland.
In de landelijke cijfers over banen van werknemers neemt niet de handel het grootste aandeel in (16,7 procent), maar de zorg (17,1 procent).
Gemeente | Grootste bedrijfstak |
---|---|
Aa en Hunze | Zorg |
Aalsmeer | Handel |
Aalten | Industrie |
Achtkarspelen | Handel |
Alblasserdam | Handel |
Albrandswaard | Vervoer en opslag |
Alkmaar | Zorg |
Almelo | Zorg |
Almere | Handel |
Alphen aan den Rijn | Handel |
Alphen-Chaam | Zorg |
Altena | Handel |
Ameland | Horeca |
Amersfoort | Zorg |
Amstelveen | Zakelijke dienstverlening (excl,tzend) |
Amsterdam | Zakelijke dienstverlening (excl,tzend) |
Apeldoorn | Zorg |
Arnhem | Zorg |
Assen | Zorg |
Asten | Handel |
Baarle-Nassau | Handel |
Baarn | Zorg |
Barendrecht | Handel |
Barneveld | Handel |
Beek (L.) | Handel |
Beekdaelen | Handel |
Beemster | Zorg |
Beesel | Industrie |
Berg en Dal | Zorg |
Bergeijk | Industrie |
Bergen (L.) | Handel |
Bergen (NH.) | Zorg |
Bergen op Zoom | Zorg |
Berkelland | Handel |
Bernheze | Handel |
Best | Industrie |
Beuningen | Handel |
Beverwijk | Zorg |
Bladel | Industrie |
Blaricum | Zorg |
Bloemendaal | Zorg |
Bodegraven-Reeuwijk | Handel |
Boekel | Zorg |
Borger-Odoorn | Zorg |
Borne | Handel |
Borsele | Zorg |
Boxmeer | Industrie |
Boxtel | Industrie |
Breda | Handel |
Brielle | Handel |
Bronckhorst | Handel |
Brummen | Industrie |
Brunssum | Zorg |
Bunnik | Bouwnijverheid |
Bunschoten | Handel |
Buren | Handel |
Capelle aan den IJssel | Zorg |
Castricum | Zorg |
Coevorden | Handel |
Cranendonck | Industrie |
Cuijk | Industrie |
Culemborg | Handel |
Dalfsen | Handel |
Dantumadiel | Zorg |
De Bilt | Zorg |
De Fryske Marren | Handel |
De Ronde Venen | Handel |
De Wolden | Zorg |
Delft | Onderwijs |
Den Helder | Openbaar bestuur |
Deurne | Zorg |
Deventer | Zorg |
Diemen | Uitzendbureaus |
Dinkelland | Handel |
Doesburg | Industrie |
Doetinchem | Zorg |
Dongen | Industrie |
Dordrecht | Zorg |
Drechterland | Handel |
Drimmelen | Handel |
Dronten | Handel |
Druten | Zorg |
Duiven | Handel |
Echt-Susteren | Handel |
Edam-Volendam | Handel |
Ede | Zorg |
Eemnes | Handel |
Eemsdelta | Industrie |
Eersel | Zorg |
Eijsden-Margraten | Zorg |
Eindhoven | Zakelijke dienstverlening (excl,tzend) |
Elburg | Openbaar bestuur |
Emmen | Zorg |
Enkhuizen | Handel |
Enschede | Zorg |
Epe | Handel |
Ermelo | Zorg |
Etten-Leur | Industrie |
Geertruidenberg | Handel |
Geldrop-Mierlo | Zorg |
Gemert-Bakel | Handel |
Gennep | Zorg |
Gilze en Rijen | Handel |
Goeree-Overflakkee | Zorg |
Goes | Zorg |
Goirle | Zorg |
Gooise Meren | Handel |
Gorinchem | Uitzendbureaus |
Gouda | Zorg |
Grave | Zorg |
Groningen (gemeente) | Zorg |
Gulpen-Wittem | Zorg |
Haaksbergen | Handel |
Haarlem | Zorg |
Haarlemmermeer | Vervoer en opslag |
Halderberge | Handel |
Hardenberg | Zorg |
Harderwijk | Zorg |
Hardinxveld-Giessendam | Industrie |
Harlingen | Zorg |
Hattem | Handel |
Heemskerk | Zorg |
Heemstede | Zorg |
Heerde | Zorg |
Heerenveen | Zorg |
Heerhugowaard | Handel |
Heerlen | Zorg |
Heeze-Leende | Zorg |
Heiloo | Zorg |
Hellendoorn | Handel |
Hellevoetsluis | Handel |
Helmond | Industrie |
Hendrik-Ido-Ambacht | Handel |
Hengelo (O.) | Handel |
Het Hogeland | Zorg |
Heumen | Handel |
Heusden | Handel |
Hillegom | Handel |
Hilvarenbeek | Handel |
Hilversum | Informatie en communicatie |
Hoeksche Waard | Handel |
Hof van Twente | Handel |
Hollands Kroon | Handel |
Hoogeveen | Zorg |
Hoorn | Zorg |
Horst aan de Maas | Handel |
Houten | Handel |
Huizen | Handel |
Hulst | Zorg |
IJsselstein | Handel |
Kaag en Braassem | Handel |
Kampen | Handel |
Kapelle | Handel |
Katwijk | Handel |
Kerkrade | Handel |
Koggenland | Bouwnijverheid |
Krimpen aan den IJssel | Handel |
Krimpenerwaard | Handel |
Laarbeek | Industrie |
Landerd | Handel |
Landgraaf | Zorg |
Landsmeer | Handel |
Langedijk | Handel |
Lansingerland | Uitzendbureaus |
Laren (NH.) | Zorg |
Leeuwarden | Zorg |
Leiden | Zorg |
Leiderdorp | Zorg |
Leidschendam-Voorburg | Zorg |
Lelystad | Handel |
Leudal | Zorg |
Leusden | Handel |
Lingewaard | Handel |
Lisse | Handel |
Lochem | Zorg |
Loon op Zand | Cultuur,recreatieoverigediensten |
Lopik | Industrie |
Losser | Zorg |
Maasdriel | Handel |
Maasgouw | Zorg |
Maassluis | Handel |
Maastricht | Zorg |
Medemblik | Handel |
Meerssen | Zorg |
Meierijstad | Handel |
Meppel | Zorg |
Middelburg (Z.) | Zorg |
Midden-Delfland | Handel |
Midden-Drenthe | Handel |
Midden-Groningen | Zorg |
Mill en Sint Hubert | Handel |
Moerdijk | Handel |
Molenlanden | Industrie |
Montferland | Uitzendbureaus |
Montfoort | Handel |
Mook en Middelaar | Zakelijke dienstverlening (excl,tzend) |
Neder-Betuwe | Handel |
Nederweert | Handel |
Nieuwegein | Zorg |
Nieuwkoop | Handel |
Nijkerk | Handel |
Nijmegen | Zorg |
Nissewaard | Handel |
Noardeast-Fryslân | Zorg |
Noord-Beveland | Horeca |
Noordenveld | Handel |
Noordoostpolder | Handel |
Noordwijk | Zorg |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | Handel |
Nunspeet | Handel |
Oegstgeest | Zorg |
Oirschot | Openbaar bestuur |
Oisterwijk | Handel |
Oldambt | Zorg |
Oldebroek | Handel |
Oldenzaal | Handel |
Olst-Wijhe | Zorg |
Ommen | Zorg |
Oost Gelre | Industrie |
Oosterhout | Handel |
Ooststellingwerf | Zorg |
Oostzaan | Handel |
Opmeer | Handel |
Opsterland | Zorg |
Oss | Industrie |
Oude IJsselstreek | Industrie |
Ouder-Amstel | Handel |
Oudewater | Handel |
Overbetuwe | Handel |
Papendrecht | Bouwnijverheid |
Peel en Maas | Industrie |
Pekela | Zorg |
Pijnacker-Nootdorp | Handel |
Purmerend | Zorg |
Putten | Handel |
Raalte | Handel |
Reimerswaal | Handel |
Renkum | Zorg |
Renswoude | Handel |
Reusel-De Mierden | Handel |
Rheden | Zorg |
Rhenen | Handel |
Ridderkerk | Handel |
Rijssen-Holten | Handel |
Rijswijk (ZH.) | Zakelijke dienstverlening (excl,tzend) |
Roerdalen | Handel |
Roermond | Handel |
Roosendaal | Zorg |
Rotterdam | Zorg |
Rozendaal | Zorg |
Rucphen | Handel |
Schagen | Industrie |
Scherpenzeel | Industrie |
Schiedam | Zorg |
Schiermonnikoog | Horeca |
Schouwen-Duiveland | Handel |
's-Gravenhage (gemeente) | Openbaar bestuur |
's-Hertogenbosch | Handel |
Simpelveld | Zorg |
Sint Anthonis | Zorg |
Sint-Michielsgestel | Zorg |
Sittard-Geleen | Zorg |
Sliedrecht | Zorg |
Sluis | Handel |
Smallingerland | Zorg |
Soest | Handel |
Someren | Handel |
Son en Breugel | Industrie |
Stadskanaal | Zorg |
Staphorst | Industrie |
Stede Broec | Handel |
Steenbergen | Handel |
Steenwijkerland | Handel |
Stein (L.) | Handel |
Stichtse Vecht | Handel |
Súdwest-Fryslân | Zorg |
Terneuzen | Industrie |
Terschelling | Horeca |
Texel | Horeca |
Teylingen | Handel |
Tholen | Handel |
Tiel | Zorg |
Tilburg | Uitzendbureaus |
Tubbergen | Handel |
Twenterand | Handel |
Tynaarlo | Zorg |
Tytsjerksteradiel | Zorg |
Uden | Zorg |
Uitgeest | Handel |
Uithoorn | Handel |
Urk | Handel |
Utrecht (gemeente) | Zorg |
Utrechtse Heuvelrug | Openbaar bestuur |
Vaals | Horeca |
Valkenburg aan de Geul | Horeca |
Valkenswaard | Handel |
Veendam | Industrie |
Veenendaal | Handel |
Veere | Horeca |
Veldhoven | Industrie |
Velsen | Industrie |
Venlo | Handel |
Venray | Uitzendbureaus |
Vijfheerenlanden | Handel |
Vlaardingen | Handel |
Vlieland | Horeca |
Vlissingen | Zorg |
Voerendaal | Zorg |
Voorschoten | Zorg |
Voorst | Zorg |
Vught | Zorg |
Waadhoeke | Zorg |
Waalre | Handel |
Waalwijk | Handel |
Waddinxveen | Handel |
Wageningen | Zakelijke dienstverlening (excl,tzend) |
Wassenaar | Zorg |
Waterland | Zakelijke dienstverlening (excl,tzend) |
Weert | Zorg |
Weesp | Handel |
West Betuwe | Handel |
West Maas en Waal | Handel |
Westerkwartier | Zorg |
Westerveld | Openbaar bestuur |
Westervoort | Handel |
Westerwolde | Zorg |
Westland | Uitzendbureaus |
Weststellingwerf | Handel |
Westvoorne | Handel |
Wierden | Handel |
Wijchen | Handel |
Wijdemeren | Handel |
Wijk bij Duurstede | Handel |
Winterswijk | Zorg |
Woensdrecht | Openbaar bestuur |
Woerden | Handel |
Wormerland | Zorg |
Woudenberg | Zorg |
Zaanstad | Handel |
Zaltbommel | Handel |
Zandvoort | Horeca |
Zeewolde | Handel |
Zeist | Zorg |
Zevenaar | Handel |
Zoetermeer | Handel |
Zoeterwoude | Industrie |
Zuidplas | Handel |
Zundert | Handel |
Zutphen | Zorg |
Zwartewaterland | Industrie |
Zwijndrecht | Handel |
Zwolle | Zorg |
StatLine: Banen van werknemers naar gemeente waar men werkt.
Woon-werkstromen
In december 2021 werkte 40 procent van de werknemers in de eigen woongemeente. Dat betekent dat 60 procent van de ruim 8 miljoen werknemers voor het werk naar een andere gemeente moeten reizen. De combinatie die het vaakst voorkomt is wonen in Almere en werken in Amsterdam (29 duizend werknemers).
Amsterdam is een werkgelegenheidsmagneet; 8 procent van de werknemersbanen in Nederland is te vinden in deze gemeente. Ruim 370 duizend werknemers werken in Amsterdam, maar wonen elders, vooral in Almere, Zaanstad, Amstelveen, Haarlem, Haarlemmermeer, Utrecht en Purmerend. Andersom geldt dat 138 duizend Amsterdammers elders werken, het meest in Haarlemmermeer (23 duizend werknemersbanen). Deze gemeente heeft de luchthaven Schiphol binnen haar grenzen. Amsterdam staat op die manier tien keer in de top twintig van grootste woon-werkstromen.
In de top twintig met de grootste woon-werkstromen staan vooral stromen richting de vier grote gemeenten. In de grote steden werken meer werknemers dan er wonen. Rotterdam trekt vooral werknemers uit Nissewaard, Schiedam, Den Haag en Capelle aan den IJssel. Andersom werken 17 duizend Rotterdammers in Den Haag. Den Haag trekt ook veel werknemers uit Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer en het Westland. De grootste woon-werkstroom waarbij niet een van de vier grote gemeenten is betrokken, is de stroom Hengelo (O.) > Enschede, op de 23e plaats.
Vier combinaties van woon- en werkgemeente komen in beide richtingen voor in de top twintig. Dat zijn Amsterdam-Haarlemmermeer, Amstelveen-Amsterdam, Utrecht-Amsterdam en Rotterdam-Den Haag.
Nederland telde in 2021 nog 352 gemeenten. In theorie zouden er dus 352 x 352 verschillende woon-werkstromen kunnen bestaan. In werkelijkheid zijn dat er een stuk minder, omdat de meeste werknemers in de buurt van hun werk wonen. De gemiddelde woon-werkafstand voor alle banen (inclusief de banen in de eigen woongemeente) bedraagt 19 kilometer. De woon-werkafstand is hier gedefinieerd als de afstand over de weg tussen het centrum van de wijk waar men woont en het centrum van de wijk waar men werkt. Doordat het gemiddelde wordt bepaald voor de desbetreffende banen, kan de gemiddelde woon-werkafstand van A naar B iets afwijken van het gemiddelde van B naar A.
Deze cijfers over woon-werkstromen van werknemers kunnen niet een op een gelezen worden als cijfers over woon-werkverkeer. Zo gaat het alleen om banen van werknemers en niet om zelfstandigen. Verder wordt niet in alle banen vijf dagen in de week gewerkt. Sowieso komen werknemers niet altijd naar het werkadres, onder meer vanwege thuiswerken, vakantie of ziekte. Daarnaast kan het formele woon- of werkadres afwijken van het daadwerkelijke adres.
Woongemeente | Werkgemeente | Banen van werknemers | Woon-werkafstand | ||
---|---|---|---|---|---|
x 1 000 | km | ||||
1 | Almere | → | Amsterdam | 29,1 | 29,6 |
2 | Zaanstad | → | Amsterdam | 24,2 | 17,3 |
3 | Amsterdam | → | Haarlemmermeer | 23,4 | 17,1 |
4 | Amstelveen | → | Amsterdam | 19,6 | 9,0 |
5 | Haarlem | → | Amsterdam | 19,0 | 19,7 |
6 | Haarlemmermeer | → | Amsterdam | 18,9 | 18,2 |
7 | Utrecht | → | Amsterdam | 18,5 | 36,6 |
8 | Rotterdam | → | Den Haag | 16,5 | 23,8 |
9 | Nissewaard | → | Rotterdam | 16,3 | 17,3 |
10 | Purmerend | → | Amsterdam | 15,1 | 19,7 |
11 | Leidschendam-Voorburg | → | Den Haag | 14,6 | 6,0 |
12 | Schiedam | → | Rotterdam | 14,4 | 8,0 |
13 | Den Haag | → | Rotterdam | 14,0 | 24,2 |
14 | Capelle aan den IJssel | → | Rotterdam | 13,6 | 8,9 |
15 | Zoetermeer | → | Den Haag | 12,8 | 15,6 |
16 | Amsterdam | → | Utrecht | 12,7 | 37,7 |
17 | Den Haag | → | Rijswijk (ZH.) | 11,5 | 5,1 |
18 | Westland | → | Den Haag | 11,2 | 10,4 |
19 | Nieuwegein | → | Utrecht | 11,1 | 8,8 |
20 | Amsterdam | → | Amstelveen | 10,6 | 9,6 |
Weer meer gewerkte uren
In de cijfers over de baanontwikkeling komt niet tot uiting dat in 2020 en 2021 een deel van de werkenden als gevolg van de coronamaatregelen niet volledig aan het werk was of gedwongen thuiszat. Zij hadden nog steeds werk, de werknemers kregen ook hun loon uitbetaald en de zelfstandigen hadden misschien recht op een uitkering, maar zij waren niet daadwerkelijk aan het werk. Daarom was het zinvol om ook te kijken naar de cijfers over het volume aan gewerkte uren. In die cijfers zijn de niet-gewerkte uren als gevolg van coronamaatregelen op het totaal in mindering gebracht. Uit de ontwikkeling van het aantal gewerkte uren blijkt zowel de verandering in het aantal banen als het effect van de coronamaatregelen.
In de periode 2013–2019 is het totaal aantal gewerkte uren in Nederland met 12 procent toegenomen. Door de coronacrisis verminderde het aantal gewerkte uren in 2020 met 2,8 procent, terwijl de banenkrimp 0,3 procent bedroeg. Dit was de grootste jaar-op-jaardaling in het aantal gewerkte uren na 1975. Ook in 2021 waren gedurende het jaar een aantal perioden strenge coronamaatregelen van kracht, maar steeg het totaal aantal gewerkte uren weer 3,3 procent, gevolgd door nog eens +4,0 procent in 2022. Dit zijn de hoogste groeicijfers in de cijferreeks die loopt vanaf 1970.
In 2022 steeg het aantal gewerkte uren in bijna alle bedrijfstakken. Alleen in de landbouw en visserij werden aanzienlijk minder uren gemaakt. Vooral in de zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus), de handel en de horeca nam het totaal aantal gewerkte uren toe. In de horeca was de toename relatief het grootst (+18 procent). Hierdoor werden er ook in deze bedrijfstak weer meer uren gewerkt dan in 2019, het jaar voor de coronacrisis. Alleen in de uitzendbureaus en de landbouw en visserij bleef het aantal gewerkte uren in 2022 nog substantieel onder dat in 2019. Overigens is de onzekerheidsmarge op de voorlopige cijfers over het aantal gewerkte uren relatief groot, zodat deze cijfers wellicht later worden bijgesteld.
Verandering | |
---|---|
Zakelijke dienstverlening (excl. uitzendbureaus) |
124 |
Handel | 91 |
Horeca | 88 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
52 |
Zorg | 48 |
Onderwijs | 34 |
Vervoer en opslag | 31 |
Uitzendbureaus | 30 |
Informatie en communicatie |
27 |
Bouwnijverheid | 25 |
Industrie | 24 |
Openbaar bestuur | 11 |
Financiële dienstverlening | 7 |
Verhuur/handel onroerend goed |
2 |
Landbouw en visserij |
-38 |
StatLine: Gewerkte uren.
Wat zijn gewerkte uren?
In 2022 werd gemiddeld 1 279 uur per jaar gewerkt in een werknemersbaan. Maar daarvoor krijgt de werknemer 1 534 uur betaald. Hoe zit dat?
De contractuele arbeidsduur voor een voltijdbaan van werknemers bedroeg in 2022 gemiddeld 39 uur per week. Bij deeltijdbanen is dat gemiddeld 21 uur. Op deze arbeidsduur is de eventuele arbeidsduurverkorting al in mindering gebracht, ook als het gaat om adv-dagen. Adv-uren zijn immers niet-betaalde uren. Hieruit volgt dat de arbeidsduur van werknemers op jaarbasis gemiddeld 1 520 uur bedraagt, voor voltijders en deeltijders tezamen. Daarboven op wordt gemiddeld 14 uur per baan betaald overgewerkt. De betaalde arbeidsduur bedraagt daardoor 1 534 uur per jaar.
Maar werknemers hebben ook recht op doorbetaalde vakantie en feestdagen. Dat zijn gemiddeld 176 uren per jaar. Daarnaast zijn werknemers om diverse andere redenen afwezig, maar krijgen wel doorbetaald: bij elkaar gaat dat om 87 uur per jaar, waarvan ziekte het grootste deel uitmaakt.
Anderzijds zijn er ook werknemers die onbetaald overwerken, gemiddeld 8 uur per jaar voor alle werknemers.
Als de betaalde arbeidsduur wordt verminderd met de doorbetaalde niet-gewerkte uren, en de onbetaalde overwerkuren daar weer bij worden opgeteld, resulteert het gemiddeld aantal gewerkte uren per werknemersbaan: 1 279 uur per jaar, oftewel 25 uur per week. Niet bekend is welk deel hiervan productieve arbeidstijd is (denk aan doorbetaalde koffiepauzes, privégesprekken tijdens werktijd e.d.).
Mannen | Vrouwen | Totaal | W.v. voltijd | ||
---|---|---|---|---|---|
Uren | |||||
Betaalde arbeidsuren | 1 729 | 1 326 | 1 534 | 2 063 | |
Contracturen | + | 1 706 | 1 322 | 1 520 | 2 038 |
Overwerk (betaald) | + | 23 | 4 | 14 | 25 |
Vakantie-uren | – | 162 | 130 | 146 | 192 |
Feestdagen (in uren) | – | 33 | 26 | 29 | 40 |
Ziekteverzuim | – | 74 | 62 | 68 | 91 |
Kort verzuim (doktersbezoek e.d.) | – | 9 | 7 | 8 | 10 |
Moederschap | – | 0 | 15 | 7 | 6 |
Vaderschap/geboorte kind | – | 5 | 0 | 2 | 4 |
Betaald ouderschapsverlof | – | 0 | 1 | 1 | 1 |
Weerverlet | – | 1 | 0 | 1 | 1 |
Shorttime / werktijdverkorting | – | 0 | 0 | 0 | 0 |
Stakingsuren | – | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opname levensloop | – | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overwerk (onbetaald) | + | 14 | 2 | 8 | 15 |
Gewerkte uren | = | 1 459 | 1 088 | 1 279 | 1 732 |
StatLine: Arbeidsduur van werknemers en Arbeidsduur van werknemers naar geslacht.
Land | Gewerkte uren |
---|---|
Polen | 2033 |
Griekenland | 1990 |
Malta | 1882 |
Letland | 1869 |
Estland | 1859 |
Litouwen | 1839 |
Kroatië | 1837 |
Cyprus | 1810 |
Roemenië | 1808 |
Portugal | 1796 |
Tsjechië | 1754 |
Hongarije | 1700 |
Italië | 1694 |
Ierland | 1657 |
Spanje | 1644 |
Slowakije | 1622 |
Bulgarije | 1619 |
Slovenië | 1619 |
EU-27 | 1603 |
Zweden | 1595 |
Oostenrijk | 1549 |
Finland | 1548 |
België 1) | 1526 |
Frankrijk | 1511 |
Luxemburg | 1473 |
Nederland | 1427 |
Denemarken | 1371 |
Duitsland | 1341 |
1) Cijfer van 2021. |
Eurostat: Gewerkte uren en werkzame personen, EU.
Doordat in Nederland veel in deeltijd wordt gewerkt, is het aantal gewerkte uren per werkende lager dan in veel andere landen van de Europese Unie. Alleen in Duitsland en Denemarken was het gemiddeld aantal gewerkte uren in 2022 nog iets kleiner dan in Nederland.
Qua omvang van de economie neemt Nederland de vijfde plaats in binnen de EU, achter Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje. Het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) beslaat 6 procent van de totale productie bij de EU. Maar wat betreft het totaal aantal gewerkte uren moet Nederland ook Polen en Roemenië voor zich laten. Van alle gewerkte uren in de EU wordt 4 procent in Nederland gewerkt.
In de Europese Unie is de bedrijfstak nijverheid (exclusief bouw) en energie goed voor 16 procent van alle gewerkte uren van werknemers en zelfstandigen. Dit loopt uiteen van 8 procent in Luxemburg tot 26 procent in Tsjechië. In Nederland omvat deze bedrijfstak 10 procent van de gewerkte uren. Nederland is relatief goed vertegenwoordigd in de zakelijke dienstverlening, terwijl het aandeel van de nijverheid relatief klein is.
Landbouw en visserij | Nijverheid (geen bouw) en energie | Bouwnijverheid | Handel, vervoer en horeca | Informatie en communicatie | Financiële dienstverlening | Verhuur en handel van onroerend goed | Zakelijke dienstverlening | Overheid en zorg | Cultuur, recreatie, overige diensten | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Roemenië | 17,2 | 21,3 | 9,5 | 26,2 | 2,3 | 1,3 | 0,5 | 4,9 | 14,3 | 2,5 |
Bulgarije | 14,0 | 19,7 | 5,9 | 26,2 | 3,9 | 1,9 | 0,8 | 7,3 | 17,0 | 3,3 |
Kroatië | 7,2 | 20,1 | 9,3 | 28,3 | 3,0 | 2,1 | 0,3 | 6,7 | 19,5 | 3,5 |
Griekenland | 12,1 | 9,2 | 4,0 | 38,2 | 2,2 | 1,6 | 0,5 | 9,0 | 18,5 | 4,7 |
Polen | 9,3 | 22,6 | 7,9 | 22,7 | 3,0 | 2,3 | 0,9 | 7,1 | 20,2 | 4,0 |
Tsjechië | 3,3 | 26,4 | 8,3 | 24,2 | 3,4 | 1,4 | 2,1 | 8,6 | 18,8 | 3,5 |
Slowakije | 3,1 | 23,2 | 8,4 | 25,9 | 3,6 | 1,9 | 1,1 | 10,9 | 18,9 | 3,0 |
Slovenië | 7,5 | 22,6 | 7,9 | 20,9 | 3,5 | 1,8 | 0,7 | 12,5 | 18,8 | 3,8 |
Letland | 7,6 | 16,7 | 7,5 | 26,9 | 4,8 | 1,7 | 2,3 | 8,1 | 20,6 | 3,8 |
Litouwen | 5,7 | 18,1 | 8,7 | 25,5 | 4,2 | 2,2 | 1,0 | 8,6 | 21,7 | 4,3 |
Italië | 5,3 | 17,1 | 7,6 | 26,4 | 2,8 | 2,6 | 0,9 | 13,0 | 15,5 | 8,8 |
Hongarije | 4,6 | 19,8 | 8,9 | 22,8 | 4,0 | 1,8 | 1,7 | 12,1 | 19,6 | 4,7 |
Portugal | 5,2 | 16,2 | 7,5 | 26,9 | 2,8 | 1,7 | 1,4 | 13,1 | 21,0 | 4,2 |
Oostenrijk | 5,5 | 16,2 | 7,6 | 26,0 | 3,3 | 2,6 | 1,6 | 12,7 | 20,7 | 3,8 |
Estland | 2,5 | 21,3 | 7,8 | 23,4 | 5,7 | 2,6 | 1,4 | 7,0 | 23,5 | 4,8 |
Cyprus | 5,3 | 9,6 | 9,0 | 30,3 | 3,7 | 4,1 | 0,6 | 10,6 | 17,1 | 9,7 |
Spanje | 4,1 | 11,2 | 7,5 | 31,2 | 3,1 | 1,7 | 1,4 | 12,4 | 19,4 | 8,0 |
EU-27 | 5,2 | 16,2 | 7,4 | 24,9 | 3,4 | 2,3 | 1,1 | 12,5 | 21,6 | 5,4 |
Ierland | 5,5 | 14,1 | 7,5 | 22,1 | 7,1 | 5,0 | 0,5 | 10,8 | 23,6 | 3,8 |
Duitsland | 1,5 | 18,8 | 6,6 | 21,7 | 3,7 | 2,5 | 0,9 | 13,7 | 25,3 | 5,3 |
Finland | 4,0 | 13,8 | 9,4 | 19,4 | 4,5 | 1,6 | 1,0 | 12,5 | 29,0 | 4,8 |
Denemarken | 2,2 | 11,9 | 7,9 | 23,8 | 4,3 | 2,7 | 1,6 | 12,1 | 29,0 | 4,5 |
Frankrijk | 3,5 | 10,2 | 7,3 | 23,9 | 3,8 | 2,8 | 1,4 | 16,6 | 25,6 | 4,9 |
Zweden | 2,4 | 13,1 | 7,9 | 20,4 | 4,3 | 2,0 | 2,0 | 11,3 | 32,3 | 4,3 |
Nederland | 2,6 | 10,0 | 6,8 | 23,7 | 4,2 | 2,4 | 0,8 | 20,5 | 24,2 | 4,8 |
Luxemburg | 0,7 | 8,0 | 11,1 | 21,4 | 4,7 | 10,9 | 1,1 | 17,8 | 20,3 | 4,0 |
België | 2,0 | 11,5 | 6,7 | 20,0 | 3,0 | 2,2 | 0,6 | 22,6 | 27,5 | 3,9 |
1) Op basis van het aantal gewerkte uren. Exclusief Malta. Voor België cijfers over 2021. |
Eurostat: Gewerkte uren per bedrijfstak, EU.
Mensen met meerdere banen
Er zijn meer banen in Nederland dan werkzame personen. In 2022 waren er gemiddeld 11 430 duizend banen voor 10 146 duizend personen. Per 100 werkzame personen zijn dat 113 banen (zie ook StatLine: Werkgelegenheid). Vooral zelfstandigen hebben vaak een tweede baan: terwijl 18 procent van de werkzame personen zelfstandige is, bestaat 22 procent van alle banen uit zelfstandigenbanen.
Een op de tien werknemers heeft een tweede baan. Bij twee op de drie is dit een werknemersbaan (veelal met een flexibele arbeidsrelatie), bij een op de drie is het een zelfstandigenbaan (vaak als zzp’ er) (zie ook: StatLine: Werknemers: combibanen).
Personen die als werknemer én als zelfstandige werken, worden als zelfstandige geclassificeerd indien hun werk als zelfstandige qua beloning (Arbeidsrekeningen), qua inkomen (Inkomensstatistiek) of qua arbeidsduur (EBB) hun hoofdactiviteit is.
StatLine: Werkstakingen.
Meer mensen aan het werk dan ooit
In 2022 zijn er 387 duizend mensen meer aan het werk dan een jaar eerder (+4,0 procent). Dat is de grootse toename in de cijferreeks die loopt vanaf 1970. Tot dusver was de grootste toename gemeten in 2007 (+251 duizend werkzame personen) en de grootste groei in 1997 (+3,1 procent). Ook in 2021 was het aantal werkzame personen al met 188 duizend toegenomen, volgend op het eerste coronajaar, toen de werkgelegenheid met 52 duizend mensen kromp. Sinds 2012 is het aantal mensen met betaald werk met 1,3 miljoen toegenomen tot gemiddeld 10 146 duizend in 2022. Voor het eerst komt het aantal werkzame personen boven de 10 miljoen uit.
In 2022 steeg het aantal werknemers met 289 duizend naar 8,4 miljoen. Het aantal zelfstandigen nam toe met 98 duizend tot 1,8 miljoen. Deze ontwikkelingen komen in grote lijnen overeen met die van het aantal banen. Van de werknemers is 52 procent man, bij de zelfstandigen 51 procent. Een kwart van deze vrouwelijke zelfstandigen werkt als huishoudelijke hulp.
Tot de werkzame personen wordt iedereen gerekend die betaald werk doet bij een bedrijf, instelling of particulier huishouden in Nederland, ongeacht het aantal uren dat daarmee gemoeid is. Overigens is het aantal mensen dat in de loop van het jaar gewerkt heeft veel groter dan het aantal mensen dat gemiddeld in het jaar gewerkt heeft. Alle cijfers over banen en werkzame personen in dit hoofdstuk zijn jaar- of kwartaalgemiddelden. Iemand die maar een half jaar gewerkt heeft, telt voor het gemiddelde als een halve werkzame persoon. Veel mensen werken maar een deel van het jaar. Denk bijvoorbeeld aan schoolverlaters of mensen die met pensioen gaan. Ook mensen die ontslagen worden of van wie het contract niet verlengd wordt, moeten op zoek naar ander werk, wat vaak enige tijd kost.
De 10,1 miljoen werkzame personen die Nederland in 2022 telde, bezetten gemiddeld 11,4 miljoen banen. Zowel voltijdbanen als deeltijdbanen tellen mee. Gemiddeld heeft een baan een arbeidsduur die gelijk is aan 72 procent van een voltijdbaan. Anders gezegd: de gemiddelde baan is een baan van 0,72 vte. Hiermee komt het arbeidsvolume uit op circa 8,3 miljoen arbeidsjaren.
De ontwikkeling van de werkgelegenheid is ook af te lezen aan het aantal feitelijk gewerkte uren. Niet-gewerkte uren als gevolg van vakantie, arbeidsduurverkorting, ziekte en dergelijke tellen hierbij niet mee, overwerkuren wel. In totaal werd vorig jaar 14,5 miljard uur gewerkt. Dat is gemiddeld 1 267 uur per baan. Doordat een aanzienlijke groep mensen in twee of meer banen werkzaam is, zijn werkenden gemiddeld 1 427 uur per jaar aan het werk. Mannen met betaald werk werken gemiddeld 1 628 uur per jaar, vrouwen een kwart minder. En omdat er ook nog steeds meer mannen dan vrouwen betaald werk hebben, wordt uiteindelijk 59 procent van het totaal aantal gewerkte uren gemaakt door mannen en 41 procent door vrouwen (zie ook StatLine: Gewerkte uren).
Jaar | Gewerkte uren (mld) | Gewerkte uren, nieuwe reeks (mld) | Banen (mln) | Banen, nieuwe reeks (mln) | Werkzame personen (mln) | Werkzame personen, nieuwe reeks (mln) | Arbeidsjaren (mln) | Arbeidsjaren, nieuwe reeks (mln) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1970 | 9,964 | . | 5,936 | . | 5,447 | . | 4,939 | . |
1971 | 9,932 | . | 6,015 | . | 5,515 | . | 4,984 | . |
1972 | 9,833 | . | 6,014 | . | 5,505 | . | 4,962 | . |
1973 | 9,828 | . | 6,106 | . | 5,576 | . | 5,01 | . |
1974 | 9,625 | . | 6,172 | . | 5,629 | . | 5,041 | . |
1975 | 9,343 | . | 6,183 | . | 5,636 | . | 5,024 | . |
1976 | 9,45 | . | 6,268 | . | 5,705 | . | 5,052 | . |
1977 | 9,359 | . | 6,29 | . | 5,734 | . | 5,078 | . |
1978 | 9,283 | . | 6,363 | . | 5,8 | . | 5,124 | . |
1979 | 9,368 | . | 6,509 | . | 5,931 | . | 5,215 | . |
1980 | 9,514 | . | 6,633 | . | 6,033 | . | 5,28 | . |
1981 | 9,499 | . | 6,62 | . | 6,011 | . | 5,23 | . |
1982 | 9,311 | . | 6,545 | . | 5,931 | . | 5,118 | . |
1983 | 9,109 | . | 6,491 | . | 5,876 | . | 5,035 | . |
1984 | 9,142 | . | 6,559 | . | 5,932 | . | 5,05 | . |
1985 | 9,186 | . | 6,684 | . | 6,046 | . | 5,141 | . |
1986 | 9,341 | . | 6,878 | . | 6,214 | . | 5,258 | . |
1987 | 9,43 | . | 7,027 | . | 6,35 | . | 5,345 | . |
1988 | 9,585 | . | 7,157 | . | 6,465 | . | 5,428 | . |
1989 | 9,789 | . | 7,345 | . | 6,64 | . | 5,55 | . |
1990 | 10,046 | . | 7,55 | . | 6,829 | . | 5,695 | . |
1991 | 10,176 | . | 7,671 | . | 6,945 | . | 5,77 | . |
1992 | 10,427 | . | 7,79 | . | 7,035 | . | 5,845 | . |
1993 | 10,408 | . | 7,838 | . | 7,072 | . | 5,852 | . |
1994 | 10,515 | . | 7,907 | . | 7,127 | . | 5,853 | . |
1995 | 10,763 | 10,768 | 8,066 | 8,021 | 7,276 | 7,268 | 5,959 | 5,935 |
1996 | . | 11,104 | . | 8,206 | . | 7,42 | . | 6,073 |
1997 | . | 11,334 | . | 8,421 | . | 7,648 | . | 6,259 |
1998 | . | 11,578 | . | 8,645 | . | 7,83 | . | 6,44 |
1999 | . | 11,899 | . | 8,888 | . | 8,055 | . | 6,602 |
2000 | . | 12,01 | . | 9,027 | . | 8,203 | . | 6,703 |
2001 | . | 12,166 | . | 9,152 | . | 8,367 | . | 6,809 |
2002 | . | 12,104 | . | 9,204 | . | 8,427 | . | 6,797 |
2003 | . | 11,965 | . | 9,141 | . | 8,38 | . | 6,717 |
2004 | . | 11,996 | . | 9,089 | . | 8,285 | . | 6,668 |
2005 | . | 11,956 | . | 9,175 | . | 8,34 | . | 6,685 |
2006 | . | 12,189 | . | 9,395 | . | 8,521 | . | 6,833 |
2007 | . | 12,537 | . | 9,696 | . | 8,772 | . | 7,022 |
2008 | . | 12,736 | . | 9,876 | . | 8,915 | . | 7,148 |
2009 | . | 12,552 | . | 9,814 | . | 8,839 | . | 7,066 |
2010 | . | 12,463 | . | 9,782 | . | 8,779 | . | 7,025 |
2011 | . | 12,576 | . | 9,918 | . | 8,855 | . | 7,066 |
2012 | . | 12,465 | . | 9,889 | . | 8,837 | . | 7,023 |
2013 | . | 12,355 | . | 9,756 | . | 8,733 | . | 6,937 |
2014 | . | 12,438 | . | 9,757 | . | 8,725 | . | 6,927 |
2015 | . | 12,559 | . | 9,881 | . | 8,808 | . | 7,015 |
2016 | . | 12,854 | . | 10,036 | . | 8,943 | . | 7,159 |
2017 | . | 13,156 | . | 10,282 | . | 9,157 | . | 7,34 |
2018 | . | 13,51 | . | 10,562 | . | 9,408 | . | 7,561 |
2019 | . | 13,867 | . | 10,788 | . | 9,623 | . | 7,751 |
2020 | . | 13,475 | . | 10,753 | . | 9,571 | . | 7,774 |
2021 | . | 13,919 | . | 10,985 | . | 9,759 | . | 7,951 |
2022 | . | 14,479 | . | 11,43 | . | 10,146 | . | . |
StatLine: Werkgelegenheid (vanaf 1995) en Werkgelegenheid (oude reeks).
In vergelijking met 1970 is het aantal banen met 94 procent toegenomen en zijn er 86 procent meer mensen aan het werk. Doordat deeltijdwerk een hoge vlucht heeft genomen, de voltijdwerkweek is verkort en werkenden tegenwoordig meer vakantiedagen hebben, is het totaal aantal gewerkte uren in Nederland echter beduidend minder toegenomen, namelijk met 45 procent. Terwijl werkenden in 1970 nog gemiddeld 1 829 uur per jaar werkten, was dat in 2022 bijna een kwart minder.
Werkstakingen
In 2022 waren er 33 werkstakingen. Dat is het hoogste aantal na 1988, nipt hoger dan in 2006 en 2017, toen er respectievelijk 31 en 32 keer werd gestaakt. In deze eeuw waren er tot dusver gemiddeld 22 stakingen per jaar.
Met deze stakingen in 2022 waren 39 duizend arbeidsdagen gemoeid. Dat is juist minder dan gemiddeld. Sinds de eeuwwisseling gaan gemiddeld ruim 100 duizend arbeidsdagen per jaar verloren aan stakingen, in 2019 zelfs 391 duizend. Vier op de vijf stakingsdagen kwamen in 2022 voor rekening van de bedrijfstakken vervoer en opslag en de industrie. Alleen in deze twee bedrijfstakken is deze eeuw elk jaar gestaakt.
Bij de stakingen in 2022 waren 17 duizend werknemers betrokken. Deeltijdwerknemers zijn hierbij naar rato van hun arbeidsduur meegeteld. Het effect op het totaal aantal gewerkte uren van werknemers was gering: 0,002 procent van het totale volume aan contracturen werd gestaakt.
StatLine: Werkstakingen.